Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Karabulut, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 10 december 2019, over het bericht dat de Amerikaanse bevolking jarenlang door de VS is misleid over de oorlog in Afghanistan
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 702 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE
               HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2020
In deze brief reageren wij achtereenvolgens op de verzoeken van uw Kamer van 10 december
                  jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 34, Regeling van werkzaamheden), om een brief met
                  een reactie op artikelen uit de Washington Post over Afghanistan1 en van 1 november jl., om een brief over de actuele situatie in Afghanistan.
               
Washington Post artikelen
Op 9 december jl. publiceerde de Washington Post een serie artikelen en vertrouwelijke documenten over honderden interviews die de
                  Amerikaanse Special Inspector General for Afghanistan Reconstruction (SIGAR) heeft gehouden met betrokkenen bij inzet van de Verenigde Staten in Afghanistan
                  sinds 2001. De interviews zijn door de SIGAR afgenomen om lessen te trekken uit het
                  Amerikaanse optreden in Afghanistan. Uit het onderzoekswerk van de SIGAR zijn sinds
                  2008 tientallen openbare rapporten voortgekomen waarin bevindingen en aanbevelingen
                  voor verbetering zijn benoemd.
               
Uit de berichtgeving van de Washington Post komt het beeld naar voren dat de Amerikaanse overheid door de jaren heen positiever
                  zou hebben gerapporteerd over de voortgang die in Afghanistan werd geboekt dan in
                  werkelijkheid het geval was. Ook was er volgens sommige geïnterviewden geen coherente
                  strategie en zouden Amerikaanse inspanningen corruptie in hand hebben gewerkt.
               
Het kabinet heeft met bijzondere aandacht kennis genomen van deze berichten, die de
                  complexiteit onderstrepen waarmee het opereren in Afghanistan gepaard gaat. De berichten
                  hebben specifiek betrekking op de inzet van de Verenigde Staten in Afghanistan. Dat
                  neemt niet weg dat onderdelen hiervan ook relevant zijn voor Nederland. De Nederlandse
                  militaire inzet heeft immers altijd in bondgenootschappelijk verband vorm gekregen.
                  Wel heeft Nederland bij de invulling van die inzet steevast een eigen aanpak gehad
                  die was gebaseerd op Nederlandse prioriteiten binnen de bondgenootschappelijke kaders.
                  Zo waren de inspanningen gericht op een geïntegreerde inzet van diplomatieke-, militaire-,
                  en ontwikkelingsactiviteiten en hanteerde Nederland stringente mitigerende maatregelen
                  om de kans op corruptie en fraude met de financiële bijdragen aan Afghanistan te verkleinen.
               
Rapportages
Het kabinet onderstreept het belang van transparantie over wat er wel en niet goed
                  gaat bij zowel militaire als andere inzet in het buitenland. Alleen dan kan er verantwoording
                  worden afgelegd en kunnen lessen worden geleerd uit eerder gepleegde inzet. Voor de
                  Amerikaanse inzet geldt dat uit het onderzoekswerk van de SIGAR sinds 2008 tientallen
                  openbare rapporten zijn voortgekomen waarin vaak vele bevindingen en aanbevelingen
                  voor verbetering zijn benoemd. Voor de Nederlandse inspanningen in Afghanistan zijn
                  in het kader van de artikel 100 procedure regelmatig voortgangsrapportages naar de
                  Kamer gestuurd. Ook zijn de Kamer zowel tussentijds als aan het einde van de missies
                  in Uruzgan en Kunduz evaluaties toegegaan. Daarnaast is de post-missie beoordeling
                  (PMB) van de Nederlandse geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz tussen 2011
                  en 2013, die uw Kamer vandaag toe gaat, onderdeel van de openbare verantwoording.
                  Ook uit de PMB blijkt het belang van evenwichtige rapportage van de negatieve en positieve
                  kanten van de missieresultaten. Het kabinet adresseert deze en andere bevindingen
                  in de beleidsreactie op de PMB die uw Kamer eveneens vandaag is toegekomen.
               
De complexe realiteit in Afghanistan is door de jaren heen veelvuldig benadrukt in
                  de debatten met en rapportages aan uw Kamer2. Vanaf de beginjaren van de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan was duidelijk
                  dat de ontwikkeling van het land een proces van lange adem zou zijn. In de brief waarin
                  uw Kamer werd geïnformeerd over de Nederlandse bijdrage aan ISAF in 2005 werd aangegeven
                  dat het niet realistisch was om te verwachten dat »na de twee jaar in Uruzgan veiligheid,
                  stabiliteit en voorspoedige economische ontwikkelingen zullen kunnen bestaan zonder
                  hulp van buiten».3 Bij de verlenging van de bijdrage in Uruzgan in 2007 werd gesteld dat de missie veel
                  vergde en dat, ondanks de realistische doelstellingen, de werkelijkheid een gemengd
                  beeld geeft.4 Daarbij werden naast de behaalde resultaten ook tegenvallers concreet benoemd: «(gebrek
                  aan) presentie Afghaanse politie en leger in Uruzgan, provinciaal bestuur, tempo uitbreiding
                  inktvlek, grote veerkracht van de Taliban, drugsbestrijding, aanhoudende corruptie.»
                  Ook is daarbij vermeld dat Afghanistan bij gelijke economische groei «pas over 15
                  jaar het huidige economische niveau [zal] hebben bereikt van landen als Kameroen of
                  Bangladesh.»5 In de toelichting op het besluit om bij te dragen aan de Resolute Support Missie
                  (RSM) in september 2014 werd de vooruitgang in Afghanistan beschreven als »fragiel
                  en deels omkeerbaar in deze periode van transitie en terugtrekking van internationale
                  troepen».6 Bij de verlenging van die bijdrage in 2016 is onder andere gemeld: «de veiligheidssituatie
                  in Afghanistan blijft de komende tijd zorgelijk. In de afgelopen jaren hebben de Taliban
                  en andere gewapende groeperingen hun invloedsgebieden uitgebreid en zijn ze effectiever
                  en daadkrachtiger geworden.»7 In de voortgangsrapportage over de Nederlandse inzet in Afghanistan van 24 mei 2019
                  werd benadrukt dat de veiligheidssituatie sinds 2015 is verslechterd en dat aanslagen
                  van de Taliban, het in de Taliban opgenomen Haqqani netwerk en Islamic State in Khorasan
                  Province (ISKP) deze verder onder druk zetten.8
Strategie
De internationale betrokkenheid bij Afghanistan heeft sinds 2001 meerdere fases gekend.
                  Het doel van een vredig en stabiel Afghanistan is in die periode onveranderd gebleven.
                  Ook de doelstelling dat Afghanistan niet nogmaals een vrijplaats voor internationaal
                  terrorisme mocht worden is een constante. De manier waarop die doelstellingen zijn
                  nagestreefd is door de jaren heen wel aan veranderingen onderhevig geweest. Het is
                  onvermijdelijk dat er in een dergelijk lange periode wijzigingen in strategie plaatsvinden.
                  Deze werd ingegeven door de ontwikkelingen in Afghanistan. Ook veranderende politieke
                  verhoudingen in Afghanistan, de Verenigde Staten en Nederland speelden hierin een
                  rol.
               
De Nederlandse militaire aanpak in Afghanistan maakt onderdeel uit van een geïntegreerde
                  benadering, die in verschillende evaluaties positief is beoordeeld. Inzet hierbij
                  is altijd geweest om diplomatieke-, militaire-, en ontwikkelingsinspanningen zo goed
                  mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. Een aanzienlijk gedeelte van de ontwikkelingssamenwerking
                  is daarbij ingezet voor het versterken van veiligheid en rechtsorde, waarbij het vergroten
                  van de toegang tot recht en human security centraal stonden.
               
Corruptie
Het onderzoekswerk van SIGAR gaat ook in op corruptie in Afghanistan. De inspanningen
                  van de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap op het gebied van ontwikkeling
                  en capaciteitsopbouw bij de Afghaanse overheid zouden volgens SIGAR corruptie in de
                  hand hebben gewerkt.
               
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de hardnekkigheid van corruptie in Afghanistan9. Donoren waaronder Nederland stellen de problemen rondom corruptie en anti-corruptiemaatregelen
                  nadrukkelijk aan de orde in gesprekken met de Afghaanse overheid. Zo werden tijdens
                  de Tokio-conferentie in 2012 afspraken gemaakt tussen de Afghaanse overheid en de
                  donorgemeenschap over verplichte hervormingen op verschillende terreinen, waaronder
                  anti-corruptie. Deze afspraken werden in 2018 opgevolgd met concrete afspraken over
                  anti-corruptie maatregelen in het zogenaamde Geneva Mutual Accountability Framework.
               
In deze context hecht Nederland eraan een kritische donor te zijn. Nederland doet
                  geen bijdragen zonder voorwaarden en zet, ondanks de weerbarstige veiligheidssituatie,
                  in op goede monitoring van voortgang van bilaterale ontwikkelingsprojecten, onder
                  meer door middel van jaarplannen, rapportages en veldbezoeken. Om corruptie en fraude
                  met de eigen bijdragen aan Afghanistan te voorkomen opereert Nederland via centrale
                  fondsen. Ongeveer de helft van de Nederlandse ontwikkelingsbijdrage (voor 2019 totaal
                  ongeveer 60 mln euro) wordt via zogeheten Multi Partner Trust Funds besteed. Deze fondsen kennen verschillende internationale organisaties die optreden
                  als administrator en trustee. Zo wordt het Afghan Reconstruction Trust Fund (ARTF) beheerd door de Wereldbank, wordt het Law and Order Trust Fund (LOTFA) door de UNDP beheerd en verlopen bijdragen aan het Afghan National Army Trust Fund (ANA-TF) via de NAVO. Daarnaast speelde Nederland een actieve rol in het doorvoeren
                  van hervormingen in het LOTFA om hardnekkige corruptie te bestrijden en te voorkomen.
                  Ondanks deze inspanningen kan niet volledig worden uitgesloten dat er in de Afghaanse
                  context, waar corruptie een hardnekkig en terugkerend fenomeen is, malversaties plaatsvinden
                  binnen programma’s en projecten die (mede) door Nederland worden gefinancierd.
               
In reactie op uw verzoek van 1 november jl. schetsen wij hieronder de politieke ontwikkelingen
                  in Afghanistan sinds maart 2019.
               
Vredesproces
Na negen gespreksrondes bereikten de Amerikaanse Speciaal Gezant voor Afghanistan
                  verzoening, Zalmay Khalilzad en de Taliban op 5 september 2019 een conceptovereenkomst.
                  Deze overeenkomst werd gesteund door regionale actoren als Pakistan, China en Rusland
                  en omvatte een voorlopig akkoord over Amerikaanse troepenterugtrekking en de strijd
                  tegen terrorisme. Op 7 september maakte de Amerikaanse President Trump kenbaar dat
                  hij niet tot ondertekening van de overeenkomst bereid was. Daarop zijn formele besprekingen
                  tussen de VS en de Taliban opgeschort. Op 7 december jl. vond een herstart van de
                  gesprekken tussen de VS en de Taliban plaats in Doha, Qatar.
               
De Taliban, de Afghaanse regering en regionale actoren, alsmede de EU en de VN hebben
                  aangegeven de totstandkoming van een akkoord tussen de VS en de Taliban te verwelkomen,
                  als opstap naar een inclusief, intra-Afghaans vredesproces. Het is op dit moment nog
                  niet duidelijk of en wanneer de formele gesprekken worden afgerond.
               
Presidentsverkiezingen
Op 28 september 2019 vonden presidentsverkiezingen in Afghanistan plaats. De opkomst
                  was relatief laag en het proces in aanloop naar de uitslag verliep rommelig. Zo brachten
                  slechts 2,6 miljoen van de ongeveer 9 miljoen geregistreerde kiezers hun stem uit,
                  en is een gedeelte van de uitgebrachte stemmen niet biometrisch geverifieerd. Niettemin
                  was het houden van deze verkiezingen van groot belang voor de Afghaanse democratie.
                  Na een lang proces van hertellingen zijn op 22 december 2019 de voorlopige uitslagen
                  bekend gemaakt. Zittend President Ghani kreeg 50,64% van de stemmen. De huidige CEO
                  Abdullah Abdullah is tweede geworden met 39,52% van de stemmen. Er zijn inmiddels
                  ruim 16.000 bezwaren ingediend bij de klachtencommissie (Electoral Complaints Commission, ECC). Na verwerking van deze bezwaren maakt de onafhankelijke kiescommissie (IEC)
                  de definitieve resultaten bekend. Indien geen van de kandidaten in de eerste verkiezingsronde
                  meer dan 50% van de stemmen behaalt, volgt er een tweede ronde tussen de twee kandidaten
                  met de meeste stemmen in de eerste ronde.
               
Nederlandse inzet
Het kabinet benadrukt dat de gronden voor de Nederlandse inzet in Afghanistan, zoals
                  uiteengezet in de Kamerbrief over de inzet in 2018–2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 630) niet zijn veranderd. De verdere opbouw van een stabiel Afghanistan met veilige steden
                  en een veilig platteland blijft essentieel voor de Afghaanse bevolking. Nederland
                  draagt bij aan het bestendigen en ondersteunen van de sociaaleconomische ontwikkeling
                  van Afghanistan, met aandacht voor mensenrechten, gendergelijkheid, rechtsstaatontwikkeling
                  en ontmijning. Ook de bestrijding van terrorisme en het tegengaan van irreguliere
                  migratie blijven actuele redenen voor de Nederlandse inzet in Afghanistan. Tot slot
                  spelen bondgenootschappelijke solidariteit en onze samenwerking met Duitsland een
                  belangrijke rol voor Nederland. Blijvend commitment van de NAVO en de internationale
                  gemeenschap in Afghanistan is nodig om de juiste voorwaarden te scheppen voor een
                  Afghaans vredesproces dat kan leiden tot duurzame vrede.
               
Het kabinet is van mening dat het door de VS gecreëerde momentum voor vrede in Afghanistan
                  niet verloren mag gaan en steunt alle inspanningen die leiden tot een inclusief, intra-Afghaans
                  vredesproces dat gesteund wordt door de regio. De gewenste einduitkomst is een inclusief
                  akkoord dat leidt tot duurzame vrede. Daarbij vraagt Nederland aandacht voor het belang
                  van een einde aan het geweld, de onwenselijkheid dat Afghanistan opnieuw een vrijhaven
                  voor terrorisme wordt en het belang van Transitional Justice en rechtvaardigheid voor de slachtoffers van het conflict. Nederland zet daarbij
                  samen met internationale partners in op een uitkomst van het vredes- en verzoeningsproces
                  waarbij de mensenrechten van alle Afghaanse burgers, inclusief vrouwen en minderheden,
                  worden beschermd. Het kabinet staat in nauw contact met bondgenoten en volgt de ontwikkelingen
                  rondom het vredesproces op de voet.
               
Conclusie
Afghanistan staat er in 2020 beter voor dan in 2001, toen het land nog in handen was
                  van extremisten en terroristen en van de grond af moest worden opgebouwd. De internationale
                  inzet heeft ervoor gezorgd dat het land stappen kon zetten op het gebied van sociaaleconomische
                  ontwikkeling, onderwijs, vrouwenrechten, goed bestuur en de opbouw van een eigen veiligheidsapparaat.
                  De inspanningen hebben er tevens toe geleid dat Afghanistan niet langer een uitvalsbasis
                  is voor terroristische aanvallen op doelen in het Westen. Maar de vooruitgang is relatief
                  en op sommige vlakken zijn in recente jaren juist stappen achteruit gezet. Dat geldt
                  met name voor de veiligheidssituatie. Nadat de verantwoordelijkheid voor veiligheid
                  in 2014 werd overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten, en het aantal internationale
                  troepen was teruggebracht van een piek van 130,000 naar ongeveer 16.000, heeft de
                  Taliban aan terrein gewonnen, zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld10. De opbouw van de Afghaanse strijdkrachten (Afghan National Defence and Security Forces, ANDSF) is voortgezet, maar heeft de verslechtering van de veiligheidssituatie niet
                  kunnen voorkomen. De ANDSF zijn nog niet in staat volledig zelfstandig de veiligheid
                  in het land te garanderen.
               
Zoals eerder aangegeven onderstreept de berichtgeving door de Washington Post de complexiteit
                  waarmee het opereren Afghanistan gepaard gaat. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse
                  gronden voor inzet blijven bestaan. Voortzetting van de steun van de internationale
                  gemeenschap in Afghanistan is juist op dit belangrijke moment nodig om de voorwaarden
                  voor vrede te scheppen, waaronder een duurzaam en zelfredzaam veiligheidsapparaat.
                  Het tot stand brengen hiervan blijft in de weerbarstige context van Afghanistan een
                  proces van lange adem.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
