Brief regering : Reactie op kosten verduurzaming PBL en schriftelijke beantwoording vragen gesteld tijdens het Algemeen Overleg, gehouden op 12februari 2020, over het Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 449
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij verzocht een reactie te geven
op de brief van Aedes betreffende de kostenberekening van het Klimaatakkoord Gebouwde
Omgeving (hierna: Klimaatakkoord) van het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna:
PBL).
Aedes stelt in de brief van 10 februari dat er inmiddels hogere kosten worden gehanteerd
dan die zijn gebruikt in de doorrekening van het Klimaatakkoord. Naar aanleiding van
deze brief is in de media discussie ontstaan over de kosten van verduurzaming van
woningen. PBL heeft hier inmiddels op hun eigen website op gereageerd.
PBL geeft aan in toekomstige doorrekeningen vanzelfsprekend de meest actuele cijfers
te gebruiken, die op onderdelen zowel hoger als lager kunnen zijn dan die in eerdere
berekeningen zijn gehanteerd. De effecten hiervan op de berekeningen van de uiteindelijke
kosten en de consequenties hiervan voor de eindgebruiker en op het gestelde doel in
het Klimaatakkoord zijn nu nog niet vast te stellen.
Op dit moment lopen er verschillende onderzoeken naar de eindgebruikerskosten, waaronder
het onderzoek naar de vraag of de maatschappelijke opgaven van de corporaties in verhouding
staan tot de middelen die zij daarvoor hebben (motie van het lid Ronnes c.s.1) en het onderzoek naar de standaard en streefwaarden. De standaard zal het benodigde
isolatieniveau weergeven voor verschillende woningtypes. De streefwaarden geven de
na te streven isolatiewaardes per gebouwdeel aan, bijvoorbeeld dak- of vloerisolatie.
Bij deze onderzoeken zijn onder andere het PBL en Aedes betrokken. Hierin zal worden
gerekend met de voor partijen relevante eindgebruikerskosten voor onderhoud en investeringen
in verduurzaming. De verwachting is dat de uitkomsten hiervan voor de zomer beschikbaar
worden gesteld aan uw Kamer.
Voor het kabinet blijft staan dat de transitie haalbaar, betaalbaar en rechtvaardig
moet zijn. Hierin zijn uiteraard de kosten voor de eindgebruiker van belang die uit
de onderzoeken naar voren zullen komen. Jaarlijks wordt met de Klimaat- en Energieverkenning
(KEV) – in combinatie met de monitor Klimaatbeleid – bezien of de gestelde doelstellingen
nog binnen bereik liggen en of het noodzakelijk is om het gevoerde beleid bij te stellen.
Tot slot, bied ik u hierbij de antwoorden aan op de mondelinge vragen die door de
leden zijn gesteld tijdens het Algemeen Overleg Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving van
12 februari 2020 en waarop ik nog geen antwoord heb gegeven. De onderdelen wijkgerichte
aanpak en betaalbaarheid zijn in dat overleg reeds beantwoord; de antwoorden op de
vragen met betrekking tot financiering, kostenreductie en overige vragen (huur, VVE’s
en resterende vragen m.b.t. wijkgerichte aanpak) treft u in de bijlage aan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Beantwoording vragen algemeen overleg klimaatakkoord gebouwde omgeving
Financiering en betaalbaarheid
Vraag 1
Mevrouw Beckerman (SP) heeft gevraagd of het aanvragen van een lening bij het Nationaal
Energiebespaarfonds (NEF) voldoende makkelijk is en of het feit dat de minimale lening
€ 2.500 bedraagt en maximaal 75% van de lening aan zonnepanelen mag worden besteed
niet onnodig beperkend is.
Antwoord 1
De leningen die het NEF verstrekt voor verduurzamingsmaatregelen betreffen meestal
hoge bedragen, gemiddeld € 12.500. Er zijn vooralsnog geen signalen dat er interesse
is in financiering voor investeringen lager dan € 2.500 euro.
Het NEF behandelt lening-aanvragen zorgvuldig en met een zo kort mogelijke doorlooptijd.
Een aanvraag kan binnen drie werkdagen geregeld zijn als de aanvraag compleet is.
In de praktijk zijn aanvragers vaak wat meer tijd kwijt met het aanleveren van de
juiste documenten.
De beperking tot 75% van de lening ten behoeve van zonnepanelen is opgenomen om mensen
te stimuleren ook isolatiemaatregelen te nemen. Daarnaast bieden marktpartijen ook
eenvoudige financiering aan voor zonnepanelen.
Vraag 2
De heer Bisschop (SGP) en de heer van der Lee (GroenLinks) hebben gevraagd naar de
fiscale aftrekbaarheid van de gebouwgebonden financiering.
Antwoord 2
De Staatssecretaris van Financiën heeft na uitvoerig onderzoek medio 2018 moeten concluderen
dat financiering die automatisch overgaat niet kan worden ingepast in de al zeer complexe
eigenwoningregeling. Deze conclusie staat niet ter discussie. Banken hebben aangegeven
dat zij ook zonder fiscale facilitering mogelijkheden zien een aantrekkelijke propositie
te ontwikkelen.
Vraag 3
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd inzicht te geven in de deelname van private
investeerders in het Warmtefonds.
Antwoord 3
Van de volgende private investeerders dragen bij aan het Warmtefonds:
– Rabobank 100 miljoen euro
– ASN Bank 25 miljoen euro
– Council of Europe Development Bank (CEB) 250 miljoen euro
– De Europese Investeringsbank 150 miljoen euro
De komende jaren zal additionele private funding worden opgehaald.
Vraag 4
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd hoe de Minister voorkomt dat woningeigenaren
van het kastje-naar-de-muur worden gestuurd als zij op zoek zijn naar financieringsmogelijkheden.
Antwoord 4
Financieringsopties voor verduurzaming moeten niet alleen aantrekkelijk, maar ook
goed toegankelijk zijn. Het palet aan financieringsinstrumenten moet daarom op een
overzichtelijke manier ontsloten worden. Het landelijk digitaal platform gaat hier
een cruciale rol in vervullen met zoek- en filterfuncties die woningeigenaren in staat
stellen financieringsopties en financiers te vinden en vergelijken.
Vraag 5:
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd wat de stand van zaken is van het product in
het warmtefonds voor niet-kunners en Mevrouw van Eijs (D66) heeft gevraagd te reflecteren
op de financieringsmogelijkheden met de vraag of er geen achterblijvers zijn.
Antwoord 5
Het warmtefonds zal ook een financieringsproduct bieden voor woningeigenaren die hun
woning moeten verduurzamen maar op basis van hun inkomen niet in aanmerking komen
voor reguliere financiering. Het gaat bijvoorbeeld om woningeigenaren in een proeftuin
aardgasvrije wijken of eigenaren van een koopwoning in een blok corporatiewoningen
dat in één keer wordt aangepakt. Met dit financieringsproduct wordt ervoor gezorgd
dat niemand achterblijft en een collectieve aanpak van een straat of buurt doorgang
kan vinden.
Het financieringsproduct wordt momenteel uitgewerkt. De maandlasten van de financiering
zullen bij dit product gebaseerd worden op de financiële positie van de aanvragers,
zodat zij door de financiering niet in de problemen komen. Het voorkomen van overkreditering
blijft een randvoorwaarde. Streven is dit product voor mensen zonder leenruimte vanaf
juli 2020 aan te bieden.
Vraag 6
De heer Bisschop (SGP) heeft gevraagd in hoeverre het volume van het warmtefonds voldoende
is voor de financiering van de verduurzaming van de particuliere woningvoorraad.
Antwoord 6
Voor het warmtefonds is tot en met 2030 900 miljoen euro rijksgeld beschikbaar. Met
bijdragen van private investeerders kan het warmtefonds uitgroeien tot enkele miljarden.
Ik benadruk dat het warmtefonds één van de financieringsmogelijkheden is in het palet:
woningeigenaren kunnen de verduurzaming ook meefinancieren in hun hypotheek, spaargeld
inzetten of gebruik maken van andere financieringsopties. Zoals gevraagd in de motie
van het lid Yesilgöz-Zegerius c.s.(Kamerstuk 32 813, nr. 349) zal ik regelmatig nagaan of het huidige budget toereikend is en of er voldoende
privaat kapitaal wordt aangetrokken.
Vraag 7
De heer Ronnes (CDA) heeft gevraagd in hoeverre energiebesparing kan worden meegenomen
bij het verstrekken van financiering aan particulieren en zo ja, in hoeverre banken
makkelijker financiering kunnen verstrekken als de baten en opbrengsten van verduurzaming
worden gestandaardiseerd.
Antwoord 7
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat wordt verkend of er een methodiek van woonlastenneutraliteit
kan worden ontwikkeld die leidend kan zijn bij kredietverlening voor verduurzaming.
Die verkenning richt zich op de vraag in hoeverre de individuele energiebesparing
kan worden meegenomen in de leennormen voor consumptief krediet en kredietverstrekkers
rekening kunnen houden met de verwachte energielasten ná verduurzaming van de woning.
Op een gestandaardiseerde manier kunnen rekenen aan de opbrengsten van verduurzaming
is daar een voorwaarde voor. Zowel woningeigenaren als financiers moeten ervan op
aan kunnen dat de verwachte energiebesparing ook wordt gerealiseerd. Hiervoor wordt
samen met marktpartijen een solide, gevalideerde rekenmethode ontwikkeld die ook een
rol kan gaan spelen bij kredietverlening voor verduurzaming.
Kostenreductie
Vraag 8
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie) heeft gevraagd hoe het staat met de uitvoering van
de motie van de leden Dik-Faber en Van Eijs2 om proeftuinen te starten met corporaties en de bouwsector voor innovatie en prefab.
Mevrouw van Eijs vraagt in het verlengde hiervan naar de inzet op innovatie in de
bouw.
Antwoord 8
Deze motie heb ik meegenomen in de ontwikkeling en uitvoering van het traject «De
Renovatieversneller» dat ik ben gestart. In nauwe samenwerking met corporaties en
de bouwsector werk ik aan innovatie en industrialisatie (waaronder prefab) om renovaties
op grotere schaal te kunnen laten plaatsvinden. Hiervoor is het nodig dat corporaties
en marktpartijen uit de bouw- en technieksector beter samenwerken om vraag en aanbod
op elkaar af te stemmen. In maart publiceer ik een subsidieregeling om de samenwerking
van verhuurders en consortia van aanbieders van energierenovaties te stimuleren. Deze
regeling heeft een totaalbudget van 100 miljoen euro. In een kennisprogramma wordt
opgedane kennis lokaal opgehaald en landelijk verspreid en wordt op centrale thema’s
(zoals woningclassificatie, industrialisatie en collectief opdrachtgeverschap) verdiepend
onderzoek verricht.
Daarnaast is prefab als vorm van industrieel bouwen onderdeel van de MMIP-regelingen,
om hier verdere innovaties op aan te jagen. We hebben een goed begin gemaakt met de
innovatie-subsidieregelingen die doorontwikkeling van innovaties ondersteunen. Daarnaast
geeft opschaling via de startmotor, de wijkaanpak en de renovatieversneller de markt
perspectief om te investeren in innovaties. Dit biedt kansen voor de sector, omdat
het ook mogelijkheden biedt tot nieuw verdienvermogen.
Vraag 9
Mevrouw van Eijs (D66) vraagt hoe de overheid kan bijdragen aan standaardisatie, dit
zelf kan voorschrijven en of de isolatiestandaard streng genoeg is.
Antwoord 9
Standaardisatie bij renovatie en bij digitalisering is erg belangrijk. Als we informatie
op een eenduidige manier verzamelen, opslaan en delen kan het werk efficiënter en
goedkoper plaatsvinden. Bovendien kunnen daarmee gestandaardiseerde renovatieconcepten
worden ontwikkeld. De Bouwagenda onderzoekt of de overheid hier meer op kan sturen
via het opdrachtgeverschap en aanbesteding. De markt heeft zelf baat bij verdere standaardisering
en heeft daar dus een eigen rol. Ik faciliteer dat bijvoorbeeld via de digitaliseringsdeal
Gebouwde Omgeving en ook de Renovatieversneller.
U vraagt of de «isolatiestandaard» het risico met zich meebrengt dat we op basis hiervan
woningen dusdanig isoleren dat ze niet klaar zijn om van het aardgas af te gaan. Dit
is een terecht punt wat uiteraard moet worden voorkomen. Dit is onderdeel van het
huidige onderzoek naar die standaard. Voor de zomer wil ik uw Kamer hierover informeren.
Huur
Vraag 10
Mevrouw Beckerman (SP), de heer Bisschop (SGP) en de heer Ronnes (CDA) hebben gevraagd
of de huur van woningen met slechte energielabels «bevroren» kan worden.
Antwoord 10
Dit wordt bezien bij de uitwerking van de voorstellen voor de aanpassing van de huurregelgeving.
Voorop staat een huurregelgeving die kan bijdragen aan verduurzaming. Ik teken daarbij
aan, dat nu al slechte woningen een lagere maximale huurprijs hebben in het woningwaarderingsstelsel.
Met partijen als Aedes, Woonbond, IVBN en Vastgoed Belang vindt overleg plaats over
het gehele pakket voor de huurregelgeving. Ik verwacht dat de Kamer voor de zomer
kan worden geïnformeerd over de uitwerking van de huurregelgeving.
Vraag 11
De heer van der Lee (GroenLinks) heeft gevraagd of de Minister het initiatiefrecht
voor huurders wil bezien.
Antwoord 11
Dit initiatiefrecht is één aspect dat wordt betrokken bij de uitwerking van de voorstellen
voor de aanpassing van de huurregelgeving. Daarbij speelt dat de verduurzamingsaanpak
bij verhuurders vaak systematisch en grootschalig wordt aangepakt. Dit vergt afstemming
tussen initiatieven van huurders en de planning van verhuurders.
Met partijen als Aedes, Woonbond, IVBN en Vastgoed Belang vindt overleg plaats over
het gehele pakket voor de huurregelgeving. Ik verwacht dat de Kamer voor de zomer
kan worden geïnformeerd over de uitwerking van de huurregelgeving. Het initiatiefrecht
voor huurders zal bij deze uitwerking worden betrokken.
Vraag 12
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie) heeft gevraagd of de Minister het instemmingsrecht
van 70% voor huurder wil verlagen.
Antwoord 12
Met partijen als Aedes, Woonbond, IVBN en Vastgoed Belang vindt overleg plaats over
het gehele pakket voor de huurregelgeving, zoals is afgesproken in het Klimaatakkoord.
Instemming huurders is van belang om te komen tot een goede en gedragen verduurzaming.
Wel wordt bezien of aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld als er al vooraf een garantie
kan worden gegeven dat de woonlasten niet stijgen.
Vraag 13
De heer Ronnes (CDA) heeft gevraagd of de maximale huurprijs die corporaties vragen
afhankelijk kan worden gemaakt van de energieprestatie.
Antwoord 13
Zoals afgesproken in het Klimaatakkoord wordt bij de voorstellen voor de uitwerking
van het huurbeleid onderzocht hoe prikkels voor verduurzaming kunnen worden versterkt.
Hierbij wordt ook aandacht gegeven aan het passend toewijzen. Ik verwacht dat de Kamer
voor de zomer kan worden geïnformeerd over de uitwerking van de huurregelgeving.
