Brief regering : Voortgang stikstofproblematiek: maatregelen landbouw en verdere impuls gebiedsgerichte aanpak
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2020
Nederland heeft een stevige opgave om de neerslag van stikstof terug te dringen. Deze
opgave geldt voor alle betrokken sectoren, en dus ook de landbouw. Het kabinet heeft
in november 2019 bronmaatregelen aangekondigd om op korte termijn (maart 2020) stikstofruimte
te realiseren (Kamerstuk 35 334, nr. 1). Het gaat hierbij om maatregelen die op korte termijn zijn in te voeren en mede
op basis van berekeningen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
snel leiden tot een daling van de stikstofdepositie.
In deze brief informeer ik uw Kamer over een volgende stap die we zetten om de stikstofproblematiek
aan te pakken. Dit betreft een eerste maatregelenpakket in de landbouwsector, dat
op korte termijn effect zal hebben, maar ook op de lange termijn doorwerkt. Voor het
realiseren van een structurele aanpak zijn blijvend (bron)maatregelen in alle betrokken
sectoren nodig, zoals geschetst in de brief van 16 december 20191. In het voorjaar zal ik uw Kamer hierover nader informeren. Dan zal het kabinet ook
een streefwaarde voor de reductie van stikstofemissie en -depositie in 2030 vaststellen.
Naast de in deze brief aangekondigde middelen, besluit het kabinet verder bij de Voorjaarsnota
en verdere geëigende besluitvormingsmomenten, over benodigde middelen voor de bronmaatregelen
in de landbouw en andere sectoren (in afstemming met de inzet ten behoeve van het
Klimaatakkoord) en langjarig geld voor natuurherstel en -verbetering.
Voortgang aanpak stikstofproblematiek
Mei 2019:
De Raad van State oordeelt: het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is in strijd met de
Europese Habitatrichtlijn en mag niet meer gebruikt worden voor vergunningverlening
Sept 2019:
Vergunningverlening komtweer deels op gang
Okt 2019:
Kabinetsreactie: advies «Niet alles kan» (Adviescollege Stikstofproblematiek)
Okt 2019:
Het kabinet reserveert € 500 miljoen voor stikstofproblematiek, waarvan € 250 miljoen
voor natuurherstel en -verbetering, deels t.b.v. water- en wegenveiligheid.
Nov 2019:
Het kabinet kondigt bronmaatregelen aan om, op korte termijn (maart 2020), woningbouw
en 7 MIRT-projecten te realiseren.
Dec 2019
Voortgang stikstofproblematiek: structurele aanpak
→ Kabinetsreactie: advies «Beweiden en bemesten» (Adviescollege Stikstofproblematiek)
→ Nieuwe (bron)maatregelen (1e pakket landbouw) om gebiedsgerichte aanpak verdere impuls te geven
Feb 2020:
Kabinetsreactie: advies «Luchtvaart» (Adviescollege Stikstofproblematiek)
Feb 2020:
publicatie Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal en managementmaatregelen
Feb/Mrt 2020:
Openstelling stikstofregistratiesysteem
Voorjaar 2020:
Aanpak natuurherstel en -verbetering
Voorjaar 2020:
Volgende (bron)maatregelen in betrokken sectoren
Voorjaar 2020:
Vaststellen van een streefwaarde voor de reductie van stikstofuitstoot in 2030
Voor zomer 2020:
Kabinetsreactie: advies «Lange termijn» (Adviescollege Stikstofproblematiek)
Zomer 2020:
Eerste resultaten doorlichting Natura 2000-gebieden
Zomer 2020:
Voortgang Grondbank en instrumenten voor landinrichting
In deze brief staan de volgende nieuwe maatregelen van het kabinet:
– Er komt nu € 350 miljoen beschikbaar vanuit het Rijk voor gerichte opkoop van veehouderijen,
voor boeren die dat zelf willen en als onderdeel van het gebiedsproces.
– Er is € 172 miljoen beschikbaar voor innovatie en brongerichte verduurzaming van stallen.
– Er komt een omschakelfonds voor boeren die willen omschakelen naar kringlooplandbouw.
– Extensivering van veehouderijbedrijven rondom natuurgebieden wordt gefaciliteerd.
– Er komen coaches om boeren persoonlijk te helpen op hun bedrijf stikstofreducerende
maatregelen te nemen en/of te begeleiden naar de diverse innovatie- en uitkoopregelingen.
Er komen samen met provincies bijeenkomsten om met boeren in gesprek te gaan over
de mogelijkheden.
– Er komt een netwerk van proefbedrijven in de melkveehouderij voor onderzoek en kennisdeling
om uitstoot van methaan en ammoniak te verminderen.
– Ik kijk samen met provincies hoe ongecontroleerde opkoop van veehouderijbedrijven
kan worden voorkomen. Afspraken daarover zijn randvoorwaardelijk om extern salderen
met veehouderijbedrijven open te stellen.
– Het is mijn inzet dat (duurzame) projecten met een tijdelijke depositie van stikstof
gebruik kunnen maken van het zogenoemde instrument verleasen. Hierover maak ik afspraken
met provincies.
– Er is met provincies afgesproken om beweiden en bemesten niet vergunningplichtig te
maken.
De gewenste bijdrage van de landbouw aan de stikstofproblematiek kan niet los worden
gezien van de bijdrage aan opgaven op het gebied van klimaat, luchtkwaliteit, gezondheid,
bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit en dierenwelzijn. Alleen een integrale aanpak
leidt tot een toekomstvaste landbouw. Die aanpak is al ingezet op basis van de visie
van het kabinet naar kringlooplandbouw.
Die omslag gaat niet van de ene op de andere dag en dat hoeft ook niet. De urgentie
om stappen te zetten is groot, maar de transitie in de landbouw is ook een zaak van
lange adem. In de huidige situatie, waarin nog veel onzekerheid wordt ervaren, geldt
dat je alleen misschien wel sneller gaat, maar samen toch echt verder komt. Aan talloze
keukentafels is de toekomst van het boerenbedrijf hét gesprek. In veel gebieden bespreken
boeren, overheden, natuurorganisaties en andere partijen hoe in een gebiedsproces
belangen van natuur, landbouw en andere maatschappelijke belangen samen kunnen komen.
Daar krijgt de omslag naar kringlooplandbouw en emissiearme landbouw vorm en wordt
stikstofreductie gerealiseerd.
Om een structurele aanpak van de stikstofproblematiek mogelijk te maken, is het belangrijk
dat er perspectief is voor stoppers en blijvers, dat in gebiedsprocessen gezamenlijke
afspraken gemaakt worden en dat er ook voor de korte termijn (stikstof)ruimte is om
gewenste maatschappelijke ontwikkelingen in de landbouw en in andere sectoren niet
te blokkeren. De stappen die het kabinet met deze brief zet, zorgen hiervoor.
Dit pakket is naast een bijdrage aan het oplossen van de stikstofproblematiek tegelijk
een bouwsteen in het realiseren van mijn Visie Waardevol en Verbonden (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5), draagt bij aan het emissiearm maken van de landbouw en past binnen het beleid dat
al is ingezet en het voorziene beleid in onder andere het Klimaatakkoord, de verduurzaming
van de veehouderij, de herbezinning van het mestbeleid, de taskforce verdienvermogen,
de bodemstrategie en het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Perspectief voor blijvers en stoppers
De meeste boeren willen blijven boeren, al zijn er ook die willen stoppen. Het kabinet
heeft oog voor beide groepen. Voor de blijvers geldt dat welke stappen een boer kan
en wil zetten, afhankelijk is van zijn of haar persoonlijke situatie. Zo is een boer
die voor een grote investeringsbeslissing staat, geholpen bij een regeling die hem
financieel en inhoudelijk ondersteunt om een toekomstvaste keuze te maken, bijvoorbeeld
door te innoveren of door te extensiveren. Een boer die al geïnvesteerd heeft, kan
via verbetering van zijn bedrijfsvoering ook komen tot stikstofreductie en is juist
op zoek naar maatregelen die passen bij het huidige bedrijfsmodel.
Voor de verschillende situaties maken verschillende regelingen en instrumenten het
voor boeren mogelijk om stappen te zetten en daarmee stikstof te reduceren. Het is
belangrijk dat hiervoor voldoende inzicht en duidelijkheid is bij de boer, zodat hij
een goede keuze kan maken, die ook voor de lange termijn perspectief biedt.
Ik zal de komende periode samen met provincies regiobijeenkomsten organiseren, om
met boeren in gesprek te gaan, de verschillende mogelijkheden te bespreken, hen te
begeleiden bij deze keuzes en hen te helpen om de juiste financiële regelingen en
instrumenten in te zetten. Voor de verschillende regelingen kunnen boeren ook terecht
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en bij de gebiedsregisseurs
van hun provincie.
Ik werk, zoals in de brief «Innovatie op het boerenerf» aangekondigd (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 98), ook aan een systeem van geregistreerde onafhankelijke bedrijfscoaches. Vooruitlopend
daarop kunnen boeren per direct terecht bij de groene hogescholen voor individuele
begeleiding. Boeren kunnen daarnaast gebruik maken van de cursussen en trainingen
die nu al door de groene onderwijsinstellingen worden aangeboden. Daarnaast zullen
de groene hogescholen en Wageningen Academy in het licht van de stikstofproblematiek
op de praktijk gerichte cursussen en trainingen ontwikkelen. Daarbij gaat het om cursussen
en trainingen gericht op emissiereductie, stalmaatregelen, mesttoepassingen, weidemanagement,
bodembeheer en wijzigingen in bedrijfsmanagement.
Ik vorm daarnaast een netwerk van pilot- en demobedrijven waar, in het kader van de
integrale aanpak van ammoniak en methaan in de melkveehouderij, wetenschap, praktijk
en beleid verbonden wordt. Daarbij gaat het om dierspecifieke en rantsoenspecifieke
maatregelen, maar ook om weidemanagement en de effecten van bemesting op de voerkwaliteit.
Deze bedrijven zullen representatief zijn voor de bedrijfstypen en werkwijzen in de
sector. De bedrijven zullen begeleid en gemonitord worden bij de toepassing van maatregelen
om zo boeren van boeren te laten leren en de relatie met een sluitende kringloop inzichtelijk
te maken. Door de combinatie van onderzoek, demonstratie en voorlichting op en dichtbij
het boerenerf wordt geborgd dat maatregelen niet alleen in de theorie werken, maar
ook in de praktijk toegepast worden.
Mogelijkheden voor stikstofreductie in bestaande bedrijfsvoering
Het kabinet ziet een aantal perspectiefvolle maatregelen, die ook door het Landbouw
Collectief zijn voorgesteld. Het gaat om het verminderen van eiwit in het voer, het
vergroten van weidegang en het emissiearmer uitrijden van mest. Het kabinet heeft
in november2 maatregelen op het gebied van veevoer aangekondigd. Deze maatregelen leiden tot stikstofreductie
en dragen in veel gevallen ook bij aan andere doelen. Zo is weidegang goed voor dierenwelzijn
en een aantrekkelijk landschap en kan het verdund uitrijden van mest zorgen voor een
betere benutting van stikstof in de bodem.
Deze maatregelen van het Landbouw Collectief zijn gericht op de melkveehouderij. Daar
kan zonder gevolgen voor de productie of diergezondheid een reductie van het ruw eiwitgehalte
in het voer gerealiseerd worden, met een vermindering van de ammoniakemissie als gevolg.
Voor de andere veehouderijsectoren is een dergelijke reductie ingrijpender om op korte
termijn te realiseren. In de varkenssector en de pluimveesector zijn de afgelopen
jaren ook al stappen gezet.
Borging, monitoring en handhaving zijn essentieel om ook daadwerkelijk stikstofreductie
te bereiken. Dat vraagt een zorgvuldige uitwerking waarbij de implementatie van maatregelen
een combinatie vraagt van stimuleren, kennisverspreiding en normering. Ik werk deze
maatregelen graag verder uit in overleg met het Landbouw Collectief en andere partijen.
Hiermee geef ik invulling aan de motie Geurts/Harbers3 die verzoekt de voorstellen van het Landbouw Collectief zeer serieus te bekijken.
Programma vitale varkenshouderij
Voor de varkenshouderij heb ik in september in het kader van de verduurzaming van
de veehouderij afspraken gemaakt over het Programma Vitale Varkenshouderij. Daarin
neemt de sector ambitieuze maatregelen die leiden tot een forse reductie van ammoniak.
Deze afspraken zijn het uitgangspunt voor de stikstofaanpak in de varkenshouderij.
Innovatie in stallen
De aanpassing van stallen levert een forse bijdrage aan emissiereductie. Ik wil boeren
ondersteunen die willen investeren in innovatieve, brongerichte verduurzaming van
stallen. Ik wil daarvoor de ontwikkeling van nieuwe technieken stimuleren waarbij,
in aanvulling op bestaande ammoniakreducerende technieken in de Regeling ammoniak
en veehouderij (RAV), alle schadelijke emissies, waaronder stikstofemissies, in samenhang
en brongericht fors worden teruggebracht en in de kringloop worden gehouden. Een brongerichte
aanpak, waarbij emissies worden voorkomen door bijvoorbeeld het snel scheiden van
mest en urine, betekent ook een verbetering van het stalklimaat, wat positief is voor
zowel mens als dier. Bovenop het gebruik van brongerichte maatregelen, kunnen innovatieve
end of pipe-technieken als aanvulling worden gebruikt als deze bijdragen aan het hoogste ambitieniveau.
Randvoorwaarde hierbij is dat deze niet het risico vergroten op stalbranden of negatieve
consequenties hebben voor dierenwelzijn.
Het ontwikkelen en investeren in dergelijke nieuwe systemen vraagt een forse investering
en zorgt voor een grote kapitaallast. Veel boeren kunnen dat niet zelfstandig opbrengen.
Ik maak deze investeringen mogelijk door een subsidieregeling te openen. Het doel
van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv)
is het ontwikkelen en uitrollen van integrale, brongerichte emissiereducerende maatregelen
in zowel bestaande als nieuwe stallen, gericht op stikstof/ammoniak, broeikasgassen
en voor zover relevant voor de betreffende dierlijke sector op geur en fijnstof. De
eerste subsidiemodule ziet op onderzoek naar en ontwikkeling van het gebruik van innovaties
en managementmaatregelen (innovatiemodule). De tweede subsidiemodule ziet op de uitrol
van bewezen innovaties (investeringsmodule). De eerste openstelling van de innovatie-subsidiemodule
voor brongerichte verduurzaming van stal- en management maatregelen is voorzien voor
medio april 2020. De subsidiemodule wordt medio februari gepubliceerd. De openstelling
van de investerings-subsidiemodule, waarmee bewezen technieken voor first movers kunnen worden bevorderd, volgt later in de tijd. Nu is deze voorzien eind mei/juni
2020. Beide modules worden in een ritme van twee maal per jaar opengesteld. In totaal
is er voor de komende 10 jaar € 172 miljoen beschikbaar.
Om innovatie te versnellen, werkt het kabinet ook aan meer ruimte in de regelgeving.
Er wordt door de Minister voor Milieu en Wonen (naar aanleiding van een motie Lodders4) een aantal verbeteringen in de huidige stalbeoordeling en erkenningssystematiek
doorgevoerd, onder andere door met een aanpassing in de Regeling ammoniak en veehouderij
het nabouwen van systemen door andere fabrikanten tegen te gaan. Ook wordt gewerkt
aan de mogelijkheid om de erkenning van nieuwe technieken tot stand te laten komen
met behulp van real-time sensormetingen. Er wordt meer gecommuniceerd over de mogelijkheden
voor versnelling van innovatie binnen het huidige stelsel. Verder werkt de Minister
voor Milieu en Wonen met een aantal provincies aan het tot stand komen van een pilot
gericht op het versnellen van toelating van innovatieve technieken in het kader van
de Crisis- en Herstelwet. Om het innovatieproces verder te versnellen richt ik, samen
met onder andere vertegenwoordigers van de sector en de decentrale overheden, een
Taskforce Versnelling Innovatieproces in. Die taskforce gaat op basis van casuïstiek
bekijken hoe onder andere vergunningverlening versneld kan worden. Parallel hieraan
laat het kabinet op dit moment een advies opstellen over verdergaande wijzigingen
van het stelsel voor stalbeoordeling. Voor de zomer 2020 wil het kabinet komen met
voorstellen voor wijzigingen op basis van dit advies.
Hiermee geef ik ook invulling aan de motie Bisschop5 die vraagt te voorkomen dat sanering ten koste gaat van inzet op emissiereductie
door techniek en managementmaatregelen.
Extensiveren, omschakelen of verplaatsen
Ook extensivering of omschakeling naar een andere bedrijfsvoering levert een belangrijke
bijdrage leveren aan stikstofreductie. Ik wil boeren ondersteunen die hierin stappen
willen zetten.
Boeren die willen omschakelen naar kringlooplandbouw kennen soms financieringsproblemen.
Verschillende partijen hebben ideeën ingebracht voor een investerings- en omschakelingsfonds,
hiermee kunnen (risicodragende) projecten ge(co-)financierd worden. Denk aan samenwerkende
boeren die moeten investeren in grond om natuurinclusieve producten te kunnen verkopen,
aan boeren die in plaats van voedselgranen ander veevoer willen gebruiken, en aan
samenwerking tussen landbouw en waterschappen/-zuiveraars, etc. Ik ben in het kader
van een brede aanpak duurzame agrofinanciering met de relevante partijen, waaronder
de sector, financiers, ketenpartijen en provincies, in overleg over wat er nodig is
om te kunnen omschakelen en welke financieringsbehoefte daarbij hoort. Tegelijkertijd
heb ik Wageningen Economic Research de opdracht gegeven om het huidige financieringsinstrumentarium
in kaart te brengen. Beide trajecten moeten inzicht geven in de vraag hoe een dergelijk
fonds op een doelmatige manier kan worden vormgegeven. Ik zal uw Kamer daar voor het
zomerreces over informeren. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Bisschop
over dit onderwerp6.
Knellende regelgeving die de omslag in de weg staat, wordt reeds geïnventariseerd
en weggenomen als dat geen afbreuk doet aan het beschermingsniveau van gezondheid
en milieu. Dat gaat bijvoorbeeld om het meer mogelijk maken van het gebruik van kunstmestvervangers
uit dierlijke mest.
Voor extensivering en voor bedrijven die willen verplaatsen, is de beschikbaarheid
van grond een belangrijke factor. Veel boeren die meer grondgebonden willen worden,
minder afhankelijk willen zijn van grondstoffen van buiten het bedrijf of op een andere
manier extensiever willen werken hebben meer grond nodig. Die grond kan beschikbaar
komen doordat boeren stoppen of verplaatsen. Ik kijk ook naar de mogelijkheden om
gronden van andere partijen en de overheid (Staatsbosbeheer (SBB), Rijksvastgoedbedrijf
(RVB)) in te zetten voor extensivering, mits dit niet ten koste gaat van bestaande
natuur of natuurherstel. Zo is SBB op mijn verzoek gestart met experimenten met natuurinclusieve
landbouw door (extra) pachtgrond ter beschikking te stellen aan boeren voor omschakeling
naar of uitbreiding van hun natuurinclusieve bedrijf en wordt ook verder gekeken naar
het gericht inzetten van het pachtinstrumentarium voor extensiveren van de landbouw.
Ik ondersteun deze experimenten met een langjarig monitoringsprogramma waarin onder
andere de economische en ecologische ontwikkelingen worden bijgehouden en geëvalueerd.
Ook worden er bijeenkomsten gehouden waarin boeren, terreinbeheerders en onderzoekers
ervaringen en lessen uitwisselen.
Op verzoek van uw Kamer en de aangenomen motie Moorlag/Smeulders7 onderzoekt het kabinet hoe een grondbank en instrumenten voor landinrichting hiervoor
ingezet kunnen worden. Hier informeert het kabinet uw Kamer in de zomer over. Overigens
zijn er voor extensivering ook al bestaande (provinciale) regelingen die benut kunnen
worden, zoals de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL).
Hoe dichter een veehouderij zit bij een Natura 2000-gebied, hoe hoger de depositie
op dat gebied. Daarom kan verplaatsen naar een locatie verder weg van een natuurgebied,
een aantrekkelijke en zinvolle oplossing zijn. Hierbij is altijd sprake van lokaal
maatwerk, waarbij een match moet worden gemaakt tussen de wensen en mogelijkheden
van de veehouder, en de mogelijkheden die er zijn om het bedrijf ergens anders naar
te verplaatsen.
Extensivering en verplaatsing vinden dus altijd plaats binnen een gebiedsproces. Provincies
hebben hierin een sleutelrol en zijn in staat om tot een integrale aanpak te komen.
In die aanpak zijn op lokaal niveau slimme combinaties mogelijk van boeren die willen
stoppen, boeren die hun bedrijf op een andere locatie willen voortzetten en boeren
die willen omschakelen naar een extensieve vorm van landbouw, bijvoorbeeld in combinatie
met agrarisch natuurbeheer. Daarvan zijn nu al mooie voorbeelden. De provincies hebben
het voortouw, zijn regisseur in de gebiedsgerichte aanpak en daarmee ook het eerste
aanspreekpunt voor boeren die stappen willen zetten.
Gericht opkopen van boeren die willen stoppen
Om de stikstofdepositie op daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden te laten dalen
en ruimte te maken voor blijvende boeren, is het cruciaal dat de gebiedsprocessen
op gang komen en dat er binnen die gebiedsprocessen ook voldoende vrijkomende ruimte
is voor nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld voor natuurverbetering, of boeren die willen
extensiveren of verplaatsen. Die ruimte kan onder andere gecreëerd worden door boeren
die willen stoppen. Het kabinet stelt hiervoor € 250 miljoen uit de bij najaarsnota
ingestelde begrotingsreserve beschikbaar. Dit komt bovenop de € 100 miljoen uit het
Klimaatakkoord voor veehouderij rondom Natura 2000-gebieden.
Provincies wordt gevraagd om als gebiedsregisseur deze middelen in te zetten. Provincies
kunnen met deze middelen op basis van een traject van minnelijke verwerving gericht
veehouderijen in de buurt van Natura 2000-gebieden opkopen. Vrijwilligheid is hierbij
het uitgangspunt. Met deze maatregel wordt een directe bijdrage geleverd aan het verminderen
van stikstofdepositie, het terugdringen van broeikasgasemissies en wordt schuifruimte
in een gebiedsproces gecreëerd om ruimte te geven aan blijvende en verplaatsende boeren.
Ook worden met provincies afspraken gemaakt over (de herbestemming van) gronden, eventuele
sloop, sanering en herbestemming van leeg komende gebouwen. Provincies dragen zorg
en risico voor de inbreng en verwaarding van de gronden in het gebiedsproces.
De vrijkomende stikstofdepositieruimte wordt in samenwerking met provincies ingezet.
Deels voor het herstel van de natuur door het verlagen van de depositie op Natura
2000-gebieden, deels daar waar nodig voor het legaliseren van de meldingen, en voor
het resterende deel voor alle ontwikkelingen die in dat gebied noodzakelijk respectievelijk
gewenst zijn, inclusief rijksprojecten. Dit betreft ook de nationale belangen. Daarnaast
kan de ruimte worden betrokken bij eventuele problematiek die volgt uit de uitzonderingen
op het niet-vergunningsplichtig zijn van bemesten.
De middelen worden in tranches van € 100, € 100 en € 150 miljoen beschikbaar gesteld.
Het rijk gaat met de provincies in gesprek hoe door inzet van bestaande middelen de
hefboomwerking van de ingezette Rijksmiddelen kan worden vergroot. Om deze gerichte
opkoopregeling zo effectief mogelijk te maken wordt de uitvoering (inclusief herbestemming
gronden) door Rijk en provincies gemonitord en geëvalueerd en worden de leereffecten
daarvan verwerkt in de uitvoering van de volgende tranches.
Sanering varkenshouderij
Al eerder heb ik aangegeven dat de sanering van de varkenshouderij gericht is op vermindering
van geur maar ook zorgt voor een reductie van stikstof, en bijdraagt aan de klimaatopgave.
Op 15 januari 2020 is de openstelling van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
(Srv) gesloten. Er hebben zich 502 varkenshouders aangemeld. Daarbij gaat het om bedrijfslocaties.
Het proces, zoals gepubliceerd met de Srv, is intussen opgestart. In eerste instantie
wordt nu bezien welke aanmelders aan de vereisten voldoen en deel mogen nemen. Tegelijkertijd
wordt de geurscore berekend en vervolgens worden de potentiële deelnemers op geurscore
gerangschikt en ontvangen deelnemers, in principe 13 weken na sluitingsdatum, een
subsidiebeschikking. Deelnemers hebben vanaf dat moment acht weken de tijd om de vereiste
overeenkomst, cf. de modelovereenkomst in de Srv, te overleggen. Het kabinet wil de
ontvangen aanvragen van deelnemers die aan de eisen voldoen honoreren. De extra kosten
worden bij Voorjaarsnota ingepast.
Voorbereiding vrijwillige saneringsregeling andere sectoren
Het voorbereiden van een vrijwillige saneringsregeling kost de nodige doorlooptijd.
Dit komt onder andere door de precieze kaders die moeten worden uitgewerkt, voorbereiding
van flankerend beleid en de staatssteuntoets in Brussel. Ik tref daarom, vooruitlopend
op eventuele besluitvorming daarover, ambtelijke voorbereiding voor een vrijwillige
saneringsregeling voor de andere sectoren, zodat die snel kan worden ingezet als dat
nodig blijkt te zijn voor een structurele aanpak van de stikstofproblematiek.
Productierechten
Boeren die stoppen, gebruiken hun productierechten niet meer. Stoppende boeren zorgen
voor een structurele vermindering van de emissies en deposities uit de landbouw als
de productierechten niet elders worden ingezet. Tegelijkertijd is het van belang dat
er voldoende productierechten beschikbaar blijven voor boeren die zich willen ontwikkelen.
Bij het opkopen van veehouderijbedrijven door de overheid zullen productierechten
worden ingenomen en doorgehaald. De middelen die de overheid inzet, leveren zo ook
direct een bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Op het moment dat
het aantal fosfaatrechten in de markt onder het productieplafond zit, en er reductie
van stikstofuitstoot is bereikt, wordt bij gerichte opkoop op basis van minnelijke
verwerving door de overheid (al dan niet in het kader van extern salderen) de mogelijkheid
geboden aan de veehouder om een deel van zijn rechten ter overname beschikbaar stellen
aan boeren die de keuze maken voor kringlooplandbouw of op een emissiearme manier
willen uitbreiden. De overheid zal hiervoor te zijner tijd een systeem uitwerken.
Bij een generieke beëindigingsregeling zoals de saneringsregeling voor de varkenshouderij
is inname en doorhaling van productierechten vanwege staatssteunkaders noodzakelijk.
Bij opkoop van veehouderijbedrijven door private partijen, bijvoorbeeld in het kader
van extern salderen, is er geen koppeling met productierechten. Productierechten zijn
in dat geval vrij verhandelbaar en kunnen worden gebruikt worden door een veehouder
die hiervoor emissieruimte heeft in zijn natuurvergunning. Hiervoor is geen wetswijziging
nodig.
Extern salderen binnen de gebiedsgerichte aanpak
Ik heb in een bestuurlijk overleg met de provincies besproken dat gekeken wordt naar
de benodigde randvoorwaarden, zodat op korte termijn gestart kan worden met extern
salderen met veehouderijbedrijven. Ik heb daarbij ook met hen besproken dat het belangrijk
is hier regie op te houden en ongerichte en ongecontroleerde opkoop te voorkomen.
Extern salderen zal plaats moeten vinden binnen de gebiedsgerichte aanpak, daar hebben
alle partijen belang bij. Een initiatiefnemer moet de depositie die hij veroorzaakt,
op elk gebied (elke hexagoon) mitigeren. Om die mitigatie te bereiken via het opkopen
van bedrijven zullen in veel gevallen meerdere bedrijven moeten worden opgekocht,
terwijl een initiatiefnemer per bedrijf vaak lang niet alle vrijkomende stikstofruimte
nodig heeft. Het is dan ook veel effectiever om benodigde en vrijkomende ruimte met
elkaar te verbinden als onderdeel van het gebiedsproces.
De provincies hebben daarin een sturende rol en voorkomen op die manier het ongericht
en ongewenst opkopen. Er zijn immers altijd drie partijen betrokken bij extern salderen:
de vrager van stikstofruimte, de aanbieder van stikstofruimte en de overheid als vergunningverlener.
Daarbij is cruciaal dat provincies een aanvraag voor extern salderen alleen toestaan
als dit past binnen de gebiedsgerichte aanpak. Daarmee wordt speculatie tegengegaan
en wordt gewaarborgd dat extern salderen geen afbreuk doet aan de langetermijnaanpak
om de natuurdoelen te bereiken.
Verleasen
Het is mijn inzet om verleasen mogelijk te maken. Verleasen betekent dat een ondernemer
een deel van zijn niet benutte stikstofruimte in zijn vergunning op tijdelijke basis
beschikbaar kan stellen aan een andere initiatiefnemer (privaat, publiek) voor (tijdelijke)
activiteiten waarbij stikstof vrijkomt. De initiatiefnemer zal hiervoor een marktconforme
vergoeding afspreken met de verleasende partij. Het leasen van stikstofruimte is dus
een goede oplossing zijn voor projecten die een tijdelijke depositie veroorzaken,
bijvoorbeeld alleen bij de aanleg. Projecten die permanente depositieruimte nodig
hebben, kunnen hier geen gebruik van maken.
Voor dit tijdelijk beschikbaar stellen van stikstofruimte gelden vergelijkbare eisen
als voor het permanent beschikbaar stellen van stikstofruimte (extern salderen). Dit
betekent dat:
– Het uitgangspunt is de gerealiseerde capaciteit. Iemand kan (een deel van) de stikstofdepositie
van bijvoorbeeld zijn bestaande stal of productiehal verleasen als deze niet in gebruik
is
– De niet gerealiseerde capaciteit in de vergunning (nog niet gebouwde stal of productiehal),
kan niet gebruikt worden om te verleasen.
– Gedurende de looptijd van de overeenkomst kan 70% van de verleasde stikstofruimte
worden ingezet. Na beëindiging van het verleasen geldt weer de situatie van daarvoor.
Hierbij zijn wel garanties nodig dat de verleasde ruimte niet dubbel wordt gebruikt
en dat dit gehandhaafd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld geborgd worden door een privaatrechtelijke
overeenkomst die bij de aanvraag van de natuurvergunning door de initiatiefnemer die
stikstofruimte nodig heeft. Langs deze lijn wil ik afspraken maken met de provincies.
Op basis hiervan kan het voor een boer aantrekkelijk zijn om tegen een vergoeding
zijn stal tijdelijk leeg te laten staan en hiermee een bijdrage te leveren aan de
stikstofreductie. Hiermee geef ik een invulling aan de motie Moorlag c.s. op dit onderwerp8 en aan de toezegging om uw Kamer te informeren over de mogelijkheden om latente ruimte
te verleasen.
Beweiden en bemesten
In de uitspraak van 29 mei 2019 heeft de Raad van State vastgesteld dat de categorale
vrijstelling van de vergunningplicht voor beweiden en bemesten zoals deze plaats vond
onder de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in strijd is met de Habitatrichtlijn.
Naar aanleiding van deze uitspraak is het Adviescollege Stikstofproblematiek onder
leiding van de heer Remkes gevraagd om hierover advies uit te brengen. Ik heb het
advies inzake beweiden en bemesten van het Adviescollege op 19 december 2019 (Kamerstuk
35 334, nr. 39) aan uw Kamer aangeboden.
Het Adviescollege sluit met haar advies bemesten en beweiden in 2020 aan bij de hoofdlijn
van het eerdere advies «Niet alles kan». De hoofdlijn van het eerste advies was dat
maatregelen dienen te worden getroffen, gericht op substantiële emissiereductie en
geloofwaardig en aantoonbaar herstel van Natura 2000-gebieden. De aanbevelingen in
dit kortetermijnadvies geven binnen dit kader een eerste antwoord op het urgente maatschappelijke
vraagstuk van beweiden en bemesten. Gezien het aanstaande beweidings- en bemestingsseizoen
van 2020 heeft het Adviescollege gezocht naar een oplossing welke op korte termijn
kan worden ingezet, en is daarbij uitgegaan van de feitelijke relatie tussen bemesten
en beweiden en de daardoor veroorzaakte stikstofdepositie.
De hoofdlijn van het advies is dat voor beweiden geen en voor bemesten in beginsel
geen vergunningsplicht aan de orde is. Zoals ik bij de aanbieding van het advies al
geschreven heb, is de inzet van het kabinet om beweiden en bemesten niet vergunningplichtig
te maken. Voor een goede bedrijfsvoering zijn beweiden en bemesten noodzakelijk. Ook
met het oog op het komende mestseizoen zal ik mij met provincies inzetten om de situatie
van de laatste jaren, waarin geen vergunningsplicht van toepassing was voor deze activiteiten,
voort te zetten. Deze lijn zullen wij inbrengen in de verschillende procedures die
naar verwachting de komende maanden zullen plaatsvinden. De uitzonderingen, waar door
specifieke bedrijfssituaties het grondgebruik structureel is veranderd, zullen in
beeld worden gebracht.
Het Adviescollege stelt mitigerende maatregelen voor om te komen tot een structurele
reductie van stikstofemissies uit de landbouw. In het eindadvies zal het Adviescollege
nader ingaan op mogelijke maatregelen. Vooruitlopend hierop zullen de in deze brief
genoemde maatregelen worden ingezet om tot een eerste aanzet tot een structurele reductie
van stikstofemissies te komen, waarvan het vergroten van weidegang en het bemesten
met toevoeging van water het meest passend zijn.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit