Brief regering : Mondzorg Jeugdigen
33 578 Eerstelijnszorg
Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2020
Bij het algemeen overleg over eigen bijdragen in de zorg op 12 september 2019 is besproken
dat het belangrijk is dat kinderen naar de mondzorgverlener gaan (Kamerstukken 34 104 en 29 538, nr. 264). Ik heb u daarbij toegezegd om u te informeren over de Ronde Tafel Mondzorg Jeugd,
die het Zorginstituut heeft georganiseerd. Tevens heeft uw Kamer op 8 oktober de gewijzigde
motie van de leden Raemakers en Van den Berg aangenomen over activiteiten en communicatie
voor goede mondzorg voor kinderen (Kamerstuk 34 104, nr. 263). Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging en motie.
Partijen in de mondzorg en de publieke gezondheidszorg werken samen om de mondzorg
voor kinderen verder te verbeteren en een mondgezonde generatie te bereiken. In deze
brief beschrijf ik de stand van zaken van de Ronde Tafel Mondzorg en geef ik de drie
belangrijkste lijnen aan:
1) De dagelijkse zorg voor het gebit: Veel dagelijkse gewoonten hebben invloed op de
mondgezondheid van het kind. Ouders en verzorgers moeten hiervan bewust worden gemaakt
en gestimuleerd worden gezonde dagelijkse gewoonten te ontwikkelen.
2) De zorg meer richten op preventie: Het is gewenst dat de zorg door de (mond)zorgverleners
zich meer kan richten op het verbeteren van de dagelijkse gewoonten dan op restauratieve
handelingen. Het is van belang om dit met de mondzorgpartijen nader vorm te geven
en de bekostiging hierop aan te laten sluiten.
3) Ervoor zorgen dat kinderen daadwerkelijk bij de mondzorgverlener komen: Het is van
belang dat alle kinderen gezien worden door mondzorgverleners. Een deel van de kinderen
gaat echter niet, of pas als er klachten zijn. We gaan stimuleren dat er meer kinderen
tijdig bij de mondzorgverlener komen.
In deze brief is met name lijn 3 nader uitgewerkt in concrete acties, omdat dit de
maatregelen betreft om ervoor te zorgen dat er meer kinderen naar de mondzorgverlener
gaan, zoals gevraagd in de motie van de leden Raemakers en Van den Berg.
Stand van zaken Ronde Tafel Mondzorg
Het Zorginstituut heeft in 2019 twee bijeenkomsten georganiseerd om samen met diverse
partijen uit de mondzorg (tandartsen, mondhygiënisten, kennisorganisaties, patiëntenorganisatie, partijen uit de publieke gezondheidszorg
en overheid) te verkennen welke mogelijkheden de partijen zien om de mondgezondheid
van jeugdigen te verbeteren. Op basis van de uitkomsten van het overleg heeft een
aantal partijen een conceptactieplan «Nederland naar een mondgezonde generatie» opgesteld.
Dit conceptactieplan zal bij de volgende Ronde Tafel op 5 februari 2020 worden besproken.
Zodra het actieplan «Nederland naar een mondgezonde generatie» is vastgesteld door
veldpartijen zelf, zal ik u deze toesturen.
Ik ben onder de indruk van de grote deelname aan de Ronde Tafel en de snelheid waarmee
partijen tot een conceptactieplan zijn gekomen. Het laat zien hoe groot de betrokkenheid
binnen de mondzorgsector is om de mondgezondheid van kinderen te vergroten. Ik vind
het positief dat zo veel partijen zich voor de mondgezondheid van jeugdigen willen
inzetten en dat daarbij een verbinding wordt gelegd tussen mondzorgverleners en zorgverleners
in de publieke gezondheidszorg.
Lijn 1: De dagelijkse zorg voor het gebit verbeteren
Alle partijen in de mondzorg benadrukken het belang van preventie voor de mondzorg,
en dan met name de preventie die gerealiseerd wordt door dagelijks goed voor het gebit
te zorgen. Het belangrijkste advies is:
• Poets twee keer per dag de tanden met een fluoridehoudende tandpasta. Bij kinderen
tot tien jaar moeten de ouders de tanden napoetsen als het kind zelf de tanden poetst.
• Beperk het aantal eet- en drinkmomenten tot maximaal zeven. Water drinken telt hierbij
niet mee.
Zo eenvoudig als dit klinkt, zo lastig blijkt leefstijlaanpassing in de praktijk.
Ouders zijn zich niet altijd bewust van het aantal eet- en drinkmomenten of hebben
niet door wat de effecten zijn. Daarnaast is het lastig om dagelijkse gewoonten aan
te pakken, met name wanneer er een groot netwerk betrokken is bij de opvoeding van
het kind.
Ook vanuit andere gezondheidsvraagstukken, zoals diabetes en overgewicht, is bekend
hoe moeilijk het is om leefstijl aan te passen. Het is daarom van belang dat ook vanuit
de zorg hiervoor voldoende aandacht is. Dit is de kern lijn 2.
Lijn 2: De zorg meer richten op preventie dan curatie
Ook in de mondzorg geldt: voorkomen is beter dan genezen. Het is de wens om de zorg
te richten op het aanpakken van de oorzaken van gebitsproblemen, in plaats van de
symptomen te bestrijden. In de mondzorg is al veel mogelijk op het gebied van preventie.
Preventieve consulten en preventieve handelingen zoals het schoonmaken van het gebit
en het sealen van tanden kunnen gedeclareerd worden. Het is echter gewenst om nog
terughoudender te zijn met behandelingen, en nog meer in te zetten op vroege preventie
door het verbeteren van de dagelijkse zorg.
Er zijn bij ouders nog misverstanden over de dagelijkse zorg voor het gebit van hun
kinderen. Het is daarom van belang dat ouders goed geïnformeerd worden over hoe zij
beter voor het gebit van hun kind kunnen zorgen en dat zij geholpen worden om de leefstijl
aan te passen. De mondhygiënist kan hier een belangrijke rol in spelen. Indien nodig
kan de tandarts het kind ook doorverwijzen naar een diëtist. Je ziet dat steeds meer
instellingen voor jeugdtandverzorging de samenwerking met een diëtist zoeken. Ik zie
dit als een positieve ontwikkeling.
De verschuiving van curatie naar preventie wordt breed gedragen. Tussen veldpartijen
zijn nog wel verschillen van inzicht hoe deze inzet verwezenlijkt kan worden en welke
methodes hiervoor het meest geschikt zijn. Binnen het ambitietraject voor de mondzorg,
dat de NZa1 organiseert met Patiëntenfederatie, Consumentenbond, KNMT, NVIJ, NVM, ONT en ZNwordt
bezien welke mogelijkheden er zijn voor maatwerk in de bekostiging in de mondzorg
voor de jeugd, zodat de inzet op nog meer preventie doelmatig kan worden gerealiseerd.
Lijn 3: Helpen de weg te vinden naar de (mond)zorgverlener
Er is een groep ouders die niet – of te laat – met hun kinderen naar de tandarts gaan.
In het AO over eigen bijdragen in de zorg van 12 september jl. is gevraagd om nader
in te gaan op de redenen voor zorgmijding. Dit is onderdeel geweest van één van de
onderzoeken die het Capaciteitsorgaan heeft gedaan voor de nieuwe raming voor het
benodigde aantal opleidingsplaatsen in de mondzorg2.
In dit onderzoek kwam naar voren dat circa 15% van de respondenten van een representatief
panel (2081 respondenten in totaal) nooit naar de tandarts gaat, of alleen als zij
pijn of last hebben. Het grootste deel hiervan gaat niet, omdat zij geen eigen tanden
en kiezen meer hebben. Angst is een andere reden om niet, of alleen bij pijn of last
te gaan. Bijna 5% van de respondenten gaat alleen bij pijn of last omdat zij het te
duur vinden of opzien tegen de kosten. Bij 58% van de respondenten die zelf nooit
of enkel bij pijn of last de tandarts bezoeken en die thuiswonende kinderen hebben
gaan de kinderen wel naar de tandarts.
Dit onderzoek geeft echter nog weinig inzicht waarom bij de overige 42% van de respondenten
die zelf nooit of enkel bij pijn of last naar de tandarts gaan (6,3% van alle respondenten),
hun kinderen ook niet naar de tandarts gaan.
Uit de Ronde Tafel en de gesprekken die ik met het veld heb gevoerd komen verschillende
redenen naar voren waarom ouders niet met hun kinderen naar de tandarts gaan:
a) Het grootste deel van de kinderen die niet naar de tandarts gaan betreft kinderen
onder de vier jaar. Het blijkt dat sommige ouders niet weten dat geadviseerd wordt
al vanaf de leeftijd van twee jaar naar de mondzorgverlener te gaan. (Of al bij het
doorbreken van het eerste tandje).
b) In het drukke gezinsleven denken mensen er niet altijd tijdig aan om naar de mondzorgverlener
te gaan, waardoor een bezoek wordt uitgesteld. Als deze ouders dan ook de weg naar
de mondzorgverlener niet makkelijk weten te vinden, bijvoorbeeld omdat zij laaggeletterd
zijn, is het risico groot dat de kinderen uiteindelijk niet naar de mondzorgverlener
gaan.
c) Sommige ouders weten niet dat zij niet voor de mondzorg voor kinderen hoeven te betalen,
uitgezonderd bepaalde prestaties zoals beugels en kronen.
d) Sommige ouders hebben zelf een goed gebit door maatregelen uit het verleden, zodat
zij de link naar de leefstijl voor hun kinderen niet (kunnen) leggen.
e) Het kan ouders afschrikken als de mondzorgverleners bij het bezoek van het kind aan
de ouder vragen wanneer deze zelf weer eens langs komt voor controle.
f) Tot slot geven de partijen aan dat er mogelijk onvoldoende capaciteit is in de mondzorg
om ook alle kinderen die nu niet naar de mondzorgverlener gaan te behandelen. De toegenomen
inzet van de beroepsgroepen op het bereiken van kinderen die nu geen of te weinig
mondzorg afnemen is door het Capaciteitsorgaan meegenomen in haar raming voor het
benodigde aantal opleidingsplaatsen in de mondzorg.
Maatregelen
• In januari 2020 heb ik ouders van jonge kinderen (doelgroep van 25–40-jarigen) actief geïnformeerd dat zij niet voor mondzorg voor hun kinderen hoeven
te betalen en dat dit ook niet ten koste gaat van het eigen risico. Het onderwerp
is als één van de vier hoofdonderwerpen meegenomen in de jaarlijkse campagne over
zorgverzekeringen van VWS. Dit houdt in dat er berichten verschijnen op de social
media kanalen van de doelgroep. Deze berichten bevatten de boodschap dat zij niet
voor de mondzorg voor hun kinderen hoeven te betalen en verwijzen door naar nadere
informatie op rijksoverheid.nl.
• De activiteiten die verzekeraars ondernemen om ouders actief te informeren heb ik
beschreven in mijn brief van 25 oktober 2019 (Kamerstuk 29 689, nr. 1031). Hierin is ook opgenomen dat de verzekeraars en ik verheugd zijn dat de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) begin september heeft aangegeven dat de privacyregelgeving niet
in de weg staat om activiteiten specifiek te richten op ouders van kinderen die niet
naar de mondzorgverlener gaan. Zoals in de brief van 25 oktober is beschreven wachten
de verzekeraars nog op nadere guidance van de AP zodat zij daadwerkelijk de ouders
van kinderen die niet naar de tandarts gaan binnen de wettelijke kaders gericht kunnen
aanschrijven. Dit blijkt de AP meer tijd te kosten dan eerder verwacht. Het zou goed
zijn als er op korte termijn meer duidelijkheid komt zodat verzekeraars verder kunnen
met de activiteiten die zij willen ondernemen.
• Haal- en brengservices: Het heeft de voorkeur dat ouders zelf met hun kinderen naar
de tandarts gaan. Zodat ook de ouders bij het consult geïnformeerd worden over de
gezondheid van het gebit en hoe de dagelijkse zorg kan worden verbeterd. Er zijn echter
wijken in Nederland waar veel kinderen niet naar de mondzorgverlener gaan. In deze
wijken kan de mondzorg worden bevorderd via instellingen voor Jeugdtandverzorging.
Voor het bereiken van deze zorg bestaat er een haal- en brengservice die via de basisverzekering
kan worden vergoed. Dit is vastgelegd in beleidsregels van de NZa. De NZa beslist
of deze extra vergoeding kan worden gegeven, op basis van een onderbouwde aanvraag
van een instelling voor jeugdtandverzorging, die door ten minste twee verzekeraars
wordt gesteund.
• Voldoende capaciteit: Het Capaciteitsorgaan heeft op 18 december 2019 haar rapport
uitgebracht waarin zij een bandbreedte van 330–370 adviseren met een voorkeur voor
330 plaatsen voor de opleiding mondzorgkunde (mondhygiënisten) en een bandbreedte
van 308–320 adviseren met een voorkeur voor 320 plaatsen voor de opleiding tandheelkunde
(tandartsen). Conform de toezegging in de begroting van OCW zijn het Ministerie van
VWS en het Ministerie van OCW hierover in overleg.
Conclusie
Het is een uitdaging om alle kinderen wat betreft mondgezondheid een goede start mee
te geven. Hier zijn veel verschillende partijen bij betrokken. Het is daarom veelbelovend
dat veldpartijen samen een plan aan het opstellen zijn om tot een mondgezonde generatie
te komen. Daarnaast zal door KNMT, Patiëntenfederatie, Consumentenbond, NVM, Zorgverzekeraars
Nederland, ONT, NVIJ, NZa en mijzelf doorgedacht worden over de mogelijkheden om (de
bekostiging van) preventie en mondzorg voor kinderen verder te verbeteren. Niet vanuit
het belang van de tandarts of praktijk, maar om een goede mondgezondheid voor alle
kinderen te bereiken. Zodra hier relevante ontwikkelingen uit voortkomen zal ik u
hierover informeren.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg