Brief regering : Geannoteerde agenda voor de raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) van 19 maart 2020
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 550 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2020
Op 19 maart aanstaande vindt de Raad WSBVC te Brussel plaats.
Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.
               
Tevens bevat de Geannoteerde Agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers
                  op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 19 maart 2020
               
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.
               
Terugblik
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening
                  883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag
                  van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland,
                  Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van
                  stemming.
               
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de
                  Commissie, waarin onderhandeld werd over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019
                  lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het
                  EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. In mijn brief van 2 april
                  2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven en ben
                  ik ingegaan op de maatregelen gericht op het versterken van de handhaving rondom de
                  export WW.
               
Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een
                  blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte politieke akkoord
                  stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze
                  blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen
                  het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke
                  wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in
                  het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen daarentegen waren tegen de door
                  het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name
                  wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen
                  heen getild. Enkele maanden geleden zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige
                  EP en het toenmalige Finse Voorzitterschap hervat. In de eerste triloog op 22 oktober
                  jl. is het bereik van de onderhandelingen vastgesteld. Ik heb uw Kamer bij brief van
                  4 november 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1487) geïnformeerd over het beperkte bereik van de onderhandelingen en dat dit nadelig
                  is voor Nederland. Op 6 november heeft het Finse Voorzitterschap een nieuw mandaat
                  verkregen om de verdere triloog onderhandelingen mee in te gaan. Deze trilogen verliepen
                  moeizaam. De standpunten van de Raad en het EP bleken dusdanig uit elkaar te liggen
                  dat het voorzitterschap zich genoodzaakt voelde opnieuw een nieuw mandaat te vragen.
                  Dit mandaat werd door de lidstaten echter niet verleend. Het voorzitterschap heeft
                  daarop aangegeven het gesprek met het EP en de Commissie nogmaals op basis van het
                  oude mandaat te willen aangaan. De triloog op 12 december is vervolgens op verzoek
                  van het EP geannuleerd.
               
Stand van zaken
Het huidige Kroatische voorzitterschap pakt dit dossier verder op. Het voorzitterschap
                  heeft daartoe op 28 februari een Raadswerkgroep georganiseerd. Onderwerp van bespreking
                  was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk voorafgaande
                  notificatie bij detachering en A1-verklaringen en werken in meer lidstaten.
               
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland.
                  Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met
                  het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en
                  voorstellen doen. Ik laat me daarbij uitdrukkelijk niet inperken door het gekozen
                  beperkte bereik van de onderhandelingen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde
                  door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende
                  redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep
                  gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep
                  samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden
                  te bereiken.
               
Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening
                     met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere
                     stakeholders.
                  
Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo
                     kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van
                     de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving.
                  
Geannoteerde Agenda raad werkgelegenheid en sociaal beleid (WSBVC) 19 maart 2020
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de inbreng van Nederland bij de agendapunten
                  van de Raad WSBVC van 19 maart, waaraan ik voornemens ben deel te nemen.
               
Agendapunt: Europees Semester 2020
Doel Raadsbehandeling
Aanname conclusies en rapport, presentatie van de Europese Commissie, bekrachtigen
                  van kernboodschappen.
               
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
A. Conclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie en het
                     gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid
In de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS) blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen
                  voor het komende jaar. In voorgaande jaren heette dit document de Annual Growth Survey,
                  maar gezien de doelstellingen van de nieuwe Commissie is de nadruk van dit document
                  meer op duurzame economische groei komen te liggen. In dit licht stelt de Commissie
                  voor om in 2020 het beleid te richten op (1) duurzaamheid; (2) productiviteit; (3) inclusiviteit
                  en (4) stabiliteit.
               
Als bijlage bij de ASGS heeft de Commissie een concept van het jaarlijks terugkerende
                  Gezamenlijk rapport voor de Werkgelegenheid (JER) gepubliceerd. De JER schetst de
                  belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid.
                  Daarnaast bekijkt de JER de prestaties van de lidstaten in relatie tot de Europese
                  pijler van sociale rechten.
               
In de conclusies worden lidstaten o.a. opgeroepen om de landspecifieke aanbevelingen
                  van 2019 uit te voeren; hun inspanningen op te voeren om de beginselen van de Europese
                  pijler van sociale rechten uit te voeren; en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling
                  (SDG’s), waar relevant in het kader van het Europees Semester, te erkennen in hun
                  nationale hervormingsprogramma’s. De Europese Commissie wordt o.a. opgeroepen om het
                  Sociaal Beschermings Comité (SPC) en het Werkgelegenheidscomité (EMCO) te ondersteunen
                  bij hun inspanningen om de monitoringsinstrumenten die in de context van het Semester
                  worden gebruikt te stroomlijnen.
               
B. Gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid
De Commissie schetst in de JER dat de EU vooruitgang boekt bij de uitvoering van de
                  Europese pijler van sociale rechten. De banengroei zet door, zij het minder sterk
                  dan in voorgaande jaren. Het EU-brede werkloosheidspercentage staat met 6,3% (in oktober
                  2019) op het laagste punt ooit. Het aantal mensen met een risico op armoede of sociale
                  uitsluiting bleef gestaag dalen. Tegelijkertijd is de inkomensongelijkheid licht gestegen
                  en blijft deze relatief hoog. Ook blijft gendergelijkheid een uitdaging.
               
In de JER maakt de Commissie gebruik van het sociale scorebord dat bij de Europese
                  pijler van sociale rechten hoort. Dit scoreboard is een centraal hulpmiddel voor het
                  toezicht op de convergentie naar betere werk- en leefomstandigheden in lidstaten en
                  bestaat uit veertien verschillende indicatoren. Uit het scoreboard blijkt dat Nederland
                  het in relatief opzicht zeer goed doet. Ten aanzien van alle hoofdindicatoren presteert
                  Nederland op of boven het gemiddelde. Bij een aantal indicatoren, zoals de netto-inkomsten
                  van een fulltime werkende en digitale vaardigheden, behoort Nederland zelfs tot de
                  kopgroep.
               
C. EMCO-kernboodschappen over beleidsreacties op tekorten aan vaardigheden en over
                     de uitvoering van de aanbeveling voor bijscholingstrajecten
De aanbeveling «Upskilling Pathways», gericht op het verbeteren van scholing- en arbeidsmarktperspectieven
                  voor laagopgeleide volwassenen, is in december 2016 door de Raad aangenomen. In november
                  2019 vond er een thematisch seminar op ambtelijke en politiek niveau plaats over dit
                  onderwerp, als onderdeel van het werk van het Werkgelegenheidscomité. In het voorliggend
                  document worden de hoofdboodschappen beschreven die tijdens de seminars aan bod kwamen.
                  Tijdens het seminar werd o.a. benadrukt dat mismatches tussen kwalificaties en baanvereisten
                  een blijvende uitdaging vormen voor veel lidstaten en dat het belang van is in kaart
                  te brengen wat de benodigde skills op de arbeidsmarkt zijn.
               
Op het moment van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda vindt er een schriftelijke
                  commentaarronde plaats.
               
Dit onderwerp is belangrijk voor het Kroatisch voorzitterschap en wordt waarschijnlijk
                  geagendeerd tijdens de volgende Raad WSBVC in juni.
               
Inzet NL
A. Conclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie en het
                     gezamenlijk rapport voor werkgelegenheid
Nederland kan naar verwachting instemmen met de conclusies. Tijdens de onderhandelingen
                  heeft Nederland ingezet op een aantal punten.
               
Zo vond Nederland het o.a. van belang dat een zin over de integratie van de SDG’s
                  in het Europees Semester anders werd geformuleerd. Het kabinet heeft zich gecommitteerd
                  aan de SDG’s en streeft ernaar alle zeventien doelen in 2030 te behalen. Nederland
                  vindt het wel van belang dat de focus van het Semester als coördinatie-instrument
                  voor economisch en arbeidsmarktbeleid behouden blijft. Daarnaast vindt Nederland het
                  belangrijk dat in de passage over sociale beschermingssystemen wordt opgenomen dat
                  hierbij rekening wordt gehouden met nationale omstandigheden.
               
B. Gezamenlijk rapport voor de Werkgelegenheid
Nederland kan instemmen met het rapport. Het kabinet constateert dat de Europese arbeidsmarkt
                  zich gunstig ontwikkelt. De lage werkloosheid in de EU is daar een teken van. Tegelijkertijd
                  is het van belang dat de economie duurzaam blijft groeien en dat voldoende banen worden
                  gecreëerd. Daarom zet het kabinet erop in dat lidstaten structurele economische hervormingen
                  doorvoeren. Ook hervormingen waardoor arbeidsmarkten optimaal kunnen functioneren,
                  zijn nodig. De Wet Arbeidsmarkt in Balans zal in Nederland bijvoorbeeld voor een betere
                  werking van de arbeidsmarkt zorgen.
               
C. EMCO-kernboodschappen over beleidsreacties op tekorten aan vaardigheden en over
                     de uitvoering van de aanbeveling voor bijscholingstrajecten
NL ondersteunt deze kernboodschappen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met aanname van de conclusies en
                  het rapport. Deze zijn uitgebreid voorbesproken in het Sociaal Beschermings Comité
                  (SPC) en het Werkgelegenheidscomité (EMCO). Ook kunnen alle lidstaten naar verwachting
                  instemmen met de kernboodschappen. Het Europees Parlement heeft geen rol.
               
Agendapunt: Conclusies over welzijn op het werk
Doel Raadsbehandeling
Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer PM
Inhoud/achtergrond agendapunt
Er worden Raadsconclusies aangenomen over welzijn op het werk. De Raadsconclusies
                  benoemen de grootste uitdagingen om te komen tot gezond en veilig werk, zoals nieuwe
                  vormen van werk en het steeds vaker voorkomen van stress en burn-outs. De Raadsconclusies
                  moedigen lidstaten aan om hun kennispositie rondom deze thema’s te versterken, alsook
                  om aandacht te besteden aan het thema in hun beleid.
               
Inzet Nederland
Nederland kan zich goed vinden in de lijn van de concept conclusies. Het is positief
                  dat de Raad dit thema bespreekt en dat er aandacht is voor welzijn op het werk.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen. Het Europees Parlement heeft geen
                  rol.
               
Agendapunt: Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities
Doel Raadsbehandeling
Het betreft een beleidsdebat. Het discussiedocument is ten tijde van het opstellen
                  van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.
               
Inhoud/achtergrond agendapunt
Er wordt een beleidsdebat gehouden over de mededeling «een sterk sociaal Europa voor
                  rechtvaardige transities» die de Commissie op 14 januari 2020 publiceerde. Met de
                  mededeling geeft de Commissie een eerste aanzet om gezamenlijk tot een actieplan te
                  komen voor de verdere implementatie van de Europese pijler van sociale rechten. De
                  Commissie wil dit actieplan begin 2021 presenteren en heeft daartoe tot november 2020
                  een openbare raadpleging opengesteld die alle belanghebbenden de gelegenheid biedt
                  standpunten te presenteren over de verdere stappen die moeten worden gezet. De verwachting
                  is dat dit beleidsdebat hier ook aan zal bijdragen.
               
Inzet Nederland
De Kamer is reeds geïnformeerd over de Nederlandse inzet middels het BNC-fiche.2 Nederland heeft de Europese pijler van sociale rechten verwelkomd. De pijler vormt
                  een kompas voor effectief sociaal en arbeidsmarktbeleid en de uitwisseling van «goede
                  praktijken» tussen lidstaten op dit terrein. Zo draagt de pijler bij aan noodzakelijke
                  hervormingen in lidstaten en bevordert de pijler het proces van opwaartse sociaaleconomische
                  convergentie en stimuleert het een gelijk speelveld op sociaal terrein. Zoals aangegeven
                  in mijn brief van 24 mei 2019 over de toekomst van de sociale dimensie van de EU ziet
                  het kabinet graag dat de Commissie de lidstaten helpt bij de toepassing van de beginselen
                  van de Europese Pijler voor Sociale Rechten, op basis van de huidige verdeling van
                  bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.3 Het kabinet zal concrete voorstellen van de Europese Commissie op hun merites beoordelen,
                  waarbij het kader met horizontale uitgangspunten gehanteerd wordt zoals uiteengezet
                  in eerdergenoemde Kamerbrief.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
In het Europese debat over de sociale dimensie vallen een aantal lijnen te onderscheiden.
                  Er is brede consensus over het belang van de sociale dimensie van de EU. Zowel in
                  het Europees Parlement als in de Raad bleek de afgelopen jaren een breed draagvlak
                  te bestaan voor de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU, maar over
                  de richting en intensiteit waarop de sociale dimensie zich verder moet ontwikkelen
                  bestaan verschillende beelden. Het merendeel van de lidstaten deelt de opvatting dat
                  de huidige competentieverdeling tussen de EU en de lidstaten gehandhaafd moet blijven.
                  Er zijn lidstaten die meer nadruk leggen op de noodzaak te komen tot nieuwe Europese
                  (wetgevende) initiatieven. Daarnaast zijn er ook lidstaten die voornamelijk willen
                  inzetten op betere samenwerking en coördinatie.
               
Agendapunt: Demografie: demografische uitdagingen – de weg vooruit
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat. Een discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde
                  Agenda nog niet gepubliceerd.
               
Inhoud/achtergrond agendapunt
Er wordt een beleidsdebat gehouden over de demografische uitdagingen waar de EU de
                  komende jaren voor staat. In maart dit jaar zal de Commissie met een rapport over
                  demografische veranderingen komen, waarin naar verwachting aandacht besteed zal worden
                  aan zaken als de vergrijzing, de braindrain en ontvolking etc. Dit rapport vormt een
                  startpunt voor een Europees debat over dit onderwerp.
               
Inzet Nederland
Gelet op het belang dat het kabinet hecht aan dit onderwerp, is het kabinet voornemens
                  om actief deel te nemen aan de meningsvorming die hierover in Europa plaatsvindt.
               
Het kabinet laat op dit moment door de verschillende planbureaus een onderzoek uitvoeren
                  naar de gevolgen van demografische veranderingen (de Verkenning Bevolking 2050). Aangezien dit onderzoek nog gedurende 2020 zal doorlopen, kan het kabinet in dit
                  beleidsdebat nog geen uitspraken doen over eventuele uitkomsten en/of een appreciatie
                  van die uitkomsten. Deze rapporten zullen aanknopingspunten voor beleid bevatten.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Niet van toepassing.
Agendapunt: Besluit van de Raad betreffende de ratificatie van Verdrag 190 betreffende
                     de beëindiging van geweld en pesterijen op het werk
Doel Raadsbehandeling
Aanname van een Besluit dat lidstaten machtigt tot het ratificeren van ILO-verdrag
                  190.
               
Inhoud/achtergrond agendapunt
Op 21 juni 2019 heeft de ILO het Verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer
                  aangenomen met bijbehorende aanbeveling. Nederland heeft voor zowel het Verdrag als
                  de aanbeveling gestemd. Het Raadsbesluit dat voorligt, machtigt lidstaten tot het
                  ratificeren van ILO-verdrag 190. Dit is noodzakelijk omdat de inhoud van het Verdrag
                  deels onder de bevoegdheid van de EU valt. Het Verdrag staat echter niet toe dat de
                  EU partij wordt. De lidstaten worden daarom gemachtigd om, voor zover het EU-bevoegdheden
                  betreft, het Verdrag in het belang van de Unie te ratificeren. Lidstaten worden daarnaast
                  aangemoedigd spoedig te ratificeren.
               
Na aanname van het Raadsbesluit is het aan lidstaten, in overleg met sociale partners,
                  om te bepalen of zij het Verdrag ratificeren. Op dit moment loopt het traject om te
                  bekijken wat de mogelijkheden zijn voor Nederland om het Verdrag te ratificeren. Daartoe
                  wordt de huidige Nederlandse wetgeving vergeleken met de tekst van het Verdrag en
                  worden gesprekken gevoerd met sociale partners.
               
Inzet Nederland
Een definitieve tekst is nog niet beschikbaar, maar het kabinet kan naar verwachting
                  akkoord gaan.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Besluitvorming over dit Raadsbesluit vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid,
                     maar vanwege het belang van ILO-verdragen hecht het voorzitterschap aan het bereiken
                     van consensus. Op moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog niet bekend
                     of alle lidstaten het Raadbesluit kunnen steunen. Voorafgaand aan de vaststelling
                     van het besluit is goedkeuring van het Europees Parlement vereist.
                  
De positie van c.q. het krachtenveld in het Europees Parlement is op dit moment niet
                     bekend.
                  
Kwartaalrapportage: ESF +
Er zijn weinig nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
                  In de Raad is een gedeeltelijk mandaat bereikt. Nederland kon instemmen met dit gedeeltelijk
                  mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke zaken, zoals een sterke koppeling
                  met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven. Het betreft een gedeeltelijk
                  mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK nog een aantal belangrijke
                  punten worden besproken, zoals de hoogte van het budget en de thematische concentratie
                  van het ESF+. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. Begin dit
                  jaar zijn de trilogen van start gegaan, vooralsnog zijn de besprekingen vooral technisch
                  van aard.
               
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
Er zijn weinig nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
                  In de Raad is een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt. Nederland kon niet instemmen
                  met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat
                  tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten
                  van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw
                  MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In
                  het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van
                  het EGF met het ESF+. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de verhoging
                  van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken. Het Europees Parlement heeft
                  ook haar positie vastgesteld. Begin dit jaar zijn de trilogen van start gegaan, vooralsnog
                  zijn de besprekingen vooral technisch van aard.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn
                     is:
                  
• Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste
                           40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is;
                        
• Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel
                           gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en
                        
• Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria,
                           waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat
                           van het ondervertegenwoordigde geslacht.
                        
Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties
                     opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.
                  
Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken
                  met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van
                  de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele
                  jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is
                  op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel
                  te heroverwegen. Naar verwachting blijft de blokkerende minderheid in stand. De nieuwe
                  Commissie heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.