Brief regering : Appreciatie van de ontwerpbegrotingen “Draft Budgetary Plans" van Frankrijk en Italië voor 2020
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Tijdens het Algemeen Overleg Eurogroep/Ecofinraad op 27 november jl. heb ik naar aanleiding
van vragen van het lid De Vries (VVD) een appreciatie toegezegd van de ontwerpbegrotingen
(«Draft Budgetary Plans») van Frankrijk en Italië voor 2020.
In lijn met de verplichtingen uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben de eurolanden
medio oktober hun ontwerpbegrotingen ingediend bij de Europese Commissie (hierna:
Commissie).1 Vervolgens heeft de Commissie op 20 november jl. haar opinies over deze ontwerpbegrotingen
gepubliceerd.2 De Commissie is in deze opinies kritisch over de ontwerpbegrotingen van Italië, Spanje,
België, Frankrijk, Portugal, Finland, Slowakije en Slovenië vanwege hun zogeheten
risk of non-compliance met de eisen van de preventieve arm van het SGP. Dit betekent dat de Commissie op
basis van haar meest recente ramingen en een beoordeling van de begroting denkt dat
de ontwerpbegroting voor 2020 zou kunnen leiden tot een situatie waarin de lidstaat
in kwestie volgend jaar niet voldoet aan de eisen van de preventieve arm. Daarbij
wordt gekeken naar het structurele begrotingssaldo en de uitgavengroei. Daarnaast
waarschuwt de Commissie dat Italië, Spanje, België en Frankrijk een risico lopen niet
aan de eisen van de correctieve arm van het SGP te voldoen als ze hun schuld niet
voldoende afbouwen of hun structurele saldo niet voldoende verbeteren.
Italië
Volgens de vereisten van de preventieve arm en zoals vastgesteld door de Raad in de
landspecifieke aanbevelingen voor Italië op 9 juli 2019, dient Italië in 2020 een
verbetering van het structureel saldo van 0,6 procentpunt te realiseren en de netto
primaire overheidsuitgaven nominaal met 0,1 procent af te laten nemen.3 De Italiaanse ontwerpbegroting voor 2020 laat echter zien dat de netto uitgaven met
0,9 procent toenemen en dat het structureel saldo verslechtert met 0,1 procentpunt.4 Op basis van de herfstraming van de Commissie, waarin de begrotingsplannen in de
ontwerpbegroting zijn meegenomen, is de netto uitgavengroei ook 0,9 procent en verslechtert
het structureel saldo met 0,3 procentpunt in 2020 (zie de tabel onderstaand)5. Daarmee toont Italië op basis van de cijfers van de Commissie een afwijking van
1,0 procentpunt met betrekking tot de netto uitgavengroei en 0,9 procentpunt met betrekking
tot het structureel saldo. Omdat de afwijking groter is dan 0,5 procentpunt, is er
sprake van een risico op een significante afwijking in 2020. Indien de flexibiliteit
die Italië heeft aangevraagd voor 2020 wordt meegerekend ter grootte van 0,2 procentpunt
zou de afwijking nog steeds significant zijn.
Volgens de vereisten van de correctieve arm dient Italië de publieke schuldquote met
8,2 procentpunt af te laten nemen in 2020 t.o.v. 2019 en een nominaal tekort van maximaal
3 procent bbp te realiseren. Volgens de ontwerpbegroting voor 2020 blijft het nominaal
tekort met 2,2 procent bbp onder de 3 procent bbp, maar neemt de publieke schuld af
met slechts 0,5 procentpunt. De herfstraming voorspelt een nominaal begrotingstekort
van 2,3 procent bbp en raamt geen schuldreductie maar een verhoging van de schuld
met 0,6 procentpunt.
Tabel: begrotingsindicatoren Italië en Frankrijk
ITA
FRA
2019
2020
2019
2020
Schuld (in procent bbp)
136,2
136,8
98,9
98,9
Begrotingssaldo (in procent bbp)
– 2,2
– 2,3
– 3,1
– 2,2
Structureel saldo (in procent pot. bbp)
– 2,2
– 2,5
– 2,7
– 2,6
Bron: Commissie herfstraming 20191
1 https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-performance-an…
Frankrijk
Volgens de vereisten van de preventieve arm en zoals vastgesteld door de Raad in de
landspecifieke aanbevelingen voor Frankrijk op 9 juli 2019, dient Frankrijk in 2020
een verbetering van het structureel saldo van 0,6 procentpunt te realiseren en de
netto primaire overheidsuitgaven met maximaal met 1,2 procent toe te laten nemen.6 De ontwerpbegroting voor 2020 laat echter zien dat de netto uitgaven met 1,9 procent
toenemen en dat het structureel saldo gelijk blijft.7 De herfstraming van de Commissie, waarin de begrotingsplannen in de ontwerpbegroting
zijn meegenomen, noemt een netto uitgavengroei van 2,0 procent en een marginale verbetering
van het structureel saldo met 0,1 procentpunt.8 Daarmee toont Frankrijk op basis van de cijfers van de Commissie een afwijking van
0,8 procentpunt met betrekking tot de maximale netto uitgavengroei en 0,5 procentpunt
met betrekking tot het structureel saldo. Omdat de afwijking van de uitgavengroei
en de structurele balans gelijk of groter is dan 0,5 procentpunt, is er sprake van
een risico op een significante afwijking in 2020.
Na de introductie van de debt reduction benchmark voor de correctieve arm in 2011 is besloten dat lidstaten die voor het eerst na dit
moment van introductie uit de correctieve arm worden ontslagen in een overgangsperiode
belanden van drie jaar, waarin ze kunnen toewerken naar naleving van de benchmark
voor het verlagen van de schuldratio. Frankrijk zit op dit moment in die overgangsperiode
en hoeft dus nog niet te voldoen aan de benchmark. Wel dient Frankrijk te voldoen
aan de zogeheten Minimum Linear Structural Adjustment (MLSA), die een jaarlijkse structurele begrotingsinspanning vereist. Frankrijk zou
volgens de MLSA een verbetering van het structurele saldo van 2,0 procentpunt in 2020
moeten realiseren. Op basis van de cijfers in de ontwerpbegroting van Frankrijk en
de herfstraming van de Commissie is de verwachting dat Frankrijk de MLSA niet zal
halen. Wel zal Frankrijk volgend jaar met een verwacht nominaal tekort van 2,2 procent
bbp op basis van de herfstraming voldoen aan de tekortnorm.
Appreciatie
Een sterke Economische en Monetaire Unie (EMU) vereist volgens het kabinet gezonde
en veerkrachtige nationale economieën, met houdbare overheidsfinanciën.9 Daarom is het in de ogen van het kabinet cruciaal dat lidstaten hervormingen implementeren
die bijdragen aan duurzame economische groei en de veerkrachtigheid van hun economie.
Daarnaast is het nodig om in gunstige economische tijden voldoende buffers op te bouwen,
zodat in minder gunstige tijden de economie ondersteund kan worden zonder dat dit
ten koste gaat van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.10 Om de houdbaarheid van overheidsfinanciën te bevorderen met het oog op stabiliteit
en economische groei is een strikte naleving en consequente handhaving van de begrotingsregels
van groot belang.
Gezonde overheidsfinanciën zijn het primaire doel van de regels uit het SGP. Hierbij
is het kabinet van mening dat structurele begrotingsinspanningen nodig zijn om budgettaire
en economische fundamenten van lidstaten te versterken, met name in lidstaten met
hoge schuldniveaus. De beoordeling door de Europese Commissie van de ontwerpbegrotingen
van de lidstaten vormt daarbij jaarlijks een belangrijk vooruitkijkend signaal. Naar
inzicht van het kabinet waarschuwt de Commissie in de opinies over de Italiaanse begroting
en Franse begroting voor 2020 terecht voor de mogelijk significante afwijking van
de vereiste budgettaire inspanning. Het kabinet is van mening dat Frankrijk, Italië
en de andere lidstaten waarvan de Europese Commissie denkt dat zij volgend jaar mogelijk
significant af zullen wijken van de begrotingsvereisten, tijdig de nodige aanvullende
maatregelen dienen te implementeren om ervoor te zorgen dat hun begroting voor 2020
in toch in overeenstemming zal zijn met de SGP-vereisten. Waar relevant zal het kabinet
dit ook actief uitdagen tijdens bijvoorbeeld bijeenkomsten van de Raad en de Eurogroep.
Zo heb ik tijdens de afgelopen Eurogroep van 4 december jl. onderstreept dat het van
belang is dat die lidstaten die mogelijk significant afwijken van de begrotingsvereisten
maatregelen nemen om dit te voorkomen. Ook heb ik toen benadrukt dat de nieuwe Commissie
haar rol als hoedster van het Verdrag dient te vervullen. Tot slot heb ik uitgedragen
dat het SGP primair gericht is op het bereiken en behouden van gezonde overheidsfinanciën
en dat structurele begrotingsinspanningen nodig zijn om de budgettaire en economische
fundamenten van lidstaten te versterken, met name in lidstaten met hoge schuldniveaus.
Daarbij heb ik ook gewezen op het belang van het doorvoeren van structurele economische
hervormingen door lidstaten, die nodig zijn om het groeipotentieel van nationale economieën
te verhogen.
Waar de beoordelingen van de conceptbegrotingen een belangrijk vooruitkijkend signaal
geven, beoordeelt de Commissie doorgaans in het voorjaar terugkijkend of landen zich
aan de begrotingsregels gehouden hebben, op basis van realisatie-cijfers van het vorige
jaar. Om die reden valt te begrijpen dat de Commissie op dit moment geen stappen heeft
gezet voor het openen van een buitensporigtekortprocedure middels het opstellen van
een zogeheten artikel 126(3) rapport. Dat de Commissie in het najaar van 2018 wel
vervolgstappen heeft ondernomen was een uitzondering. De reden hiervoor is dat er
destijds sprake was van een zeer grote geplande afwijking van de begrotingsvereisten
(particularly serious non-compliance) ter grootte van 1,8 procentpunt en het terugdraaien van eerder doorgevoerde structurele
hervormingen door de Italiaanse regering. De Commissie vond toen dat de geplande overschrijding
voldoende aanleiding bood om voor het eerst in de geschiedenis een regering te vragen
om een herziening van de ingediende ontwerpbegroting. Door de zeer grote geplande
afwijking ontstond er tevens een materieel verschil tussen de situatie in het voorjaar
van 2018 versus het najaar van 2018. Vanwege dit materiële verschil vond de Commissie
destijds dat het artikel 126(3)-rapport van 23 mei 2018 niet meer actueel was om een
afgewogen beslissing te nemen over de noodzaak van een eventuele buitensporigtekortprocedure.
Uw Kamer is middels een brief op 7 maart 2019 geïnformeerd over het verloop van dit
proces omtrent de ontwerpbegroting, de aankondiging van vervolgstappen in het najaar
van 2018 en de appreciatie van het kabinet hiervan.11
Vervolg
In het voorjaar van 2020 zal de Commissie beoordelen in hoeverre lidstaten zich hebben
gehouden aan de begrotingsvereisten over 2019 op basis van de door Eurostat gevalideerde
cijfers voor schuld en begrotingssaldo, de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s
die lidstaten zullen indienen en de lenteraming van de Commissie. Uw Kamer zal op
de gebruikelijke wijze hierover worden geïnformeerd.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën