Brief regering : Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 december 2019
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1222
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad
die op 16 en 17 december jl. plaatsvond te Brussel. Tevens informeer ik uw Kamer over
de betaaldoelstellingen op grond van het GLB.
I. Onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad
Verklaring over dierenwelzijn
Informatie van Denemarken, België, Duitsland, Hongarije, Luxemburg, Zweden en Nederland
Tijdens de Raad zijn (als hamerstuk) conclusies over dierenwelzijn aangenomen. In
deze Raadsconclusies is onder meer aangegeven dat goed dierenwelzijn een integraal
onderdeel van duurzame dierlijke productie is. De Europese Commissie wordt in de conclusies
verzocht om een nieuw EU-strategiedocument te ontwikkelen voor dierenwelzijn (rekening
houdend met de externe beoordeling die plaats vindt van het oude strategiedocument
2012–2015). Voor bestaande wettelijke EU-vereisten/-regelgeving bestaat behoefte aan
verdere doorontwikkeling, vooral met betrekking tot transport, en ook voor varkenswelzijn,
lichamelijke ingrepen en het werken met welzijnsindicatoren.
Denemarken verklaarde mede namens, België, Duitsland, Hongarije, Luxemburg, Zweden
en Nederland dat de conclusies rondom dierenwelzijn ambitieus zijn en dus ook steun
en ambitie van lidstaten en Commissie verlangen. Er werd gevraagd om een plan van
de Europese Commissie om hier voortgang te maken alsmede een verzoek aan Commissie
om elk half jaar te rapporteren over de voortgang. De Europese Commissie nam kennis
van deze oproep.
Vangstmogelijkheden 2020
Commissaris Sinkevicius presenteerde het Commissievoorstel voor de vangstmogelijkheden
(TAC/quota) voor 2020. Hij verwees naar de recente voorstellen voor de Green Deal
waarin ook blauw een belangrijke rol speelt. «2020 is het jaar waarin we Maximum Sustainable Yield (MSY), moeten halen, dus we moeten geloofwaardige maatregelen nemen», aldus Sinkevicius.
De Europese Commissie heeft in de voorstellen daarom MSY (meestal MSY-puntwaarde)
als uitgangspunt genomen. Ook is rekening gehouden met de meerjarenplannen Noordzee
en Noordwestelijke Wateren. Soms zijn er lagere en soms hogere ranges gebruikt, maar
wel binnen de wettelijke grenzen. Voor de bijvangsten in de Keltische zee is vorig
jaar een ruilsysteem opgezet. De Commissie gaf aan dat dat heeft gewerkt, maar de
lidstaten hebben hun commitment aan de bijvangstreductieplannen niet nageleefd. Dat
zet de geloofwaardigheid onder druk. Daarom zijn aanvullende maatregelen voor selectiviteit,
monitoring en controle nodig. Vooral kabeljauw in de Keltische zee vraagt aandacht.
Hier wordt een grote vermindering van de Total Allowable Catch (TAC) voorgesteld met flankerende herstelmaatregelen.
Hierop volgende een tafelronde waarin de sprekers hun posities uiteenzetten. Vrijwel
alle lidstaten gaven te kennen voorstander te zijn van het bereiken van de MSY op
een zo kort mogelijke termijn. Veel lidstaten leken echter bereid om hiervan af te
wijken omwille van de aanlandplicht en sociaaleconomische overwegingen. Waar een groep
lidstaten bezwaar maakte tegen de voorgestelde controlemaatregelen van de Commissie,
benadrukte een aantal lidstaten het belang van de inzet van CCTV.
Na verschillende onderhandelingsrondes bereikte de Raad een akkoord over het eindvoorstel
over de vangstmogelijkheden voor 2020. Hierin zijn alle punten van de Nederlandse
inzet verwerkt. Zo zijn voor de zeebaars de vangstmogelijkheden op het door Nederland
bepleitte MSY-niveau vastgesteld met extra mogelijkheden voor de demersale vloot,
zegen, haken en lijnen. De voor Nederland belangrijke toevoeging van de GNC-code voor
staand-wantvisserij is eveneens opgenomen. Verder is de bag limit voor de recreatieve
visserij in de periode 1 maart – 30 november 2020 verhoogd van één naar twee zeebaarzen
per dag.
De Europese Commissie had in haar voorstel een reductie van – 29% van de gecombineerde
TAC voor tarbot en griet voorgesteld. Nederland heeft aangegeven deze korting niet
te willen aanvaarden. Het voorzitterschap heeft conform deze inzet de TAC voor griet
en tarbot minder fors verlaagd. De uiteindelijke TAC is vastgesteld op 6.498 ton,
wat een reductie van – 20% betekent. Het meerjarenplan Noordzee laat de Raad ruimte
om grote fluctuaties van het advies te beperken tot 20%. Dat is in dit geval gebeurd.
Ook het voorstel van de Commissie voor rog in de Noordzee is in de Raad aangepast.
Er is besloten tot een toename van de TAC met 5% in plaats van een afname van – 4%.
Hierbij heb ik invulling gegeven aan de motie van het lid Weverling c.s. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1219).
Voor de Keltische zee is een pakket herstelmaatregelen voor kabeljauw en wijting afgesproken.
Nederland heeft gepleit voor een uitzondering hiervan voor de vloot waarvan de bijvangst
van kabeljauw kleiner is dan 1,5%. Deze is overgenomen. In de loop van het jaar zal
STECF de validatie van de bijvangstdata beoordelen. De TAC voor bijvangsten van kabeljauw
in de Keltische zee is vastgesteld op 805 ton (-50% ten opzichte van vorig jaar).
De voorstellen voor verhoging van de TACs voor tong (+39,8%) en schol (+17,1%) zijn
door de Raad aangenomen. Voor schol in het Skagerrak (area 3a) is een TAC vastgesteld
van 16.655 ton.
De formele tekst zal in de Landbouw- en Visserijraad van januari aanstaande worden
vastgesteld.
Overzicht van de verschillen tussen het MSY-advies van ICES en de uitkomsten van de
onderhandelingen voor de Noordzeesoorten
In totaal heeft de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) in 2019 advies gegeven over de vangstmogelijkheden voor 269 bestanden in 2020.
Dat zijn adviezen voor visbestanden per gebied. Zo geeft ICES één advies voor schol
in de Noordzee, maar zijn er 4 verschillende bestanden van zandspiering in de Noordzee
waarover ICES individueel adviseert.
De gebieden en de TACs per visbestand die vast worden gesteld tijdens de Decemberraad
komen echter niet altijd overeen met de gebieden waarover ICES adviseert. Zo zijn
er zoals gezegd 4 verschillende adviezen voor zandspiering in de Noordzee, maar wordt
er uiteindelijk één TAC door de EU vastgesteld. Het kan ook zijn dat ICES 1 advies
geeft, maar er meerdere TACs worden vastgesteld over verschillende (kleinere) gebieden.
Dit gebeurt bijvoorbeeld bij haring. Dit maakt het in sommige gevallen lastig om een
eenduidige vergelijking te maken tussen enerzijds het ICES-advies en anderzijds de
vastgestelde TACs in de uiteindelijk EU-Verordening vangstmogelijkheden van het betreffende
jaar.
Ook is het zo dat ICES niet voor alle 269 bestanden komt tot een advies op basis van
de MSY-benadering. Dit komt omdat de kwaliteit van de beschikbare gegevens per visbestand
verschilt. Voor de bestanden waar de MSY-benadering niet mogelijk is, hanteert ICES
een andere methode, afhankelijk van de data die beschikbaar zijn. Wel is voor de (commercieel)
belangrijkste bestanden over het algemeen genoeg data beschikbaar om een MSY-advies
te kunnen geven. Ook meerjarenplannen (wanneer van kracht) kunnen worden toegepast
door ICES bij adviezen met genoeg data. In totaal heeft ICES voor 2020 voor 99 van
de 269 bestanden geadviseerd op basis de MSY-benadering of een meerjarenplan.
Van deze 99 visbestanden bevinden zich er 26 in de Noordzee. Hiervan zijn 24 bestanden
op MSY-niveau vastgesteld tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december 2019. In
onderstaand overzicht staan de 26 bestanden in de Noordzee waarvoor een MSY-advies
beschikbaar is. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging gedaan aan het lid Wassenberg
(PvdD) tijdens het Algemeen Overleg op 11 december 2019.
Zoals aangegeven tijdens het AO, werden er in 2019 in totaal 59 TACs op MSY-niveau
vastgesteld. Dit getal is gebaseerd op de TACs in de verordening, niet op het aantal
MSY-adviezen van ICES. Voor 2020 is het aantal bestanden vastgesteld op MSY-niveau
toegenomen naar in totaal 62 bestanden van de in totaal 77 MSY-bestanden waarop de
EU-Verordening vangstmogelijkheden 2020 betrekking heeft. Om een zo volledig mogelijk
beeld te geven van de bestanden die op MSY zijn vastgesteld zal ik in onderstaande
tabel ingaan op de individuele visbestanden in de Noordzee waarvoor MSY-advies gegeven
is.
Bestand
Meerjarenplan en/of MSY-advies gevolgd?
Verschil met TAC vastgesteld tijdens de decemberraad
Makreel
Ja
n.v.t
Zandspiering (midden en zuidelijke Noordzee, Doggersbank)
Ja
n.v.t.
Zandspiering (Skaggerak, midden en zuidelijke Noordzee)
Ja
n.v.t.
Zandspiering (Skaggerak, midden en noordelijke Noordzee)
Ja
n.v.t.
Zandspiering (midden en noordelijke Noordzee)
Ja
n.v.t.
Haring (Atlantische Oceaan)
Ja
n.v.t.
Haring (Noordzee, Skagerrak, Kattegat, Kanaal)
Ja
n.v.t.
Noorse kreeft (Noordelijke Noordzee, Fladengronden)
Ja
n.v.t.
Noorse kreeft (midden Noordzee, Firth of Forth)
Ja
n.v.t.
Noorse kreeft (midden Noordzee, Moray Firth)
Ja
n.v.t.
Noorse kreeft (midden Noordzee, Farn Deeps)
Ja
n.v.t.
Schelvis
Ja
n.v.t.
Schol
Ja
n.v.t.
Tong
Ja
n.v.t.
Heek
Ja
n.v.t.
Wijting
Ja
n.v.t.
Horsmakreel
Ja
n.v.t.
Koolvis
Ja
n.v.t.
Noorse garnaal
Ja
n.v.t.
Hondstong
Nee
Deze TAC is gecombineerd met tongschar en daalt geen 29% zoals voorgesteld door de
Commissie, maar – 14%. Dat betekent dat de TAC is vastgesteld op 6.785 ton.
Zeebaars
Ja
n.v.t.
Kabeljauw
Nee
In de onderhandelingen met Noorwegen is een reductie van de TAC afgesproken van – 50%.
Dit wijkt af van het ICES advies, een reductie van – 61%. Hiertoe is besloten vanwege
de sociaaleconomische impact van de reductie. Wel is daarbij afgesproken dat er 10
gebieden gesloten worden in het begin van 2020 om paaiende kabeljauw te ontzien. Daarnaast
is er een werkgroep met Noorwegen opgericht. In deze werkgroep worden mogelijke vervolgmaatregelen
t.b.v. het herstel van het bestand onderzocht.
Scharretong
Ja
n.v.t.
Kever
Ja
n.v.t.
Sprot
Ja
n.v.t.
Tarbot
Ja
n.v.t.
Oostzeevisserij
De Raad heeft akkoord bereikt over de vangstmogelijkheden op de Oostzee voor 2020.
Het compromisvoorstel voor een algemene oriëntatie over maatregelen die een oplossing
moet bieden voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee en de haringvisserij in het westelijke
deel ervan. Dit voorstel betreft twee onderdelen, namelijk de wijziging van het meerjarenplan
voor de Oostzee en het huidige Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
en vloeit voort uit de besluiten van de Landbouw- en visserijraad in oktober jl.,
waarin radicale maatregelen zijn genomen voor de kabeljauw- en haringvisserij in de
Oostzee.
Volgens de Commissie beoogt haar oorspronkelijke voorstel de uitzonderlijke crisis
in de Oostzee aan te pakken, met name gericht op vermindering van de structurele overcapaciteit.
De compromistekst van het voorzitterschap wijkt hier sterk van af en is niet te consolideren
met het oorspronkelijke doel, aldus Commissaris Sinkevicius. Zijn grootste bezwaar
zat in het feit dat de verschillende vlootsegmenten niet zijn gedefinieerd, waardoor
de capaciteitsreductie niet kan worden gegarandeerd. Ook vond de Commissaris de uitbreiding
van het toepassingsbereik van visserijfonds tot westelijke haring en kabeljauw niet
gerechtvaardigd aangezien de inzet van het fonds niet zal leiden tot een herstructurering
van de vloot. Tot slot maakte de Commissie bezwaar tegen de schrapping van de door
haar voorgestelde controlemaatgelen.
Het compromisvoorstel van het voorzitterschap kon op steun van de betrokken lidstaten
rekenen. Eén lidstaat betreurde echter het schrappen van controlemaatregelen (met
name CCTV). Een andere lidstaat dankte het voorzitterschap voor het opnemen de westelijke
bestanden in het voorstel en wilde eigenlijk ook een herziening van art 25 lid 5 van
de EMFF-verordening.
Slechts één lidstaat kon het compromisvoorstel niet steunen omdat het onvoldoende
tegemoet zou komen aan de problemen in de lidstaat.
Nederland heeft geen belangen in de Oostzee en heeft dit punt aangehoord.
Diversenpunt: Budget flexibiliteit in het EFMZV 2014–2020
Tsjechië heeft mede namens een aantal lidstaten, waaronder Nederland, een verklaring
opgesteld om budget flexibiliteit binnen het huidige EFMZV mogelijk te maken. Hoewel
de specifieke behoefte om aanspraak te kunne maken op het fonds per lidstaat verschilt,
hebben alle lidstaten te maken met onderuitputting van het fonds door de huidige regels,
waardoor een financiële correctie dreigt plaats te vinden omdat veel lidstaten niet
kunnen voldoen aan de huidige regels. Tsjechië vroeg de Commissie daarom om met voorstellen
te komen om de huidige EFMZV-verordening te wijzigen.
Veel delegaties steunden in meerdere of mindere mate de Tsjechische oproep. Een groep
lidstaten had echter twijfels bij de roep om meer flexibiliteit. Hoewel meer flexibiliteit
voordelen kan hebben, mag dit geenszins ten koste gaan van de budgetten voor datacollectie
en toezicht. Wat deze lidstaten betreft zijn controle en datacollectie de kern van
het fonds.
Ook Nederland heeft steun uitgesproken voor het Tsjechische oproep. Wel wil Nederland
dat er onderzocht wordt of verlaging van het budget voor gedeeld beheer mogelijk is.
Ook is Nederland bereid om de budgetten voor controle en datacollectie onder te verhogen.
Volgens de Commissie is de wijziging van de huidige verordening zeer tijdrovend. Wel
staat zij klaar om lidstaten te helpen om te voldoen aan de vereisten om een succesvol
beroep te kunnen doen op het fonds.
Toekomst GLB
Gedachtewisseling
Finland presenteerde als het sluitstuk van haar voorzitterschap een voortgangsrapportage
over het verloop van de onderhandelingen over de drie verordeningen voor het toekomstig
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
De nieuwe Landbouwcommissaris Janusz Wojciechowski sprak zijn lof uit voor het verzette
werk door het Finse voorzitterschap en gaf te kennen volledig gecommitteerd te zijn
om samen met de Raad tot een compromis te komen. Ook bedankte hij het voorzitterschap
voor het verdedigen van het GLB-budget. Wat hem betreft behoort dit de komende tijd
tot zijn prioriteiten aangezien landbouw de komende jaren ook flink moet bijdragen
aan de Green Deal. Andere prioriteiten van de nieuwe Commissaris betreffen het aantrekken
van jonge boeren en nieuwe landbouwers, promoten van biologische landbouw, het beschermen
van de concurrentiepositie van de Europese boeren en plattelandsontwikkeling. Tot
slot gaf de Commissaris te kennen dat hij voornemens is om in de komende 2,5 jaar
alle lidstaten te bezoeken om daar de landbouwers te spreken.
Hierop volgde een tafelronde waarbij alle lidstaten, zoals verwacht, hun bekende posities
herhaalden. Naast hun standpunten over het budget droegen de lidstaten een groot aantal
aspecten van het toekomstig GLB aan dat volgens hen nog verdere discussie dan wel
verduidelijking behoeft. Zo hecht een aantal lidstaten aan de verzwaarde conditionaliteitsregels
en meent dat deze regels ook op de kleine boeren van toepassing moeten zijn. Anderen
zetten zich juist af tegen deze stellingname en pleitten voor de uitzondering van
de kleine landbouwers van deze regels om zo disproportionele controlelasten te voorkomen.
Ook het al dan niet verplicht aanbieden van eco-regelingen was een terugkerende thema.
De governance van de Strategischplanverordening was een andere centraal staand discussiepunt.
Waar een groep lidstaten voorstander is van tweejaarlijkse voortgangsrapportage willen
anderen twee rapportagemomenten over het gehele periode. Een aantal sprekers gaf aan
behoefte te hebben aan een debat over de GMO-verordening, gezien de aanhoudende handelsconflicten
en prijsvolatiliteit op de markt voor landbouwproducten. Ook riepen verschillende
lidstaten op tot het behoud van de schoolprogramma’s. Zoals verwacht, weerklonk de
oproep van een groep Oost-Europese lidstaten tot verdere externe convergentie. Tot
slot, verwelkomden alle sprekers de voornemen van de Commissaris om de boeren in de
lidstaten te bezoeken.
Ook Nederland heeft haar belangrijkste standpunten nogmaals herhaald. Nederland staat
sympathiek tegenover het Finse voorstel om één percentage vast te stellen voor de
minimale inzet op klimaat en leefomgevingsuitgaven voor de hele GLB-envelop (Pijler
I én II). Een hoge ambitie zal immers alleen gerealiseerd worden als een gelijk speelveld
geborgd is. Het is dus wel zaak om hierbij een ambitieus percentage te hanteren om
de klimaat- en leefomgevingsdoelen daadwerkelijk te kunnen bereiken. Nederland is
voor de verplichting voor lidstaten om eco-regelingen in het Nationaal Strategisch
Plan op te nemen, liefst met een geoormerkt budget, om de positieve bijdrage die het
GLB moet leveren aan klimaat en leefomgeving ook voor de eerste pijler te borgen.
Daarnaast heeft Nederland er op aangedrongen dat gekoppelde betalingen alleen gegeven
mogen worden als de productie niet toeneemt. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd
voor een verdere discussie over het versterken van de rol van producenten- en brancheorganisaties
en voor het goedkeuringsproces van de Nationale Strategische Plannen.
Tot slot heeft Nederland aan het inkomende Kroatische voorzitterschap kenbaar gemaakt
dat Nederland uitziet naar een goede samenwerking en een constructieve voorzetting
van de onderhandelingen over het nieuwe GLB.
Diversenpunt: Minor Uses Coordination
Oproep van het Finse voorzitterschap
Het Finse voorzitterschap wees bij dit punt op het belang van gecoördineerde samenwerking
tussen EU-lidstaten over kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen. Voor deze
coördinatie is een bureau in het leven geroepen, de zogenaamde Minor Uses Coordination Facility (MUCF) die in de beginfase met financiële bijdragen van de Europese Commissie, Duitsland,
Frankrijk en Nederland is opgezet. Het bureau is gehuisvest bij EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organisation). Vanaf 2018 is de financiering van de Europese Commissie gestopt en is dit bureau
uitsluitend afhankelijk van financiële bijdragen van lidstaten. Nu blijkt dat, ondanks
herhaalde oproepen, niet alle lidstaten financieel willen bijdragen, waardoor het
coördinerende werk niet optimaal kan verlopen en de continuïteit van MUCF onzeker
is. Het voorzitterschap riep nogmaals alle lidstaten op om financieel bij te dragen.
Er was brede steun voor de oproep van het voorzitterschap. Vrijwel alle lidstaten
gaven aan hun financiële verplichtingen inmiddels na te komen. Twee lidstaten waren
echter van mening dat de financiering uit Europese gelden zou moeten komen. Slechts
één lidstaat kan dit jaar niet bijdragen.
Voor de Nederlandse land- en tuinbouw zijn kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen
voor kleine teelten of beperkt gebruik in grote teelten van groot belang. Werkzame
stoffen en middelen worden vaak door de industrie aangevraagd voor grote teelten.
Het is dan ook belangrijk om ervaringen tussen landen uit te wisselen om het gebruik
in nationale toelatingen uit te breiden naar kleine toepassingen. En om zoveel mogelijk
harmonisatie tussen lidstaten te bewerkstelligen.
De Europese Commissie sprak haar steun uit voor de oproep van het voorzitterschap
en riep het in gebreken blijvende lidstaat om op korte termijn te voldoen aan haar
financiële verplichtingen.
Diversenpunt: Herkomstetikettering
Informatie van Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland
Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland vroegen de Europese Commissie om
met een wetgevingsvoorstel te komen voor verplichte herkomstetikettering op zowel
primaire landbouwproducten als ingrediënt van levensmiddelen. Dit om beter tegemoet
te komen aan consumentenverwachtingen. Volgens deze lidstaten is er steeds meer vraag
van de EU-consument naar de herkomst van ingrediënten in de levensmiddelen. Verder
willen deze lidstaten dat verbetering van herkomstetiketteringsregels onderdeel wordt
van de «farm to fork» strategie.
Meerdere lidstaten, waaronder Frankrijk, hebben afgelopen twee jaar een tijdelijk
nationaal pilot voor verplichte herkomstetikettering ingesteld voor zowel zuivel-,
vlees en andere landbouwproducten als ingrediënt voor de levensmiddelenindustrie.
Deze nationale verplichtingen gelden alleen voor de producenten in het eigen land.
Het verzoek tot etiketteringswetgeving van deze lidstaten kon op steun van nog eens
acht lidstaten rekenen. Een groep van zes lidstaten, waaronder Nederland, waarschuwde
dat dergelijke etiketteringsverplichting mogelijk in strijd zou kunnen zijn met de
beginselen van de interne markt en daarmee potentieel handelsbelemmeringen kan opwerpen.
Daarom moeten de effecten van de pilots van lidstaten die tijdelijk verplichte herkomstetikettering
hebben ingevoerd eerst goed worden bestudeerd alvorens er besloten kan worden of verplichtende
wetgeving op Europees niveau wenselijk is. De evaluatie van de nationale pilots kan
hierbij als input dienen.
Ook Nederland hecht veel belang aan transparantie over de herkomst van vlees en vleesingrediënten
en is positief over de verplichte herkomstetikettering van vlees als ingrediënt. Wel
is het belangrijk dat de gevolgen van etikettering voor de productie- en controlekosten
proportioneel zijn. Over de herkomstetikettering van zuivel steunt Nederland de conclusies
van de Europese Commissie in haar rapport eerdere onderzoek naar een mogelijke bredere
Europese verplichting van herkomstetikettering. Nederland vindt dat etikettering moet
vrijwillig moet zijn en niet verplicht vanwege het disproportionele effect van dergelijke
etikettering op de productie- en controlekosten. Nederland is wel van mening dat geharmoniseerde
maatregelen voor herkomstetikettering wenselijker zijn dan de onduidelijkheid die
er nu is door de tijdelijke verplichtingen die een aantal lidstaten afgelopen jaren
heeft ingevoerd voor verschillende primaire landbouwproducten. Geharmoniseerde maatregelen
moeten minimaal voldoen aan de bepalingen uit verordening 1169/2011 (voedselinformatie
voor consumenten).
De Europese Commissie gaf te kennen dat zij een geharmoniseerde aanpak nodig acht.
De Commissie is echter van mening dat de evaluaties van de nationale pilots eerst
geëvalueerd dienen te worden alvorens zij overgaat tot het indienen van wetgevingsvoorstellen.
Daarop verzocht de Commissie haar snel te voorzien van deze nationale evaluaties.
Diversenpunt: Raadsconclusies over de EU bioeconomiestrategie
Informatie van het voorzitterschap
De Raad voor Concurrentievermogen heeft op 29 november jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 471) conclusies aangenomen over de EU bioeconomiestrategie, waarin ook aandacht is voor
de onderwerpen landbouw en plattenlandsontwikkeling. Het Finse voorzitterschap heeft
tijdens de Landbouw- en Visserijraad een korte update geven over deze Raadsconclusies.
Tot een volledige tafelronde kwam het niet bij dit punt. De Europese Commissie sprak
lof uit voor het werk van het Finse voorzitterschap bij het bereiken van deze conclusies,
waarna twee lidstaten het woord namen. Deze lidstaten reageerden positief op de Raadsconclusies,
benadrukten nogmaals de belangrijke rol van bioeconomie bij een duurzame economie
en vroegen om het momentum aan te grijpen om nu vervolgstappen te zetten. Eén van
deze lidstaten vroeg de Commissie om meer steun voor de landen die hun nationale bioeconomiestrategie
nog niet op orde hebben.
Nederland heeft dit aangehoord.
Amerikaanse importtarieven
Oproep van Frankrijk en Spanje
De VS hebben vanaf 18 oktober jl. extra importheffingen opgelegd aan goederen uit
de EU. De heffingen bestaan uit 10% heffing op afgebouwde vliegtuigen (exportwaarde
3,2 miljard USD) en 25% op landbouwproducten (4,3 miljard USD). Aanleiding voor deze
sancties is een WTO-uitspraak van mei 2018, waarin de WTO concludeerde dat de EU en
bepaalde lidstaten nog steeds subsidies geven aan Airbus, ondanks een eerdere uitspraak
dat deze subsidies in strijd zijn met de WTO-regels. De WTO heeft op 2 december jl.
besloten dat de tariefsverhogingen van de VS rechtmatig zijn.
Frankrijk en Spanje vroegen in een gezamenlijke verklaring aan de Commissie om noodzakelijke
marktmaatregelen te nemen, in het bijzonder om de olijfolie-, kaas- en wijnboeren
te compenseren. Verder vragen deze lidstaten om versterking van de bestaande EU-promotieactiviteiten
richting derde landen. Er is wat deze lidstaten betreft behoefte aan gezamenlijke
actie om Europese boeren te laten weten dat de EU over de instrumenten beschikt om
te handelen mocht de situatie tot ernstige marktverstoringen leiden. In het ergste
geval willen Frankrijk en Spanje dat de EU overgaat tot tegenmaatregelen.
Een overgroot deel van de Raad deelde de zorgen van Frankrijk en Spanje maar was van
mening dat de oplossing vooral gevonden moet worden via de diplomatieke kanalen. Deze
lidstaten zijn geen voorstander van tegenmaatregelen, daar deze maatregelen de prijzen
aan beide kanten doen oplopen. Verder vroegen veel lidstaten de Commissie om nieuwe
afzetmarkten voor de Europese producten te vinden.
Commissaris Wojciechowski wees erop dat de Europese Commissie alles in het werk gesteld
heeft om tot de-escalatie van de situatie te komen. Eurocommissaris voor handel Phil
Hogan zal begin volgend jaar naar de VS afreizen om samen de VS tot een oplossing
te komen. Verder zal de Europese Commissie de komende tijd verder inzetten om toetreding
tot nieuwe markten te bewerkstelligen voor de Europese landbouwproducten. Tot slot
gaf Wojciechowski aan komende tijd de vinger aan de pols te houden om te kijken of
er redenen zijn om steunmaatregelen te nemen.
Ook Nederland is voor een diplomatieke oplossing in relatie tot de Amerikaanse importtarieven.
Met betrekking tot het ingrijpen bij marktverstoring dient er sprake te zijn van een
uitzonderlijke situatie die voldoende onderbouwd dient te zijn. Er moet worden voorkomen
dat marktinstrumenten te gemakkelijk worden ingezet en daarmee verdere marktverstoring
ontstaat. Nederland heeft dit punt aangehoord.
II. BETAALDOELSTELLING GLB 2019 GEHAALD
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is per 1 december 2019 gestart
met het uitbetalen van de directe betalingen van het GLB. De betaaldoelstelling van
95% is ruimschoots gehaald: 99,1% van de landbouwers (totaal 44.800 aanvragers) heeft
een besluit ontvangen per 19 december. Daarvan heeft 96,3% ook al een volledige betaling
ontvangen. Er is nu € 635,2 miljoen aan betalingen aangemaakt, onderverdeeld in (afgerond)
€ 441 miljoen voor de Basisbetaling, € 182 miljoen vergroening en € 12 miljoen Jonge
Landbouwer Top Up.
De dienstverlening vanuit RVO.nl verbetert. RVO.nl blijft zich inzetten voor een Gecombineerde
Opgave die klantvriendelijk is voor de landbouwers. Deze inzet heeft geleid tot een
stijging in de klanttevredenheidscijfers van 6,5 naar 7,2. Een andere verbetering
die ik graag wil noemen is dat RVO.nl dit jaar het grootste deel van de aanvragers
al eerder hun beslissing heeft kunnen sturen, waardoor zij eerder zekerheid kregen.
Eerder kregen de landbouwers de betaling en beslissing beide in december. In de grafiek
hieronder wordt duidelijk dat het percentage dat in december wordt uitbetaald elk
jaar stijgt. Ook het percentage landbouwers dat in 1 keer de definitieve beschikking
krijgt (basisbetaling en indien van toepassing vergroening en jonge landbouwer) stijgt.
Verder is het gelukt de veelal complexe aanvragen »Top Up jonge landbouwers» voor
de jaarwisseling uit te betalen. Het overgrote deel is begin december betaald. Tot
slot benoem ik nog de aanvragen uit de Nationale Reserve (daaruit kunnen rechten worden
toegekend aan startende of jonge landbouwers of op percelen die eerder nog geen rechten
kenden). Ook deze zijn bijna allemaal beschikt en betaald. Tevens blijkt dit jaar
dat het percentage afwijzers Nationale Reserve (niet voldoen aan voorwaarden van de
regeling) daalt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit