Brief regering : Vervolg wetgevingstraject mediation
35 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020
Nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2020
Voor een goed functionerende samenleving is het belangrijk dat geschillen zoveel mogelijk
vroegtijdig opgelost worden. Partijen kunnen voor de oplossing van hun geschillen
kiezen uit verschillende mogelijkheden. Deze hebben elk voor- en nadelen, mede afhankelijk
van de aard van het probleem. De kans op een duurzame oplossing is het grootst als
partijen hun geschillen zoveel mogelijk in onderling overleg oplossen, zo blijkt uit
onderzoek.1 Mede daarom is het kabinetsbeleid erop gericht geschillen, waar mogelijk, op te lossen
door middel van het bereiken van onderlinge overeenstemming, al dan niet met hulp
van een derde.2 Een voorbeeld daarvan is mediation. Een belangrijk kenmerk dat mediation onderscheidt
van andere vormen van geschilbeslechting is dat partijen zelf, onder begeleiding van
een neutrale derde, werken aan een voor hen aanvaardbare oplossing, met oog voor het
herstel of verbeteren van de verstandhouding. Deze aanpak, mits van voldoende kwaliteit,
vergroot de kans op een bestendige oplossing van een geschil.
Vanuit deze achtergrond ben ik voornemens een nieuw wetsvoorstel in consultatie te
brengen, dat als doel heeft te bevorderen dat geschillen op een zo bestendig, passende
en efficiënt mogelijke wijze worden opgelost. Het beoogde wetsvoorstel zal daarvoor
in de eerste plaats kwaliteitswaarborgen voor mediators en hun dienstverlening bevatten.
Dit moet leiden tot meer vertrouwen in het instrument mediation als methode van geschiloplossing.
Daarnaast zal het voorgenomen wetsvoorstel bepalingen bevatten die zorgen voor een
betere aansluiting tussen gerechtelijke en buitengerechtelijke geschiloplossing. Deze
aansluiting moet het voor rechtzoekenden makkelijker maken te schakelen tussen beide
routes voor geschiloplossing. Beoogd wordt het voorgenomen wetstraject te laten aansluiten
bij het in het regeerakkoord neergelegde voornemen waar mogelijk in te zetten op uitbreiding
van buitengerechtelijke vormen van geschiloplossing, waaronder mediation.3
In deze brief licht ik dit voornemen nader toe. Daarmee doe ik de toezegging gestand
uw Kamer te informeren over het vervolg van het wetgevingstraject inzake mediation.4 Eerst ga ik kort in op de aanleiding voor het voorgenomen wetstraject. Daarna volgen
een nadere uiteenzetting van het doel van het voorgenomen wetsvoorstel en een beschrijving
op hoofdlijnen van de inhoud van de voorgenomen maatregelen. Ten slotte ga ik kort
in op het vervolgproces om tot de voorgenomen wet te komen.
Aanleiding
Europese richtlijn, Initiatiefwetsvoorstellen 2014 en wetsvoorstel 2016
De regulering van mediation kent een lange parlementaire voorgeschiedenis, met als
belangrijk ijkpunt de mediationrichtlijn van de Europese Unie uit 2008.5 De parlementaire behandeling van de implementatiewet van deze richtlijn gaf aanleiding
tot een discussie over de noodzaak van het stellen van wettelijk gereguleerde kwaliteitseisen
aan mediators.6 In deze discussie heeft het kabinet toegezegd een wettelijk register voor mediators
in te gaan stellen.7 Vanuit de Tweede Kamer is, door toen nog het Kamerlid Van der Steur, het initiatief
genomen te komen tot wetgeving op dit terrein.8 Deze wetsvoorstellen zijn ingetrokken toen het Kamerlid Van der Steur Minister van
Veiligheid en Justitie werd, waarna in 2016 van regeringszijde een nieuw conceptwetsvoorstel
in consultatie is gebracht.9 Deze consultatie heeft geleid tot sterk uiteenlopende reacties. Als bezwaren tegen
dat conceptwetsvoorstel zijn onder meer aangevoerd dat het zou leiden tot een onwenselijke
juridisering van het beroep van mediator, dat er teveel of juist te weinig overheidsbemoeienis
door zou ontstaan, dat het onvoldoende maatregelen zou bevatten die mediation bevorderen
en dat onvoldoende onderbouwd zou zijn waarom juist mediation gestimuleerd dient te
worden.10
Toegevoegde waarde kwalitatief goede mediation
Mediation onderscheidt zich door de neutrale begeleiding door een derde ten behoeve
van een voor allen aanvaardbare oplossing en een betere verstandhouding, waarbij het
aan partijen zelf is om invulling te geven aan zowel de inhoud van de oplossing als
het proces om daar te komen. Ook advocaten worden opgeleid om, waar het kan, te komen
tot voor beide partijen aanvaardbare oplossingen, maar zij doen dit vanuit een andere
grondhouding dan mediators. Een advocaat streeft waar mogelijk naar minnelijke oplossingen,
maar een advocaat is ook partijdig en dient principieel de belangen van zijn cliënt.11 Een mediator moet bovenal onpartijdig zijn en als een neutrale derde naast partijen
staan. Vanuit dit perspectief moet de mediator een partij-overstijgende blik op de
gezamenlijke en tegengestelde belangen hebben. De kans dat partijen hun kaarten open
leggen en aldus tot een oplossing komen die ook aan de gezamenlijke belangen recht
doet, lijkt bij een neutrale derde groter. De mediator heeft ook een fundamenteel
andere rol dan een arbiter of een rechter. Een mediator neemt immers geen beslissing,
maar begeleidt partijen bij het zelf bereiken van een oplossing. Partijen behouden
zelf de controle over de afspraken die zij maken om het geschil op te lossen.
Voor de toegevoegde waarde van mediation is wel van belang dat de mediator kwalitatief
goed is (deskundig) en dat rechtzoekenden daarop kunnen vertrouwen. Het stellen van
kwaliteitseisen draagt bij aan het vertrouwen dat rechtzoekenden hebben in mediators,
stimuleert de kwaliteitsontwikkeling en draagt zo bij aan meer duurzame geschiloplossing.12 Met name door de Mediatorsfederatie Nederland (MfN) is al veel ontwikkeld als het
gaat om kwaliteitsregulering, maar naast het MfN-register zijn er nog andere registers
en een aantal beroepsverenigingen en online platforms die mediators registreren. Zij
stellen elk hun eigen eisen aan mediators, met als gevolg een verdeeld landschap en
onvoldoende inzicht voor rechtzoekenden in de verschillen in kwaliteit en betrouwbaarheid.
Aanbevelingen uit het veld
Na de consultatie van het laatste conceptwetsvoorstel heeft een groep van mediators
en wetenschappers samen met het bestuur van de MfN de krachten gebundeld om een aantal
gezamenlijk gedragen uitgangspunten te formuleren ten behoeve van wettelijke maatregelen
ter bevordering van mediation. Zij hebben hun aanbevelingen begin 2019 aan mij aangeboden.13 Om te onderzoeken in hoeverre deze aanbevelingen op een breder draagvlak konden rekenen,
heb ik de afgelopen periode verschillende gesprekken met diverse instanties gevoerd.14 Gebleken is dat de meeste aanbevelingen op steun kunnen rekenen, niet alleen bij
mediators, maar ook andere actoren, zoals rechters, gerechtsdeurwaarders, notarissen
en rechtsbijstandsverzekeraars. Van de zijde van de Nederlandse orde van advocaten
(NOvA) is kritisch gereageerd, kort gezegd omdat nut en noodzaak van een wettelijke
regulering van het beroep niet worden onderschreven.
Uit de reacties van veldpartijen blijkt dat er een breed gedragen wens bestaat om
te komen tot wetgeving ter stimulering van het bereiken van duurzame geschiloplossing,
mede door de inzet van mediation. Anders dan in 2016 lijkt er nu voldoende draagvlak
te zijn voor de uitgangspunten van de wettelijke maatregelen die daaraan kunnen bijdragen.
Doel van de wet
Bevordering duurzame geschiloplossing
Het kabinetsbeleid is erop gericht zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk te bevorderen
dat geschillen op een zo duurzame, passende en efficiënt mogelijke wijze opgelost
worden. Of het nu om afspraken rondom een echtscheiding, een arbeidsconflict of een
geschil met de overheid gaat: rechtzoekenden zijn geholpen met oplossingen waarmee
ze langere tijd vooruit kunnen. Zo steunt dit kabinet de aanpak die onder de noemer
«maatschappelijk effectieve rechtspraak» binnen de rechtspraak is ontstaan en die
het bereiken van overeenstemming in onderling overleg, onder begeleiding van een rechter,
bevordert.15 Daarom ook steunt dit kabinet de aanpak in het beoogde wetsvoorstel Wet beëdigd mediator
om in te zetten op meer kenbaar kwalitatief goede mediators en (daarmee) meer duurzame
geschiloplossing.
Betere inbedding mediation
Het vermeerderen van het aantal mediationtrajecten is geen doel op zich en is dus
ook niet het centrale doel van het beoogde wetsvoorstel. Waar het om gaat is dat mediation
een geschikt middel kan zijn om geschillen bestendig op te lossen. Om die reden verdient
mediation verdere stimulering, maar het wordt geen verplicht voorportaal voor een
gerechtelijke procedure. De bereidheid van partijen om mediation te beproeven, blijft
doorslaggevend. Lang niet alle zaken of situaties zijn immers geschikt voor mediation.
Mediation maakt deel uit van een breder palet aan mogelijkheden voor geschiloplossing.16 Door wettelijke waarborgen te stellen ten aanzien van de kwaliteit van mediators
en hun dienstverlening en door op enkele onderdelen te zorgen voor een betere aansluiting
tussen de gerechtelijke en buitengerechtelijke vormen van geschiloplossing, beoogt
het voorgenomen wetsvoorstel het bestaande instrumentarium aan geschiloplossingsmethoden
nader in te vullen. Deze invulling draagt eraan bij dat buitengerechtelijke geschiloplossing,
in het bijzonder mediation, meer ingebed wordt in het rechtsbestel en daarmee de samenleving.
Voorgenomen maatregelen
Maatregelen zijn nodig om voornoemde doelen te bereiken van bevordering van duurzame
geschilbeslechting door een betere inbedding van mediation en een betere aansluiting
tussen gerechtelijke en buitengerechtelijke geschiloplossing. Centraal hierbij staat
het waarborgen van de kwaliteit van mediators en hun diensten door de introductie
van een wettelijk register voor mediators, met bijbehorende beschermde titel voor
beëdigd mediators en een (beperkte) afnameplicht. Daarnaast denk ik aan verschillende
maatregelen om het schakelen tussen buitengerechtelijke en gerechtelijke procedures
verder te stimuleren en vergemakkelijken. Onderdeel van de nadere uitwerking zal zijn
een plan voor de evaluatie van de voorgenomen maatregelen.17
Vormgeving regulering
Om meerdere redenen kan worden volstaan met een minder zware mate van regulering dan
voorzien in de eerdere wetsvoorstellen. In de eerste plaats heeft de beroepsgroep
zelf de afgelopen jaren niet stil gezeten als het om kwaliteitsontwikkeling gaat.
De wettelijke kwaliteitswaarborging zal zoveel mogelijk aansluiten bij de binnen de
beroepsgroep zelf ontwikkelde kwaliteitswaarborgen en mechanismen van toezicht. In
de tweede plaats bestaat er geen breed gedragen behoefte aan het toekennen van vergaande
exclusieve taken en bevoegdheden voor gekwalificeerde mediators. Ook vanuit een rechtsstatelijk
oogpunt zijn er (anders dan bijvoorbeeld voor een advocaat) geen redenen om een mediator
vergaande exclusieve bevoegdheden toe te kennen.18 Het is daarom in het voorgenomen wetsvoorstel (en de daarop voortbouwende nadere
regelgeving) van belang de juiste balans te vinden tussen enerzijds het toekennen
of behouden van beperkte exclusieve rechten en bevoegdheden voor mediators en anderzijds
het stellen van daarbij passende kwaliteitswaarborgen. Ten slotte speelt mee dat een
vergaande formalisering van alles wat met mediation samenhangt ten koste kan gaan
van de aantrekkelijkheid en kracht van buitengerechtelijke geschiloplossing, waardoor
de nu voorgestelde mate van regulering de voorkeur verdient.19
Wettelijk register voor mediators
Doel van het wettelijke register
Er komt een wettelijk register, waarin mediators die voldoen aan bij (en krachtens)
de wet voorgeschreven kwaliteitseisen, op hun verzoek kunnen worden ingeschreven.
Door meer inzicht voor rechtzoekenden in de kwaliteit van mediators te bieden, moet
het register rechtzoekenden meer zekerheid bieden over het professionele verloop van
de mediation en (daarmee) de slagingskans van een mediation en de kans op definitieve
beëindiging van het geschil. Vooral voor rechtzoekenden die zich bijvoorbeeld door
de aard van hun (dreigende) geschil in een kwetsbare positie bevinden, is het belangrijk
dat zij in één oogopslag kunnen zien voor welke mediators de kwaliteit gewaarborgd
is.
Voortbouwen op bestaande praktijk
Regulering door middel van een wettelijk kwaliteitsregister voor mediators is niet
geheel nieuw, maar bouwt voort op een bestaande praktijk. Op dit moment stelt de raad
voor rechtsbijstand krachtens de Wet op de rechtsbijstand al kwaliteitseisen aan mediators
die op subsidiebasis mediationzaken willen doen. Mediators die aan deze kwaliteitseisen
voldoen, kunnen op verzoek bij de raad worden ingeschreven. De rechtspraak en het
Juridisch Loket verwijzen in de praktijk ook naar deze ingeschreven mediators. Voor
de inzichtelijkheid en kenbaarheid van de betreffende kwaliteitseisen, ook voor anderen
dan de genoemde professionele organisaties, is het noodzakelijk te komen tot een algemeen
wettelijk kwaliteitsregister.
Aansluiting bij private kwaliteitsregulering
Het wettelijke register zal formeel worden gehouden door de Minister voor Rechtsbescherming,
met zoveel als mogelijk de focus op behoud van het goede dat door de beroepsgroep
zelf al is ontwikkeld. Deze focus vraagt om een goede aansluiting tussen publieke
en private kwaliteitsregulering. Dit kan tot uitdrukking komen in kwaliteitseisen
die aansluiten bij die van beroepsorganisaties met een bewezen goed functionerend
kwaliteitssysteem inclusief onafhankelijk tuchtrecht. Bij de inrichting en uitvoering
van het register, maak ik gebruik van de expertise van experts, ervaringsdeskundigen
en beroepsorganisaties op het terrein van mediation, bijvoorbeeld als het gaat om
de vaststelling van de (her)inschrijvingseisen.
Titelbescherming
Aan in het wettelijk geregelde register ingeschreven en beëdigde mediators wordt de
wettelijk beschermde titel van beëdigd mediator toegekend. Daarmee kunnen zij zich
op een voor derden eenvoudig herkenbare manier afficheren als een professionele mediator
die voldoet aan de wettelijke standaarden van kwaliteit. Overigens mag eenieder (blijven)
bemiddelen in geschillen en zich (buurt)bemiddelaar of (interne) mediator noemen.
Laagdrempelige bemiddeling en begeleiding door dergelijke bemiddelaars en mediators
blijven van waarde binnen het samenstel van geschiloplossingsmethoden.
Deze (beperkte) titelbescherming is passend en effectief. De consequenties van een
onwenselijke uitkomst van mediation liggen immers vooral bij de rechtzoekende, het
rechtssysteem en derden, zoals wanneer overeenstemming uitblijft waar deze wel (of
eerder) had kunnen worden bereikt of onvoldoende duidelijke afspraken worden gemaakt,
met verder escalerende geschillen en onnodige gerechtelijke procedures als mogelijk
gevolg. In het huidige pluriforme veld met verschillende registers, opleidingen en
specialisatieverenigingen is het voor rechtzoekenden lastig de vaardigheden van de
mediator goed in te schatten. Deze keuze wordt makkelijker door introductie van de
beschermde titel beëdigd mediator.
Gebruik van beëdigd mediators
Voortbouwend op de bestaande praktijk, bestaat het voornemen om in het wetsvoorstel
op te nemen dat het bestuur van de raad voor rechtsbijstand in het kader van de verlening
van een mediationtoevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand in beginsel
uitsluitend gebruik maakt van een beëdigd mediator. Andere (overheids)organisaties
worden geacht bij voorkeur gebruik te maken van beëdigd mediators. Hieronder vallen
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de tot de rechterlijke macht
behorende gerechten, het openbaar ministerie en bestuursorganen als de Belastingdienst,
DUO en UWV.
Inschrijfvoorwaarden
De voorgenomen nieuwe wet voorziet onder meer in regulering van de (bij AMvB te stellen)
voorwaarden voor (her)registratie. Deze hebben betrekking op de genoten opleiding,
de afgelegde examens, psychologische, communicatieve en juridische competenties, de
verzekering van de beroepsaansprakelijkheid en het kunnen overleggen van een VOG.
Mediators die actief zijn in het strafrecht, het civiele recht, of het bestuursrecht
kunnen een verzoek tot inschrijving indienen. Omdat verschillende soorten zaken om
verschillende soorten vaardigheden vragen, onderzoek ik op welke wijze gedifferentieerd
kan worden naar verschillende soorten zaken. Daarnaast voorziet het voorgenomen wetsvoorstel
in een klachtenprocedure, onder meer voor het geval een rechtzoekende ontevreden is
over het geleverde werk of twijfels heeft over de kwaliteit of integriteit van de
beëdigd mediator. Klachten kunnen leiden tot schorsing of uitschrijving uit het register.
De kosten van de (her)registratie en de klachtenprocedure worden (in de vorm van leges)
doorberekend aan de beroepsbeoefenaren.
Kernwaarden
Om de eenheid van de beëdigd mediators te onderstrepen zal het voorgenomen wetsvoorstel
daarnaast kernwaarden bevatten waar alle beëdigd mediators zich met hun beëdiging
aan committeren. Kernwaarden zijn in ieder geval: het bewaken van de vrijwilligheid
ten aanzien van deelname aan mediation door partijen en hun instemming met de uitkomst,
het bewaken van partijautonomie, het betrachten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid
en het zoveel mogelijk bewaken van de vertrouwelijkheid van de informatie die in het
kader van de mediation wordt gedeeld.20 Dit gezamenlijk gedragen (niet-limitatieve) normenkader helpt de verdere professionalisering
van de beroepsgroep.
Proportionaliteit
De beroepsregulering in het voorgenomen wetsvoorstel is beperkt van aard en strekt
bovendien niet verder dan het publieke belang dat daarmee wordt gediend, namelijk
het bieden van kenbare kwaliteitswaarborgen aan rechtzoekenden en daarmee het bevorderen
dat geschillen zoveel mogelijk op duurzame wijze worden opgelost. Eenieder behoudt
de mogelijkheid zich mediator te noemen en mediationdiensten aan te bieden. Uitsluitend
de titel «beëdigd mediator» wordt wettelijk beschermd en leidt tot de mogelijkheid
om in het kader van mediationbijstand te worden ingeschakeld door de raad voor rechtsbijstand
die ook nu al toevoegingen verleent aan mediators die in het daartoe gehouden register
zijn opgenomen. Hiermee is beoogd de juiste balans te vinden tussen enerzijds de benodigde
wettelijke kwaliteitsregulering ten behoeve van rechtzoekenden en anderzijds zo veel
mogelijk in stand laten van de private kwaliteitsregulering, vrije beroepsbeoefening
en marktwerking.
Betere inbedding mediation
Doel betere aansluiting gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures
Naast een wettelijk register voorziet het voorgenomen wetsvoorstel in een betere aansluiting
tussen gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures waardoor rechtzoekenden hiertussen
beter kunnen schakelen, zowel in het privaatrecht als in het bestuursrecht.21 Bij dit schakelen kan van partijen in een conflict in redelijkheid verwacht worden
dat zij waar mogelijk proberen dit in onderling overleg op te lossen voordat een beroep
op de rechter wordt gedaan. Dat kunnen partijen zelfstandig, maar mediators, bemiddelaars
en advocaten kunnen hierin een ondersteunende rol vervullen.22 Een initiatief uit Canada, het Civil Resolution Tribunal, laat zien dat voor sommige
type zaken ook andere ondersteuning in de vorm van online hulpmiddelen en online procesbegeleiding
succesvolle instrumenten kunnen zijn om onderlinge overeenstemming te bereiken.
Het voorgenomen wetsvoorstel is er niet op gericht rechtzoekenden bij de rechter weg te houden. De toegang tot de rechter
blijft gewaarborgd, want de mogelijkheid een geschil aan de rechter voor te leggen
is een belangrijke kernwaarde van onze rechtsstaat en een voorwaarde voor een goed
functionerende democratische samenleving. Daarnaast kan een beslissing van een rechter
in een fase dat het conflict nog niet geëscaleerd is, juist een uitstekend instrument
zijn voor vroegtijdige en duurzame geschiloplossing. De betere aansluiting werkt daarom
niet alleen van gerechtelijke naar buitengerechtelijke geschiloplossing, maar ook
de andere kant op. Rechtzoekenden die gebruik maken van de diensten van bijvoorbeeld
een mediator, kunnen baat hebben bij toegang tot een rechter voor een beslissing voor
een deel van het geschil. Daarom verken ik de mogelijkheden voor een deelgeschillenregeling,
al dan niet met aanpassing van de wet, waarbij ik de kritiekpunten op het conceptwetsvoorstel
uit 2016 zal meenemen.23
Stimulans oplossing in onderling overleg
Het voorgenomen wetsvoorstel zal verschillende voorzieningen bevatten die gericht
zijn op het stimuleren van onderling overleg. Ik denk hierbij onder meer aan de in
het regeerakkoord opgenomen passage dat schuldeisers eerst een betalingsregeling dienen
te onderzoeken voor een zaak voor de rechter wordt gebracht.24 Ik onderzoek de mogelijkheden om partijen zich bij de rechter te laten uitspreken
over of en zo ja hoe zij hebben geprobeerd hun geschil buiten rechte op te lossen,
bijvoorbeeld met mediation.
Rechters worden opgeleid om met partijen tijdens de zitting te bespreken wat een passende
methode van geschiloplossing is. Alle rechtbanken en gerechtshoven beschikken al over
mediationbureaus en mediationfunctionarissen die mediation naast rechtspraak faciliteren.25 Een wettelijke verankering van de mogelijkheid van de rechter tijdens de zitting
te beproeven of er aanleiding is partijen die hiervoor open staan te verwijzen naar
mediation ondersteunt deze ontwikkeling. Daarnaast verken ik de (budgetneutrale) mogelijkheid
partijen financieel tegemoet te komen indien de mediation na een verwijzing door de
rechter alsnog tot overeenstemming heeft geleid.
Verschoningsrecht
Ik ben voornemens in het voorgenomen wetsvoorstel een verschoningsrecht voor beëdigd
mediators op te nemen, dat in lijn is met het verschoningsrecht dat mediators in grensoverschrijdende
geschillen nu al toekomt.26 Dit onderstreept het belang van vertrouwelijkheid als één van de uitgangspunten van
mediation.27 Deze vertrouwelijkheid is van belang zodat partijen erop kunnen vertrouwen dat zij
informatie over hun (juridische) positie in volledige vrijheid met de mediator kunnen
delen, zonder dat de vrees hoeft te bestaan dat die informatie in het kader van een
wettelijke getuigplicht voor de mediator verder verspreid raakt.
Als in een mediation vertrouwelijkheid uitdrukkelijk is overeengekomen, heeft een
mediator in grensoverschrijdende mediationtrajecten binnen de Europese Unie in beginsel
de bevoegdheid zich te verschonen van de verplichting een getuigenis af te leggen
over informatie die voortvloeit uit de mediation in zaken die ter vrije bepaling van
partijen staan. Dit is een wettelijk verschoningsrecht op grond van de implementatie
van de Europese Mediationrichtlijn.28 Eenzelfde wettelijk verschoningsrecht komt echter niet toe aan mediators in andere
gevallen. Dit is het gevolg van een uitdrukkelijk verzoek van de Eerste Kamer bij
de behandeling van de implementatiewet.29 Hierbij speelde mee dat er op nationaal niveau geen sprake was van een afgebakende
groep gekwalificeerde mediators voor wie het verschoningsrecht zou gelden. Om deze
reden werd het toekennen van een verschoningsrecht buiten de verplichte kaders van
de Europese Mediationrichtlijn niet gerechtvaardigd geacht.30 Met de introductie van een nationaal mediatorregister en daaraan te verbinden kwaliteitseisen
komt het conceptwetsvoorstel tegemoet aan voornoemde bezwaren van de Eerste Kamer.
Bevordering geschiloplossing in onderling overleg met de overheid
De overheid moet het goede voorbeeld geven als het gaat om geschiloplossing in onderling
overleg. Dit uitgangspunt ligt ook ten grondslag aan het beleid van het kabinet ten
aanzien van omgang van de overheid met belanghebbenden. Als onderdeel van het Uitvoeringsplan
programma Rechtsbijstand wordt gewerkt aan het zoveel mogelijk voorkomen van onnodige
procedures waarbij de overheid is betrokken.31 De Minister van BZK en ik onderzoeken in aansluiting hierop op welke wijze kan worden
bevorderd dat bestuursorganen zich met vroegtijdige en actieve communicatie inspannen
om geschillen te voorkomen of in een vroeg stadium op te lossen. Voor de beslechting
van bestuursrechtelijke geschillen biedt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het wettelijk
kader. De Awb verlangt nu al dat bestuursorganen bij besluitvorming zorgvuldigheid
in acht nemen. Bezien wordt op welke wijze de Awb op dit punt beter geïmplementeerd
of nader ingevuld kan worden. Aanvullende voorzieningen ter zake hebben tot doel in
ieder stadium van de besluitvorming bestuursorganen aan te sporen op informele wijze
met belanghebbenden contact te leggen en te onderhouden. Een verdere implementatie
van het BZK-programma Passend contact met de overheid (PCMO) past hierbij. Dit geldt
voor het vroegtijdig contact met belanghebbenden voorafgaand aan een besluit, waardoor
mogelijke oorzaken van een conflict in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord
en geadresseerd. Dit geldt ook voor het in stand houden van een goede communicatie,
mocht het onverhoopt toch tot een bezwaar of beroep zijn gekomen.
Vervolg
In het voorgaande heb ik mijn voornemen toegelicht een nieuw conceptwetsvoorstel inzake
mediation in consulatie te brengen. Ook heb ik de hoofdlijnen van de inhoud van dit
voorgenomen conceptwetsvoorstel geschetst.
Nadere uitwerking op alle onderdelen is noodzakelijk. In de eerste helft van 2020
zal hieraan nader uitvoering worden gegeven, waarna het wetgevingstraject van start
kan gaan.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.