Brief regering : Thuiszitters in het funderend onderwijs
26 695 Voortijdig school verlaten
31 497 Passend onderwijs
Nr. 130 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA, VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2020
In Nederland streven wij ernaar dat alle kinderen en jongeren onderwijs volgen. In
2016 is het Thuiszitterspact gesloten, waarin de ambitie is opgenomen dat in 2020
geen enkel kind langer dan drie maanden thuis zit zonder passend aanbod van onderwijs
en/of zorg.1, 2 Ondanks alle inspanningen zijn wij er nog niet in geslaagd dat doel te bereiken.
Dat gaat ons aan het hart, omdat ieder kind recht heeft op goed onderwijs en goede
zorg, en we leggen ons daar dus niet bij neer.
Het lukt gelukkig om steeds meer kinderen terug naar school te krijgen. Dat aantal
steeg van 2.141 naar 2.480 leerlingen. Dat neemt niet weg dat het totaal aantal kinderen
dat langer dan drie maanden thuis zat opnieuw steeg: van 4.479 naar 4.790 kinderen.3
Wij zien dat in regio’s, door scholen, door hulpverleners, ondersteuners en door gemeenten
dagelijks hard wordt gewerkt om alle kinderen naar school te laten gaan.4 Alle energie die door deze mensen wordt ingezet om steeds meer kinderen en jongeren
op school te krijgen of goede zorg te laten ontvangen is echter helaas nog niet genoeg
om alle kinderen van een zo passend mogelijke plek te voorzien.
Met deze brief informeren wij u over de resultaten van het afgelopen schooljaar en
de visie voor de komende jaren. De komende periode zal in aanloop naar de afloop van
het Thuiszitterspact door alle partijen hard moeten worden gewerkt om een passend
vervolg te vinden dat recht doet aan ieder thuiszittend kind.
In deze brief gaan wij nader in op:
– de verzuimcijfers;
– de maatschappelijke context van het thema thuiszitters;
– het nog meer centraal stellen van het kind bij de aanpak van thuiszitters;
– de regionale aanpak van thuiszitters;
– de rol van onze ministeries bij de thuiszittersaanpak.
Verzuimcijfers
Ieder jaar leveren gemeenten een overzicht van het verzuim in het afgelopen schooljaar
aan, zoals voorgeschreven in de Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw). Zij doen opgave
van onder andere het aantal meldingen van verzuim, het aantal vrijstellingen van de
leerplicht en het aantal processen-verbaal. Als bijlage bij deze brief vindt u een
overzicht van de leerplichtcijfers van het schooljaar 2018–2019.5 Ook de cijfers per gemeente zijn bijgevoegd.
Een positieve ontwikkeling die wij zien is dat het aantal kinderen dat niet ingeschreven
stond op school en dat weer een plek krijgt is toegenomen. Wij schrijven dit toe aan
de verbeterde samenwerking tussen de betrokken partijen die zich hard maken voor ieder
individueel kind.
Een ander belangrijk lichtpunt is de afname van het aantal kinderen dat tijdens het
schooljaar uitvalt. Het aantal kinderen dat tijdens een schooljaar uitvalt is sinds
de start van het Thuiszitterspact ieder jaar afgenomen en dat is winst.
Tabel 1: aantal thuiszitters
Tabel 2: aantal niet-ingeschreven kinderen weer terug naar school
Tabel 3: aantal kinderen dat tijdens het schooljaar uitvalt
Maatschappelijke uitval
Thuis zitten is een maatschappelijk vraagstuk dat verder gaat dan de school. Het oplossen
van deze complexe problematiek vraagt dus om speciale oplossingen. Er is helaas niet
één eenvoudige oplossing mogelijk in de meeste gevallen.
Sinds het Thuiszitterspact is de landelijke aandacht voor de thuiszittersproblematiek
geïntensiveerd, wat terug te zien is in het werk dat wordt verricht in de regio’s.
Wij zien dat veel partijen intensief met elkaar samenwerken, doordat bijvoorbeeld
gemeente, school, samenwerkingsverband, buurtteam, de jeugdverpleegkundige en de leerplichtambtenaar
samen met de ouders naar de meest optimale ondersteuning en plek voor kinderen zoeken.
Naast deze werkvormen waar professionals uit verschillende sectoren samenwerken, is
vorig jaar met alle pactpartners de versnellingsagenda ingezet om in de eindsprint
richting 2020 zo dicht mogelijk bij het doel van het thuiszitterspact te komen. Met
deze versnellingsagenda worden deze regionale inspanningen ondersteund.6, 7 Ondanks dat dit niet terug te zien is in een daling van het aantal thuiszitters zien
wij dat een beweging op gang is gebracht in de regio’s waar in de toekomst verder
op kan worden voortgebouwd.
Onderzoeksbureau Regioplan is door de pactpartners gevraagd een onderzoek te doen
naar de oorzaken van thuiszitten. Dit onderzoek laat zien dat er verschillende factoren
en redenen zijn waarom kinderen (langdurig) thuis komen te zitten; variërend van het
niet aanwezig zijn van een passend aanbod vanuit onderwijs en/of zorg tot problemen
in de thuissituatie.8
Het Kohnstamm Instituut heeft eveneens de redenen waarom kinderen thuis komen te zitten
onderzocht.9 Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit de praktijk en nadrukkelijk vanuit het perspectief
van leerlingen met ervaring in schooluitval. Daarbij is gekeken naar welke factoren
leiden tot ernstig verzuim en schooluitval en hoe dat op basis van hun ervaringen
voorkomen kan worden. Uit dit onderzoek blijkt dat er verschillende factoren in de
omgeving van een kind kunnen zijn die een relatie hebben met langdurig verzuim:
• Intensieve school- of hulpgeschiedenis.10
• Internaliserend probleemgedrag.11
• Ernstige problemen thuis.
• Overgewicht.
• Problematisch cannabisgebruik.
• Overmatige stress op diverse levensterreinen.
Om meer grip te krijgen op de cijfers hebben wij naast deze nieuwe onderzoeken met
verschillende gemeenten gesproken. Ingrado heeft ons hierbij ondersteund.
De mogelijke oorzaken die de gemeenten geven voor de stijging lopen eveneens zeer
uiteen waardoor het lastig is om met een eenduidige aanpak het aantal thuiszitters
terug te dringen. Gemeenten zien bovendien golfbewegingen in de cijfers. Als reden
voor de stijging worden o.a. deze mogelijke oorzaken gegeven:
• Toename in problematiek.
• Psychische problemen die de schoolgang bemoeilijken.
• Samenhang met problemen in het thuisfront.
• Stijging van het aantal vluchtelingen waar een passende plek voor moet worden gezocht.
Ondanks het feit dat er steeds beter wordt geregistreerd zijn er geen concrete verklarende
factoren voor de stijging in de cijfers. Wel tonen het contrast tussen de cijfers
en het geleverde werk in het veld, de door de gemeenten aangegeven mogelijke oorzaken
en de onderzoeken van Regioplan en het Kohnstamm Instituut aan hoe complex de thuiszittersproblematiek
is.
Hiernaast zijn er verschillende maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen waar
rekening mee moet worden gehouden bij het vinden van oplossingen voor thuiszittende
kinderen, zoals de decentralisatie en ontwikkelingen in het sociaal domein en het
wachtlijstenvraagstuk. Waarbij de vraag naar jeugdhulp en het speciaal onderwijs groter
is dan het aanbod. Tegelijkertijd vormen de maatregelen rond onderwijs-zorg een belangrijk
aanknopingspunt in het vinden van oplossingen. Over de voortgang rond deze maatregelen
hebben wij uw Kamer recentelijk geïnformeerd. Binnen deze brief gaan wij in op specifieke
acties gericht op het voorkomen van het thuiszitten, maar leggen wij ook sterk de
verbinding met de samenwerking tussen de onderwijs- en zorg domeinen.
Drie pijlers
De European Agency for Special Needs and Inclusive Education (EA) heeft uitgebreid
internationaal onderzoek gedaan hoe voorkomen kan worden dat kinderen uitvallen. Het
succesvol voorkomen van uitval vindt plaats op verschillende niveaus: het micro-,
meso-, macro- en exo-systeem. Binnen Nederland zijn de oplossingen op basis van de
aanbevelingen van EA als volgt vertaald naar drie pijlers:
1. Kind centraal.
2. Regionale aanpak.
3. Rol van de centrale overheid.
Hieronder gaan wij in op de activiteiten vanuit de gezamenlijkheid van de inzet van
onze partners en de maatregelen die komend jaar vanuit de verbinding onderwijs-zorg
ondernomen worden.
Kind centraal
Luister naar en praat mét het kind in plaats van óver het kind. Wij zien dit nog te
weinig gebeuren en dat is onacceptabel. Wat ons betreft staat voorop dat de jongeren
(en voor kinderen onder de zestien jaar ook altijd de ouders) zelf mee moeten kunnen
praten over het voorkomen en oplossen van thuiszittersproblematiek. Zowel in de regiorondes
passend onderwijs, als tijdens de Thuiszitterstop op 3 juni 2019, als op het vervolg
hierop klonk de roep vanuit de jongeren: praat mét ons in plaats van óver ons. Tijdens
de Thuiszitterstop gaven de jongeren ook mee dat maatwerk en preventie belangrijke
pijlers zijn in de thuiszittersaanpak. Deze signalen nemen wij serieus en zijn in
de acties die wij in deze brief toelichten terug te vinden.
Op sommige plekken worden jongeren al actief betrokken bij de thuiszittersaanpak.
Zo laat de gemeente Amsterdam de ervaringsdeskundigen (ouders en leerlingen) reflecteren
op het beleid en de aanpak aan de hand van een aantal gesprekken. Deze manier van
praten met het kind, passend bij de lokale context, is iets waar wij ons graag samen
met de kinderen voor inzetten. Dit, samen met de opgedane inspiratie door het onlangs
gelanceerde stappenplan (het beste besluit voor ieder kind) van de Kinderombudsman
heeft tot een gesprek vanuit de Ministeries van OCW en VWS met LAKS, Jongerenpanel
Zorg én Perspectief en de Nationale Jeugdraad geleid. Naar aanleiding hiervan wordt
gewerkt aan een plan van aanpak voor het betrekken van ervaringsdeskundige (ex-)thuiszitters
dat in het voorjaar 2020 gereed is. Dit moet ertoe leiden dat de stem van het kind
zowel landelijk als regionaal is vertegenwoordigd en dat luisteren naar de stem van
het kind de norm wordt. In dit plan van aanpak worden de drie punten uit de jongerentop
(praat met ouder en kind, preventie en maatwerk) verder uitgewerkt.
Naast het kind staat vanzelfsprekend de ouder/verzorger (hierna: ouder). Iedere ouder
heeft het beste voor met zijn of haar kind. Ouders van een kind met een extra ondersteuningsbehoefte
hebben met veel verschillende partijen te maken, zowel binnen het onderwijs- als binnen
het zorgdomein. Dit maakt het lastig is voor ouders en kinderen om te weten wat zij
kunnen doen en bij wie zij terecht kunnen, ondanks de bestaande hulpmiddelen die zijn
ingericht voor ouders en kinderen.12
Om de knelpunten die ouders ervaren beter te kunnen oplossen en te voorkomen dat kinderen
de dupe worden van partijen die er niet samen uitkomen, gaan wij op drie punten nieuwe
stappen zetten:
1. Wij hebben het voornemen om de uitspraken van de Geschillencommissie Passend Onderwijs
(GPO) bindend te maken;
2. De informatievoorziening voor ouders wordt verbeterd;
3. De zorgplicht van scholen wordt versterkt.
Wij zijn voornemens om de uitspraken van de tijdelijke GPO een bindend karakter te
geven. De GPO is wettelijk ingesteld en heeft formeel een tijdelijk karakter. Wij
gaan ook verkennen of het nodig is het GPO een structureel karakter te geven. Een
ouder kan een geschil indienen bij de GPO over toelating van leerlingen die extra
ondersteuning nodig hebben, verwijdering van alle leerlingen en het vaststellen en
bijstellen van het ontwikkelingsperspectief van leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben. Het bevoegd gezag dient bij de ouders en de commissie bekend te maken
welk besluit het na ontvangst van het advies heeft genomen. Het bevoegd gezag mag
momenteel alleen gemotiveerd afwijken van het advies van de Commissie. Ons bereiken
signalen dat dit echter niet altijd gebeurt. Wij gaan verkennen op welke wijze het
bindend maken van de uitspraken van de GPO het beste vormgegeven kan worden. De maatregel
sluit ook aan bij één van de zorgen die naar voren is gebracht door het collectief
Boze Ouders.13
Door het Ministerie van OCW wordt in 2020 voor een verbeterde informatievoorziening
voor ouders binnen samenwerkingsverbanden gezorgd door middel van het beleggen bij
een onafhankelijke ondersteuner. Voor de uitwerking hiervan gaan wij samen met de
Inspectie van het Onderwijs in gesprek met ouders van thuiszitters.
In dit gesprek met de Inspectie van het Onderwijs zullen wij ook de zorgplicht betrekken.
De zorgplicht houdt in dat het schoolbestuur van de school waar de leerling schriftelijk
is aangemeld, de verantwoordelijkheid heeft om voor de leerling die extra ondersteuning
nodig heeft, een zo passend mogelijke onderwijsplek te vinden. Als de school de benodigde
ondersteuning zelf niet kan bieden, moet de school in overleg met de ouders een andere
school in de regio bereid vinden om de leerling aan te nemen. Vanaf 1 november 2019
handhaaft de Inspectie van het onderwijs strenger op de naleving van de zorgplicht
door het onderdeel te maken van het vierjaarlijks onderzoek van de Inspectie van het
Onderwijs. Tegelijkertijd is OCW ook in gesprek met diverse veldpartijen welke aanvullende
mogelijkheden er zijn om de zorgplicht van scholen te versterken.
Regionale aanpak
De regionale verschillen zijn te groot om één landelijke aanpak te realiseren waar
iedere regio, en uiteindelijk ieder kind in die regio, mee geholpen is. Daarom is
het belangrijk om in het belang van het kind in te blijven zetten op de ingezette
koers van de afgelopen jaren: de regionale aanpak. De pactpartners en partners uit
het Thuiszittersoverleg zetten zich gezamenlijk in om deze ingezette koers voort te
stuwen.
Kinderen, ouders en het schoolbestuur kunnen het niet alleen. Schoolbesturen zijn
verenigd in een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband en de gemeente zijn
gezamenlijk verantwoordelijk voor de juiste combinatie van onderwijs en zorg. De regionale
inspanningen laten zien dat er zowel binnen de verschillende domeinen als domein-overstijgend
steeds meer wordt samengewerkt.
Een voorbeeld van betere samenwerking is de veranderende rol van de leerplichtambtenaar.
Vanuit de leerplichtambtenaar wordt steeds meer geïnvesteerd in de verbinding met
de scholen, jeugdhulp en ouders. In plaats van de repressieve (handhavende) taak,
krijgt de rol in het voortraject meer aandacht. Dit is terug te zien in de daling
van het aantal processen-verbaal voor relatief verzuim. Deze verandering is met name
zichtbaar sinds de invoering van de methodische aanpak schoolverzuim (MAS).
De MAS is een integrale aanpak van schoolverzuim waarbij vier routes, vanaf het moment
van melding bij leerplicht, worden beschreven met als doel het verzuim te stoppen.
Het Ministerie van JenV heeft in 2019 een evaluatieonderzoek naar de implementatie
van de MAS laten uitvoeren.14 Uit de evaluatie komt naar voren dat de samenwerking tussen ketenpartners is versterkt
door gebruik van de MAS. Daarnaast helpt de MAS om een passende interventie in te
zetten.15 Een volgende stap is de aanvulling van de MAS met het traject voordat een melding
van verzuim bij leerplicht wordt gedaan. Daar gaat het met name om de verbinding met
het voorveld (school en jeugdhulp). Het inzichtelijk maken van taken en verantwoordelijkheden
kan ook op dat vlak tot verbetering van de samenwerking leiden en snellere inzet van
gewenste acties.
Daarnaast is in opdracht van JenV een risico taxatie-instrument ontwikkeld voor de
Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Jeugdreclassering om beter in beeld te
krijgen welke problematiek/risico’s bij (ernstig) schoolverzuim een rol spelen.
Het instrument gaat gebruiksklaar gemaakt worden en er start een pilot voor RvdK en
Jeugdreclassering om gebruik in de praktijk te toetsen. Er is verbinding met Ingrado
om de doorontwikkeling van het signaleringsinstrument te koppelen aan het nieuwe risico-taxatie
instrument.
Ondanks deze voorbeelden lukt het nog niet altijd om elkaar voldoende te vinden en
het wordt niet altijd als een vanzelfsprekendheid gezien. De regionale aanpak zet
daarom in op de rol en verantwoordelijkheden van schoolbesturen, samenwerkingsverbanden,
gemeenten en de afspraken tussen deze partijen.
Ten eerste zetten de PO-Raad, VO-raad en VNG zich tot het einde van de pactperiode
(komend halfjaar) in om bij schoolbesturen en gemeenten voldoende bekendheid te genereren
met praktijkvoorbeelden die werken om thuiszitters zo snel mogelijk terug te geleiden
naar school. Dit gebeurt naast de reeds bestaande informatie die beschikbaar is vanuit
het Steunpunt Passend Onderwijs (SPO).16
De VNG onderzoekt daarnaast de regierol van gemeenten die zij behoren te hebben bij
het op overeenstemming gericht overleg (OOGO). Hierin wordt ook betrokken hoe gemeenten
hun doorbraakaanpak rondom thuiszitters vormgeven.
Het blijkt in de praktijk dat nog niet alle gemeenten en samenwerkingsverbanden een
gezamenlijke doorbraakaanpak hebben. Wij werken aan de juridische verplichting voor
samenwerkingsverbanden en gemeenten om concrete afspraken te maken over hun gezamenlijke
doorbraakaanpak.17 In 2020 wordt dit wetsvoorstel voor internetconsultatie voorgelegd. De verwachting
is dat deze doorbraakaanpak ervoor gaat zorgen dat samenwerkingsverbanden en gemeenten
sneller tot besluiten komen in het belang van het kind, zodat een kind niet onnodig
lang thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of jeugdhulp. Het voornemen om
het advies van de GPO bindend te maken, het versterken van de zorgplicht en de ruimte
voor onderwijszorgarrangementen moeten in samenhang met deze verplichte doorbraakaanpak
voor een sluitende aanpak zorgen zodat kinderen niet de dupe worden van onderwijs,
gemeenten en jeugdhulporganisaties die er niet samen uitkomen.
Rol van de centrale overheid
Het gaat ons aan het hart dat kinderen thuiszitten. Wij zijn verantwoordelijk voor
het oplossen van ervaren knelpunten in wet- en regelgeving in relatie tot het gevoerde
beleid. De volgende ervaren knelpunten gaan wij oplossen.
1. Definitie thuiszitters wordt onder de loep genomen
Wij werken in twee fases toe naar één landelijke definitie die recht doet aan alle
kinderen die thuiszitten en door iedereen wordt gehanteerd.
De huidige definitie doet namelijk geen recht aan kinderen die korter dan drie maanden
thuiszitten. Kinderen die korter dan drie maanden thuiszitten blijven daardoor onder
de radar. Ieder kind moet zo snel mogelijk in beeld zijn, omdat bij verzuim belangrijke
bouwstenen in de ontwikkeling worden gemist, ongeacht de duur van het verzuim.
De eerste fase bestaat uit het eenduidig communiceren van de huidige definitie zoals
wij die hanteren in de jaarlijkse thuiszittersbrief. Tot en met 1 oktober 2020 blijft
de definitie als volgt: alle kwalificatie- of leerplichtige jongeren die meer dan
drie maanden absoluut of langdurig relatief verzuimen. Vanuit de pactpartners start
een communicatieoffensief over deze huidige definitie.18 Zo zal in aanloop naar de jaarlijkse leerplichttelling van 1 oktober 2020 naar alle
gemeenten worden gecommuniceerd wat bij hen wordt verwacht bij het invullen van deze
telling.
In de tweede fase wordt gedurende kalenderjaar 2020 in overleg met het veld toegewerkt
naar een nieuwe definitie. In deze fase wordt tevens onderzocht hoe de definitie kan
aansluiten op de definitie die gehanteerd wordt bij de aanpak voortijdig schoolverlaten
(vsv). Een eenduidige definitie zorgt ervoor dat alle kinderen die thuiszitten of
voortijdig de school verlaten sneller in beeld zijn en daardoor eerder geholpen kunnen
worden, ook in preventieve zin.
2. De verzuimregistratie moet op orde komen
In 2020 besluiten wij over het voortbestaan van de jaarlijkse leerplichttelling. Zodat
wij op basis van actuele data gerichter kunnen sturen en in kunnen zetten op preventie.
Momenteel ontvangen wij vanuit de jaarlijkse leerplichttelling de verzuimcijfers over
het afgelopen schooljaar. Dit zijn statische cijfers waar wij niet actief op kunnen
sturen, maar alleen achteraf over één schooljaar kunnen rapporteren. De gegevens in
het verzuimregister daarentegen zijn actueel. Op die manier kan directer worden gehandeld
in het belang van het kind.
Eén van de voorwaarden voor het afschaffen van de leerplichttelling is dat het verzuimregister
klopt. Tussen de geregistreerde gegevens in het verzuimregister en de leerplichttelling
zitten op dit moment grote verschillen, wat voor ruis zorgt in de cijfers. Dit is
nogmaals bevestigd door een uitgevoerde pilot door Ingrado.
Zo blijkt dat schoolbesturen, met name in het primair onderwijs, nog onvoldoende melden
via het verzuimregister. Deze schoolbesturen melden nog rechtstreeks bij de gemeente
waardoor gegevens ontbreken in het verzuimregister. De PO-Raad en VO-raad gaan richting
hun achterban communiceren dat schoolbesturen verzuim via het digitale verzuimregister
registreren. Als de schoolbesturen registreren zijn de kinderen eerder in beeld en
kan eerder gehandeld worden, ook in preventieve zin voordat de situatie escaleert.
3. Er wordt toegewerkt naar sturen via doorloopsnelheden
Omdat het verzuimregister actueel is en informatie over doorloopsnelheid bevat gaan
wij in 2020 ook focussen op de vraag of het mogelijk is om de doorloopsnelheid (het
aantal dagen dat gemiddeld wordt verzuimd) te registreren om vervolgens daarop te
kunnen sturen en de verantwoordelijke partijen op aan te spreken.
Het gaat er in onze ogen om dat een kind zo snel mogelijk weer onderwijs volgt en/of
de juiste (jeugd)zorg- of hulp ontvangt. Dit wordt het best gemeten met de doorloopsnelheid:
de gemiddelde tijd dat een kind thuiszit. Deze meting heeft als doel om voor alle
partijen die betrokken en verantwoordelijk zijn bij de ontwikkelingsmogelijkheden
van het kind zichtbaar te maken in hoeverre hun acties tot resultaat komen.
In samenhang met de besluitvorming over het voortbestaan van de jaarlijkse leerplichttelling
zorgt deze doorloopsnelheid ervoor dat er preventief of in een heel vroeg stadium
van thuiszitten kan worden ingegrepen in het belang van het kind.
4. Gegevensdeling wordt makkelijker
Wij gaan een wettelijke taak creëren zodat samenwerkingsverbanden verzuimgegevens
uit het verzuimregister van DUO mogen ontvangen.
Samenwerkingsverbanden, schoolbesturen en gemeenten ervaren namelijk belemmeringen
in het delen van de juiste informatie om goed samen te werken om thuiszitten tegen
te gaan. Er is nog geen wettelijke taak voor het ontvangen van verzuimgegevens uit
het verzuimregister van DUO voor samenwerkingsverbanden. Eén van de onderdelen om
te komen tot een wettelijke regeling hiervoor is het bepalen van de risico’s van het
delen van dergelijke gegevens. Hiervoor wordt momenteel een data protection impact
assessment (DPIA) uitgevoerd.
5. Samenwerking onderwijs-zorg
Er vallen nu kinderen tussen wal en schip omdat het onderwijs- en zorgdomein onvoldoende
op elkaar aansluiten. Terwijl deze kinderen wel in staat zijn om te leren. Deze kinderen
mogen hier niet de dupe van zijn. Daarom gaan wij er voor zorgen dat er meer ruimte
komt voor onderwijszorgarrangementen. Wij verwachten voor de zomer van 2020 naar aanleiding
van een verkenning antwoord te hebben op de vraag «wat» er geregeld moet worden. Zodat
wij kunnen starten met het regelen van de ruimte om samenwerkingsverbanden, scholen
en gemeenten en partijen in de zorg de ruimte te geven om onderwijszorgarrangementen
in te richten voor deze kinderen.
Wij werken intensief samen aan een betere aansluiting tussen het onderwijs- en zorgdomein
zodat kinderen met een aandoening, ziekte of beperking zich optimaal kunnen ontwikkelen.19, 20
De systemen van zorg en onderwijs dienen zich aan te passen aan de ondersteuningsbehoefte
van kinderen en niet andersom. Onderwijszorgarrangementen hebben een directe invloed
op kinderen die thuiszitten. Meer mogelijkheden om kinderen een passende plek te geven
zorgt er namelijk preventief voor dat er minder kinderen thuis komen te zitten.
6. Afgifte vrijstelling
Wij gaan de vrijstellingsprocedure zoals opgenomen in de Lpw wijzigen. Zoals eerder
aangegeven gaan wij het onderwijskundig perspectief beter betrekken bij het afgeven
van een vrijstelling van de leerplicht op grond van artikel 5 onder a.21 In het voorjaar zal het wetsvoorstel voor internetconsultatie worden voorgelegd.
Een beroep op een vrijstelling van de leerplicht kan uitsluitend door ouders worden
gedaan, en mag nooit het gevolg zijn van een gebrek aan een passend onderwijsaanbod,
maar alleen het onvermijdelijke resultaat van ernstige lichamelijke en psychische
klachten. Het wetsvoorstel heeft naar verwachting een positief effect op het aantal
jeugdigen dat naar onderwijs gaat. Vooruitlopend op deze wetswijziging zien wij dat
in regio’s steeds meer volgens deze procedure wordt gewerkt. Dit juichen wij toe.
7. Organisatie (specialistische) jeugdhulp
Wij zetten in op een verbeterde organisatie van (specialistische) jeugdhulp en het
versterken van de regionale samenwerking.22 In de brief die vanuit VWS en JenV naar de Kamer is gestuurd worden plannen over
de aanpak daarop aangekondigd.
Dit heeft als doel om ruimte te creëren voor de jeugdhulptransformatie, om zo de hulp
integraal en dichtbij het kind aan te bieden. Onder andere door meer eenduidigheid
in de toegang tot jeugdhulp, zodat voor gezinnen en professionals helder is wat van
de gemeentelijke toegang/lokale teams mag worden verwacht. Meer eenduidigheid in de
toegang tot jeugdhulp zorgt voor adequatere hulp voor het kind.
8. Geoorloofd ziekteverzuim
Geoorloofd ziekteverzuim is een serieus aandachtspunt en kan een belangrijke voorbode
zijn voor thuiszitten om zo uitval en mogelijk thuiszitten te voorkomen.23 Daarom gaan wij dit jaar onderzoek doen naar geoorloofd verzuim en mogelijkheden
om hier preventief op in te zetten.
Tot slot
Wij zien dat steeds meer kinderen terug naar school gaan en gedurende het schooljaar
steeds minder kinderen verzuimen. De afgelopen jaren is hard gewerkt door heel veel
verschillende partijen om een zo passend mogelijk aanbod te creëren voor alle thuiszittende
kinderen en het is goed om te zien dat de thuiszittersproblematiek hoog op de agenda
staat.
Soms blijkt echter de realiteit nog te weerbarstig en blijft het zoeken naar een oplossing
voor ieder individueel kind. Met de in deze brief genoemde acties zijn wij ervan overtuigd
goede stappen te hebben gezet binnen de thuiszittersaanpak.
De aankomende tijd zal in het teken staan van het in gezamenlijkheid komen tot een
juist vervolg op het Thuiszitterspact, waarbij een realistische ambitie die recht
doet aan het kind voorop staat. Voor de zomer informeren wij u over de stand van zaken
van de aangekondigde acties en hoe het vervolg op het Thuiszitterspact eruit komt
te zien.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Medeindiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport