Brief regering : Raming gaswinning Groningen 2020/2021 en de jaren daarna
33 529 Gaswinning
Nr. 726
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2020
Vanaf medio 2022 is er in een gemiddeld jaar geen gaswinning meer nodig uit het Groningenveld.
Bovendien is een verdere verlaging van de winning in het huidige gasjaar mogelijk
van 11,8 naar 10 miljard Nm3. Dit als gevolg van een tweetal maatregelen in combinatie met een zachte winter.
GTS geeft aan dat als de afbouw conform planning verloopt het veld in 2025/2026 definitief
gesloten kan worden. De sluiting en ontmanteling van productielocaties is al ingezet
en wordt de komende jaren voortgezet. Het volledig beëindigen van de gaswinning is
naar de opvatting van het kabinet de beste manier om de veiligheid in Groningen te
garanderen.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het advies dat ik op 31 januari jl. heb
ontvangen van netbeheerder Gasunie Transport Services (GTS). Dit advies bevat de raming
over de nog benodigde gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2020/2021
en de jaren daarna. Deze raming dient als vertrekpunt voor het vaststellen van de
operationele strategie voor het komend gasjaar. Het advies van GTS gaat ook in op
de benodigde capaciteit van het veld voor de komende tien jaar en benoemt de voorwaarden
voor een definitieve sluiting. Hiermee is het capaciteitsafbouwplan voor het Groningenveld
ook onderdeel van de raming van GTS. De komende maanden bezie ik met alle wettelijke
adviseurs van het vaststellingsbesluit op welke wijze ik de productieclusters op het
Groningenveld ga sluiten.
Belangrijkste conclusies
Uitgaande van een gemiddeld temperatuurverloop is de benodigde gaswinning in het komend
gasjaar 9,3 miljard Nm3. In het gasjaar 2021/2022 daalt de winning tot circa 3 miljard Nm3. De winning kan in het gasjaar 2022/2023 naar nul. Het veld blijft daarna alleen
nog enkele jaren nodig als reservemiddel voor koude situaties.
Zoals toegezegd blijf ik voortdurend zoeken naar verdere mogelijkheden om de gaswinning
te verlagen. De analyse van GTS laat zien dat de winning in het huidige gasjaar inderdaad
nog verder beperkt kan worden. Er is een additionele reductie mogelijk van circa 1
miljard Nm3, door een verhoging van de stikstofinzet en de extra inzet van gasopslag Norg.
Voor een snelle beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld gelden wel een
aantal randvoorwaarden, het is onder andere noodzakelijk dat de gasopslag Norg beschikbaar
blijft en er voldoende aanvoer en bergingscapaciteit is voor hoogcalorisch gas (H-gas).
Op deze randvoorwaarden ga ik hierna uitgebreider in.
Proces
In een intensief traject heb ik de afgelopen maanden met GTS, GasTerra, NAM, Shell
en ExxonMobil verkend wanneer en onder welke voorwaarden de gaswinning uit het Groningenveld
definitief beëindigd kan worden. De opgedane inzichten zijn door GTS meegenomen in
haar advies waarin GTS, naast de wettelijke raming, ook ingaat op de randvoorwaarden
voor definitieve sluiting van het veld. In dit traject zijn ook uitvoerige analyses
gedaan door GasTerra en NAM. Conform de motie van de leden Sienot en Van der Lee (Kamerstuk
34 957, nr. 52) heb ik aan adviesbureau DNV GL gevraagd om de raming van GTS te valideren en daarbij
ook de analyses van GasTerra en NAM te betrekken.
Het aantal benodigde clusters om de gevraagde Groningenvolumes te produceren zal de
komende jaren snel afnemen. De volgorde waarin clusters gesloten worden is medebepalend
voor de verdeling van de winning en daarmee de seismische risico’s. Ik heb aan TNO
gevraagd om hier een eerste inschatting van te maken. De komende maanden zal ik in
het kader van het capaciteitsafbouwplan verder bezien hoe ik op een verantwoorde wijze
de clusters op het Groningenveld kan sluiten. Bij het opstellen van scenario’s voor
de sluiting van alle clusters zal ik alle wettelijke adviseurs van het vaststellingsbesluit
betrekken, waaronder de regio, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Mijnraad.
Dit zal tot uiting komen in de jaarlijkse vaststellingsbesluiten tot aan de sluiting
van het veld.
Het advies van GTS, het rapport van GasTerrra, de validatie van DNV GL en het onderzoek
van TNO zijn bijgevoegd bij deze brief1. Aanvullend op deze stukken zijn ook het eerste rapport van de Taskforce Monitoring
Ombouw Buitenland en de brief aan NAM met de uitvraag voor de operationele strategieën
als bijlage meegestuurd2. Tot slot zijn adviezen van SodM en de Mijnraad toegevoegd3. De resultaten van deze adviezen en rapporten licht ik in deze brief verder toe en
ga ik in op de stappen die ik de komende tijd ga zetten om veld definitief te kunnen
sluiten.
Verlaging gaswinning in het huidige gasjaar
Voor het huidige gasjaar 2019/2020 heb ik het winningsniveau vastgesteld op 11,8 miljard
Nm3. Op 10 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 678) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die zijn genomen om
onder het door de SodM geadviseerde winningsniveau van 12 miljard Nm3 te komen. Dat betrof met name de optimale benutting van de stikstofcapaciteit en
de gasopslagen om het alternatief voor laagcalorisch Groningengas zoveel mogelijk
te produceren en in te zetten op de juiste momenten. Tot op heden werkt deze aanpak
goed. Zelfs zodanig dat GTS een extra besparing oplopend tot 1,1 miljard Nm3 mogelijk acht ten opzichte van het vaststellingsbesluit van september. Dat kan door
een hogere realisatie van de stikstofinzet en extra inzet van de gasopslag Norg. Ik
bereid een tijdelijke maatregel voor om dit te realiseren.
In combinatie met de zachte winter, wat voorlopig leidt tot een besparing van circa
0,7 miljard Nm3, zou dat kunnen leiden tot een winningsniveau van 10 miljard Nm3 in het huidige gasjaar.
Komend gasjaar ruim onder de 10 miljard Nm3
Het komende gasjaar 2020/2021 daalt de voor de leveringszekerheid benodigde Groningenproductie
verder naar 9,3 miljard Nm3. Ik heb NAM verzocht voor dit winningsniveau twee operationele strategieën op te
stellen (bijlage 5). Bij het opstellen van dit verzoek heb ik mijn adviseurs voor
het vaststellingsbesluit betrokken. Hiermee volg ik het advies van de Mijnraad, die
op mijn verzoek het proces van de totstandkoming van het vaststellingsbesluit heeft
geëvalueerd (bijlage 7, 8, 9). Uit de bovengenoemde TNO studie blijkt dat het zo min
mogelijk inzetten van het cluster Bierum mogelijk bijdraagt aan een vermindering van
het seismisch risico. Aan NAM heb ik gevraagd om deze uitkomst mee te nemen bij de
voorstellen voor de operationele strategieën. Voor 1 oktober van dit jaar stel ik
het winningsniveau en de verdeling van de winning vast.
Figuur 1: Ontwikkeling benodigd Groningenvolume (bron: advies GTS)
Het winningsniveau is een lichte verhoging ten opzichte van het vorige advies van
GTS van 10 september, maar is ruim 4 miljard Nm3 lager dan het basispad van 29 maart 2018. De lichte verhoging is een gevolg van de
hogere marktvraag in Nederland die volgt uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019.
De binnenlandse vraag naar L-gas ligt de komende jaren tussen de 1,2 en 1,5 miljard
Nm3 hoger dan eerder verwacht. Op basis van nieuwe informatie uit de Taskforce is ook
de verwachte marktvraag in Frankrijk en België naar boven bijgesteld. De verlaging
van het winningsniveau ten opzichte van het huidige gasjaar komt onder andere door
de afbouw van de export. Daarnaast is de uitbreiding van stikstofinstallatie Wieringermeer
het gehele jaar beschikbaar. Ook voor komend gasjaar blijf ik zoeken naar mogelijkheden
om het winningsniveau verder naar beneden bij te stellen. De komende maanden zal ik
evalueren of het mogelijk is om de stikstofinzet structureel nog verder te verhogen.
De eerste maanden van het huidige gasjaar is al een hogere stikstofinzet gerealiseerd.
Einde winning in 2022
De analyses laten zien dat vanaf medio 2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan
aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld. Alleen in een koud jaar is volgens
GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard Nm3, nodig uit het veld. Op basis van de analyses is het mijn inschatting dat de back-up
installaties van GTS dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud
jaar niet meer nodig zou zijn. Vanaf dat moment zou het Groningenveld alleen nodig
zijn als reservemiddel.
In de analyses is ook gekeken naar extreme situaties, waarbij er sprake is van een
extreem lage temperatuur (gemiddelde dagtemperatuur van -15,5 Celsius) in combinatie
met de uitval van een stikstofinstallatie of gasopslag. Aangezien deze temperaturen
zich nauwelijks voordoen, is er een hoge mate van onzekerheid over de daadwerkelijke
gasvraag op zulke momenten. Zo is het onduidelijk of de gasvraag blijft toenemen naarmate
het kouder wordt of op een gegeven moment afvlakt. Vooralsnog ziet DNV GL in haar
validatie geen aanleiding om te concluderen dat de vraag vanaf een bepaalde temperatuur
afvlakt. Dat is belangrijk voor de verwachte piekvraag.
Op basis van een toenemende vraag van kleinverbruikers bij een lage temperatuur verwacht
GTS dat een afnemend aantal clusters op het Groningenveld tot en met 2026 op stand-by
beschikbaar moet blijven. De bijbehorende minimumflow, het op een zeer laag pitje
produceren om clusters operationeel te houden, schat GTS op dit moment in als verwaarloosbaar.
De komende tijd zoek ik verder uit of de clusters beschikbaar kunnen blijven zonder
volume te produceren. Daarnaast blijf ik zoeken naar mogelijkheden om de back-up op
een andere manier in te vullen, bijvoorbeeld door L-gas opslagen beschikbaar te houden
of uit te breiden. Voor de zomer zal ik uw Kamer hier nader over informeren.
Noodzakelijke randvoorwaarden
De analyses laten zien dat de gaswinning uit het Groningenveld vanaf medio 2022 niet
meer nodig is. Om de gaswinning zo snel mogelijk op een verantwoorde manier te beëindigen
zijn een aantal randvoorwaarden noodzakelijk:
1. Tijdige oplevering stikstofinstallatie Zuidbroek
2. Voldoende voortgang in de afbouw van de vraag naar L-gas
3. Gasopslag Norg moet beschikbaar blijven
4. Voldoende aanvoer van hoogcalorisch gas
Bouw stikstofinstallatie Zuidbroek op schema
Volgens het advies van GTS kan het veld alleen dicht als de stikstofinstallatie in
Zuidbroek tijdig in gebruik wordt genomen. Naar verwachting wordt deze in het voorjaar
van 2022 opgeleverd. Dit is conform de eerdere planning van GTS.
Voldoende voortgang in de afbouw van de vraag naar L-gas
Daarnaast is het van belang dat de komende jaren de afbouw van de export en de binnenlandse
vraag volgens planning verlopen. Naar aanleiding hiervan heb ik samen met België,
Duitsland en Frankrijk een Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland opgezet. Hiermee
kom ik ook tegemoet aan de motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 674) om tweemaal per jaar te rapporteren over de voortgang van de afbouw van de vraag
naar L-gas. Bijgevoegd vindt u het eerste rapport van de Taskforce. In de motie wordt
ook gevraagd om maatregelen te onderzoeken om de binnenlandse vraag naar Groningengas
te beperken. In dat kader heb ik het wetsvoorstel voor de verplichte ombouw van de
negen grootste industriële verbruikers van L-gas naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk
35 328, nr. 3).
Uit het rapport van de Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland blijkt dat de afbouw
van de export op schema ligt. Op basis van de huidige inzichten lijkt het in de omringende
landen echter niet mogelijk om deze afbouwprogramma’s verder te versnellen. Niettemin
blijf ik, met de Taskforce, zoeken naar opties om de L-gas vraagreductie in de regio
te versnellen.
Gasopslag Norg moet beschikbaar blijven
Uit de analyses blijkt dat de gasopslag Norg in ieder geval nodig blijft tot en met
gasjaar 2025/2026. NAM en haar aandeelhouders zijn eigenaar van Norg. Zij bepalen
derhalve of en hoe deze berging wordt ingezet. Voor het lopende gasjaar heb ik afspraken
met hen kunnen maken over de inzet van Norg ten behoeve van de snellere daling van
de winning. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in de brief van 10 september 2019
(Kamerstuk 33 529, nr. 678). Voor de komende jaren geldt een dergelijke afspraak nog niet. Het is mijn inzet
om hierover in de komende verdere onderhandelingen met Shell en ExxonMobil aanvullende
afspraken te maken. Ik verwacht tot het voorjaar van 2020 nodig te hebben om tot deze
afspraken te komen.
Voldoende aanvoer van hoogcalorisch gas
Met het stoppen van de gaswinning uit het Groningenveld valt de grootste bron voor
L-gas weg. Daarmee wordt Nederland een normaal gas land dat afhankelijk is van kleine
gasvelden en import van H-gas, zodat in stikstofinstallaties L-gas gemaakt kan worden
door stikstof bij H-gas te mengen, terwijl ook H-gas afnemers beleverd blijven. Op
30 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de noodzaak van voortgaande gaswinning uit de
kleine velden in de context van de energietransitie en afbouw van gaswinning uit het
Groningenveld. Door de grotere rol van import neemt het belang van bergingen toe,
ook voor H-gas. Deze dragen er namelijk aan bij dat er gedurende de winter voldoende
gas beschikbaar is.
GTS uit in haar advies zorgen over de toenemende afhankelijkheid van de aanvoer van
H-gas voor de stikstofconversie en de vraag of er voldoende aanvoercapaciteit is.
Daarom zal de Taskforce onderzoeken in welke mate er een tekort is aan aanvoercapaciteit
voor H-gas en of hier maatregelen voor moeten worden genomen. De uitkomsten hiervan
worden opgenomen in het volgende rapport.
Vervolg
De afgelopen periode zijn er veel analyses gemaakt om meer inzicht te krijgen in de
uitdaging om het Groningenveld zo spoedig mogelijk te sluiten met behoud van leveringszekerheid.
Met deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken. De komende
tijd ga ik verder met de noodzakelijke stappen om het veld zo snel als mogelijk definitief
te sluiten. Voor de zomer zal ik uw Kamer hier opnieuw over informeren.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 december 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 536) heeft het kabinet de afspraak gemaakt om volumeaanpassingen bij de gasbaten eenmaal
per jaar te verwerken. Besluiten van het kabinet om het volume te verlagen moeten
worden ingepast onder het uitgavenplafond. De budgettaire effecten van de lagere volumes
ten opzichte van het basispad zullen worden verwerkt bij de Voorjaarsnota.
De geleidelijke sluiting van productielocaties wordt ondertussen voortgezet. De komende
tijd worden de productielocaties in het Loppersumcluster, die sinds 2018 gesloten
zijn, ontmanteld. Hier is met de productielocatie in Ten Post al een begin mee gemaakt.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat