Brief regering : Evaluatie verbod gratis plastic draagtassen en implementatie van de SUP Richtlijn
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
33 043
Groene economische groei in Nederland (Green Deal)
Nr. 113
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2020
Tijdens het AO Circulaire Economie op 11 april jl. (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 92) heb ik aangekondigd het verbod op het verstrekken van plastic draagtassen in 2019
te zullen evalueren. Ter uitvoering van de evaluatie heeft het onderzoeksbureau I&O
Research deze zomer door middel van enquêtes informatie opgehaald bij ondernemers
en consumenten. Hierbij bied ik u het rapport «Evaluatie verbod op gratis plastic
draagtassen» aan1, waarin de resultaten uiteen zijn gezet. I&O heeft vragen gesteld over aantallen
plastic draagtassen die nog verstrekt worden, hoe het verbod beleefd wordt door ondernemers
en consumenten, en in welke mate het verbod goed wordt nageleefd. Ook cijfers uit
de zwerfafvalmonitoring van Rijkswaterstaat zijn bij de evaluatie betrokken. Hieronder
geef ik aan welke resultaten uit het onderzoek naar voren komen en wat mijn reactie
op het rapport is.
Aantal plastic draagtassen dat gebruikt wordt
Uit de evaluatie komt een positief beeld naar voren. In 2018 werden gemiddeld 35 plastic
draagtassen per Nederlander verstrekt. Op basis van vergelijking met eerdere onderzoeken
naar het gebruik van plastic draagtassen komt de evaluatie uit op 80% minder plastic
draagtassen ten opzichte van 2015, toen het verbod nog niet van kracht was. Daarbij
merk ik op dat het reductiepercentage door verschillen in methodieken van de vergeleken
onderzoeken een schatting is. De waargenomen reductie is ook zichtbaar in het aantal
plastic draagtassen dat in het zwerfafval gevonden wordt. Uit de cijfers van Rijkswaterstaat
blijkt dat sinds 2015 het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval met ongeveer
60% is gedaald.
Beleving van het verbod, gedrag en naleving
De meeste consumenten nemen meestal of altijd een eigen draagtas mee naar de supermarkt
(94 procent) en naar andere winkels voor de dagelijks boodschappen, zoals de slager
en de bakker (91 procent). Deze percentages zijn lager op de markt (63%), bij afhaalhoreca
(38%) en bij mode- en elektronica winkels (58%). Wanneer wel een plastic tas verstrekt
wordt neemt 85% van de ondervraagde consumenten het de verkoper niet kwalijk dat hier
een vergoeding voor betaald moet worden. Van de ondervraagden verwacht 82% bij een
aankoop geen plastic tas te ontvangen. Een deel van de consumenten (9%) verwacht dit nog wel.
Van de geïnterviewde consumenten is 90% goed op de hoogte van het verbod. Ook bij
ondernemers bestaat er over het algemeen duidelijkheid over het verbod. Minder bekend
is dat gelamineerde papieren tassen ook onder het verbod vallen.
Van de ondervraagde ondernemers vraagt 16 procent niet altijd een vergoeding voor
een plastic draagtas. Dit zijn hoofdzakelijk ondernemers op de markt, maar het betreft
ook supermarkten. Een deel van de consumenten geeft aan altijd of meestal een gratis
plastic tas mee te krijgen bij afhaalhoreca (27%), maaltijdbezorging (17%) en op de
markt (19%). Hoe vaak er op grond van deze resultaten precies sprake is van een overtreding
is niet uit de cijfers op te maken. Een onbekend aandeel hiervan is waarschijnlijk
verstrekt bij niet verpakte versproducten, waarbij een uitzondering van het verbod
geldt voor lichte plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 15 micron.
Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat de naleving van het verbod grotendeels op
orde is. Door de ILT wordt dit beeld bevestigd. Wel vraagt toezicht en handhaving
blijvend aandacht. De ILT blijft op de naleving toezien, en zal de uitkomsten van
de evaluatie hierbij betrekken. Tevens zal ik in 2020 met de ILT bezien op welke wijze
bij de markt, afhaalhoreca en maaltijdbezorging tot een betere naleving kan worden
gekomen.
Buitenlandse maatregelen
Ter uitvoering van de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 21 501-08, nr. 749) is tevens gekeken naar maatregelen die in het buitenland worden genomen om het gebruik
van plastic draagtassen terug te dringen. EU-lidstaten hebben deze maatregelen genomen
ter implementatie van de Europese richtlijn betreffende de vermindering van het verbruik
van lichte plastic draagtassen.
In 22 lidstaten, inclusief Nederland, wordt een verplichte vergoeding gevraagd voor
plastic draagtassen. In drie landen is er sprake van vrijwillige afspraken met het
bedrijfsleven (Duitsland, Oostenrijk en Finland). In Italië, Frankrijk, Roemenië en
een deel van België geldt een verbod op verstrekking van plastic draagtassen, met
uitzonderingen op biodegradeerbaar en composteerbaar plastic of bepaalde wanddiktes.
In aanvulling op de resultaten uit het rapport kan ik melden dat ook het in de motie
van het lid Kröger aangehaalde voornemen van Oostenrijk, om vanaf 1 januari 2020 alle
plastic tassen te verbieden, een uitzondering maakt voor zeer lichte composteerbare
plastic tassen. In Nederland wordt hier geen uitzondering voor gemaakt omdat deze
materialen niet goed afbreken in het milieu en daarmee geen oplossing zijn voor zwerfafval
en de plastic soep.
Een vergelijking van de effectiviteit van de diverse maatregelen tussen de EU-lidstaten
is op dit moment nog niet mogelijk. Hiervoor is onvoldoende informatie over de effecten
in het buitenland beschikbaar. EU-Lidstaten rapporteren uiterlijk medio 2020 aan de
Europese Commissie over het aantal plastic draagtassen dat bij hen in 2018 op de markt
is gebracht. Als doelstelling wordt een maximum van 40 plastic draagtassen per persoon
in 2025 gesteld. Deze doelstelling heeft enkel betrekking op tassen met een wanddikte
tussen de 15 en 50 micron. Uit het evaluatierapport blijkt dat in Nederland reeds
aan de doelstelling wordt voldaan.
Uiterlijk in november 2021 zal de Europese Commissie een evaluatie van de effectiviteit
van de Europese maatregel naar buiten brengen.
Acties op basis van de evaluatie
De evaluatie geeft weer dat het maatschappelijk draagvlak voor het Nederlandse verbod
op gratis plastic draagtassen groot is, en dat het een belangrijke bijdrage levert
aan het verminderen van de hoeveelheid plastic in het zwerfafval.
Ik vind het belangrijk om het aantal plastic draagtassen dat in het zwerfafval belandt
nog verder terug te dringen. Daarom zal ik in het kader van de implementatie van de
Europese SUP Richtlijn uitgebreide producentenverantwoordelijkheid invoeren voor lichte
plastic draagtassen naast een aantal andere plastic producten. De bedoeling is dat
producenten en importeurs van deze draagtassen de kosten dragen voor maatregelen ter
bewustmaking van consumenten, het inzamelen van afval en het opruimen van zwerfafval.
Vooruitlopend op deze maatregel zal ik met de sector in overleg treden om te bezien
hoe het gebruik van lichte plastic draagtassen die nog gratis verstrekt mogen worden
bij verse waar verminderd kan worden. Ook zal ik mede in het kader van de implementatie
van de SUP Richtlijn, door Rijkswaterstaat laten monitoren in welke mate specifiek
de lichte plastic draagtassen in het zwerfafval terecht komen. De resultaten hiervan
zijn in januari 2021 beschikbaar.
Op basis van deze resultaten zal ik bezien of aanvullende maatregelen mogelijk en
nodig zijn om het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval verder terug te dringen.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-Van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen