Brief regering : Jaarrapportage 2018 van de Wet afbreking zwangerschap
30 371 Evaluatie Wet afbreking zwangerschap
Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2020
Hierbij stuur ik u de jaarrapportage 2018 van de Wet afbreking zwangerschap1, zoals opgesteld door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Daarnaast informeer ik u met deze brief over de stand van zaken van de twee actielijnen
die ik heb ingezet om het aantal herhaalde zwangerschapsafbrekingen terug te dringen,
te weten: 1) het wegnemen van (financiële) belemmeringen voor langdurige anticonceptie
voor vrouwen die een risico lopen op een herhaalde onbedoelde zwangerschap en 2) het
versterken van de rol van de huisarts, zowel in het voortraject als tijdens de nazorg
na een zwangerschapsafbreking.
Jaarrapportage 2018 van de Wet afbreking zwangerschap
De IGJ brengt haar rapportage jaarlijks uit op basis van de gegevens die de ziekenhuizen
en klinieken met een vergunning onder de Wet afbreking zwangerschap wettelijk verplicht
zijn aan te leveren. De inspectie geeft de aangeleverde cijfers weer en signaleert
voor zo ver mogelijk trends die uit de registratie opgemaakt kunnen worden.
In 2018 werden in totaal 31.002 zwangerschapsafbrekingen uitgevoerd, waarvan 27.620
bij vrouwen die in Nederland wonen. Er is, net als in 2017, sprake van een lichte
stijging van het aantal zwangerschapsafbrekingen, namelijk 479 meer dan in 2017. Er
is op basis van de aan de IGJ aangeleverde gegevens geen verklaring te geven voor
deze stijging.
Omdat het geboortecijfer in 2018 lager was dan in 2017, en het aantal zwangerschapsafbrekingen
hoger, is de abortusratio (aantal afbrekingen per 1.000 levendgeborenen) gestegen
tot 164 (t.o.v.159 in 2017). Ook het abortuscijfer (het aantal zwangerschapsafbrekingen
per 1.000 in Nederland wonende vrouwen van 15 tot 45 jaar) steeg in 2018 met 0.2 punten
tot 8,8. Wereldwijd behoort dit echter nog steeds tot de laagste cijfers.
De in 2002 ingezette dalende trend in het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners
zette ook in 2018 door.
Terugdringen aantal herhaalde zwangerschapsafbrekingen
Binnen de abortuspraktijk komt recidive veel voor. Uit de jaarrapportage 2018 van
de Wet afbreking zwangerschap blijkt dat 35,2% van de vrouwen eerder een zwangerschapsafbreking
had ondergaan. Mogelijke oorzaken voor een herhaalde onbedoelde zwangerschap zijn
herhaaldelijk falende anticonceptie, bijvoorbeeld fouten in het gebruik van anticonceptie,
of voor de betreffende vrouw onvoldoende adequate anticonceptiecounseling. Dit kabinet
zet daarom in op het terugdringen van het aantal herhaalde zwangerschapsafbrekingen
via twee actielijnen, namelijk 1) het wegnemen van (financiële) belemmeringen voor
langdurige anticonceptie voor vrouwen die een risico lopen op een herhaalde onbedoelde
zwangerschap en 2) het versterken van de rol van de huisarts, zowel in het voortraject
als tijdens de nazorg na een zwangerschapsafbreking.
Het wegnemen van (financiële) belemmeringen voor langdurige anticonceptie
Niet alle vrouwen zijn, om diverse redenen, in staat om zelf zorg te dragen voor anticonceptie.
Deze vrouwen zien daarom af van het gebruik van anticonceptie. Daarmee lopen zij een
risico op een herhaalde onbedoelde zwangerschap.
De kosten voor langdurige anticonceptie bestaan uit twee componenten: 1) de kosten
voor het plaatsen door een zorgprofessional en 2) de kosten van het middel zelf. Per
1 januari 2020 wordt de plaatsing van langdurige anticonceptie, namelijk een spiraal,
in een abortuskliniek vergoed via de Subsidieregeling abortusklinieken.
Dit tarief is verhoogd met 10% van de kosten van de meest gebruikte hormoonspiraal,
zodat abortusklinieken de ruimte hebben om, indien zij dat nodig achten, (een deel
van) de kosten van het langdurige anticonceptiemiddel voor een vrouw te vergoeden.
Met deze maatregel beoog ik de drempel weg te nemen voor het gebruik van langdurige
anticonceptie voor vrouwen die niet in staat zijn zelf te zorgen voor langdurige anticonceptie
vanwege de specifieke omstandigheden waarin zij leven. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd
tijdens het Algemeen Overleg Medische ethiek van 4 december 2019.
Daarnaast is het Centrum voor Seksuele Gezondheid Noord-Nederland (CSGNN) te Groningen
als eerste abortuskliniek inmiddels aangesloten bij Nu Niet Zwanger (NNZ) voor vrouwen
die voldoen aan de criteria van Nu Niet Zwanger (NNZ). Deelname aan NNZ is breder
dan alleen bekostiging van anticonceptie voor deze groep vrouwen. NNZ maakt de kinderwens
bespreekbaar bij kwetsbare vrouwen én mannen met een opeenstapeling van complexe problemen
en beperkingen. NNZ ondersteunt hen bij het nemen van de regie over hun kinderwens.
En NNZ ondersteunt als er geen kinderwens is bij het realiseren van adequate anticonceptie.
Doel is het voorkómen van onbedoelde zwangerschappen bij vrouwen en mannen die op
dat moment geen kinderwens hebben.
Het CSGNN heeft de werkwijze van NNZ inmiddels volledig geïmplementeerd in haar praktijk.
De NNZ-methodiek wordt toegepast, waarbij in de gespreksvoering aangesloten wordt
bij de leefwereld van de betreffende vrouw en gekeken en doorgevraagd wordt naar haar
vragen, behoeften, barrières en mogelijkheden.
Ik streef ernaar om dit jaar, daar waar mogelijk, meer abortusklinieken te laten aansluiten
bij NNZ. Daarbij worden de ervaringen van het CSGNN met gespreksvoering, onder andere
over anticonceptie, meegenomen.
Versterken rol van de huisarts
De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt voor zorgvragen, en daarmee een belangrijke
partij in de begeleiding van vrouwen die onbedoeld zwanger zijn. Het is van belang
dat de onbedoeld zwangere vrouw die zich tot haar huisarts wendt door deze goed begeleid
wordt in haar zorgvraag. Zij moet erop kunnen vertrouwen dat zij alle voor haar relevante
informatie verstrekt krijgt om een weloverwogen keuze te kunnen maken. De huisarts
kan hiervoor gebruik maken van de «Leidraad huisartsen bij een onbedoelde zwangerschap».
Deze leidraad, die momenteel door de daarvoor verantwoordelijke veldpartijen2 wordt aangescherpt, borgt de uniformiteit en kwaliteit van de hulpverlening aan de
onbedoeld zwangere vrouw.
Aan de hand van de aangescherpte leidraad kan de huisarts, nog beter dan nu, inspelen
op de specifieke behoeften en omstandigheden van de vrouw die zich tot hem wendt met
een onbedoelde zwangerschap. De leidraad besteedt aandacht aan alle alternatieven
bij een onbedoelde zwangerschap. Zowel het uitdragen van de zwangerschap, en de daarbij
behorende mogelijkheden tot zelf opvoeden, afstand ter adoptie en pleegzorg, als de
mogelijkheid tot het afbreken van de zwangerschap komen aan de orde. Ook de mogelijkheid
tot keuzehulpgesprekken wordt in de leidraad genoemd.
Daarnaast wijst de leidraad de huisarts erop om, indien daar redenen toe zijn, een
vervolgafspraak te maken met de vrouw kort na het afbreken van haar zwangerschap.
Zo kan de huisarts de vrouw proactief volgen en adequate zorg verlenen indien daartoe
behoefte of aanleiding bestaat, waaronder doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening.
Ook het (vervolg)gesprek over anticonceptie kan dan gevoerd worden.
De aangescherpte leidraad wordt via het door het NHG nog op te stellen implementatieplan
Primaire en secundaire preventie onbedoelde zwangerschap onderdeel van de huisartsenpraktijk. In dit plan zal naar verwachting aandacht zijn
voor scholing van huisartsen, gespreksvoering ten aanzien van onbedoelde zwangerschappen
en de keuze waarvoor de vrouw staat en voorlichting over anticonceptie. Op korte termijn
wordt hiermee een start gemaakt.
Mede op basis van de aangescherpte leidraad zullen veldpartijen3 ook het document «Landelijke Samenwerkingsafspraken Ongewenste zwangerschap» actualiseren.
Aanpalende veldpartijen zoals de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
(NVOG) zijn hierbij betrokken. Met deze actualisatie kan gekomen worden tot een betere
(regionale) verbinding tussen hulpverleners in de zorg rondom een onbedoeld zwangere
vrouw. Door intensievere (regionale) samenwerking kan beter aan kennisdeling en intercollegiaal
overleg gedaan worden tussen de diverse hulpverleners, zowel over abortushulpverlening
in het algemeen, als over specifieke casuïstiek. Daardoor wordt de zorgverlening nog
beter afgestemd op de behoeften in de praktijk.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport