Brief regering : Rapportages (niet-)gecontracteerde wijkverpleging en lijst Pointer
23 235 Thuiszorg en wijkverpleging
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2020
Bijgaand ontvangt u een onderzoeksrapport van Vektis met daarin nieuwe cijfers over
het aandeel niet-gecontracteerde zorg in de wijkverpleging1. Dit onderzoek is in opdracht van de partijen van het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging
(Kamerstuk 29 689, nr. 911) uitgevoerd. Daarnaast ontvangt u een rapport van Vektis waarin onderzocht is hoeveel
zorgaanbieders met excessieve winsten, die voorkomen op de lijst van Pointer, een
contract hebben met zorgverzekeraars2. Dit onderzoek is in opdracht van het Ministerie van VWS uitgevoerd. Omdat op de
lijst van Pointer aanbieders van wijkverpleging en aanbieders van ggz voorkomen, onderteken
ik deze brief mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De kernboodschap van deze brief is:
• Het aandeel van de kosten van niet-gecontracteerde wijkverpleging loopt in het eerste
kwartaal van 2019 (7,4%) terug ten opzichte van 2018 (8,9%). Daarmee lijkt de stijgende
trend van de jaren 2016–2018 tot staan gebracht. Dit wordt veroorzaakt door de daling
van het aantal uren wijkverpleging bij niet-gecontracteerde zorg en daarmee de gemiddelde
kosten per cliënt. Het aantal cliënten dat gebruik maakt van niet-gecontracteerde
zorg is stabiel. Het percentage niet-gecontracteerde zorg ligt in het eerste kwartaal
2019 (7,4%) nog wel boven het percentage van het eerste kwartaal 2017 (6,2%).
• De aanbieders wijkverpleging die op de lijst van Pointer voorkomen vanwege hoge winsten
in 2017 en 2018, declareren relatief meer niet-gecontracteerde zorg: ca 50% terwijl
dit landelijk op 9% ligt (2018). Binnen de groep aanbieders op de lijst Pointer geldt:
hoe hoger het winstpercentage, des te hoger het percentage niet-gecontracteerde zorg.
Bij de aanbieders ggz die op de lijst van Pointer voorkomen is de relatie tussen winsten
en niet-gecontracteerde zorg minder duidelijk.
Samenvatting rapportage Vektis naar niet-gecontracteerde zorg in de wijkverpleging
Uit de rapportage van Vektis blijkt het aantal cliënten dat gebruik maakt van niet-gecontracteerde
zorg in 2019 gelijk blijft ten opzichte van 2018. Ook is het aantal aanbieders dat
door het merendeel of door alle zorgverzekeraars gecontracteerd wordt, stabiel in
de tijd. Het aandeel van de kosten van niet-gecontracteerde wijkverpleging loopt in
het eerste kwartaal van 20193 (7,4%) terug ten opzichte van het eerste kwartaal 2018 (8,9%). Wel ligt het nog hoger
dan het eerste kwartaal 2017 (6,2%). Daarmee is de stijgende trend van de jaren 2016–2018
tot staan gebracht. De daling wordt veroorzaakt door de daling van het aantal uren
wijkverpleging bij niet-gecontracteerde zorg en daarmee de gemiddelde kosten per cliënt.
In 2018 wordt per maand per cliënt nog bijna drie keer zoveel uren zorg verleend bij
de niet-gecontracteerde zorg ten opzichte van de gecontracteerde zorg. In 2019 is
dit gedaald naar een factor 2,2. Een mogelijke verklaring voor de daling is dat in
2019 zorgverzekeraars machtigingen vragen bij niet-gecontracteerde aanbieders.
Op verzoek van partijen van het Hoofdlijnenakkoord heeft Vektis enkele aanvullende
analyses uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde zorg met
name hoog is in wijken met een lage sociaaleconomische status, in (sterk) verstedelijkte
gebieden, en de Randstad (zie figuur 1). De uitstroom van cliënten naar de Wlz is
iets hoger bij gecontracteerde zorg: in de leeftijdscategorie 75–85 jaar bijvoorbeeld
stroomt 10% van de cliënten gecontracteerde zorg uit naar de Wlz en 9,3% van de cliënten
niet-gecontracteerde zorg. Het onderzoek van Vektis geeft geen verklaring voor dit
verschil. De verschillen in uitstroompercentages zijn dermate klein dat deze geen
verklaring geven voor het verschil in gemiddeld aantal uren zorg per cliënt per maand
tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg.
Ten slotte zijn er behoorlijke verschillen tussen zorgverzekeraars in het aandeel
niet-gecontracteerde zorg. Dit hangt ten dele samen met verschillende regio’s waar
zorgverzekeraars dominant zijn. Het aandeel niet-gecontracteerde zorg in kosten is
hoger bij de grote zorgverzekeraars dan bij de groep kleine zorgverzekeraars.
Beleidsreactie
Dat het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging voor het eerst sinds 2016 is gedaald,
vind ik een positieve ontwikkeling. De maatregelen die zijn afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord
om het contracteren te bevorderen lijken daarmee vruchten af te werpen. In het Hoofdlijnenakkoord
voor de wijkverpleging hebben partijen afspraken gemaakt om het contracteerproces
te verbeteren en contractering te stimuleren. Aanleiding hiervoor waren signalen dat
de omvang van de niet-gecontracteerde zorg in deze sectoren zeer snel toenam. De partijen
van het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging streven naar een daling in 2019 ten opzichte
van ijkjaar 2017 met in achtneming van de ontwikkeling in 2018. Belangrijk is dat
er nu sprake is van een daling ten opzichte van het eerste kwartaal 2018, maar nog
niet ten opzichte van het eerste kwartaal 2017. De stijgende lijn lijkt dus tot staan
te zijn gebracht op basis van deze cijfers. Ondanks het toenemende gebruik van machtigingen
is in het eerste kwartaal van 2019 het aantal uren per cliënt per maand in de niet-gecontracteerde
zorg nog steeds 2,2 keer zo hoog als het aantal uren per cliënt per maand in de gecontracteerde
zorg, zonder dat een verschil zichtbaar is in cliëntkenmerken. Ik vind dit onwenselijk
omdat het niet zo mag zijn dat de ene cliënt (onnodig) veel uren zorg krijgt terwijl
de andere cliënt van voldoende zorg verstoken blijft. Het is belangrijk de capaciteit
van zorgverleners zo eerlijk mogelijk in te zetten over de mensen die de zorg nodig
hebben.
Zoals in het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging is aangegeven kunnen verdergaande aanpassingen
in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om het onderscheid tussen de vergoeding van
niet-gecontracteerde versus gecontracteerde zorg te verhelderen dan wel te versterken.
Het kabinet bereidt daarom een wetswijziging voor die de overheid de mogelijkheid biedt om voor bepaalde (deel) sectoren de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde
zorg in (nadere) regelgeving vast te leggen. Deze wordt dan niet meer overgelaten
aan zorgverzekeraars en de ontstane jurisprudentie. Dit wetsvoorstel zal binnenkort
aan de Tweede Kamer aangeboden worden.
Figuur 1: Aandeel niet-gecontracteerde zorg in de regio (Bron: Vektis)
Analyse naar de contractering van aanbieders wijkverpleging of ggz met excessieve
winsten
Op 25 september 2019 heeft Pointer in samenwerking met Follow the Money en Reporter
Radio een lijst gepubliceerd van 85 zorgaanbieders die zowel in 2017 als in 2018 meer
dan tien procent winst hebben gemaakt en een ton omzet behaalden4. Dit terwijl een winstpercentage van rond de drie procent gebruikelijk is in de gezondheidszorg.
Deze lijst is een vervolg op eerder onderzoek van Pointer naar aanbieders met hoge
winsten. Dit eerdere onderzoek betrof een jaar5. Dat zorgaanbieders meer dan tien procent winst hebben gemaakt, kan in enkele gevallen
verklaard worden door bijvoorbeeld de eenmalige verkoop van vastgoed. Om hier een
goed beeld van te krijgen was een meerjarige analyse nodig.
De nieuwe lijst van Pointer bestaat uit 85 aanbieders, waarvan 31 aanbieders in 2017
en/of 2018 wijkverpleging hebben gedeclareerd en zestien aanbieders ggz hebben gedeclareerd
die binnen de Zorgverzekeringswet valt. Van deze 31 zorgaanbieders wijkverpleging
waren er in 2017 negentien vrijwel volledig niet-gecontracteerd en in 2018 lag dit
aantal op achttien (ca 60%). Van de zestien ggz-aanbieders waren er in 2017 vijf volledig
niet-gecontracteerd (ca 30%).
Van de zorgkosten die de 31 aanbieders wijkverpleging declareerden, was in 2018 ruim
50% niet-gecontracteerd. Dit is veel meer dan het landelijke percentage niet-gecontracteerde
wijkverpleging (9% in 2018). Van de zorgkosten die de zestien aanbieders ggz declareerden,
was 11% niet-gecontracteerd in 2017. Dat is iets meer dan het landelijke percentage
niet-gecontracteerde ggz (7% in 2017). Deze uitkomsten liggen in de lijn van de verwachtingen.
Uiteraard geldt dat als een zorgverzekeraar twijfels heeft over de rechtmatigheid
en/of doelmatigheid van een zorgaanbieder, de zorgverzekeraar geen contract zal aangaan.
Uit de analyse op de lijst van aanbieders van Pointer blijkt dat een groot deel van
de aanbieders die een hoge winst boeken, geen contract hebben met zorgverzekeraars.
Binnen de groep aanbieders op de lijst Pointer geldt: hoe hoger het winstpercentage,
des te hoger het percentage niet-gecontracteerde zorg. Bij de aanbieders ggz die op
de lijst van Pointer voorkomen is de relatie tussen winsten en niet-gecontracteerde
zorg minder duidelijk.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport