Brief regering : Stand van zaken over draagrecht uniformen veteranen
30 139 Veteranenzorg
Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2020
Met mijn brief van 20 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 212) en tijdens het notaoverleg veteranen van 24 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 220) heb ik u geïnformeerd over de invoering van een nieuw, hedendaags veteranenpak.
Dit zorgt voor harmonisering binnen Defensie en vergroot de zichtbaarheid van veteranen
in onze samenleving. Daarnaast heb ik toegezegd u nader te informeren over het dragen
van het uniform door veteranen, waarbij nadrukkelijk ook reünies worden betrokken.
Met deze brief doe ik die toezegging gestand.
Samen met de Commandant der Strijdkrachten en de operationele commandanten ondersteun
ik de behoefte om de zichtbaarheid van veteranen in de samenleving te vergroten. Hoewel
ik begrip heb voor de wensen van sommige (groepen) post-actieve militairen, ben ik
juist vanwege die gewenste zichtbaarheid geen voorstander om post-actieve veteranen
toestemming te verlenen om het courante militair uniform te dragen tijdens veteranenevenementen.
Hiermee gaat namelijk het onderscheid tussen actieve militairen en post-actieve veteranen
verloren en wordt de post-actieve veteraan niet her- en erkend. Daarbij is het uniform
een visueel herkenningsteken van het ambt van militairen. Het komt de veiligheid en
herkenbaarheid daarom niet ten goede wanneer niet-militairen in een courant militair
uniform lopen. Dit geldt in het bijzonder voor de uniformen van de Koninklijke Marechaussee
die als veiligheidsartikel staan aangemerkt binnen de Politiewet. Een persoon in uniform
vertegenwoordigt de organisatie en is herkenbaar als ambtenaar in functie c.q. bevoegd
opsporingsambtenaar. Van die persoon verwacht de maatschappij dat hij zich ook als
zodanig gedraagt. Ik ben als Minister van Defensie politiek verantwoordelijk voor
alle handelingen van de militair. Wanneer niet-militairen in een courant uniform lopen
kan dit tot onduidelijkheid leiden over deze verantwoordelijkheid. Bovenstaande geldt
ook voor (besloten) reünies die doorgaans op initiatief van private personen worden
georganiseerd.
Aanleiding voor de discussie over het draagrecht van het uniform voor post-actieve
veteranen is de Regeling statusvoorrechten gewezen militairen die zijn grondslag vindt
in artikel 12.f. van de Militaire Ambtenarenwet dat bepaalt dat gewezen militairen
na ten minste vijftien jaar dienst te hebben gedaan de status van militair behouden
ten aanzien van door de Minister te bepalen voorrechten. Een van deze voorrechten
behelst het recht tot het mogen dragen van het uniform, zonder dat hier specifieke
voorwaarden of momenten worden beschreven. Het artikel en de uitvoeringsbepaling hebben
echter geen verband met de veteranenstatus. Ik ben dan ook voornemens de gedateerde
Regeling statusvoorrechten gewezen militairen in ogenschouw te nemen om de onduidelijkheden
voor veteranen weg te nemen en zowel de voorwaarden als de momenten voor het dragen
van het uniform door gewezen militairen scherper te duiden.
Mede door de signalen die door de Kamer zijn afgegeven heeft Defensie nadrukkelijk
navraag gedaan of de veteranenorganisaties (Veteraneninstituut en Veteranen Platform)
zich konden herkennen in een breed gedragen wens van het verstrekken van een courant
militair uniform aan veteranen die de dienst hebben verlaten. Dit was niet het geval.
Waar het gaat om het vergroten van de zichtbaarheid van veteranen ben ik van mening
dat de invoering van het nieuwe hedendaagse veteranenpak hier met name aan bijdraagt.
Het vernieuwde ontwerp wordt vanwege de styling, het maatwerk en de persoonlijke accenten
die de veteraan kan laten aanbrengen zeer gewaardeerd. Dit initiatief wordt gedragen
door de veteranenorganisaties en de operationele commandanten. Het vernieuwde ontwerp
verruimt de mogelijkheden voor de post-actieve veteranen om zich herkenbaar te kleden
waarbij gelijktijdig de vrijheid blijft bestaan voor groepen veteranen om hun eigen
veelal unieke (groeps-)identiteit en uitmonstering te behouden.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie