Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het bericht “Rechterlijk pardon door capaciteitsgebrek bij NIFP”
33 628 Forensische zorg
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2020
Op 20 februari heeft u mij verzocht om een reactie op het bericht «Rechterlijk pardon
door capaciteitsgebrek bij NIFP» van 18 februari 2020.1
De rechtbank in Den Haag heeft op 18 februari 2020 iemand die verdacht werd van mishandeling
en bedreiging in vrijheid gesteld, omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd
achtte over de toerekeningsvatbaarheid en behandelmogelijkheden van de verdachte.
Als eerste wil ik benadrukken dat ik het zorgelijk vind als een goede rechtsgang belemmerd
wordt door het ontbreken van beschikbare pro Justitia (pJ)-rapporteurs. Om het tekort
aan deze rapporteurs het hoofd te bieden worden al langer verschillende maatregelen
getroffen. Ik verwijs u hiervoor ook naar de antwoorden op de Kamervragen van het
lid Van Nispen (SP), die ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer verzend (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 1893).
Ik heb vernomen dat inmiddels de juiste zorg geboden wordt aan betrokkene. Door de
inspanningen van alle betrokken partijen en de bereidheid van de verdachte om tot
opname in een penitentiair psychiatrisch centrum te verblijven, kon hij binnen twee
dagen na de uitspraak op vrijwillige basis worden opgenomen in een ggz-instelling.
Ik ga in deze brief in op de loop van omstandigheden rondom de voorbereiding van deze
strafzaak door het openbaar ministerie (OM), het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de reclassering. Vervolgens ga ik in op de afspraken
die door het OM, de rechtspraak en het NIFP zijn gemaakt ten aanzien van de schaarste-problematiek.
Omstandigheden strafzaak
Een pJ-rapporteur onderzoekt de geestelijke toestand van de verdachte en adviseert
over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en over eventuele behandelmogelijkheden.
Voor oplegging van een tbs (of pij)-maatregel is het wettelijk vereist dat er een
pJ-dubbelrapportage beschikbaar is.2 Indien geen tbs (of pij)-maatregel overwogen wordt is dit niet wettelijk verplicht
en kan ook op een andere manier informatie ingewonnen worden over de persoon van de
verdachte. Dat is in deze zaak gebeurd. Het OM heeft na de voorgeleiding van de verdachte
bij de rechter-commissaris aanvankelijk een verzoek ingediend bij het NIFP voor een
dubbelrapportage. Omdat het NIFP het verzoek om een pJ-rapportage vanwege schaarse
capaciteit niet kon uitzetten bij de vereiste twee gedragsdeskundigen, is overlegd
met de officier van justitie. Dit overleg is binnen het desbetreffende arrondissement
onderdeel van een vaste afspraak tussen het NIFP en het OM. Op basis van het totaalbeeld
van de zaak, en indachtig dat er nog weinig tijd resteerde tot de zittingsdatum en
de reclassering aangaf op basis van de informatie vanuit het psychiatrisch penitentiair
centrum (PPC) waar verdachte op dat moment verbleef te kunnen rapporteren, is besloten
om de zaak met de informatie vanuit het PPC en een reclasseringsrapport aan te brengen
bij de rechtbank. De officier van justitie heeft vervolgens een voorwaardelijke gevangenisstraf
geëist. De reclassering adviseerde als voorwaarde behandeling in een kliniek. De verdachte
was hiertoe bereid.
Omdat de rechtbank zich door het ontbreken van een pJ-rapportage onvoldoende geïnformeerd
achtte over de toerekeningsvatbaarheid en de behandelmogelijkheden van de verdachte,
is besloten betrokkene in vrijheid te stellen. Zoals eerder vermeld is betrokkene
kort daarna op vrijwillige basis opgenomen in een ggz-instelling. Het OM is in beroep
gegaan tegen de uitspraak van de rechter.
Mogelijkheden om de verdachte via een civiele machtiging gedwongen in zorg op te nemen
(bij aanvang van de zaak via de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen
en na 1 januari 2020 via de Wet verplichte ggz) zijn door het OM onderzocht, maar
in deze zaak niet aan de orde gebleken.
Afspraken OM, rechtspraak en NIFP
De betrokken partijen hebben een aantal afspraken gemaakt om de schaarste-problematiek
te ondervangen en werken de komende periode gezamenlijk verder aan structurele oplossingen.
Een belangrijke maatregel is het scherp afwegen van de noodzaak voor de rapportages.
Zo heeft het OM in Oost-Nederland samen met het NIFP in 2019 een kritischer proces
van triëren beproefd. Dit heeft in dit arrondissement geleid tot substantieel (ruim
20 procent) minder aanvragen vanuit het OM. Deze werkwijze zal vanaf dit voorjaar
voor de duur van in ieder geval dit kalenderjaar ook in andere arrondissementen toegepast
worden om de ontstane problemen het hoofd te bieden.
Vervolgens wordt bekeken of de financiële ruimte die ontstaat als gevolg van het lagere
aantal rapportages kan worden ingezet voor het aantal te besteden uren per rapportage.
Door tijdelijk het maximale aantal te besteden uren voor psychiaters en psychologen
uit te breiden en de effecten daarvan te evalueren, moet worden uitgewezen of een
verhoging van het aantal te besteden uren per rapport leidt tot een hogere bereidheid
om te rapporteren.
Verder heeft het NIFP de afgelopen jaren geïnvesteerd in een eigen opleiding voor
pJ-rapporteurs, die jaarlijks tussen de 35 en 40 nieuwe rapporteurs oplevert. Sinds
dit jaar volstaat het NIFP-examen voor de registratie in het Nederlands Register Gerechtelijk
Deskundigen. De ervaring is helaas dat door deze nieuwe rapporteurs gemiddeld minder
rapportages worden opgeleverd dan de oudere gedragsdeskundigen. Mogelijk dat de pilot
met betrekking tot een verruiming van het aantal te besteden uren hier verandering
in brengt.
Het NIFP onderzoekt op dit moment de mogelijkheid voor een versnelde opleiding tot
pJ-rapporteur en de mogelijkheid om daarna in dienstverband van het NIFP te rapporteren.
De verwachting is dat deze versnelde opleiding dit najaar is gerealiseerd.
Het OM, de rechterlijke macht, het NIFP en mijn ministerie blijven de ontwikkelingen
nauwgezet volgen. Zodra er relevante ontwikkelingen zijn, bericht ik uw Kamer daarover.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming