Brief regering : Reactie op de uitzending van Zembla over granuliet
30 015 Bodembeleid
Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MILIEU EN WONEN EN VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2020
Op 6 februari jl. wijdde het televisieprogramma Zembla een uitzending aan het gebruik
van granuliet in het verondiepingsproject «Over de Maas».
De uitzending van Zembla heeft vragen en onrust opgeroepen bij zowel de omwonenden
van het project Over de Maas, alsook bij uw Kamer.
In de Regeling van Werkzaamheden van 6 februari jl. heeft uw Kamer verzocht om een
brief over dit onderwerp (Handelingen II 2019/20, nr. 51, Regeling van Werkzaamheden).
Op 12 februari heeft uw Kamer verzocht in deze brief op een aantal punten nader in
te gaan, te weten een feitenrelaas/tijdlijn met betrekking tot de certificering en
vergunningverlening ten behoeve van granuliet in de Maasplassen, de rol van het ministerie
in dezen, de gedane meldingen en informatie over het besluitvormingstraject rond de
bevestiging van granuliet als «grond». In de brief wordt op deze punten ingegaan.
Daarnaast is in het AO Leefomgeving van 20 februari 2020 uw Kamer toegezegd in een
brief terug te komen op de juridische mogelijkheden om lopende projecten voor het
verondiepen van plassen stop te zetten. In deze brief wordt op al deze punten ingegaan.
Voorop staat dat het verondiepen van diepe plassen op een verantwoorde manier moet
gebeuren en er, conform de vereisten uit de geldende wet- en regelgeving, moet worden
gekeken naar de gevolgen voor de milieukwaliteit en de leefomgeving. Dat is het geval
bij Over de Maas.
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar milieuhygiënische aspecten van het granuliet
dat is toegepast in het project Over de Maas. Op grond van deze onderzoeken is de
conclusie dat het toepassen van granuliet geen schadelijke gevolgen heeft voor de
milieukwaliteit en de leefomgeving.
Ik begrijp de onrust en dat is vervelend. Daarom zal – om onrust bij omwonenden weg
te nemen – in overleg met de provincie en de gemeente een review uitgevoerd worden,
door een niet eerder bij dit dossier betrokken bureau, naar de milieukwaliteit van
granuliet. Uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd.
Beleid rond diepe plassen
Diepe plassen ontstaan door de winning van delfstoffen zoals zand en grind.
Als onderdeel van de ontgrondingsvergunning, die bij Over de Maas is verleend door
de provincie Gelderland, worden er door de provincie voorwaarden gesteld aan de wijze
waarop de plas na beëindiging van de delfstoffenwinning moet worden opgeleverd. Vanwege
het stimuleren van natuurontwikkeling en stabilisatie van de oevers wordt vaak gekozen
voor een verondieping van de plas. Hiervoor wordt bijvoorbeeld materiaal, zoals grond
en baggerspecie, gebruikt dat bij diverse andere projecten vrijkomt. Het gebruik van
dit materiaal en de verondieping moeten uiteraard voldoen aan de geldende wet- en
regelgeving: Besluit bodemkwaliteit, Waterwet en de Wet natuurbescherming.
Sinds medio 2018 zijn diverse acties in gang gezet om de uitvoering van verondiepingen
te verbeteren, waaronder het versterken van het wettelijk kader, het uitvoeren van
ecologisch onderzoek en het verstevigen van toezicht en handhaving. In bijlage 1 treft
u een korte beschrijving van het wettelijk kader aan.
In brieven aan uw Kamer van 11 december 20181 is aangegeven dat een duurzame en verantwoorde toepassing van grond en baggerspecie
belangrijk is en dat wordt gestreefd naar een continue verbetering van het wettelijk
stelsel voor toepassing van grond en baggerspecie.
Om na te gaan of aan de wettelijke eisen wordt voldaan, is goed toezicht essentieel.
RWS is verantwoordelijk voor het toezicht op het verondiepen van de diepe plassen
in de Rijkswateren en de waterschappen voor het toezicht op de diepe plassen in de
niet Rijkswateren. Zoals in de brief van 11 oktober 20192 is toegelicht, hebben de ILT en RWS sinds 2018 de samenwerking versterkt. De ILT
heeft het toezicht op de import van grond voor het verondiepen geïntensiveerd.
Over de Maas
Over de Maas is een privaat zandwin- en natuurontwikkelingsproject in de uiterwaarden
van de Maas tussen Alphen en Dreumel in de gemeente West Maas en Waal. Gedeputeerde
staten (GS) van de provincie Gelderland hebben voor het project Over de Maas als bevoegd
gezag een vergunning op basis van de Ontgrondingenwet verleend. Deze vergunning is
door GS in 2018 met 3 jaar verlengd tot en met 31 december 2021. De vergunninghouder
en huidige eigenaar van de plas is Over de Maas BV.
Het project wordt bekostigd door de winning van zand en klei. Het project Over de
Maas is door de gemeente West Maas en Waal opgenomen in het bestemmingsplan en de
gemeente krijgt na afronding van de werkzaamheden het eigendom van de plas en heeft
daarover een overeenkomst gesloten met het samenwerkingsverband van de betrokkenen
zandwinningsbedrijven. Natuurmonumenten zal, na afloop van de verondieping van Over
de Maas voor het natuurbeheer verantwoordelijk worden.
RWS is als waterbeheerder ingevolge het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) bevoegd gezag
voor het toezicht op het verondiepen van de plas Over de Maas. Als zodanig ontvangt
RWS meldingen van voorgenomen toepassing van grond of baggerspecie in deze plas, houdt
toezicht en handhaaft indien nodig. Dit doet RWS door het uitvoeren van administratieve
en fysieke controles. Op de schepen die het materiaal voor het verondiepen aanvoeren
wordt steekproefsgewijs de kwaliteit van het materiaal gecontroleerd door RWS – met
monsterneming en laboratoriumonderzoek – op een breed stoffenpakket. In het kader
van het toezicht is er ook aandacht voor de verspreiding van materiaal in de plas
en naar de Maas.
Rijkswaterstaat heeft zelf inmiddels twee verificatieonderzoeken uit laten voeren
in 2019 en in 2020 (zie de nr. 10 en 11 in bijlage 2), om inzicht te krijgen in de
milieuhygiënische kwaliteit van het toe te passen materiaal (granuliet).
Conclusies op basis van beide verificatieonderzoeken zijn dat (a) de kwaliteit niet
afwijkt ten opzichte van de informatie die de toepasser daarover aan Rijkswaterstaat
heeft gemeld, (b) het materiaal voldoet aan de hier van toepassing zijnde eisen van
het Besluit bodemkwaliteit, (c) er geen afbraakproducten van flocculant zijn aangetoond.
Dit betekent dat de granulietmonsters voldeden aan de regels en niet schadelijk zijn
voor het milieu.
Milieukwaliteit granuliet
Een belangrijke doelstelling van het Bbk is de bescherming van het milieu en tegelijkertijd
het hergebruik van (licht verontreinigd) materiaal zoals grond en baggerspecie mogelijk
te maken met inachtneming van een strikte normering. Door het op een nuttige wijze
te hergebruiken van (licht verontreinigd) materiaal op land of in oppervlaktewater
wordt de vraag naar primaire grondstoffen (zoals schoon zand en grond) beperkt.
Het Bbk bevat regels voor het gebruik van materiaal, zoals granuliet, en kent drie
categorieën materiaal, namelijk grond, baggerspecie of bouwstof. Ongeacht of materiaal
gekwalificeerd wordt als grond, bagger of bouwstof, het moet, voordat het kan worden
toegepast in het milieu, altijd voldoen aan de eisen uit het Bbk. Dat geldt dus ook
voor granuliet. In bijlage 1 treft u een korte toelichting aan op het Bbk.
De toepasser van het materiaal zal steeds met een milieuhygiënische verklaring – inclusief
productcertificaat en milieu hygiënisch onderzoek – bij de toezichthouder moeten aantonen
dat aan de eisen van het Bbk wordt voldaan zodat de toepassing geen schade aan mens
en milieu veroorzaakt.
Op grond van de beschikbare informatie, de milieuhygiënische verklaring en onderzoeken
van onafhankelijke en erkende bureaus, zoals onder meer Royal Haskoning, Schreurs
Milieuconsult, en SoilConsult, maar ook analyseresultaten van de door RWS genomen
verificatiemonsters in het kader van het toezicht, is vastgesteld dat granuliet voldoet
aan de eisen van het Bbk. Op basis van deze onderzoeken is vastgesteld dat het toepassen
van granuliet geen schadelijke gevolgen heeft voor de milieukwaliteit en de leefomgeving.
In bijlage 1 bij deze brief is tevens een toelichting opgenomen over de certificering
een overzicht van de verrichte onderzoeken. In bijlage 2 is in het kort de inhoud
van ieder onderzoek weergegeven. De afzonderlijke onderzoeken zijn aan deze brief
toegevoegd. Mocht er nieuwe informatie beschikbaar komen, dan zal die aan uw Kamer
worden toegestuurd.
Discussie over granuliet binnen IenW
Granuliet3 wordt al enkele decennia in binnen- en buitenland voor verschillende toepassingen
gebruikt, zowel in het water als in de bodem. In bijlage 3 is een door Deltares opgenomen
selectie van de toepassing van granuliet opgenomen. Daarnaast is in bijlage 3 een
aantal voorbeelden opgenomen van toepassingen van granuliet in het buitenland.
In 2018 werden enkele meldingen ten behoeve van de beoogde toepassing van granuliet,
zowel bij het project Honswijkersplas als bij het project Over de Maas, in eerste
instantie als ontoereikend aangemerkt door de betreffende afdeling van RWS. De invalshoek
die werd gekozen was dat granuliet als een «bouwstof» moest worden gezien.
Later in 2018 ontstond binnen RWS, met betrokkenheid van de ILT en het directoraat
Water en Bodem (DGWB), een inhoudelijke discussie over de vraag of granuliet toch
niet zou moeten worden gezien als «bouwstof», in plaats van als «grond». In deze discussie
speelden verschillende zienswijzen van medewerkers een rol.
Eén van de opvattingen die hierbij een rol speelde was de opvatting dat door de mens
«gefabriceerde» materialen nooit grond zouden kunnen zijn.
«Grond» hoeft volgens het Bbk niet rechtstreeks uit de bodem te komen, maar moet wel
vergelijkbaar zijn met materiaal dat – qua samenstelling en structuur- rechtstreeks
uit de bodem komt en moet duurzaam een bodemfunctie kunnen vervullen. Dit is bij granuliet
het geval. De herkomst van het materiaal is hierbij niet relevant.
Een andere opvatting had betrekking op de herkomst van het materiaal, waarbij het
materiaal uit Nederland afkomstig zou moeten zijn om als «grond» gekwalificeerd te
kunnen worden. Ook dit is ingevolge het Bbk niet het geval.
De kwalificatie als «grond» of «bouwstof» is van belang omdat dit bijvoorbeeld bepaalt
onder welke voorwaarden het materiaal kan worden toegepast. Zo moet o.a. een materiaal
dat wordt gekwalificeerd als bouwstof, na de toepassing, «terugneembaar» zijn. Met
andere woorden: het materiaal moet ook weer in zijn geheel kunnen worden verwijderd
en teruggenomen. Deze voorwaarde geldt niet voor een materiaal dat is gekwalificeerd
als «grond».
Na de inwerkingtreding van het Bbk in 2008 is in 2009 bevestigd dat het materiaal
granuliet ook onder het Bbk wordt gekwalificeerd als «grond». De kwalificatie als
«grond» werd in 2013 voor granuliet opnieuw bevestigd. De kwalificatie van granuliet
als grond was en is gebaseerd op de definitie die is opgenomen het Besluit bodemkwaliteit
(artikel 1) en de nota van toelichting bij dit besluit.
De vraag hoe dit materiaal in het licht van het besluit en de nota van toelichting
moest worden geclassificeerd is in 2019 voorgelegd aan het zogeheten «implementatieteam
Besluit bodemkwaliteit». Hierin zitten vertegenwoordigers van de bevoegde gezagen,
het bedrijfsleven en de verantwoordelijke beleids-DG van het ministerie.
Contacten met het bedrijf
Vanaf 2018 heeft de aanbieder/certificaathouder van granuliet aandacht gevraagd voor
het argument dat graniet altijd als «grond» was beschouwd en naar zijn mening blijvend
als «grond» behoorde te worden beschouwd. Begin juni 2019 heeft de producent via dhr.
Zijlstra wederom aandacht gevraagd voor het uitblijven van duidelijkheid over de kwalificatie
van granuliet. Vervolgens is dhr. Zijlstra is bij één gesprek aanwezig geweest. Dit
vond plaats op 1 juli 2019 met vertegenwoordigers van de producent/certificaathouder
en vertegenwoordigers van RWS (WVL), het directoraat Milieu en Internationaal (DGMI)
en de ILT. In het gesprek is van de zijde van het ministerie vooral geluisterd. Na
het gesprek op 1 juli 2019 heeft op 12 juli 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen
de producent/certificaathouder en vertegenwoordigers van het beleids-DG van het ministerie
Hierbij heeft het bedrijf zijn zorgen geuit en zijn belangen toegelicht. Daarnaast
heeft het bedrijf gewezen op de mogelijke risico´s voor de asfaltproductie in het
kader van de wegenbouw bij een voortdurende stagnatie van de afzet van granuliet.
Ten slotte heeft in oktober 2019 dhr. Zijlstra geïnformeerd naar de stand van zaken
rond de melding voor toepassing van granuliet in Over de Maas (zie hieronder).
De contacten hebben ertoe geleid dat de interne discussie over granuliet meer aandacht
en prioriteit kreeg en werd bespoedigd.
Standpuntbepaling door de beleids-DG
Eind augustus 2019 heeft RWS het vraagstuk in een directeurenoverleg voorgelegd aan
de beleidsverantwoordelijke instantie, het directoraat Water en Bodem (DGWB). De beleids-DG
heeft in overleg met RWS vastgesteld dat, gezien de historie en de context, er geen
nieuwe feiten en omstandigheden waren om het toepassen van granuliet als «grond» niet
langer te accepteren en granuliet als «bouwstof» te gaan kwalificeren. Een belangrijke
overweging die hieraan ten grondslag lag, was dat granuliet voorafgaand aan de inwerkingtreding
van het Bbk (2008) al bestendig als «grond» werd beschouwd en als zodanig al jarenlang
bij verschillende toepassingen op basis van het Bbk werd gebruikt.
Op 10 oktober 2019 heeft de beleids-DG het volgende bepaald: «Vastgesteld is dat in
de conceptnotities voorbij wordt gegaan aan het feit dat granuliet vanaf de inwerkingtreding
van het Besluit bodemkwaliteit (sinds 2008) als grond is beschouwd. De bredere maatschappelijke
gevolgen van de keuze zijn in de conceptnotitie niet in beeld gebracht. DGWB heeft
daarom in overleg met RWS vastgesteld dat – gezien de historie en de context – geen
nieuwe overtuigende argumenten zijn aangedragen om het toepassen van granuliet als
grond niet de accepteren.» Het standpunt van de beleids-DG, was daarmee een herbevestiging
van de bestaande zienswijze ten aanzien van granuliet.
Bij de standpuntbepaling was de belangrijkste factor dat granuliet gedurende vele
jaren daarvoor bestendig als «grond» was gekwalificeerd. Er waren geen inhoudelijk
zwaarwegende argumenten daarvan af te wijken.
Daarnaast waren er vanuit het oogpunt van de bescherming van het milieu geen overtuigende
redenen om tot een andere kwalificatie over te gaan.
Uitgangspunt in dit soort afwegingen is altijd dat van een overheid mag worden verwacht
dat in geval van een eventuele beleidswijziging naar de maatschappij toe een consistente
en zorgvuldige afweging wordt gemaakt ook vanwege de rechtszekerheid naar betrokkenen.
Achteraf moet vastgesteld worden dat de interne discussie over de definitie van granuliet,
die al in 2018 begon, te lang heeft kunnen voortduren en pas na een integrale afweging
op beleidsniveau in oktober 2019 werd beëindigd. In het besluitvormingsproces over
de status van granuliet is oog geweest voor de diverse rollen en verantwoordelijkheden.
Wel had dit besluitvormingsproces sneller gemoeten. Hoewel hier sprake was van een
herbevestiging van bestaand beleid, was het een onderwerp dat eerder onder de aandacht
van de verantwoordelijke bewindspersoon had moeten worden gebracht.
Rol van de top van Rijkswaterstaat
In het kader van de interne verantwoordelijksheidsverdeling is de kwestie door RWS
aan de beleids-DG voorgelegd. RWS gaat over uitvoeringszaken en (interpretatie van)
regelgeving is een zaak van de beleids-DG. Zoals aangegeven nam de beleids-DG op 10 oktober
2019 zijn standpunt in over de status van granuliet.
Op 17 oktober werd de DG RWS geïnformeerd dat een melding voor de toepassing van granuliet
(wederom) als niet-toereikend werd gekwalificeerd (zie hieronder). Op 18 oktober 2019
werd het standpunt van de beleids-DG door de DG RWS telefonisch onder de aandacht
gebracht van de verantwoordelijke dienst voor toezicht en handhaving bij de toepassing
van granuliet in Over de Maas.
In de uitzending van Zembla werd dit telefoongesprek gekenschetst als zou de top van
RWS oneigenlijke druk hebben uitgeoefend op de regionale dienst in Zuid-Nederland.
Door geen van de betrokkenen bij dat gesprek is dat zo ervaren. Het gesprek was ingegeven
om, nadat de verantwoordelijke beleids-DG zijn standpunt had ingenomen, binnen de
RWS-organisatie tot een conforme handelwijze te komen rond de toepassing van granuliet
(en eventuele handhaving).
RWS handelt in de praktijk vanaf dat moment conform dit standpunt. Niet alleen voor
toepassing binnen het project Over de Maas, maar bij alle toekomstige toepassingen
van granuliet waarbij RWS als waterbeheerder bevoegd gezag is overeenkomstig het Bbk.
Meldingen voor toepassing granuliet in Over de Maas
In het kader van Over de Maas zijn verschillende meldingen bij RWS gedaan. Deze treft
u in bijlage 4 aan.
Meldingen voor de toepassing van granuliet van 14 juni 2019 en 17 september 2019 werden
door de handhavende dienst van RWS niet toereikend geacht. Dit was terug te voeren
op de interne discussie over de kwalificatie van granuliet. De melding van 10 oktober
2019 werd in eerste instantie (op 17 oktober 2019) eveneens niet toereikend geacht.
Op 18 oktober 2019 werd deze alsnog geaccepteerd, nadat hierover intern duidelijkheid
was verstrekt (zie boven). De volgende meldingen van 12 november 2019 en 6 december
2019 met betrekking tot een verhoging van de hoeveelheid toe te passen granuliet in
Over de Maas zijn daarna eveneens geaccepteerd.
De gemeente West Maas en Waal heeft op 7 februari 2020 verzocht om de toepassing van
granuliet in de plas Over de Maas stop te zetten. Dit verzoek heeft de gemeente herhaald
tijdens het gesprek tussen de gemeente en vertegenwoordigers van het ministerie op
18 februari. Zoals eerder aangegeven is er geen informatie die wijst op negatieve
gevolgen voor de milieuhygiënische kwaliteit van de omgeving bij het toepassen van
granuliet. De resultaten van de nadien door Rijkswaterstaat uitgevoerde verificatieonderzoeken
(zie bijlage 2) bevestigen dat de toepassing overeenkomstig de geldende regels plaatsvindt
en er geen negatieve gevolgen voor het milieu zijn.
Gezien de uitkomsten van deze verificatieonderzoeken en omdat de toepassing conform
de regels plaats vindt, is er geen gegronde reden om handhavend op te treden en het
toepassen van granuliet in Over de Maas als bevoegd gezag stop te zetten. Ondanks
deze feiten, zal wellicht niet alle onrust die omwonenden ervaren wegnomen kunnen
worden. Inmiddels hebben gesprekken met de gemeente plaatsgevonden. Zoals eerder in
deze brief aangegeven zal daarom, in overleg met de gemeente en provincie, een review
uitgevoerd worden naar de milieukwaliteit van granuliet. De aanpak van deze review
zal aan uw Kamer worden voorgelegd.
Uw Kamer heeft verzocht na te gaan welke mogelijkheden er zijn om een project stop
te zetten. Een lopend project kan alleen worden stopgezet als niet aan de wettelijke
eisen wordt voldaan. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Rol van medewerkers
In de uitzending van Zembla kwam naar voren dat medewerkers van RWS interne informatie
naar buiten zouden hebben gebracht. In een organisatie als RWS voeren professionals
discussie en is de betrokkenheid groot. Zeker wanneer het om zoiets kostbaars gaat
als onze leefomgeving. Dat is een groot goed. RWS is in gesprek met medewerkers en
betrokken diensten over de omgang met dit soort dilemma’s in de praktijk.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Bijlage 1: Wettelijk kader en certificering
Het wettelijk kader voor het toepassen van grond, bagger en bouwstoffen is het besluit
bodemkwaliteit. Hierin staan de regels die bepalen onder welke voorwaarden deze materialen
in de bodem of in het oppervlaktewater mogen worden toegepast. Deze regels zorgen
ervoor dat deze materialen op een voor de mens- en milieuveilige manier kunnen worden
toegepast. In het besluit worden verschillende eisen gesteld aan grond en baggerspecie enerzijds en aan bouwstoffen anderzijds. Dat onderscheid heeft te maken met de verschillende eigenschappen hiervan
en het beoogd gebruik.
Een belangrijke doelstelling van het Bbk is de bescherming van het milieu en tegelijkertijd
het hergebruik van (licht verontreinigd) materiaal zoals grond en baggerspecie mogelijk
te maken met inachtneming van een strikte normering. Door het op een nuttige wijze
te hergebruiken van (licht verontreinigd) materiaal wordt de vraag naar primaire grondstoffen
(zoals schoon zand en grond) beperkt. Dit is in lijn met de doelstellingen van de
circulaire economie.
Onder welke definitie een specifiek materiaal valt hangt in belangrijke mate af van
de samenstelling en het beoogd gebruik. Voor veel situaties is dit onderscheid evident;
voor andere kan de situatie soms minder duidelijk zijn of materiaal onder de definitie
van grond of bouwstof valt. Het is belangrijk op te merken dat een materiaal niet
onder verschillende definities kan vallen; iets kan dus niet zowel grond als een bouwstof
zijn.
Hierbij is het niet van belang wat herkomst van het materiaal is en of het van natuurlijke
oorsprong is. Zo worden onder het Besluit Bodemkwaliteit bentoniet, boorgruis, riool-,
kolken- en gemalen slib en veegzand (RKGV) als grond gekwalificeerd.
Certificering
Op grond van het Besluit bodemkwaliteit is een erkende kwaliteitsverklaring een wettig
bewijsmiddel dat een materiaal, zoals granuliet, voldoet aan de eisen van het Besluit
bodemkwaliteit. Een erkenning is gebaseerd op een certificaat dat is afgegeven door
een certificerende instelling. De (EKV) is een schriftelijke verklaring waarin wordt
verklaard dat de bijbehorende partij grond of baggerspecie afkomstig is van een persoon
of instelling, die is erkend voor het produceren op basis van een Nationale Beoordelingsrichtlijn
(BRL), voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde eisen.
De verklaring is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning
en mag enkel worden toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.
Voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring moet een producent van een
materiaal een zogenaamd toelatingsonderzoek door een certificerende instelling laten
uitvoeren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig een normdocument dat is aangewezen
in de Regeling bodemkwaliteit. Voor granuliet is dit de BRL 9321. Met het onderzoek
moet worden aangetoond dat de kwaliteit van het product wordt geborgd door toepassing
van een kwaliteitsborgingsysteem. Een certificaat geeft aan dat een product overeenkomstig
het normdocument wordt geproduceerd en voldoet aan de kwaliteit die op het certificaat
wordt aangegeven. Een producent van een materiaal moet – overeenkomstig de certificering
en de Regeling bodemkwaliteit – met een zekere frequentie verificatiekeuringen – gericht
op de kwaliteit van het materiaal – laten uitvoeren. Een certificerende instelling
controleert of overeenkomstig het normdocument en het kwaliteitsborgingsysteem wordt
gewerkt. De producent van bijvoorbeeld grond heeft het recht om een erkende kwaliteitsverklaring
af te geven als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. De producent beschikt over een erkenning, gebaseerd op een certificaat;
b. De producent past het kwaliteitssysteem op correcte wijze toe;
c. De grond die wordt geproduceerd, komt overeen met de grond die in de productcontrole
is onderzocht.
De ILT is vervolgens op grond van het Besluit bodemkwaliteit bevoegd om toezicht te
houden op de producent en de certificerende instelling.
Voor granuliet is een zogeheten productcertificaat afgegeven door de certificerende
instelling SGS Intron. De producent van granuliet moet voorgeschreven controles uitvoeren
om gecertificeerd te blijven. De controles die door de producent worden uitgevoerd
worden periodiek gecontroleerd door de certificerende instantie (SGS Intron). Ook
de certificerende instantie wordt op hun beurt weer gecontroleerd door de Raad voor
de Accreditatie.
Bijlage 2: Verrichte onderzoeken naar milieueffecten granuliet
Hieronder een overzicht van de relevante onderzoeken (plus certificaat granuliet)4.
1. BSB Certificaat granuliet d.d. 2-9-2015
Dit betreft het productcertificaat voor granuliet dat is afgegeven door SGS INTRON
Certificatie B.V. aan Graniet Import Benelux B.V. en heeft betrekking op de milieuhygiënische
kwaliteit van dit door Graniet Import Benelux B.V. geproduceerde materiaal binnen
het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit.
2. Gerard Kruse Advies, «Kolombezinkproef Noordse Leem» d.d. 15-5-2018
In het kader van onderzoek naar het functioneren van Noordse Leem in civieltechnische
werken heeft Gerard Kruse Advies vergelijkende kolombezinkproeven uitgevoerd teneinde
informatie over de bezinksnelheidkarakteristieken van Noordse Leem te verkrijgen.
Het onderzoek is in opdracht van Graniet Import Benelux B.V. uitgevoerd en de benodigde
vaste stofbepalingen zijn uitgevoerd door Deltares.
Bevindingen:
De bezinksnelheid van Noordse Leem in vergelijking met zand en natuurlijk afgezette
klei uit Nederland is nagegaan met kolombezinkproeven. De transparantie van het bovenstaande
water in de kolom met Noordse Leem is na ongeveer 36 uur veel hoger dan die van natuurlijke
klei. Het vaste stofgehalte van het bovenstaande water in de Noordse Leem kolom bedraagt
na 69 uur 22.37 mg/L. Voor de kolom met klei is dat 47.03 mg/L. Er zijn geen aanwijzingen
voor zogenaamd colloïdaal gedrag voor Noordse Leem in water.
De waarde van 22.37 mg/L is aanmerkelijk lager dan de waarde van 50 mg/L die in globale
zin wel wordt gehanteerd als referentie waar beneden de helderheid van oppervlaktewater
geen relevante ecologische invloed meer heeft voor oppervlaktewateren in Nederland.
Noordse Leem heeft daarmee een geringere invloed op de transparantie en vertroebeling
van oppervlaktewater dan een mengsel van natuurlijke klei en water.
3. Schreurs Milieuconsult, «Granuliet, grond of bouwstof?» d.d. 20-3-2019
Schreurs Milieuconsult geeft in deze notitie haar visie op de vraag of granuliet als
grond of als bouwstof zou moeten worden gezien (vanuit het Besluit bodemkwaliteit).
Conclusie:
Vanuit de interpretatie van de definitie van grond wordt geconcludeerd dat het eindproduct
granuliet (fijne gradering van Schots graniet en Noorse zandsteen) als grond dient
te worden aangemerkt.
4. Schreurs Milieuconsult, Toetsing milieu hygiënische kwaliteit van Granuliet» d.d.
12-4-2019 (met als bijlagen: een laboratoriumanalyserapport (productiecontrole) van
ALcontrol Laboratories d.d. 9-8-2014 en een laboratoriumanalyserapport van Synlab
Analytics & Services B.V., d.d. 20-2-2019)
Dit rapport is opgesteld in opdracht van Graniet Import Benelux B.V. en geeft de resultaten
van de toetsing van de milieuhygiënische kwaliteit van granuliet. Verschillende variabelen
die van invloed kunnen zijn op deze kwaliteit zijn onderzocht en granuliet is getoetst
aan het Besluit bodemkwaliteit met invulling van de zorgplicht.
Conclusies:
De milieuhygiënische kwaliteit van granuliet is getoetst aan het Bbk standaard pakket
voor grond. Uit deze toetsing blijkt dat granuliet ruimschoots voldoet aan de AW kwaliteit
(vrij toepasbare grond). Ondanks dat granuliet niet verdacht is op deze stoffen is
er ook onderzoek uitgevoerd naar PFOS, PFOA en asbest. Deze stoffen zijn niet aangetoond.
Om invulling te geven aan de zorgplicht is daarnaast onderzoek gedaan naar het colloïdaal
gedrag, de pH waarde en geur en is de emissie bepaald van zware metalen en zouten.
Ook hieruit blijkt dat granuliet geen risico oplevert voor mens en natuur en de emissie
ruimschoots aan de normen voldoet. Tot slot heeft granuliet een zeer laag organisch
gehalte waardoor er geen belasting is door nutriënten.
Samengevat wordt geconcludeerd dat granuliet grond is van AW kwaliteit die vrij toepasbaar
is op zowel landbodem als in oppervlakte water. Er zijn geen risico’s ten aanzien
van mens of natuur.
5. DIBEC, «Partijkeuring Partij 101 grond 0–63 μm Amerikahaven 2 te Amsterdam» d.d.
16-4-2019 (met als bijlage een laboratoriumanalyserapport van Synlab Analytics & Services
B.V., d.d. 20-2-2019)
In opdracht van Graniet Import Benelux B.V., heeft DIBEC Milieutechnisch adviesbureau
B.V. op 30 januari een partij grond 0–63 μm
onderzocht. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Stevens Milieukundig Veldwerk.
Aanleiding voor het onderzoek is het voornemen om de grond elders toe te passen. Het
onderzoek heeft tot doel om de kwaliteit en de toepassingsmogelijkheden van de grond
op basis van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit vast te stellen.
Conclusies:
Op basis van de onderzoeksresultaten dient de onderzochte partij grond 0–63 μm, met
een geschatte omvang van 6.000 m3, als «Achtergrondwaarde grond» gekwalificeerd te worden. DE partij is conform het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit
vrij toepasbaar.
Er zijn geen verhoogde PFOS en PFOA gehalten aangetoond en blijven dus onder de streefwaarde
van 0,1 μg/kg d.s. Dit geeft geen aanleiding de bodemkwaliteit te veranderen.
6. Royal Haskoning DHV, «Effecten gebruik flocculant bij productie granuliet» d.d.
29-5-2019
Deze notitie die is opgesteld in opdracht van Bontrup B.V., gaat in op de vraag of
en welk effect het gebruik van het flocculant bij de productie van granuliet zou kunnen
hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de omgeving.
Conclusies:
De flocculant is intrinsiek op basis van Europese wet- en regelgeving beoordeeld als
niet persistent, niet bioaccumulerend en niet toxisch. Dit verklaart ook het gebruik
van de flocculant bij onder andere de zuivering van drinkwater, de behandeling van
afvalwater, als bodemverbeteraar en ter beperking van erosie op bouwplaatsen. Het
gebruik van de flocculant in het productieproces zal om die reden niet leiden tot
een, ten opzichte van het niet steekvaste product, toevoeging van een verontreiniging.
Het gebruik van de flocculant bij de productie van het steekvaste product (granuliet
of Noordse Leem) en de aansluitende toepassing van het product heeft om diezelfde
reden geen effect op de milieuhygiënische kwaliteit van de omgeving. Daarnaast merken
wij op dat de flocculant enkel zorgt voor binding van de fijne fractie en geen chemische
reactie initieert waardoor de samenstelling of de eigenschappen van het product verandert.
Bij toepassing van het granuliet in of onder water bestaat in theorie de mogelijkheid
dat in het water aanwezige fijne niet opgeloste fracties worden gebonden en gelijktijdig
met de toepassing van het granuliet bezinken. Dit proces vindt echter alleen plaats
ten tijde van de toepassing plaats en is daarmee eindig. Het resultaat van dit proces
zou zichtbaar kunnen zijn in tijdelijk minder troebel water (een lager gehalte aan
niet opgeloste bestanddelen) ter plaatse van de toepassing. In de definitieve situatie
zal de oorspronkelijke situatie zich autonoom herstellen. Samengevat zien wij uit
milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren in het gebruik van de flocculant bij de productie
van het steekvaste granuliet of de toepassing daarvan.
7. SoilConsult, «Analyseresultaten acrylamide» d.d. 19-6-2019 (met als bijlage een
analysecertificaat/-resultaten van RPS analyse B.V. d.d. 18-6-2019)
In opdracht van Graniet Import Benelux B.V. heeft SoilConsult laboratoriumanalyses
laten uitvoeren naar de aanwezigheid van restanten van de flocculant (acrylamide)
in granuliet.
Conclusies:
In opdracht van Graniet Import Benelux BV heeft SoilConsult laboratoriumanalyses laten
uitvoeren naar de aanwezigheid van acrylamide in granuliet, ook wel Noordse leem genoemd.
Noordse klei / Noordse leem is een natuurproduct, afkomstig van de granietsteen die
wordt gewonnen in Noorwegen en Schotland. Bij de ontwatering van deze klei wordt een
anionische flocculant (poly-elektrolyt) gebruikt (Melspring Ecopure P-1715) in heel
lage doseringen. Ter controle op de aanwezigheid van restanten van deze flocculant
in de ontwaterde granuliet, zijn twee monsters geanalyseerd op acrylamide:
1] een vers ontwaterd kleimonster, rechtstreeks uit de productie en
2] een ca. 4 j oud monster uit de voorraad.
De analyses zijn uitgevoerd door het laboratorium RPS Analyses BV uit Breda. De analysecertificaten
zijn opgenomen in de bijlagen. Hieruit blijkt dat het gehalte acrylamide in beide
monsters beneden de detectiegrens van 0,1 mg/kg droge stof ligt.
Op basis van de analyseresultaten zijn er voor wat betreft de aanwezigheid van (restanten)
acrylamide in de onderzochte granulietklei geen risico’s voor mens en milieu te verwachten.
8. Deltares, «Specificaties voor het toepassen van Noordse leem in weg en waterbouwwerken
in Nederland» (kenmerk 11201985-002-GEO-0004, 11 juli 2019)
Het rapport is opgesteld in opdracht van Graniet Import Benelux B.V. en betreft een
inventarisatie waarin:
• De relevante eigenschappen van Noordse Leem (granuliet) en de invloeden daarop voor
weg- en waterbouwtoepassingen worden omschreven.
• Randvoorwaarden worden gegeven aangaande regelgeving, verwerken en functioneren in
weg- en waterbouwwerken.
• Enige mogelijkheden worden gegeven voor specialistische toepassingen in de waterbouw
en hergebruik.
Bevindingen
Dit rapport beschrijft de eigenschappen van Noordse Leem om toepassing in de weg-
en waterbouw te faciliteren. Noordse Leem betreft de fijne fractie van het breken
en zeven van graniet en kwartsietgesteente dat met een flocculant uit het spoelwater
is verzameld en dat vervolgens verder is ontwaterd. Jaarlijks wordt meer dan 200.000 m3 geproduceerd in de haven van Amsterdam. Het materiaal wordt veelal per schip aangevoerd.
Noordse Leem combineert een relatief hoge sterkte met een zeer lage doorlatendheid,
indien goed aangebracht.
De eigenschappen van Noordse Leem zijn gevoelig voor het watergehalte bij het aanbrengen
en verdichten. Voor de meeste toepassingen is het nodig dat het watergehalte lager
is dan ongeveer 26% bij het verwerken en verdichten.
Noordse Leem is relatief zeer homogeen van samenstelling en eigenschappen bij gegeven
watergehalte. Aangezien het materiaal Noordse Leem in verschillende opzichten afwijkt
van natuurlijk in Nederland voorkomende grond, is de gebruikelijke classificatie van
grond er beperkt relevant voor. Vanwege de homogeniteit van het materiaal en de constante
oorsprong en wijze van verwerken volstaat het om de eigenschappen ervan te beoordelen
aan de hand van het watergehalte.
Er zijn verschillende werken gerealiseerd met Noordse Leem in Nederland die goed functioneren.
Het toepassen van Noordse Leem in weglichamen en terreinophogingen is goed mogelijk.
De klink is zeer beperkt als het watergehalte bij aanbrengen voldoende laag is en
wordt verder beperkt door verdichten van de grond. Er zijn geen beperkingen geconstateerd
voor het toepassen van Noordse Leem in de kern van dijklichamen en de berm van waterkeringen.
Voor het verwerken van Noordse Leem moet rekening gehouden worden met de invloed van
het watergehalte op de eigenschappen ervan, hetgeen aandacht voor drainage van het
werk en het oppervlak van aangebrachte leem vergt. Noordse Leem is zeer geschikt voor
waterbodemafdichting ter beperking van kwel doordat het onder water enigszins wordt
dichtgedrukt en fijne deeltjes grotere poriën vullen na verloop van tijd waardoor
een homogene dichte laag ontstaat. Verdichten van een gestorte laag resulteert in
een zeer slecht doorlatend pakket. Er is geconstateerd dat er geen doorpersen optreedt
bij het aanbrengen van een bovenbelasting van zand, grind of stenen.
Aanbevelingen
Op basis van de inventarisatie in dit rapport wordt aanbevolen respectievelijk:
• Vaststellen van de constructieve eigenschappen in gerealiseerde werken, van zowel
een werk dat minder dan 1 jaar geleden is aangelegd als wel van werken die enige jaren
geleden zijn gerealiseerd. Het betreft daarbij zowel laboratoriumbepalingen als terreinonderzoek
met bijvoorbeeld sonderingen en het beoordelen van de vormvastheid en overige functionaliteit
in het terrein. De gegevens over de constructieve eigenschappen zijn van belang voor
nadere specificatie van de toepassingsmogelijkheden.
• Het maken van proefvakken voor het bepalen van mogelijke optimalisatie van aanbrengen
en verdichten.
• Het maken van een proefophoging van 5 m hoogte om de werkwijze te optimaliseren en
om het functioneren van een grondlichaam vast te stellen.
9. Schreurs Milieuconsult, «Aanvullende informatie voor de toepassing van granuliet»
d.d. 9-10-2019 (met als bijlage een laboratoriumanalyserapport van Synlab Analytics
& Services B.V., d.d. 20-2-2019 en aanvullend analyserapport van Synlab Analytics
& Services B.V. d.d. 8-10-2019)
Dit rapport is opgesteld in opdracht van Graniet Import Benelux B.V. en geeft antwoord
op aanvullend gestelde vragen door Rijkswaterstaat over de milieuhygiënische kwaliteit
van granuliet.
Conclusies:
Conform de BRL9321 certificering van granuliet wordt de milieuhygiënische kwaliteit
periodiek getoetst aan het Bbk standaard pakket voor grond. Uit deze toetsing blijkt
dat granuliet ruimschoots voldoet aan de AW kwaliteit (vrij toepasbare grond). Ondanks
dat granuliet niet verdacht is op deze stoffen is er ook onderzoek uitgevoerd naar
PFAS en het C1 stoffenpakket. Deze stoffen zijn niet aangetoond waardoor granuliet
voldoet aan de achtergrondwaarde en vrij toepasbaar is.
Daarnaast is onderzoek gedaan naar de pH-waarde en het risico op vertroebeling / colloïdaal
gedrag van granuliet. De pH-waarde heeft geen invloed op de milieuhygiënische kwaliteit
van de omgeving. Colloïdaal gedrag niet te verwachten en blijvende vertroebeling is
ook niet in de praktijk waargenomen.
Samengevat wordt geconcludeerd dat granuliet grond is van AW kwaliteit die vrij toepasbaar
is op zowel landbodem als in oppervlaktewater. Er zijn geen risico’s ten aanzien van
mens of natuur.
10. Geonius «Resultaten verificatieonderzoek beunbak «Allegonda», locatie «Over de
Maas» (Dreumel) d.d. 18-12-2019 (met als bijlage een laboratoriumanalyserapport van
Synlab Analytics & Services B.V., d.d. 15-1-2019)
Resultaten van een verificatieonderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat
om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de in het schip aanwezige
granuliet te verkrijgen. Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen van de milieuhygiënische
kwaliteit van de grond in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Conclusies:
Na het uitvoeren van onderhavig verificatieonderzoek blijkt het volgende:
• Tijdens de monstername bleek dat de onderzijde van de partij (onderste 1,5 meter)
niet te bemonsteren was wegens het instorten van het boorgat door toestroming van
water. Hierdoor bleek het niet mogelijk de partij conform protocol 1001 («Monsterneming
voor partijkeuringen grond en baggerspecie») te bemonsteren;
• Vanwege de aanwezigheid van te weinig monstermateriaal in de steekbussen is het niet
mogelijk gebleken de analyses van de alkylfenolen uit te voeren op het monstermateriaal
uit de steekbussen. Derhalve is besloten monstermateriaal uit de 2 beschikbare emmers
te nemen voor deze analyse. Aangezien deze stoffen vluchtig zijn dienen de resultaten
als indicatief te worden beschouwd;
• De maximale spreiding (Y=2,5) werd in onderhavig onderzoek, indien van toepassing,
voor geen enkele onderzochte component overschreden;
• Na vergelijking van de in onderhavig verificatieonderzoek onderzochte parameters blijkt
dat het gemeten gehalte aan barium buiten de «bandbreedte» van 1,4*grenswaarde van
de betreffende klasse (zijnde «interventiewaarde») valt;
• Na vergelijking van de in onderhavig verificatieonderzoek onderzochte parameters blijkt
dat de gemeten gehalte van de onderzochte parameter cresolen (som) buiten de «bandbreedte»
van 1,4*grenswaarde van de betreffende klasse (zijnde «achtergrondwaarde») valt. Echter
indien alle individuele waarden als onderdeel van de berekende waarde het resultaat
< vereiste rapportagegrens AS3000 dan wel < vereiste aantoonbaarheidsgrens AP04 hebben,
mag ervan uit worden gaan dat de kwaliteit van de grond, baggerspecie, bodem of bodem
onder oppervlaktewater voldoet aan de van toepassing zijnde Achtergrondwaarden of
Maximale waarden;
• Na vergelijking van de in onderhavig verificatieonderzoek onderzochte parameters blijkt
dat de gemeten gehalte van alle overige onderzochte parameters, voor zover vergelijking
mogelijk is, binnen de «bandbreedte» van 1,4*grenswaarde van de betreffende klasse
(zijnde «achtergrondwaarde») vallen.
11. Geonius «Resultaten verificatieonderzoek beunbak «Daily», locatie «Over de Maas»
(Dreumel) d.d. 11-2-2020
Resultaten van een verificatieonderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat
om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de in het schip aanwezige
granuliet te verkrijgen. Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen van de milieuhygiënische
kwaliteit van de grond in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Conclusies:
Na het uitvoeren van onderhavig verificatieonderzoek blijkt het volgende:
• De maximale spreiding (Y=2,5) werd in onderhavig onderzoek, indien van toepassing,
voor geen enkele onderzochte component overschreden;
• Na vergelijking van de in onderhavig verificatieonderzoek onderzochte parameters blijkt
dat de gemeten gehalte van de onderzochte parameter cresolen (som) buiten de «bandbreedte»
van 1,4*grenswaarde van de betreffende klasse (zijnde «achtergrondwaarde») valt. Echter
indien alle individuele waarden als onderdeel van de berekende waarde het resultaat
< vereiste rapportagegrens AS3000 dan wel < vereiste aantoonbaarheidsgrens AP04 hebben,
mag ervan uit worden gaan dat de kwaliteit van de grond, baggerspecie, bodem of bodem
onder oppervlaktewater voldoet aan de van toepassing zijnde Achtergrondwaarden of
Maximale waarden;
• Na vergelijking van de in onderhavig verificatieonderzoek onderzochte parameters blijkt
dat de gemeten gehalte van alle overige onderzochte parameters, voor zover vergelijking
mogelijk is, binnen de «bandbreedte» van 1,4*grenswaarde van de betreffende klasse
(zijnde «achtergrondwaarde») vallen. Het gemiddelde aan de gemeten gehalten aan barium
valt binnen de «bandbreedte» van 1,4*grenswaarde van de betreffende klasse (zijnde
«interventiewaarde»).
Bijlage 3: Toepassing granuliet
In de afgelopen jaren is granuliet op verschillende plaatsen toegepast. Op basis van
een onderzoek van Deltares is indicatief in kaart gebracht waar dat vanaf 2011 het
geval is geweest.
Locatie van het werk
Jaar van uitvoeren
Opdrachtgever
Toepassing
Geleverde hoeveelheid [ton]
Westzaan Hoogtij
Westzanerpolder
2017
Ophoging / bouwrijp maken terrein
> 225.000
GBT Over de Maas
Dreumel
2016
Verondieping zandwinput
125.000
De Deelen Deel 2 Akkrum
Akkrum
2016
Wetterskip Fryslan (Van der Wiel uitvoerder)
Boezemkade
120.000
Kraaijenbergse plassen
Cuijk
2012–2016
Verondieping zandwinput
260.000
TAG West
Genemuiden
2012
De Waard BV
Ophoging / bouwrijp maken woonwijk
100.000
Luwtezone Windpark Westermeerwind
IJsselmeer
2012
Boskalis
Onderwaterberm in de luwte van een geleidedam
150.000
Uitdam Marina resort
Uitdam
2012
Martens & Van Oord
Ophoging / bouwrijp maken
60.000
De Oevers bouw- woonrijp maken
Roelofsarendsveen
2013
Boskalis
Ophoging / bouwrijp maken
50.000
Haarlemmervaart Westergasfabriek
Amsterdam
2013
Waternet
Waterdichte afsluiting kanaalbodem
30.000
Hooivaart De Delen Deel 1
Tijnje, Friesland
2012
Wetterskip Fryslan
Boezemkade
15.000
Legmeerdijk
De Kwakel, Uithoorn
2011
Waternet
Steunberm en onderbaan voor de Legmeerdijk
5.000
Proefdijk IJlst
IJlst, Friesland
2011
Wetterskip Fryslan
Dijk
3.000
Danzigerkade
Amsterdam
2012
Port of Amsterdam
Tijdelijke oeverbescherming / afsluiting langs vaargeul + ophoging onder weg
3.000
Beekbekleding Veluwe
Diversen
Beekbekleding
–
Voorbeelden van projecten in het buitenland waar granuliet is toegepast
Locatie van het werk
Jaar
Toepassing
Anse de Portier
Monaco
2019
landaanwinning
Tuas Finger One
Singapore
2019-heden
landaanwinning
Cromarty Firth Service base
Invergordon, VK
2019-heden
landaanwinning
Swinoujscie Port Breakwater
Swinoujscie, Polen
2013
Aanleg (haven)golfbreker
Bijlage 4: meldingen gedaan in het kader van toepassing van granuliet in Over de Maas
Meldingen
Bij de voorbereiding van een initiatief tot het verondiepen van een diepe plas moet
worden onderbouwd hoe een initiatief bijdraagt aan de gewenste ontwikkeling van een
diepe plas en hoe kan worden voldaan aan de randvoorwaarde van het Besluit bodemkwaliteit
en de circulaire en de handreiking voor het herinrichten van diepe plassen. Voor het
daadwerkelijk toepassen van grond en baggerspecie in de diepe plas moet op grond van
het Besluit bodemkwaliteit 5 werkdagen voor het toepassen een melding worden verricht.
Hierbij moet erkende kwaliteitsverklaring (EKV) worden overlegd5. Uit die erkende verklaring moet blijken of de kwaliteit van het materiaal voldoet
aan de kwaliteitseisen die op grond van het besluit bodemkwaliteit zijn gesteld. De
toepasser is verantwoordelijk voor het tijdig en volledig verrichten van de melding.
Op grond van de melding kan het bevoegd gezag toezicht uitoefenen en bij een overtreding
zo nodig handhaven.
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Medeindiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat