Brief regering : Onderzoeksrapport van het PERSPECTIEF-onderzoek 'Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn: de mens en de cijfers'
34 990 Medische ethiek
Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2020
Hierbij zend ik u ter informatie het onderzoeksrapport van het PERSPECTIEF-onderzoek,
                  getiteld Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn: de mens en de
                     cijfers1. Dit onderzoek is uitgezet door ZonMw en uitgevoerd door de Universiteit voor Humanistiek
                  in samenwerking met het Julius Centrum van het UMC Utrecht, onder leiding van Els
                  van Wijngaarden.
               
Voortvloeiend uit het regeerakkoord heeft het Ministerie van VWS opdracht gegeven
                  tot onderzoek naar de omvang en omstandigheden van de groep ouderen die zijn leven
                  als voltooid beschouwt en daarom een persisterende en actieve stervenswens heeft maar
                  niet onder de huidige reikwijdte van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek
                  en hulp bij zelfdoding (Wtl) valt, omdat het lijden geen of niet voldoende medische
                  grondslag heeft. Zoals in de nota medische ethiek2 aangegeven, heb ik mij verstaan met de initiatiefneemster, mevrouw Dijkstra (D66).
                  Op haar verzoek zijn, aanvullend aan het genoemde onderzoek, ook de omvang en omstandigheden
                  onderzocht van de groep mensen die hun leven als voltooid beschouwen en als gevolg
                  daarvan een persisterende stervenswens hebben, maar nog niet klaar zijn om daar actief
                  vervolg aan te geven.
               
Uit het onderzoek blijkt dat 0,18% van de Nederlanders van 55 jaar en ouder een persisterende
                  en actieve doodswens heeft, die volgens hen het beste omschreven kan worden als een
                  wens tot levensbeëindiging, zonder dat zij ernstig ziek zijn. Dit komt neer op ongeveer
                  10.156 mensen. De doodswens blijkt niet statisch, maar context- en situatieafhankelijk.
                  Dit betekent dat als de situatie van de oudere verandert, de doodswens kan veranderen.
                  Het onderzoek laat voorbeelden zien waarbij de doodswens van ouderen na verloop van
                  tijd minder op de voorgrond kwam te staan, bijvoorbeeld doordat de oudere door passend
                  vrijwilligerswerk maatschappelijk bij kan dragen. De wens om te leven weegt daarnaast
                  meestal
               
zwaarder dan of even zwaar als de wens om dood te zijn en de concrete acties met betrekking
                  tot de doodswens zijn vaak gericht op de lange termijn. Hoewel deze mensen niet ernstig
                  ziek zijn, hebben zij wel forse gezondheidsproblemen, zeker in vergelijking tot leeftijdsgenoten.
                  Ruim drie kwart is jonger dan 75 jaar en het merendeel is laag of middelbaar opgeleid.
                  Opvallende factoren die de wens om dood te zijn versterken zijn piekeren, lichamelijke
                  of geestelijke aftakeling, eenzaamheid, het gevoel geen invloed te hebben op het leven,
                  ziekten, beperkingen in de vrijheid, en het gevoel anderen tot last te zijn. Meest
                  voorkomende factoren die de wens om te leven versterken zijn onafhankelijkheid, woonplezier,
                  gevoel van vrijheid, humor en plezier, iets kunnen betekenen voor anderen en respect
                  en waardering van anderen.
               
De Adviescommissie voltooid leven – ook wel bekend als commissie Schnabel – sprak
                  in 2016 de verwachting uit dat de groep mensen bij wie de wens tot levensbeëindiging
                  niet gerelateerd is aan medische problematiek, waarschijnlijk klein zou zijn. Over
                  de omvang en omstandigheden van deze groep is door dit onderzoek meer duidelijkheid
                  gekomen. Volgens de onderzoekers is niet op basis van dit onderzoek met volledige
                  zekerheid vast te stellen of deze groep in zijn geheel buiten de reikwijdte van de
                  Wtl valt, noch is het zeker dat mensen die zijn uitgesloten van het onderzoek binnen
                  de reikwijdte van de Wtl zouden vallen. Hiervoor zou namelijk elke individuele casus
                  uitgebreid onderzocht moeten worden om te beoordelen of een euthanasieverzoek aan
                  alle zorgvuldigheidseisen voldoet. Het is mogelijk dat een deel van deze groep toch
                  onder de reikwijdte van de wet valt, zeker gezien de gerapporteerde gezondheidsklachten.
               
Buiten kijf staat dat de resultaten laten zien dat hier een grote maatschappelijke
                  opgave ligt, zowel voor dit kabinet als voor de samenleving. De doodswens van deze
                  groep mensen is ernstig. Het rapport onderstreept de noodzaak voor acties. We hebben
                  de opdracht om ons tot het uiterste in te spannen om deze mensen de zin ván en de
                  zin ín het leven weer te laten hervinden. Ik beraad mij op wat deze resultaten betekenen
                  voor het kabinetsbeleid, aanvullend op mijn beleid ten aanzien van de zorg en ondersteuning
                  van ouderen. Veel doen we daar al aan, als het bijvoorbeeld gaat om het creëren van
                  een trendbreuk in eenzaamheid onder ouderen of de inzet op waardig ouder worden. Juist
                  omdat dit onderzoek aantoont dat de doodswens niet statisch, maar situatieafhankelijk
                  en ambivalent is, moeten antwoorden op problemen van deze zeer diverse groep mensen
                  worden gevonden zonder de euthanasiewetgeving te verruimen of een andere wettelijke
                  regeling voor hulp bij zelfdoding te initiëren. Dit voorjaar ontvangt uw Kamer uitvoeriger
                  reactie van het kabinet.
               
Ondertussen zullen we over deze uitkomsten ook in gesprek gaan. De maatschappelijke
                  dialoog over de laatste levensfase gaat zowel over het onderwerp voltooid leven, de
                  reikwijdte en toepassing van de huidige euthanasiewetgeving, als over waardig ouder
                  worden. Op verschillende locaties in ons land wordt deze dialoog gevoerd. Wie mee
                  wil praten kan op http://dialooglaatstelevensfase.nl zich aanmelden. Met de maatschappelijke dialoog wil ik inzicht krijgen in wat er
                  speelt bij mensen in Nederland en hoe zij denken over de laatste levensfase.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
- 
              
                  Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.