VvE
Vraag 14
Mevrouw van Eijs (D66) en de heer Ronnes (CDA) hebben gevraagd welke energiebesparende
maatregelen samenhangend worden geacht met onderhoud en of de instemmingsvereiste
van VvE’s bij verduurzaming omlaag kan.
Antwoord 14
Ik ben voornemens de instemmingsvereisten voor verduurzamingsmaatregelen die nauw
samenhangen met onderhoud, gelijk te stellen aan de instemmingsvereisten die gelden
voor onderhoud (gewone meerderheid). Ik zal onderzoeken of en welke aanpassingen hiervoor
in wet- en regelgeving nodig zijn. Via voorlichting zal ik VvE’s vervolgens duidelijk
maken voor welke energiebesparende maatregelen de besluitvormingsregels voor onderhoud
gelden. Dat gaat bijvoorbeeld over het aanbrengen van dubbel glas of andere maatregelen
die te maken hebben met isolatie van de schil. Ik zal in de voorlichting hierover
een lijst van voorbeelden opnemen.
Vraag 15
De heer van der Lee (GroenLinks) heeft gevraagd waarom er altijd meerdere maatregelen
genomen moeten worden voor de subsidieregeling voor isolatie en Mevrouw van Eijs (D66)
heeft gevraagd hoe de Minister ervoor kan zorgen dan alle initiatieven die VvE’s (willen)
nemen gestimuleerd kunnen worden.
Antwoord 15
De reden is dat ik met de regeling wil stimuleren dat woningeigenaren en VvE’s meer
doen dan ze van plan waren, zodat de subsidie zorgt voor extra CO2-reductie. Elk jaar nemen heel veel woningeigenaren en VvE’s zonder subsidie namelijk
ook al één maatregel. Als we subsidie geven voor deze maatregelen die jaarlijks al
worden genomen, levert dat geen extra CO-reductie op en zou dit wel extra begrotingsgeld
kosten. Het lage BTW tarief voor isolatie-werkzaamheden drukt wel enigszins de kosten
voor mensen die één maatregel nemen en er is de mogelijkheid om relatief goedkoop
te financieren via het Warmtefonds voor leningen met een looptijd tot 30 jaar voor
VvE’s.
Wijkgerichte aanpak
Vraag 16
De heer Bisschop (SGP) heeft gevraagd hoe bedrijven worden betrokken bij het Kennis-
en Leerprogramma Aardgasvrije Wijken.
Antwoord 16
De uitvoering van gemeentelijke plannen moet uiteindelijk door het bedrijfsleven worden
gedaan. Hun betrokkenheid is daarom belangrijk. Er moet worden nagedacht over het
slimmer en efficiënter uitvoeren van de werkzaamheden om zo kosten te besparen, maar
ook om het beschikbare personeel efficiënt in te zetten. Ik werk samen met partijen
als netbeheerders en bouw- en installatiebedrijven vanuit de «intentieverklaring arbeidsmarkt
en scholing» die vorig jaar is getekend. Meer dan 25 partijen hebben toen afgesproken
kennis te delen en te willen leren van de uitvoering van de wijkgerichte aanpak. De
lessen en ideeën die hier ontstaan, ontsluit ik vervolgens voor de gemeenten en andere
stakeholders via het Programma Aardgasvrije Wijken. Daarnaast is het bedrijfsleven
ook betrokken in de Adviescommissie Aardgasvrije Wijken, zoals de NVDE, Bouwend Nederland
en Techniek NL.
Vraag 17
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie) heeft gevraagd of het een risico is voor de wijkgerichte
aanpak wanneer de invoering van de Omgevingswet vertraging oploopt.
Antwoord 17
De inschatting is dat het mogelijk is de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking
te laten treden. Partijen kunnen onder de huidige regelgeving al starten met de wijkgerichte
aanpak, die vervolgens verder kan worden uitgewerkt met de instrumenten van de Omgevingswet
(zoals programma’s en het omgevingsplan). Gemeenten hebben zich in november 2019 gecommitteerd
aan het Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat gemeenten eind 2021
een transitievisie warmte opstellen. Gemeenten zijn al aan de slag met (voorbereidingen
voor) het opstellen van de transitievisies warmte. Daarom voorzie ik geen reden om
te vrezen voor vertraging. Ik zal vinger aan de pols houden en begin 2021 samen met
VNG een tussenstand opmaken van tot dan toe opgestelde transitievisies warmte, op
basis van de in het Klimaatakkoord afgesproken tool.
Vraag 18
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd waar in het Klimaatakkoord «doorzettingsmacht»
genoemd staat.
Antwoord 18
In het Klimaatakkoord staat: «Om de gemeenten in staat te stellen om deze wijkgerichte
aanpak tot een succes te maken, moet een aantal randvoorwaarden ingevuld worden waaronder
bevoegdheden en doorzettingsmacht die zijn verankerd in landelijke wet- en regelgeving.
De rijksoverheid zorgt voor de tijdige beschikbaarheid van een wettelijk kader dat
gemeenten voldoende mogelijkheden biedt om hun regierol bij de wijkgerichte aanpak
te vervullen. (...) De rijksoverheid zorgt vooruitlopend hierop dat het wettelijk
kader voldoende uitvoerbare experimenteerruimte bevat, met name voordat de nieuwe
wetgeving in werking treedt.»
Het gaat daarbij om deze afspraken:
«Vervolgens besluit de gemeente in een uitvoeringsplan op wijkniveau (door het wijzigen
van het omgevingsplan) wanneer en hoe de wijk (stapsgewijs) van het aardgas afgaat
en welk alternatief voor aardgas wordt gekozen. Rijk en VNG werken uit aan welke voorwaarden
deze besluitvorming moet voldoen. (....) Complementair daaraan wordt in de Energiewet
opgenomen dat op basis van dit besluit van de gemeente kan worden vastgesteld vanaf
welke datum een wijk geen gebruik meer kan maken van het gasnet. (...) Rijk en VNG
bezien welke bevoegdheden voor gemeenten, en de bijbehorende waarborgen voor de consument
en gebouweigenaar hierbij nodig zijn en welke wetgeving hiervoor zo nodig dient te
worden aangepast. (...)»
Hieronder worden deze afspraken nader toegelicht.
De focus van de inzet van gemeenten is het stimuleren en verleiden van bewoners om
hun woning te verduurzamen en op termijn aardgasvrij te maken. Het nemen van isolerende
maatregelen is daarbij essentieel. Hiervoor is subsidie beschikbaar en hierbij gaan
we bewoners zo goed mogelijk ondersteunen met aantrekkelijke financierings- en ontzorgingsarrangementen.
Om woningeigenaren te ondersteunen in het nemen van hun keuzes komt er een digitaal
platform voor voorlichting en advies op maat. Iedereen moet stappen kunnen zetten
naar een duurzamer huis en een lagere energierekening.
In de wijkgerichte aanpak zorgt de gemeente ervoor dat er een redelijk alternatief
voor aardgas beschikbaar is om de woning te verwarmen. Het is echter niet uit te sluiten
dat een kleine groep bewoners niet kiest voor dit alternatief. Afhankelijk van lokale
omstandigheden (zoals de staat van aardgasnet) kan het in stand houden van het aardgasnet
voor een beperkt aantal gebruikers zorgen voor hoge kosten. Om de energietransitie
betaalbaar te houden, wordt een bevoegdheid voor gemeenten uitgewerkt die ze als laatste
redmiddel op het eind van het proces kunnen gebruiken om een einddatum voor de beschikbaarheid
van aardgas vast te stellen. Een gasnet in stand houden voor enkele gebruikers die
niet van het aardgas af willen, terwijl er een redelijk alternatief beschikbaar is,
is niet kosteneffectief en daarom ook niet wenselijk.
Vooruitlopend op de doorzettingsmacht in landelijke wet- en regelgeving, zoals aangekondigd
in het Klimaatakkoord, is het voor (ingediende) proeftuinen en herstructurerings-
en transformatiegebieden mogelijk om onder de Crisis- en herstelwet bij wijze van
experiment af te wijken van de Gaswet. Dit onderdeel is opgenomen in de Crisis- en
herstelwet als gevolg van een amendement van de leden Dik-Faber en Van Eijs, met het
oog op het feit dat gemeenten de bevoegdheid wilden om in het bestemmingsplan verbrede
reikwijdte per wijk of gebied een datum op te nemen waarop de gasaansluitingen van
bestaande gebouwen afgekoppeld (kunnen) worden en daarmee de wijk of het gebied aardgasvrij
wordt omdat op die manier kan worden geëxperimenteerd met concrete voorbeelden.
De transitievisie warmte is de eerste schakel in de wijkgerichte aanpak. Het beëindigen
van de levering van aardgas is de laatste schakel. Die schakels moeten samen een zorgvuldig
proces vormen. Door de transitievisie warmte vorm te geven als wettelijk geregeld
programma onder de Omgevingswet, is de positie van deze eerste schakel in de wijkgerichte
aanpak helder. Het borgt ook het belang van goede participatie en een helder democratisch
proces.
Rijk en VNG zijn in overleg over de schakels in de wijkgerichte aanpak. Het regelen
van doorzettingsmacht vergt uitwerking in samenhang met andere elementen van de wijkgerichte
aanpak én in samenhang met andere elementen van de Energiewet. Daarbij spelen onder
meer vraagstukken rondom het voorzien in voldoende waarborgen voor burgers, een haalbaar
en betaalbaar transitiepad naar alternatieve warmtevoorziening en van verdeling van
kosten, waaronder kosten voor verwijderen van gasaansluitingen, afbouw van het gebruik
van gasnetten en verwijderen van netten.
Overig
Vraag 19
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie) heeft gevraagd of de Minister inzet op een campagne
voor isolatie.
Antwoord 19
Afgelopen januari is www.verbeterjehuis.nl gelanceerd om eigenaar-bewoners te ondersteunen met informatie over isolatiemaatregelen
en andere energiebesparende maatregelen. Daarnaast loopt de campagne «Iedereen doet
wat», waar onder andere isolatie aan de orde is gekomen.
Vraag 20
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd of de gemeenten voldoende mogelijkheden hebben
om gas toe te staan in bijvoorbeeld landelijk gebied en of dit vertraging en extra
kosten bij nieuwbouw leidt.
Antwoord 20
In beginsel is alle nieuwbouw, waarvan de vergunning is aangevraagd op of na 1 juli
2018, aardgasvrij. Dit is goed te realiseren in de meeste gevallen. Gemeenten kunnen
echter een uitzondering maken vanwege een zwaarwegende reden van algemeen belang.
Het niet doorgaan van bouwprojecten door hogere kosten kunnen redenen zijn om een
uitzondering te maken. De gemeente dient echter zelf deze afweging te maken. Of er
sprake is van een zwaarwegende reden van algemeen belang is immers sterk afhankelijk
van de lokale omstandigheden.
Vraag 21
De heer Koerhuis (VVD) heeft gevraagd of de extra stappen voor een nog strengere milieuprestatie-eis
na 2021 haalbaar zijn.
Antwoord 21
Ik ben van mening dat verdere stappen voor een nog strengere milieuprestatie eis ook
na 2021 haalbaar zijn. Ik word hierin gesteund door de resultaten van verkennende
gesprekken die begin 2019 met partijen uit de sector hebben plaatsgevonden. Voor elke
aanscherping die de komende jaren zal worden voorgesteld zullen alle effecten, inclusief
de mogelijke extra kosten voor nieuwbouw, in beeld worden gebracht. Elke aanscherping
van de milieuprestatie-eis zal in openbare consultatie gaan, zodat alle belanghebbende
partijen de gelegenheid hebben om hier hun mening over kenbaar te maken. Tevens zal
ik elke aanscherping voor advies voorleggen aan het Overleg Platform Bouwregelgeving.
Hierin zijn de belanghebbende partijen in de bouwsector vertegenwoordigd. Elke volgende
aanscherping na 2021 zal, inclusief een overzicht van alle effecten, via een wijziging
van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving bij uw Kamer worden voorgehangen.
Vraag 22
De heer van der Lee (GroenLinks) heeft gevraagd of er helderheid komt over het wel
of niet herzien van de regelgeving van het Ministerie van I&W over legionella.
Antwoord 22
Ik zal bij mijn collega van I&W benadrukken dat er snel duidelijkheid moet zijn over
het wel of niet evalueren van de I&W regelgeving. De Minister van I&W komt hier in
elk geval op terug in het kader van het AO Water in juni. De NEN-commissie kan in
afwachting van de uitkomst ten aanzien van de I&W-regelgeving alvast beginnen met
deelonderzoek, zodat de norm zo snel mogelijk aangepast kan worden, indien mogelijk.
Verder biedt het Rijksvastgoedbedrijf de mogelijkheid om in één van haar panden praktijktesten
uit te voeren.
Vraag 23
De heer van der Lee (GroenLinks) heeft gevraagd hoe de Tweede Kamer op de hoogte wordt
gehouden van de voortgang van de uitvoering van het Klimaatakkoord.
Antwoord 23
De Minister van EZK coördineert de rapportage over de voortgang van het Klimaatakkoord
en ander klimaatbeleid. De Tweede Kamer ontvangt jaarlijks een voortgangsrapportage
Klimaatbeleid die samen met de Klimaat- en Energieverkenning van het PBL wordt verstuurd.
Ook ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks een voortgangsrapportage van het Programma
Aardgasvrije Wijken.
Vraag 24
De heer van der Lee (GroenLinks) heeft gevraagd of het uitgangspunt is dat voldoen
aan de standaard betekent dat de woning geschikt is om van het aardgas af te gaan.
Antwoord 24
Ja, dit is het uitgangspunt. Op dit moment doe ik voor zestien woningtypen onderzoek
naar de hoogte van een Standaard en van Streefwaarden voor bestaande woningen. In
het Klimaatakkoord is afgesproken dat: «de Standaard wordt gebaseerd op de bouwkundige/technische
mogelijkheden in combinatie met de financiële haalbaarheid. Woningen die verregaand
kunnen worden geïsoleerd tegen acceptabele kosten, kunnen volstaan met een lage(re)
temperatuur warmtebron.» Ik verwacht u hier voor de zomer verder over te kunnen infomeren.
Daarnaast onderzoek ik of het verstandig is om, naar aanleiding van inzichten die
in dit onderzoek ontstaan, de eisen die de bouwregelgeving bij verbouw stelt aan isolatie
aan te passen.
Vraag 25
Mevrouw van Esch (PvdD) heeft gevraagd of de primaire energiefactor (Pef) niet zou
moeten worden aangepast.
Antwoord 25
De Primaire Energiefactor elektriciteit met projectiejaar 2020 (Pef = 1,45) is gebaseerd
op de Nationale EnergieVerkenning (NEV) van 2017, waarbij geldt: hoe lager de Pef,
hoe hoger de duurzaamheid van het net. Op basis van de laatste Klimaat- en EnergieVerkenning
(KEV 2019), de opvolger van de Nationale Energieverkenning, die jaarlijks wordt uitgevoerd,
zou de Pef voor projectiejaar 2020 uitkomen op 1,37. De in 2020 beoogde Pef van 1,45
ligt dus ruimschoots op schema.
Indieners
-
Indiener
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties