Brief regering : Update Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 400
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE
HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2020
Op 29 november 2019 is uw Kamer door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
van Defensie geïnformeerd over het besluit om met een schip bij te dragen aan de Europees-geleide
maritieme missie, genaamd European-Led mission Awareness Strait of Hormuz (EMASOH), ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio (Kamerstuk 29 521, nr. 398).
Met deze brief informeren wij u over relevante regionale ontwikkelingen. Tevens wordt
een aantal toezeggingen gestand gedaan uit het algemeen overleg over de Nederlandse
bijdrage aan EMASOH, d.d. 18 december jl. Dat betreft de toezeggingen om u een update
te geven voor het vertrek van het Nederlandse fregat over de verdere uitwerking van
het diplomatieke spoor van de missie, de mogelijkheid voor een tolk Farsi, medische
evacuatie, luchtsteun en over de voortgang van de besprekingen t.a.v. EU-operatie
Sophia. Daarnaast geeft deze brief opvolging aan de motie van het lid Sjoerdsma c.s.
(Kamerstuk 29 521, nr. 392) over een zo breed mogelijke politieke en militaire steun van Europese lidstaten
voor de missie in de straat van Hormuz. Ook geeft deze brief opvolging aan het verzoek
van de Vaste Kamercommissie van Defensie aan de Minister van Defensie om een brief
over EMASOH.
Regionale ontwikkelingen
Zoals vermeld in de brief aan uw Kamer van 6 januari jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 692) beschouwt het kabinet de escalatie van de situatie op Iraaks grondgebied van de
afgelopen weken als zorgelijk en ernstig. Het lag in de lijn der verwachting dat Iran
zou reageren op de dood van generaal-majoor Qasem Soleimani, de bevelhebber van de
Quds Brigade van de Islamitische Revolutionaire Garde Corps (IRGC). Op de vroege ochtend
van woensdag 8 januari jl. voerde Iran verschillende raketaanvallen uit op legerbases
in Irak. Nederland heeft deze aanvallen veroordeeld. Op deze legerbases zijn troepen
van de anti-ISIS coalitie gehuisvest, waaronder Nederlanders. De Iraanse aanval was
evenwel van relatief beperkte omvang. Door tijdige veiligheidsmaatregelen hebben Nederlandse
diplomaten en militairen in Irak geen groot gevaar gelopen. De Amerikaanse administratie
gaf na de Iraanse raketaanvallen aan geen verdere escalatie te willen.
Op 8 januari jl. werd een toestel van Ukraine International Airlines – volgens de
Iraanse autoriteiten waarschijnlijk per ongeluk – neergehaald door Iraans luchtafweergeschut.
Dit gebeurde enkele uren nadat Iran de raketten op de legerbases in Irak had afgevuurd.
Hierbij kwamen 176 passagiers om afkomstig uit Iran, Canada, Oekraïne, VK, Zweden,
Afghanistan en Duitsland. Nadat Iran aanvankelijk wees op een technische oorzaak,
verklaarde het op 11 januari jl. dat het vliegtuig geraakt was met een eigen luchtafweerraket
omdat het vliegtuig mogelijk werd aangezien voor een inkomende VS raket. Het is van
groot belang dat Iran op alle mogelijke manieren meewerkt met een internationaal onderzoek,
zodat alle feiten boven water komen en gerechtigheid voor de nabestaanden kan plaatsvinden.
Dit is een tragische gebeurtenis die in Nederland pijnlijke herinneringen oproept
aan MH17. De Minister-President heeft in een telefoongesprek met zijn Canadese collega
zijn medeleven betuigd en aangeboden om de Nederlandse ervaringen met MH17 te delen.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft condoleances overgebracht aan de landen die
slachtoffers betreuren. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 16 januari
jl. een ministeriële meeting in London bijgewoond voor landen die betrokken zijn bij
de vliegtuigcrash om de Nederlandse ervaringen omtrent MH17 te delen.
Nederland blijft streven naar kalmte en het verminderen van de regionale spanningen.
Daarbij is het van belang dat de strijd tegen ISIS niet in gevaar komt. Het kabinet
heeft zich hier de afgelopen periode op verschillende manieren voor ingezet. De Minister-President
sprak met de premier van Irak en de Minister van Buitenlandse Zaken heeft de afgelopen
weken gesproken met zijn collega’s in Irak en Saoedi-Arabië en tijdens zijn recente
bezoek met zijn ambtsgenoot in Oman. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken
op 8 januari jl. in Brussel met Hoge Vertegenwoordiger Borrell en zijn Franse ambtsgenoot
Le Drian gesproken. Ook tijdens de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari
jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken samen met Europese ambtsgenoten besproken
hoe Europa het best bij kan dragen aan de-escalatie van spanningen in de regio (zie
het Verslag Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 januari 2020, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2102). De Minister van Defensie onderhoudt sinds de Amerikaanse actie nauw contact met
haar Franse en Duitse ambtsgenoot. Ook in deze gesprekken heeft Nederland ingezet
op de-escalatie en kalmte. Daarnaast is er, op hoogambtelijk niveau, via diplomatieke
en militaire kanalen, contact met de Verenigde Staten en vinden er zowel bilateraal
als in anti-ISIS coalitie- en NAVO-verband gesprekken plaats met bondgenoten. Zo sprak
de Commandant der Strijdkrachten met onder andere zijn Amerikaanse counterpart over
de situatie. Ook is er diplomatiek contact met Iran.
In de Perzische Golf, de Straat van Hormuz en de Golf van Oman zijn in de afgelopen
weken geen bijzondere incidenten voorgevallen. Landen in de Golfregio zoals Oman,
Saoedi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten hebben opgeroepen tot de-escalatie.
De situatie in de regio blijft gespannen en is veranderlijk, maar voor nu blijft het
kabinet bij het besluit tot een bijdrage aan EMASOH. Zoals gebruikelijk vindt op doorlopende
basis een risico-inschatting en overleg met Europese partners plaats, naar aanleiding
waarvan zo nodig een nieuwe weging gemaakt zal worden door het kabinet.
Diplomatieke spoor
Voor het kabinet zijn preventie van incidenten en de-escalatie van de regionale spanningen
uitgangspunten van de inzet. De recente ontwikkelingen hebben de relevantie van deze
uitgangspunten bevestigd. Het kabinet heeft bewust gekozen voor inzet via EMASOH,
aangezien deze missie een brede strategie omvat met inzet op zowel operationeel als
diplomatiek spoor. Zoals aangegeven in de artikel-100 brief d.d. 29 november 2019,
heeft EMASOH daarmee in de ogen van het kabinet nadrukkelijk een de-escalatoir karakter.
Het diplomatieke spoor van de missie is gericht op het voorkomen van misinterpretatie
van de inzet van EMASOH, het bevorderen van bewustzijn, (regionale) dialoog en samenwerking
ten aanzien van maritieme veiligheidszaken tussen alle belanghebbenden in de Golfregio.
Zoals reeds gecommuniceerd aan de Kamer, wordt het diplomatieke spoor binnen de coalitie
van deelnemende landen verder uitgewerkt. Het bereiken van concrete resultaten middels
diplomatieke inspanningen in dit domein is gezien de beschreven politieke context
erg complex en een proces van lange adem.
Regionale actoren delen in beginsel gemeenschappelijke economische belangen ten aanzien
van het bevorderen van maritieme veiligheid. Door vervlechting en wederzijdse inmenging
in regionale conflicten zijn de animositeit en spanningen tussen landen in Golfregio
sterk gestegen. De tankerincidenten en aanvallen op de Saudische olie-installaties
in 2019 hebben het gebrek aan wederzijds vertrouwen verder doen toenemen. Verschillende
initiatieven (Duitsland, Frankrijk en VK in zomer 2019) op het vlak van maritieme
veiligheid in de Golfregio hebben nog geen vruchten afgeworpen. Dit geldt ook voor
het Hormuz Peace Endeavour (HOPE) initiatief van Iran zelf dat nog weinig respons heeft ontvangen. Het gebrek
aan wederzijds vertrouwen in de regio is een factor waarmee bij de verdere ontwikkeling
van het diplomatieke spoor van EMASOH rekening gehouden dient te worden. Diplomatieke
inspanningen zullen zorgvuldig moeten worden vormgegeven tegen de context van een
complex regionaal krachtenveld. Binnen het kader van EMASOH, zal het diplomatieke
spoor zich dan ook primair richten op het identificeren van manieren om het onderlinge
vertrouwen in de regio t.a.v. maritieme veiligheid te versterken.
De uitwerking van het diplomatieke spoor vindt reeds plaats. De Minister van Buitenlandse
Zaken heeft de laatste weken veelvuldig contact gehad met landen in de regio en de
EU partners. Nederland heeft het belang van het diplomatieke spoor ook benadrukt tijdens
de RBZ van 20 januari jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2111) Nederland neemt een actieve rol in de discussie en zet in op het instellen van gerichte
capaciteit binnen het raamwerk van EMASOH ten behoeve van het diplomatieke spoor,
bijvoorbeeld door het aanstellen van een speciaal gezant voor maritieme veiligheid.
Met gerichte capaciteit kunnen verschillende visies en behoeften van landen in de
regio en van relevante internationale organisaties zoals EU en VN ten aanzien van
diplomatieke inspanningen gericht op maritieme veiligheid in kaart gebracht worden.
Het doel hiervan is om vertrouwenwekkende maatregelen te kunnen identificeren om zo
de dialoog tussen de landen in de regio te bevorderen. Nederland is voornemens dit
voorjaar een Political Contact Group te organiseren, waarin de eerste stappen op het diplomatieke spoor besproken zullen
worden.
Steun Europese lidstaten
Conform de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 29 521, nr. 392) heeft Nederland zich ingezet voor een zo breed mogelijke politieke en militaire
steun van Europese lidstaten voor EMASOH. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 januari
jl., heeft Nederland EU partners aangespoord om zich aan te sluiten bij een ministeriële
verklaring ter lancering van EMASOH. Deze verklaring is en marge van de RBZ gepubliceerd
en is naast Nederland getekend door België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland,
Italië en Portugal. Met deze verklaring betuigen landen politieke steun aan de oprichting
van EMASOH. Naast Nederland, hebben ook Denemarken, België en Griekenland een materiele
of personele bijdrage toegezegd. Ook verwelkomde Hoge Vertegenwoordiger Borrell op
20 januari jl. EMASOH en de bijdrage die deelnemende landen hiermee leveren aan de-escalatie
en het waarborgen van de vrije doorvaart in de Golfregio.
Mandaat en optreden
In het algemeen overleg over de Nederlandse bijdrage aan EMASOH waren er vanuit uw
Kamer veel vragen over de mogelijkheden voor het schip om, indien nodig, op te kunnen
treden. Het kabinet wil nog eens benadrukken dat het oogmerk van de inzet is om escalatie
te voorkomen. Preventie van incidenten en de-escalatie van spanningen zijn hierbij
de uitgangspunten. Het oogmerk en de uitgangspunten van de missie zijn ten behoeve
van het operationele niveau vertaald naar een gezamenlijke set van Rules of Engagement
(ROE’s). De door Frankrijk voorziene set ROE’s sluit aan bij de set die Nederland
voor deze inzet voorziet.
Ten aanzien van het optreden is er een onderscheid tussen het optreden in territoriale
wateren en internationale wateren. In territoriale wateren geldt het recht op onschuldige
doorvaart en indien nodig het recht op zelfverdediging. Het fregat zal zich echter
alleen in territoriale wateren bevinden bij doortocht door de Straat van Hormuz (de
Straat bestaat uit de territoriale wateren van Iran en Oman). Voor het optreden in
internationale wateren geldt dat het fregat schepen te hulp kan schieten indien deze
door niet-statelijke actoren worden geboard of er geweld tegen hen wordt gebruikt.
Indien een schip wordt aangevallen door een statelijke actor mag het fregat enkel
optreden wanneer het fregat zich in de nabijheid bevindt en op tijd tussenbeide gekomen
kan worden. Het fregat mag niet optreden tegen boarden van commerciële schepen door
een statelijke actor, aangezien dit niet geldt als een aanval.
Medische Evacuatie
Uw Kamer heeft gevraagd om toe te lichten hoe de medische zorg voor de bemanning van
het schip geregeld is. Bij het inrichten van de medische keten bij landoperaties is
het 10-1-2 principe1 het uitgangspunt. Dit principe is echter bij maritieme operaties gezien de geografische
factoren niet altijd uitvoerbaar. Daarom wordt bij maritieme operaties gestreefd naar
een keten die zo dicht mogelijk bij het 10-1-2- principe aansluit. De eerste opvang
aan boord is afgedekt door de Medische Actiedienst (MAD) bestaande uit een Algemeen
Militair Verpleegkundige en de scheepsarts. Voor de 2e lijns-zorg zal worden teruggevallen
op het centraal in het operatiegebied gelegen ziekenhuis «Zayed Military Hospital»
in Abu Dhabi. De toegang tot het ziekenhuis is geregeld via het hoofdkwartier te Abu
Dhabi. De Franse Senior Medical Officer zal als liaison functioneren. De in het hoofdkwartier
geplaatste stafofficieren zijn welkom bij de Franse Role 1.
De bereikbaarheid van het hospitaal is onder meer afhankelijk van de te overbruggen
afstand en de weersomstandigheden alsmede de beschikbaarheid van de boordhelikopter.
Eventueel kan worden teruggevallen op dichtstbijzijnde hospitalen aan de wal. Indien
de boordhelikopter door de weersomstandigheden of andere reden niet kan worden ingezet
wordt de medische afvoer geregeld via de internationale Rescue Coördinaten Centres in de verschillende landen.
Luchtsteun
Ten aanzien van de vraag of in geval van nood in luchtsteun kan worden voorzien benadrukt
het Kabinet dat de missie gericht is op de-escalatie en de dreiging voor het schip
en de bemanning als laag wordt ingeschat. De Zr. Ms. De Ruyter, een luchtverdedigings-
en commandofregat, beschikt over voldoende capaciteiten om een eventuele dreiging
bijtijds te onderkennen en zichzelf daartegen te verdedigen. Voor het onwaarschijnlijke
scenario dat luchtsteun benodigd is, zijn met de Franse partner afspraken gemaakt
over de procedure voor het aanvragen van luchtsteun van in de regio gestationeerde
Franse vliegtuigen.
Tolken
Voor de EMASOH-missie zal er gebruik worden gemaakt van tolken die Arabisch en Farsi
beheersen. Deze worden gestationeerd aan boord van Zr. Ms. De Ruyter.
Vragen vaste Kamercommissie Defensie
De vaste commissie voor Defensie verzocht de Minister van Defensie op 20 januari om
een brief waarin waarin tevens wordt ingegaan op eventuele technische problemen van
Zr. Ms. De Ruyter en de inzet van het Franse vliegdekschip Charles de Gaulle. De vragen
omtrent het besluit tot deelname aan de missie en het mandaat zijn reeds in het voorgaande
beantwoord.
Gereedheid de Ruyter
Zr. Ms. De Ruyter is missie-gereed. Tijdens reguliere inspecties is slijtage geconstateerd
in een van de tandwielkasten. De Commandant Zeestrijdkrachten heeft mitigerende maatregelen
genomen door het uitvoeren van een tijdelijke reparatie en het preventief invoeren
van een vaartrestrictie van enkele knopen voor de maximale vaarsnelheid voor normaal
gebruik. Deze vaartrestrictie levert geen operationele beperkingen op en heeft geen
gevolgen voor de duur van de heen- en terugreis. Voor operationele omstandigheden
kan het schip beschikken over de maximale vaarsnelheid. Vervanging van de tandwielkast duurt 20 tot 24 weken en vindt plaats tijdens
het benoemd onderhoud na de missie.
Franse inzet Charles de Gaulle
Voor zover bekend zal het Franse vliegdekschip Charles de Gaulle vanaf januari tot
april opereren vanuit de Middellandse Zee ter ondersteuning van de Franse operatie
Chammal in Syrië en Irak. Er is geen relatie met EMASOH.
Update voortgang operatie Sophia
Zoals aangegeven in de kamerbrief «Ontwikkelingen sinds verzending van de Kamerbrief
Samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten en missies en operaties tot
en met 2021» (Kamerstuk 29 521, nr. 397) is het mandaat van de operatie Sophia op 26 september 2019 door de EU-lidstaten
met zes maanden verlengd tot en met 31 maart 2020, waarbij de maritieme component
van de operatie opgeschort blijft. In deze periode worden opties voor de toekomst
van operatie Sophia geanalyseerd. Vooralsnog heeft de EU geen besluiten genomen over
de toekomst van de operatie (inclusief de inzet van de maritieme component). De inzet
van de maritieme component van de operatie Sophia is sinds 1 april 2019 opgeschort,
omdat Italië niet als standaard aanlandingsplaats voor de door Sophia opgepikte migranten
beschouwd wil worden.
Naar aanleiding van de Berlijn-conferentie van 19 januari jl. stelde Hoge Vertegenwoordiger
Borrell tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 januari jl. dat ten aanzien van
handhaving van het wapenembargo dat onderdeel van het mandaat van Sophia is, naast
een maritieme missie ook de mogelijkheden voor inzet op het land en in de lucht te
bezien. Daarnaast zal ten aanzien van het staakt-het-vuren, zodra de strijdende partijen
een akkoord bereiken, een monitoringsmissie nodig zijn. Hoge Vertegenwoordiger Borrell
kondigde aan hiertoe voorstellen te zullen voorbereiden, inclusief het bezien van
een mogelijke nieuwe focus van operatie Sophia ten aanzien van de handhaving van het
wapenembargo.
Nederland zet zich in voor een sterk, verenigd en actief optreden van Europa in Libië,
met name vanwege de directe Europese belangen op het gebied van terrorisme en migratie.
Derhalve zal Nederland binnen de Raad actief bijdragen aan het uitwerken van de voorstellen
van de Hoge Vertegenwoordiger Borrell, die geplaatst zullen worden in het licht van
een nog te bereiken akkoord tussen de strijdende partijen over een staakt-het-vuren
waarop de EU voorbereid wil zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie