Brief regering : Toelichting op de gevoerde procedure inzake het standpunt hooggebergtebehandeling bij ernstig refractair astma
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1046 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2020
Tijdens het Algemeen Overleg op 19 december over hooggebergtebehandeling bij ernstig
refractair astma heb ik toegezegd dat ik het Zorginstituut om een toelichting zou
vragen op de gevoerde procedure inzake het standpunt hooggebergtebehandeling. Hierbij
stuur ik u de gevraagde toelichting1. Ik ga tevens in op de relatie met Pompe en Fabry en PTED, die eveneens in het Algemeen
Overleg aan de orde kwam.
Verder heb ik tijdens het Algemeen Overleg toegezegd om navraag te doen naar de tarieven
van hooggebergtebehandeling en met name de vraag of die in het verleden te hoog waren.
Daarnaast heeft u mij per brief van 24 december 2019 gevraagd om in deze brief tevens
een reactie te geven op een door u ontvangen bericht dat zorgverzekeraars Zilveren
Kruis en VGZ de behandeling in Davos niet vergoeden.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de brief van het Zorginstituut, de tarieven
en de contractering.
1. Toelichting van het Zorginstituut op de procedure
In bijgevoegde brief gaat het Zorginstituut uitgebreid in op het proces van de totstandkoming
van het standpunt2. Ook gaat het Zorginstituut hierbij in op de betrokkenheid bij de Refrast studie.
Graag verwijs ik u voor de beschrijving van het proces en de werkwijze van het Zorginstituut
naar deze brief. Ik constateer dat dit zorgvuldig is doorlopen.
Tijdens het debat merkte mevrouw Agema op – onder verwijzing naar Pompe en Fabry en
PTED – dat de Minister van VWS een standpunt van het Zorginstituut zou kunnen overrulen.
In de brief licht het Zorginstituut het verschil tussen een advies en een standpunt
toe.
Een standpunt is de uitkomst van een duiding waarbij beoordeeld wordt of een bepaalde behandeling
(zoals in het geval van hooggebergtebehandeling) onderdeel uitmaakt van het verzekerde
basispakket. Het innemen van een standpunt is een wettelijke bevoegdheid van het Zorginstituut
en leidt niet tot aanpassing van de Zorgverzekeringswet. Ik kan een standpunt van het Zorginstituut niet binnen de huidige wetgeving naast mij neerleggen want
als gevolg van de pakketsystematiek stroomt zorg die voldoende bewezen effectief is
en dus tot de stand van wetenschap en praktijk behoort, automatisch in het basispakket
in. Wanneer het Zorginstituut daarentegen oordeelt dat een behandeling niet voldoet
aan het wettelijke criterium «stand van wetenschap en praktijk», maakt het geen onderdeel
(meer) uit van het te verzekeren pakket. Ook in de PTED-zaak oordeelt de Hoge Raad
dat de beoordelingswijze van het Zorginstituut zoals beschreven in het rapport «Beoordeling
stand van de wetenschap en praktijk» overeenstemt met hetgeen de wetgever bij dit
criterium heeft bedoeld. Tevens oordeelt de Hoge Raad in deze zaak dat het gezien
de wettelijke taak van het Zorginstituut voor de hand ligt uit te gaan van het standpunt van het Zorginstituut bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde vorm van zorg
voldoet aan het criterium stand van de wetenschap en praktijk.
Bij Pompe en Fabry was geen sprake van een standpunt maar van een advies. Bij een advies weegt het Zorginstituut, naast het criterium stand van wetenschap en praktijk ook
de overige pakketcriteria: noodzakelijkheid, uitvoerbaarheid en kosteneffectiviteit.
Omdat niet wettelijk is geregeld dat zorg ook aan deze laatste 3 criteria moet voldoen,
kan de Minister een advies van het Zorginstituut wel of niet overnemen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de
geneesmiddelen voor de ziekte van Pompe en Fabry, waar het Zorginstituut adviseerde
om vanwege de kosteneffectiviteit de middelen niet op te nemen in het basispakket,
maar mijn ambtsvoorganger besloot dit advies niet op te volgen. Als naar aanleiding
van een advies van het Zorginstituut het basispakket wordt uitgebreid of ingeperkt, dan is daar
regelgeving voor nodig. Bij een standpunt is dit niet het geval omdat dit uitleg van de wet betreft.
Eind januari heb ik het NAD in Davos bezocht en gesproken met een aantal longartsen
en patiënten. In het gesprek ben ik ook ingegaan op de rol van het Zorginstituut zoals
hierboven toegelicht.
2. Tarieven Nederlands Astmacentrum Davos (NAD)
Tijdens het debat is aan de orde geweest dat het NAD haar tarieven heeft verlaagd
naar het niveau van longrevalidatie in Nederland. Dit riep bij de heer Veldman de
vraag op of er in de afgelopen jaren te veel is betaald voor de behandelingen in Davos.
Uit navraag bij het NAD heb ik begrepen dat het NAD sinds het aantreden van de nieuwe
bestuurder bezig is haar tarieven te verlagen naar meer marktconform. Dit kon onder
andere door een dreigend faillissement in 2016 waardoor er ruimte ontstond om het
huur- en servicecontract te heronderhandelen. Daarnaast is er gedurende de jaren daarna
gereorganiseerd.
Het NAD geeft aan dat het voor 2020 de enige mogelijkheid was om tegen het Nederlandse
tarief met zorgverzekeraars te contracteren. Of het NAD met deze tarieven voor 2020
een sluitende exploitatie zal hebben kan het NAD nog niet aangeven.
3. Contractering Zilveren Kruis en VGZ
U heeft gevraagd om in deze brief tevens een reactie te geven op een door u ontvangen
bericht dat zorgverzekeraars Zilveren Kruis en VGZ de behandeling in Davos niet vergoeden.
Naar aanleiding van het debat en de aangenomen motie (Kamerstuk 29 689, nr. 1042), heb ik contact gehad met ZN en met zorgverzekeraars. Volgens mijn informatie willen
de vier grote zorgverzekeraars, waaronder ook Zilveren Kruis en VGZ het NAD contracteren.
Van het NAD heb ik vernomen dat er inmiddels met één verzekeraar een contract voor
2020 is gesloten. Met de andere zorgverzekeraars zijn de gesprekken nog gaande, maar
is er wel het vertrouwen bij het NAD dat ze hier voor 2020 met deze zorgverzekeraars
uit zullen komen.
Tot slot wil ik u informeren dat ik, naar aanleiding van hierboven genoemde motie
die naar aanleiding van het debat op 19 december 2019 is aangenomen, het Zorginstituut
heb gevraagd om betrokken partijen uit te nodigen voor een gesprek. Dit gesprek wordt
momenteel gepland. Zodra dit gesprek heeft plaatsgevonden zal ik u informeren over
de resultaten ervan.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg