Brief regering : Pilot generieke werkgeversvoorziening
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 190 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2019
Aanleiding
Omdat werk een essentieel onderdeel is van maatschappelijke participatie heeft het
kabinet de ambitie om concrete stappen te zetten richting een inclusieve arbeidsmarkt.
Ik zet me daarvoor met overgave in, onder meer door met het Breed Offensief te zorgen
dat mensen met een beperking aan het werk komen. Hulpmiddelen voor mensen met een
arbeidsbeperking in de vorm van werkvoorzieningen spelen daarbij een belangrijke rol.
In mijn brieven van 20 november 2018 over Breed Offensief (Kamerstuk 34 352, nr. 138) en 26 juni 2019 over de werkvoorzieningen bij UWV (Kamerstuk 34 352, nr. 164), heb ik aangegeven dat ondersteunende technologie en innovatie een grote bijdrage
kunnen leveren aan de participatie van arbeidsgehandicapten. Onderzoeken door UWV1 hebben uitgewezen dat technologie kansen biedt voor verbetering van de ondersteuning
van werknemers met een beperking en hun werkgever.
De sleutel tot meer inclusiviteit op de werkvloer ligt bij werkgevers en werknemers.
Het kabinet wil werkgevers en hun werknemers daarom ondersteunen bij het vormgeven
van werkplekken waar inclusiviteit de norm is.
Daartoe heb ik een brede ambtelijke verkenning laten uitvoeren op het thema technologie
& inclusie in samenwerking met de Ministeries van EZK, OCW, BZK en VWS. De uitdaging
staat centraal om als overheid de randvoorwaarden te creëren voor publiek-privaat
initiatief gericht op de ontwikkeling en toepassing van innovatieve werkvoorzieningen
in het belang van een inclusieve arbeidsmarkt.
Met deze brief informeer ik u over drie beleidsinitiatieven die samen een keten vormen
voor innovatie in technologie en het daadwerkelijk inzetten daarvan op de werkvloer:
het vertalen van technologische innovatie naar nieuwe werkvoorzieningen (Challenge),
de publieke ondersteuning van werkgevers bij toepassing van innovatieve voorzieningen
op de werkvloer (pilot generieke voorziening) en het stimuleren van werkgevers om
investeringen te doen in hun bedrijf om mensen met een beperking aan te nemen (Innovatiefonds).
Deze keten van innovatie stimuleert op zijn beurt ontwikkelaars in de private markt
in te zetten op technologische innovatie op dit terrein. Echte innovatie komt immers
van ondernemers. Tot slot gaat de brief in op de motie Kerstens ten aanzien van de
tolkvoorziening voor auditief beperkten.
1. Beleidsdoelstelling werkvoorzieningen
UWV en gemeenten verstrekken voorzieningen die werkgevers en werknemers met een beperking
helpen bij het maken een goede match op de arbeidsmarkt. Voorzieningen als een jobcoach,
aangepast vervoer of brailleleesregels maken het verschil tussen wel en niet participeren.
Het voorzieningendomein vraagt een uitvoering met veel kennis en expertise om het
nodige maatwerk te leveren. Een inclusieve arbeidsmarkt zou niet mogelijk zijn zonder
deze inzet. Tegelijkertijd zie ik twee uitdagingen waarop een extra stap op weg naar
inclusiviteit mogelijk is.
Ten eerste zie ik brede technologische ontwikkelingen die kansen bieden voor mensen
met een beperking en hun potentiële werkgevers. Innovatie die haar weg echter nog
onvoldoende vindt naar de voorzieningen als hulpmiddel op de werkvloer. Er is nog
een wereld te winnen door de ontwikkeling van technologische hulpmiddelen in dienst
van mensen met een zintuigelijke, motorische of verstandelijke beperking en hun werkgever.
Een tweede uitdaging is gelegen in de systematiek van de werkvoorziening. De ontwikkeling
van de arbeidsmarkt en de toegenomen ambitie voor inclusiviteit, vragen om een verruiming
van de mogelijkheden voor UWV en werkgevers. Op dit moment kunnen werkgevers met behulp
van UWV hun werkplek laten aanpassen nadat ze iemand hebben aangenomen met een arbeidsbeperking.
Deze werkwijze maakt het mogelijk om maatwerk te leveren voor de specifieke werkgever
en de werknemer ten behoeve van een inclusief dienstverband. Dit sluit aan bij het
brede beleidsinstrumentarium van SZW om werkgevers te stimuleren mensen met een beperking
een dienstverband aan te bieden. De voorziening is daarmee verbonden aan het specifiek
dienstverband, niet aan de werkplek zelf. Dit kan bij werkgevers tot koudwatervrees
leiden bij het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking.
Ik wil daarom een volgende stap zetten bij de inzet van werkvoorzieningen door de
focus te verbreden van het dienstverband naar voorzieningen die de werkplek zelf inclusief
maken. De pilot generieke werkgeversvoorziening is een manier om UWV en werkgevers
ervaring te laten opdoen met de verruimde mogelijkheden. Ik licht de opzet van de
pilot generieke voorziening hieronder nader toe.
2. Pilot Generieke werkgeversvoorziening
UWV start op 1 maart 2020 met een pilot generieke voorziening. Werkgevers kunnen in
dat kader een aanvraag indienen voor de aanpassing van één of meerdere werkplekken
binnen hun bedrijf. Voor de pilot is 8 miljoen euro vrijgemaakt binnen het re-integratiebudget
op de begroting SZW voor besteding door UWV.
UWV ondersteunt reeds mensen met een beperking en hun werkgevers met de verstrekking
van werknemers- en werkgeversvoorzieningen. Voorzieningen zijn hulpmiddelen die noodzakelijk
zijn om te kunnen participeren ondanks een arbeidshandicap. UWV verstrekt deze voorzieningen
aan de hand van een individueel dienstverband. In het geval van een werkgeversvoorziening
meldt de werkgever aan UWV bij zijn aanvraag dat hij een werknemer in dienst neemt
of zal nemen. De werkplekaanpassing wordt vervolgens door UWV op de betreffende werknemer
afgestemd.
In de pilot generieke werkvoorzieningen zal worden geëxperimenteerd met stapsgewijs
loslaten van het individuele dienstverband als voorwaarde voor een werkvoorziening.
De kerngedachte is dat een werkgever bij UWV een aanvraag voor een werkplekaanpassing
moet kunnen doen vanuit de intentie om daarmee meerdere of opeenvolgende werknemers
met een vergelijkbare beperking in dienst te nemen. Tegenover de compensatie van de
meerkosten van deze werkplekaanpassing zal een inspanningsverplichting voor de werkgever
komen te staan voor bieden van duurzame werkgelegenheid voor ten minste drie jaar.
De reguliere werkgeversvoorziening van UWV met maatwerk op het individuele dienstverband
blijft los van de pilot bestaan.
De schaalvergroting die mogelijk wordt door voor meerdere werknemers dezelfde werkplekaanpassing
te verstrekken, geeft UWV de ruimte om een breder spectrum aan werkgeversvoorzieningen
in te zetten. De pilot ondersteunt op deze manier de toepassing van technologische
innovaties op de werkvloer in het kader van de Technologie & Inclusie agenda.
UWV geeft uitwerking aan de pilot door het Protocol Voorzieningen aan te passen op
basis van de voorwaarden die SZW stelt aan deelnemende werkgevers. Ik heb UWV verzocht
om vanuit de bestaande arbeidsmiddeling de werkgevers desgewenst te ondersteunen bij
het vinden van geschikte werknemers met een beperking bij het bieden van duurzame
werkgelegenheid. Om de werkgevers in het land zo goed mogelijk te bereiken heb ik
UWV gevraagd de samenwerking te zoeken met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) en landelijke- en regionale werkgeversorganisaties. UWV heeft mij gemeld de
communicatie van de pilot richting werkgevers te kunnen starten vanaf 1 februari.
Twee fasen
De pilot zal worden uitgevoerd in twee fasen met stapsgewijze verruiming van de huidige
werkgeversvoorziening.
De eerste fase van de pilot start 1 maart 2020. De uitvoering is gebonden aan de grenzen
van het bestaande wettelijk kader (artikel 36 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
en het Reïntegratiebesluit). Dit betekent concreet dat de bevoegdheid van UWV is beperkt
tot verstrekking vanuit de werknemersregelingen, en dat de werknemer uit die doelgroep
in beeld moet zijn op moment van toekenning van de voorziening aan de werkgever. Voor
opvolgende plaatsingen op de reeds aangepaste werkplek gelden die beperkingen niet,
ongeacht UWV- of gemeentelijke doelgroep.
De tweede fase van de pilot is beoogd van start te gaan in 2021. Daarbij kan ik UWV
verdere experimenteerruimte bieden vanuit de wens voor een zuiverder vorm van generieke
voorziening. Met de verruiming is beoogd het mogelijk maken van een toekenning aan
mensen uit de gemeentelijke doelgroep, realisatie voordat specifieke werknemers in
beeld zijn, en/of verdere uitbreiding van het spectrum van voorzieningen met meeneembare
voorzieningen. Dit vanuit de doelstelling dat zo veel mogelijk de aanpassing van de
werkplek en van het werkproces voorop komt te staan, en niet de uitkeringsgrond of
type voorziening.
Dit experiment kan gerealiseerd worden door op grond van artikel 82a van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bij algemene maatregel van bestuur regels te
stellen die afwijken van artikel 36 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Voor deze algemene maatregel van bestuur geldt een voorhangprocedure. Het ontwerp
van de algemene maatregel van bestuur zal daarom aan de beide Kamers der Staten-Generaal
worden voorgelegd.
UWV doet tijdens de pilot onderzoek naar de ervaringen van werkgevers en werknemers
met de nieuwe regeling generieke werkgeversvoorziening. SZW zal worden betrokken bij
de opzet van de evaluatie. De uitkomsten van de monitor van de eerste fase van pilot
zullen bij het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur worden betrokken.
Afstemming doelgroep
Op 26 september 2019 heeft afstemming plaatsgevonden met werkgeversorganisaties VNO/NCW
en AWVN over de inzet op de generieke werkgeversvoorziening. Beide organisaties geven
aan positief te staan ten opzichte van deze pilot en hebben aangeboden de communicatie
mede vorm te willen geven via de voor hun geëigende kanalen. Uit afstemming met de
LCR, de Oogvereniging en de Cliëntenraad UWV is gebleken dat gebruikers eveneens de
generieke voorziening als een kans zien om meer mensen met een beperking aan het werk
te helpen.
De focus van de pilot ligt op werkgevers in de marktsector. In het kader van het streven
naar een inclusieve overheid staat de pilot generieke voorzieningen ook open voor
overheidswerkgevers. De pilot kan een bijdrage leveren aan een inclusieve cultuur
binnen de overheid en aan de Banenafspraak Rijk in het bijzonder. Het Ministerie van
BZK is vanuit het belang van overheidswerkgevers betrokken bij de uitrol van de pilot.
3. Challenge «Technologie voor Inclusie»
Gelet op de kansen die technologische innovatie biedt voor de arbeidsmarkt, heb ik
bij de uitwerking van Breed Offensief aangekondigd samen met een coalitie van UWV
en andere belanghebbenden de «Challenge Technologie voor Inclusie» op te zetten. Dit
is een samenwerking van SZW en UWV met zowel werkgevers en werknemers als onderzoekers
en ontwikkelaars.
In de Challenge zijn de belanghebbenden uitgedaagd om gezamenlijk een praktijkcasus
op te zetten waarbij nieuwe technologie wordt ingezet om mensen met een beperking
te ondersteunen op de werkvloer. Een selectie van zeven pilots heeft subsidie van
UWV ontvangen om de technologische innovaties te testen in de praktijk. Het doel is
de kennis die hierbij wordt opgedaan te benutten bij de inzet van werkvoorzieningen.
De pilots richten zich op uiteenlopende technologieën en typen beperkingen, zoals
slimme brillen voor verstandelijk beperkten, cobots en exoskeletten voor motorische
beperkten en een systeem dat spraak omzet in schrift voor auditief beperkten. De coalitie
monitort de resultaten van de pilots. De uitkomsten van de Challenge komen in de loop
van 2020 beschikbaar. Ik zal deze met uw Kamer delen.
4. Sociaal Innovatiefonds
De pilot generieke voorzieningen is opgesteld vanuit de wens om op een innovatieve
manier tegen maatschappelijke problemen aan te kijken. De overheid heeft een belangrijke
rol in ondersteuning van innovatie. Tegelijkertijd vind ik het van belang om de samenwerking
met de markt verder op te zoeken met als doel andere hiaten in het huidige instrumentarium
te signaleren en op te lossen.
Vanuit het buitenland (bijvoorbeeld Portugal) zijn voorbeelden bekend van publiek-private
fondsen die als doel hebben om werkgevers en private financiers bij elkaar te brengen
om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. In Nederland kennen we dit op kleine
schaal in de vorm van Social Impact Bonds.
Ik heb in dit kader dit jaar onderzoek laten uitvoeren door Social Finance NL om te
verkennen in hoeverre er ook in Nederland bij werkgevers de behoefte is aan een dergelijk
sociaal innovatiefonds. Doel van dit fonds is werkgevers te ondersteunen bij het doen
van investeringen om groepen mensen uit de doelgroep banenafspraak aan te nemen en
zo een meer inclusieve arbeidsvloer te creëren.
In het kader van het onderzoek heeft Social Finance NL 31 partijen gesproken, waaronder
werkgevers, belangenbehartigers en private financiers. Het onderzoek geeft daarmee
een beeld van de sentimenten die onder de verschillende partijen leven. Uit het onderzoek
blijkt dat werkgevers inderdaad een drempel ervaren om grootschalige investeringen
te doen in het aanpassen van het bedrijf om een groep mensen uit de banenafspraak
aan te nemen. Investeringen waar werkgevers aan denken zijn enerzijds de begeleiding
bij het aanpassen van de werkvloer (cultuur, werkwijze, proces), en anderzijds aanpassingen
aan het primaire proces, zoals werkplekken of het productieproces.
De drempels voor werkgevers zijn veronderstelde complexe processen, de administratieve
lasten en het financiële risico. Daarnaast krijgen veel werkgevers de business case
voor de investering niet rond voor private financiers. Tot slot geven werkgevers aan
ondersteuning nodig te hebben bij het vinden van de juiste werknemers. Daarom is goede
samenwerking tussen arbeidsmarktregio’s, werkgevers, SW-bedrijven, gemeenten en UWV
essentieel.
De uitkomsten van dit onderzoek geeft voldoende aanleiding om het concept van een
sociaal innovatiefonds verder uit te werken. Ik zal daarom in 2020 een vervolgonderzoek
laten uitvoeren. Doel van het vervolgtraject is de kaders van een sociaal innovatiefonds
te schetsen en de gestelde aannames in de praktijk te toetsen. Uitwerkpunten hierbij
zijn de juridische opzet van het fonds, de voorwaarden aan werkgevers, de wijze van
financiering (waarbij aandacht zal zijn voor resultaatfinanciering), en op welke manier
wordt samengewerkt met arbeidsmarktregio’s, gemeenten en UWV. Hierbij zal ik aandacht
besteden hoe dit fonds zich verhoudt tot de pilot generieke voorzieningen en de andere
lopende initiatieven. Ik zal uw Kamer in de tweede helft van 2020 over de voortgang
van dit onderzoek informeren.
5. Tolkvoorziening
Ik maak van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over uitvoering van de motie
van lid Kerstens (PvdA)2 die is aangenomen bij de behandeling van het wetsvoorstel Centraliseren tolkvoorzieningen
auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd op
7 maart 2019. De motie verzoekt de regering om samen met belangenorganisaties en het
UWV, de knelpunten in de huidige regelingen in het werk- en onderwijsdomein te inventariseren
en te bezien of en hoe deze kunnen worden geadresseerd. Ik informeer ik u hierbij
over de stand van zaken rond de uitvoering van deze motie.
Naar aanleiding van de motie heeft overleg plaatsgevonden met de belangenorganisaties
van zowel auditief beperkten als van de tolken Nederlandse Gebarentaal en de schrijftolken.
De knelpunten die zij signaleren, zijn van uiteenlopende aard. Het gaat bijvoorbeeld
om de begrenzing van het aantal tolkuren in het werkdomein tot 15% van de contracturen,
en de bestaande verschillen tussen drie domeinen (werk-, leef en onderwijsdomein)
in mogelijkheden om na het 30ste levensjaar een opleiding te volgen met ondersteuning van een van overheidswege verstrekte
tolk.
Naar aanleiding van dit overleg heb ik besloten om samen met betrokken departementen
en UWV te verkennen of de diverse knelpunten kunnen worden opgelost. De knelpunten
die over de tariefstelling gaan, zullen worden betrokken bij het traject naar verdere
harmonisatie van tarieven voor de tolkvoorziening. Mijn collega van VWS heeft mede
namens de Minister van BVOM en mij uw Kamer over dit traject per brief d.d. 4 november
2019 geïnformeerd.3 In de brief is toegezegd om een jaar na de centralisatie (dus na 1 juli 2020) uw
Kamer nogmaals te informeren over de stand van zaken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid