Brief regering : Voortgang aanpak etnisch profileren
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2019
Tijdens het Verslag Algemeen Overleg over de politie op 13 juni jl. (Handelingen II
2018/19, nr. 93, item 12) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de ontwikkelingen op het terrein van
de aanpak van etnisch profileren. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. In
het Algemeen Overleg Politie van 17 april jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 876) zegde ik uw lid mevrouw Buitenweg (GroenLinks) toe inzicht te geven in de afdoening
van commune delicten met een discriminatie-aspect, de zogenoemde codis-zaken. Aan
deze toezegging voldoe ik eveneens met deze brief.
Afdoening codis-zaken
De wijze van afdoening van codis-zaken zegt vooral iets over het basisdelict en niet
over het discriminatie-aspect. Zo duidt vrijspraak bij een mishandelingszaak met discriminatie-aspect
eerder op het niet bewezen verklaard zijn van de mishandeling, en zegt dat in principe
niets over het discriminatie-aspect. Dat is de reden dat bij codis-zaken geen overzicht
kan worden gegeven van de wijze van afdoening op eenzelfde wijze als wanneer een van
de artikelen 137c-g of 429quater ten laste wordt gelegd, en waarbij de afdoening dus
direct betrekking heeft op een waardering van discriminatie. In 2015 heeft uw Kamer
het onderzoek «Discriminatiezaken door de Strafrechtketen» ontvangen, waarin uitgebreid
is ingegaan op dit aspect1. Momenteel wordt dit onderzoek herhaald. Eerder heb ik uw Kamer toegezegd dit onderzoek
met een beleidsreactie te zullen doen toekomen samen met de voortgangsbrief over het
Nationaal Actieprogramma Discriminatie, die uw Kamer in het voorjaar van 2020 zal
ontvangen2.
Aanpak etnisch profileren
Het probleem van etnisch profileren komt ter sprake bij de uitvoering van proactieve
controles door de politie. Daarbij is het doel het vroegtijdig voorkomen en ontmoedigen
van criminaliteit. Bij de uitvoering van deze controles mag de politie geen onderscheid
maken tussen burgers zonder objectieve rechtvaardiging. Dit laatste, en daarmee het
tegengaan van etnisch profileren – ook als dat slechts incidenteel of onbewust gebeurt –
is van groot belang voor de legitimiteit van het optreden van de politie, het maatschappelijk
vertrouwen van eenieder in de politie en effectief politieoptreden3.
In 2016 is de politie gestart met het meerjarige programma «De Kracht van het Verschil».
Dit programma heeft geleid tot een aantal concrete producten en maatregelen die in
mijn brief van 4 oktober 20164 zijn aangekondigd, zoals het Handelingskader proactief controleren (hierna: «Handelingskader»),
waarin de professionele norm van objectiviteit wordt beschreven die de politie hanteert
en ook de wijze waarop zij met burgers wil omgaan. Daarnaast wordt er ingezet op de
versterking van het vakmanschap door opleiding en training en wordt onderzocht of
de proactieve controle meer informatiegestuurd kan worden uitgevoerd met gebruikmaking
van de digitale toepassing Mobiel Effectief op Straat (MEOS). Vanaf de start is het
de bedoeling geweest om hetgeen onder de vlag van het programma is ontwikkeld te borgen
in de lijnorganisatie. In 2019 zijn daartoe de eerste verkenningen gedaan. De beoogde
einddatum van het programma Kracht van het Verschil in de huidige vorm is medio 2020.
Op dat moment moet de verantwoordelijkheid voor de bijbehorende projecten en thema’s
belegd zijn bij de portefeuillehouders en in de lijn. Aandacht en inzet zijn randvoorwaarden
om het proces van bewustwording en professionalisering in de politieorganisatie te
ondersteunen. De korpsleiding onderzoekt daarom ook of het programma in aangepaste
vorm een blijvende plek moet krijgen in de organisatie.
De Amsterdamse Adviescommissie Etnisch profileren heeft, op verzoek van de driehoek
Amsterdam, een onderzoek laten uitvoeren in deze eenheid naar de werking van de maatregelen
die zijn ontwikkeld om (onbewust) etnisch profileren binnen de politie aan te pakken.5 Op basis van de onderzoeksresultaten zijn aanbevelingen gedaan waarmee gericht kan
worden toegewerkt naar de verbetering en vernieuwing van deze aanpak. Door de onderzoekers
is geconstateerd dat de door de politie ingeslagen richting van vergroting van kennis
en bewustzijn van gedrag onder haar medewerkers een basis biedt voor de toekomst.
Ik ben verheugd te vernemen dat naar het oordeel van deze adviescommissie de eenheid
Amsterdam in haar aanpak op de goede weg is. De politie heeft mij aangegeven dat het
onderzoek goede handvaten biedt om ook landelijk toe te werken naar verbetering van
de huidige aanpak. De eenheid Amsterdam heeft inmiddels naar aanleiding van de onderzoeksresultaten
en aanbevelingen een plan opgesteld met aanvullende stappen om een goede werking van
de maatregelen te bevorderen. Dit plan behelst onder meer dat er wordt geïnvesteerd
in kennis en gedrag van agenten via verplichte trainingen en dat professioneel controleren
een vast onderdeel van de halfjaarlijkse resultaatgesprekken tussen de Amsterdamse
eenheidsleiding en sectorhoofden en tussen sectorhoofden met de teamleiding wordt.
Politiemensen die worden aangewezen als «ambassadeurs» gaan erop toezien dat etnisch
profileren in de praktijk zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Een belangrijk inzicht uit het Amsterdamse onderzoek is dat de toepassing van de maatregelen
om etnisch profileren tegen te gaan minder vrijblijvend moet zijn. De norm dat een
proactieve controle altijd gebaseerd moet zijn op een objectiveerbare grond en dat
dit niet vrijblijvend kan zijn, is hiervoor de basis. Om etnisch profileren te voorkomen,
wordt er met name ingezet op bewustwording omtrent persoonlijke vooroordelen, bejegening
en handelen. Het Handelingskader helpt daarbij. De politie ontwikkelt een passende
leerinterventie om de toepassing van het Handelingskader te bevorderen als aanvulling
op de reeks maatregelen die thans worden geïmplementeerd. Deze leerinterventie wordt
opgenomen in het trainingsaanbod, in de loop van het komende jaar binnen de Integrale
Beroepsvaardigheidstraining (IBT) en structureel in relevante «serious games» oftewel
profchecks van de Politieacademie. De politie heeft aangegeven positief te staan tegenover
andere aanbevelingen uit het Amsterdamse onderzoek – zoals het investeren in leiderschap
om sturing te geven aan de aanpak.
MEOS-app
In het onderzoek «De politieaanpak van etnisch profileren in Amsterdam» geven onderzoekers
aan dat de data uit de MEOS-app een belangrijke indicator kunnen zijn voor het meten
van welke criteria bijdragen aan de aanpak van etnisch profileren.6 Er wordt verwezen naar eventuele toekomstige mogelijkheden van de MEOS-toepassing
proactief controleren (de «MEOS-app») die is ontwikkeld om de politie te ondersteunen
bij de afweging om iemand al dan niet te controleren. In mijn brief van 5 februari
20197 heb ik uw Kamer bericht dat de Politieacademie onderzoek doet naar het gebruik van
deze toepassing bij een aantal basisteams in het kader van de pilots proactief controleren.
De MEOS-toepassing gaat het proces van professioneel controleren bij proactieve controles
– zoals beschreven in het Handelingskader – ondersteunen. Het uitgangspunt is dat
door verdere professionalisering van de uitvoering van controles, onder meer door
deze uitvoering met techniek te ondersteunen, ook etnisch profileren wordt tegengegaan.
De pilots proactief controleren zijn door de Politieacademie geëvalueerd en geven
voldoende aanleiding om over te gaan tot bredere implementatie van de MEOS-toepassing.
Hier wordt begin 2020 mee gestart. Als onderdeel van het onderzoek van de Politieacademie
wordt eveneens de bereidheid van gebruikers om de toepassing ook daadwerkelijk in
te zetten, onderzocht. Op basis daarvan wordt bezien of de gebruiksvriendelijkheid
en de effectiviteit van de toepassing verbeterd moeten worden. Het onderzoeksrapport
van de Politieacademie zal ik uw Kamer na afronding van het totale onderzoek toezenden.
Indien politiemedewerkers de toepassing optimaal benutten, ook in de zin dat zij de
resultaten van controles invoeren, komt er informatie beschikbaar over deze controles
(aard, resultaat, aantallen). Daarmee is nog niet gezegd dat deze informatie ook inzicht
geeft in de omvang van etnisch profileren en een antwoord op de vraag of de genomen
maatregelen positief effect sorteren in de zin dat er sprake is van een afname in
de oververtegenwoordiging van burgers met een migratieachtergrond (voor zo ver niet
objectief te rechtvaardigen). De politie registreert immers geen etniciteit. Ik heb
daarom het CBS gevraagd om te verkennen of de data van het CBS en de data uit de MEOS-toepassing
kwantitatief inzicht kunnen geven in het fenomeen etnisch profileren8 voor zo ver dat mogelijk is binnen de wettelijke kaders.
Tot slot
De aanpak die de politie heeft ontwikkeld voor professioneel controleren wordt in
de komende periode verder geïmplementeerd en waar nodig aangescherpt. Het gaat hier
om een complex maatschappelijk vraagstuk dat niet alleen bij de politie speelt. Het
vraagt om bewustwording en gedragsverandering. Dat is niet van de ene op de andere
dag gerealiseerd, maar vergt sturing, tijd en aandacht. Op basis van het internationale
literatuuronderzoek van Twynstra Gudde in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie
& Wetenschap «Tegengaan van etnisch profileren» wordt geconcludeerd dat het voorkomen
van etnisch profileren nog de meeste kans van slagen heeft als de verschillende interventies
in een breed en samenhangend programma worden gecombineerd. De onderzoekers geven
daarmee aan dat de aandacht niet alleen dient uit te gaan naar het gedrag van individuele
agenten, maar ook naar beleid en regelgeving, actoren en systemen die het gedrag van
politiemensen kunnen beïnvloeden. Onderzoekers noemen als voorbeelden de wijze waarop
invulling wordt gegeven aan preventief veiligheidsbeleid en de communicatie in briefings
en over daderprofielen. Impliciete vooroordelen moeten in alle onderdelen van ons
systeem worden aangepakt, willen interventies zoals die zijn ontwikkeld door de politie
vruchtbare grond vinden. Dit maakt de aanpak extra complex. De korpschef en ik blijven
in gesprek over de ontwikkelingen op dit terrein.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid