Brief regering : Schriftelijke reactie op resterende vragen gesteld tijdens het Algemeen Overleg Vreemdelingen- en asielbeleid d.d. 13 februari 2020
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2589 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2020
Op 13 februari jl. heb ik in een Algemeen Overleg (AO) Vreemdelingen- en asielbeleid
met uw Kamer mogen spreken. In dat AO hebben de aanwezig leden vragen gesteld die
ik voor het grootste deel aansluitend heb beantwoord. Voordat ik echter de beantwoording
geheel kon afronden werd het AO geschorst vanwege het bereiken van de geagendeerde
eindtijd. Met uw Kamer heb ik afgesproken dat ik de resterende antwoorden schriftelijk
aan u zou doen toekomen. Die toezegging doe ik hierbij gestand.
Op 13 februari heb ik mondeling reeds antwoord gegeven op de vragen die zien op de
onderwerpen opvang, het Programma Flexibilisering Asielketen, het terugkeerbeleid
en de overlastgeversproblematiek. Op het moment van schorsing sprak ik met uw Kamer
over het vraagstuk van jongeren die uit beeld van de overheid verdwijnen. Daarover
treft u hieronder nog het antwoord op één resterende vraag. Vervolgens treft u nog
enkele antwoorden op vragen van uiteenlopende aard.
De heer Groothuizen (D66) heeft gevraagd of medewerkers van het COA voldoende zijn
toegerust om met de problematiek van vermiste kinderen om te gaan. In reactie daarop
kan ik aangeven dat medewerkers van zowel het COA als van Nidos zich, binnen de beschikbare
mogelijkheden, volledig inzetten om te voorkomen dat amv’s uit de opvang vertrekken.
In de op 12 februari jl. beantwoorde kamervragen van de heer Groothuizen over dit
onderwerp heb ik uiteengezet welke stappen medewerkers in zowel de reguliere als de
beschermde opvang nemen om de amv’s binnen de opvang te houden.1 Het blijft echter een feit dat de opvang niet in een gesloten setting plaatsvindt.
De amv’s die dat echt willen, kunnen dus ook vertrekken. De idee dat het vertrek met
onbekende bestemming van deze jongeren te wijten is aan een gebrek aan kwalitatieve
capaciteit is dan ook onjuist.
De heer Van der Staaij (SGP) heeft in zijn bijdrage gevraagd naar de stand van zaken
van de maatregelen in het kader van het inspectierapport rondom de twee Armeense kinderen.
In mijn brief aan uw Kamer van 5 november jl. heb ik uiteengezet welke maatregelen
ik zal treffen om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich weer voor zal doen
en aangegeven dat alle aanbevelingen van de Inspectie zullen worden opgevolgd.2
De aanbevelingen zien met name op het verduidelijken van kaders en afspraken en het
herstellen van vertrouwen. Dit is inmiddels onderwerp van gesprek tussen de verschillende
uitvoerende organisaties die werken in de migratieketen en het DG Migratie. Om dit
concreet te bewerkstelligen zijn in de jaarlijkse opdrachtbrief aan de DT&V en subsidiebeschikking
voor Nidos voor 2020 de taken van de respectievelijke organisaties waar mogelijk duidelijker
omschreven. Uiteraard is hiermee niet gegarandeerd dat een dergelijke situatie zich
nooit meer voor zal doen en blijft het zaak om kritisch te blijven kijken naar verbetermogelijkheden.
Dat is ook de reden dat ik een gedegen juridische analyse laat uitvoeren naar de verhouding
tussen het vreemdelingenrecht en het jeugd(beschermings)recht en wat gedaan moet worden
als deze twee met elkaar lijken te botsen. Een aanvraag voor deze analyse ligt momenteel
bij het WODC.
Voorts heeft de heer Van der Staaij gevraagd naar de stand van zaken van het onderzoek
naar het Vluchtelingenverdrag. Zoals uw Kamer bekend, is de heer Donner bezig met
een studie rond het Vluchtelingenverdrag. Ik verwacht zijn advies eind maart en zal
mij op basis daarvan samen met de overige betrokken bewindspersonen binnen het kabinet
buigen over het vervolgtraject. Ik verwacht uw Kamer in mei van dit jaar te kunnen
informeren.
Mevrouw Becker (VVD) heeft, onder verwijzing naar een tabel in de Rapportage Vreemdelingenketen
over binnenlands vreemdelingentoezicht, gevraagd naar het aantal aantoonbare vertrekken
uit de gestarte terugkeertrajecten in het vreemdelingentoezicht.
Ik moet helaas antwoorden dat deze gegevens niet te genereren zijn uit de systemen
van de vreemdelingenketen. Om de vraag te beantwoorden moet namelijk een complexe
en arbeidsintensieve data-analyse plaatsvinden, waarbij data (van ketenpartners) worden
gecombineerd. Gegevens van de politie omtrent de personen die zijn aangetroffen in
het binnenlands vreemdelingentoezicht, moeten worden vergeleken met gegevens van de
DT&V. Dit betekent een gegevenskoppeling op dossierniveau.
Daarnaast heeft mevrouw Becker gewezen op het grote aantal asielzoekers in 2019 uit
Nigeria dat geen recht heeft op asiel en gevraagd wat daaraan kan worden gedaan. Ik
kan uw Kamer melden dat ik de op dit punt geuite zorg over de instroom van Nigeriaanse
asielzoekers deel. Dat is waarom op dit moment een pilot wordt voorbereid om te kijken
of deze zaken versneld kunnen worden afgedaan. Daarbij zal tevens worden bezien of
het opportuun is de Dublinzaken van Nigeriaanse asielzoekers (deels) als Nederland
zelf af te doen en af te zien van de Dublinclaim, met als doel directe terugkeer naar
Nigeria te realiseren. Ik tracht de eerste resultaten na het mei-reces met uw Kamer
te delen.
Voorts heeft mevrouw Becker mij gevraagd of ik bereid ben om aan de Nederlandse grote
steden te vragen om per land van herkomst aan te geven hoeveel illegalen er vermoedelijk
in hun stad leven. In reactie daarop kan ik aangeven dat op dit moment het WODC opnieuw
onderzoek laat uitvoeren naar het aantal illegaal in Nederland verblijvende personen.
Ik heb begrepen dat het onderzoek helaas is vertraagd in verband met de te hanteren
onderzoeksmethode, maar dat afronding hiervan rond de zomer wordt verwacht. Ik verwacht
dat dit ook inzicht zal geven in de situatie in de grote steden in lijn met de vraag
van mevrouw Becker.
Mevrouw Kuiken heeft gevraagd naar mijn reactie op het rapport «Keep it silent» van
LGBT Asylum support. Allereerst wil ik benadrukken dat ik alle incidenten tegen LHBTI
asielzoekers veroordeel en dat ik het, evenals het COA, belangrijk vind dat iedere
bewoner van een COA-locatie veilig is en zich veilig voelt.
Het COA neemt verschillende maatregelen om de veiligheid van zijn bewoners te waarborgen.
Net als in de rest van Nederland zijn incidenten echter nooit helemaal uit te sluiten
en dan is een adequate aanpak noodzakelijk. Het COA en zijn partners, zoals politie,
nemen daartoe de benodigde maatregelen. In het geval van vermoedelijke strafbare feiten
betekent dat dat de daders – waar mogelijk – strafrechtelijk worden aangepakt, maar
ook dat slachtoffers een veilige plek wordt geboden. Het COA bekijkt met bewoner en
partners wat mogelijk is om de veiligheid van bewoner te borgen.
Bij incidenten waarbij sprake is van een (vermoedelijk) strafbaar feit wordt altijd
de politie en wanneer meer passend Roze in Blauw, ingeschakeld. Hiertoe zijn COA-medewerkers
verplicht. Voorts stimuleert het COA bewoners om aangifte te doen en ondersteunt en
begeleidt het bewoners daar desgewenst bij. Indien een COA-medewerker getuige is van
een incident kan deze ook zelf aangifte doen. Dit alles is uitgebreid en zorgvuldig
vastgelegd in het zogeheten COA-maatregelenbeleid.
Zowel het COA als ikzelf vinden het van belang dat asielzoekers aangifte durven te
doen en dat incidenten gemeld worden. Hiertoe heeft het COA de afgelopen jaren voorlichtingscampagnes
opgezet en trainingen verstrekt aan medewerkers. Dit zal het COA blijven doen. Ook
zijn alle medewerkers van het COA geïnformeerd over het maatregelenbeleid en wordt
daar aandacht aan besteed tijdens de verplichte trainingen.
Het COA erkent dat LHBTI bewoners in de opvang zich in een extra kwetsbare positie
bevinden en te maken kunnen krijgen met onveilige situaties in de opvang. Het COA
werkt daarom samen met COC Nederland en heeft met hen een samenwerkingsconvenant gericht
op het verbeteren van de positie van LHBTI bewoners in de opvang. Dit uit zich in
verschillende activiteiten, zoals activiteiten gericht op het vergroten van de meldingsbereidheid
bij incidenten, het informeren over Cocktail (het maatjesproject van COC) en het trainen
van COA-medewerkers. Het COA heeft daarnaast regelmatig contact met andere LHBTI organisaties.
Het onderzoek van LGBT Asylum support is afgenomen onder een kleine groep asielzoekers.
En hoewel de onderzoeksmethode de vraag oproept of de bevindingen representatief zijn,
zijn de signalen uit het rapport in elk geval zorgwekkend. Het COA neemt alle signalen
rondom veiligheid serieus en dus ook de signalen uit dit rapport.
De leden Van Dijk (SP) en Kuiken hebben gevraagd naar het Inspectieonderzoek «Uitzetting
naar Bahrein». Op 12 februari heb ik uw Kamer bij brief geïnformeerd dat ik aanleiding
heb gezien de Inspectie om een nader onderzoek te vragen.3
Thans ben ik van de uitkomsten van dit nader onderzoek in afwachting.
Zoals reeds toegezegd zal ik daarover tevens uw Kamer informeren.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid