Brief regering : Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) en Raad Buitenlandse Zaken van 5 en 6 maart 2020
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2131 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2020
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich)
van 5 maart 2020 en de Raad Buitenlandse Zaken van 6 maart 2020.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (GYMNICH) VAN 5 MAART 2020 EN VAN DE RAAD
BUITENLANDSE ZAKEN VAN 6 MAART 2020
VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (GYMNICH) VAN 5 MAART 2020
Dit verslag betreft de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 5 maart 2020
in Zagreb. Tijdens informele Raden worden geen besluiten genomen, zo ook niet tijdens
dit Gymnich.
Discussie over EU-Rusland betrekkingen
In het licht van gebrek aan voortgang op de Minsk-akkoorden, assertiviteit van Rusland in landen als Syrië, Libië, Venezuela en de Centraal Afrikaanse Republiek
(CAR) maar ook op het gebied van cyber en hybride oorlogsvoering, voerden ministers
een discussie over de mogelijkheden omtrent de relatie van de EU met Rusland. Uitgangspunt
daarbij blijven de vijf guiding principles. Dat betreft allereerst het handhaven van sancties in verband met de destabilisering
van Oost-Oekraïne zolang er geen voortgang bestaat ten aanzien van de Minskakkoorden.
De overige principles betreffen het aangaan van nauwere banden met de Oost-Europese en Centraal-Aziatische buurlanden van Rusland, het vergroten van de weerbaarheid
tegen dreiging uit Rusland, een selectief engagement op onderwerpen van belang voor
de EU en het bevorderen van people-to-people contacten en steun aan maatschappelijk
middenveld.
In de discussie wees Nederland net als vele anderen op het belang de vijf guiding
principles als uitgangspunt te blijven hanteren. Ook brachten ministers op dat ten
aanzien van de Minsk-akkoorden geen voortuitgang is geboekt en de banden met de buurstaten
in Oost-Europa en Centraal-Azië niet bijzonder zijn aangehaald. Daarnaast kan de EU meer doen aan eigen weerbaarheid
tegen invloed van Rusland met name op het gebied van desinformatie, hybride oorlogsvoering
en cyber, en ligt op het gebied van people-to-people contacten nog veel ruimte. Voor
wat betreft selectieve engagement ziet Hoge Vertegenwoordiger Borrell nog veel mogelijkheden,
bijvoorbeeld op het gebied van terrorisme, klimaat en samenwerking in de Arctische
regio. Ook op buitenlands politieke dossiers zoals Libië, Venezuela, CAR, Syrië en
zelfs Oekraïne liggen er mogelijkheden.
Nederland stelde, gesteund door anderen, de verslechterende situatie van mensenrechten
in Rusland en met name in Tsjetsjenië aan de orde en wees erop dat de EU en de lidstaten
Rusland hier op moeten blijven aanspreken.
Tot slot vroeg Nederland aandacht en steun van de ministers voor de door Nederland
geïnitieerde EU-verklaring over de start van het strafproces tegen MH17-verdachten.
Deze steun werd breed gegeven, van verschillende zijden werd toegezegd dat bilaterale
verklaringen zullen uitgaan. Een door Nederland geïnitieerde EU-verklaring1 ging inmiddels uit.
Hoge Vertegenwoordiger Borrell besloot de discussie met de observatie dat de vijf
guiding principles de basis blijven voor de relatie van de EU met Rusland. Daarnaast
stelde hij vast dat er behoefte is om te bezien op welke terreinen de EU belang kan
hebben bij nadere samenwerking met Rusland, hij zal daartoe een in de komende maanden
een inventarisatie maken.
EU-Turkije
Hoge Vertegenwoordiger Borrell startte deze discussie met een terugkoppeling van zijn bezoek aan Ankara. Gesprekken met verschillende ministers (Binnenlandse
Zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken) en President Erdogan zelf kenschetste de Hoge
Vertegenwoordiger als openhartig. Daarbij heeft de Hoge Vertegenwoordiger herhaaldelijk
de Europese visie dat inzet van vluchtelingen als politiek wapen onacceptabel is,
voor het Turkse voetlicht gebracht. Hoge Vertegenwoordiger Borrell meldde dat TUR
gesprekspartners hun frustratie uitten over het aan Turkse zijde gepercipieerde gebrek
aan begrip bij de EU ten aanzien van de jarenlange opvang van miljoenen vluchtelingen
en migranten.
In de discussie wezen verschillende lidstaten, met name lidstaten die rechtstreeks
worden geraakt door Turks handelen, op de vele lastige aspecten in de relatie met
Turkije. Nederland schetste in de discussie de dilemma’s waarvoor de Unie staat met
dit land: de booractivitiviteiten in het Oostelijk deel van de Middellandse Zee, militaire
avonturen in Syrië, omstreden overeenkomsten met Libië, verslechterende mensenrechtensituatie
en rechtsstaat in Turkije. Tegelijkertijd is Turkije een NAVO-partner, heeft het een
belangrijke rol ten aanzien van het voorkomen van grote migratiestromen naar Europa
en is het een essentiële partner in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad.
Ministers stelden dat in het licht van de complexiteit van de relatie met Turkije,
dialoog noodzakelijk is en blijft. Om die reden rondde Hoge Vertegenwoordiger Borrell
de discussie af met de aankondiging dat verschillende EU Commissarissen en Turkse
lijnministers op korte termijn achter gesloten deuren zullen gaan praten over knelpunten
in de relatie, met het doel scherper te krijgen wat Turkije nodig heeft om Europese
belangen te waarborgen en zonder verwachtingen te wekken aan Turkse zijde.
VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 6 MAART 2020
De Raad besloot op 2 maart jl. om in het licht van de ontwikkelingen in Idlib, Syrië,
een extra Raad Buitenlandse Zaken in te gelasten om te spreken over de actuele ontwikkelingen
aldaar en desgewenst besluiten te nemen. Deze extra Raad vond plaats op 6 maart jl.
in plaats van de tweede dag van Gymnich.
De Raad stemde in met een verklaring2 die aansloot op de verklaring die de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 4 maart
jl. aannam3. Deze verklaring ging met name in op de ontwikkelingen in Idlib. De Raad nam in deze
verklaring kennis van de uitkomsten van het overleg tussen Rusland en Turkije op 5 maart
jl. en riep partijen op het staakt-het-vuren te handhaven.
In de discussie over de verklaring heeft Nederland gezegd dat naar manieren moet worden
gezocht om de bombardementen op Idlib te beëindigen om het humanitaire leed te stoppen.
Ook heeft Nederland opgebracht dat de verantwoordelijken voor het humanitaire leed
ter verantwoording moeten worden geroepen. In die context heeft Nederland gesuggereerd
dat een no-fly zone voor Assad’s luchtmacht een effectief instrument zoukunnen zijn,
bij voorkeur via een VN Veiligheidsraadsmandaat. In de conclusie is daarom opgenomen
een expliciete oproep aan alle partijen om de bescherming te garanderen voor de burgerbevolking
tegen aanvallen vanuit de lucht.
Hoewel er binnen de Raad steun bestaat om indien nodig te bezien of extra financiële
middelen nodig zijn om Turkije te ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen, was
de Raad van mening dat de omstandigheden met betrekking tot de relatie met Turkije
dit op dit moment niet toelaten.
Zoals aan uw kamer toegezegd tijdens het AO RBZ van 4 maart jl. informeer ik u hierbij
tevens over de besteding van de toegezegde 700 miljoen euro aan financiële ondersteuning
aan Griekenland voor migratie- en grensmanagement. Provisioneel wordt gekeken naar
een grote investering voor infrastructuur ten behoeve van de opvang van vluchtelingen
op de Griekse eilanden. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees
Ondersteuningsbureau voor Azielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige)
terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren.
Overig
Door Turkije gevraagde NAVO-steun
Het kabinet maakt van deze gelegenheid graag gebruik om in te gaan op de door Turkije
gevraagde steun zoals dat tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van
4 maart jl. ter sprake kwam.
In het licht van de ontwikkelingen in Idlib, vroeg Turkije op 28 februari jl. tijdens
de voor art. 4 consultaties ingelaste bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad om
steun van de bondgenoten. Binnen de NAVO wordt nu bezien of een betere invulling mogelijk
is van eerder door de NAVO getroffen maatregelen, de zogenoemde Tailored Assurance Measures for Turkey (2016). Er is dus geen sprake van extra maatregelen bovenop reeds bestaande afspraken.
Turkije wordt al langere tijd ondersteund bij versterking van de luchtverdediging.
Hiernaar verwees de Secretaris-Generaal van de NAVO toen hij in zijn persconferentie
aansluitend aan de Noord-Atlantische Raad sprak over «NATO continues to support Turkey with a range of measures. Including by augmenting
its air defences.» Onder meer Spaanse Patriots dragen al langere tijd bij aan die doelstelling van
«augmenting its air defences». Hetzelfde geldt voor de AWACS-verkenningsvliegtuigen die boven Oost-Turkije vliegen.
Gevangenenuitwisseling Jemen
Tevens maakt het kabinet graag van de gelegenheid gebuik in te gaan op de toezegging
van de Minister van Buitenlandsse Zaken gedaan tijdens het Algemeen Overleg Jemen
van 4 maart 202 met betrekking tot het delen van de definitie van conflict-gerelateerde
gevangenen-uitruil. Er zijn op dit moment twee separate sporen op het gebied van gevangenenuitwisseling
in Jemen. Een spoor betreft een formeel proces onder leiding van de VN-gezant en in
samenwerking met ICRC in het kader van het zogenaamde Stockholm-akkoord. Hierbij is
recentelijk een ruil van circa 1400 gevangenen overeengekomen door de Houthi’s en
de regering/coalitie (zowel van de zijde van Saoedi-Arabië als de Houthi-rebellen).
In de VN overeenkomst ten aanzien van de gevangenen-uitruil worden gevangenen als
volgt aangeduid: alle gevangenen, gedetineerden, vermisten personen, willekeurige
gedetineerden en gedwongen verdwenen personen en personen onder huisarrest, vastgehouden
in relatie tot «the events in Yemen» door alle Jemenitische partijen of coalitieleden, afkomstig uit Jemen of de coalitielanden.
Daarnaast is er nog een informeel spoor dat rechtstreeks verloopt tussen Saoedi-Arabië
en de Houthi-rebellen. Hierbij zijn in september vorig jaar circa 300 gevangenen door
de Houthi’s vrijgelaten. Vervolgens heeft ook de coalitie in november meer dan 100
gevangenen vrijgelaten. Beide vonden plaats zonder tussenkomst van de VN. Specifieke
informatie over de achtergrond van deze gevangenen is niet gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken