Brief regering : Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg umc’s
32 864 Academische zorg
Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
            
Ontvangen ter Griffie op 9 december 2019.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op
                  8 januari 2020.
               
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2019
Met deze brief kondig ik aan voornemens te zijn op grond van artikel 7 van de Wet
                  marktordening gezondheidszorg (Wmg) een aanwijzing te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit
                  (NZa) over de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in artikel 56a
                  van de Wmg. De aanwijzing ziet op de in deze voorhangbrief omschreven bekostiging
                  van kapitaallasten voor academische zorg voor umc’s in het kader van de hervorming
                  van de beschikbaarheidbijdrage voor academische zorg die betrekking heeft op medisch
                  specialistische zorg. Over die hervorming heb ik de NZa op 26 september 2019 een aanwijzing
                  gegeven.1 Daarover heb ik u op 29 april 2019 geïnformeerd.2
Ik informeer u hierbij, op grond van artikel 8 van de Wmg, over de zakelijke inhoud
                  van mijn voornemen tot het geven van deze aanwijzing. Overeenkomstig dat artikel zal
                  tot het geven van deze aanwijzing niet eerder worden overgegaan dan nadat dertig dagen
                  zijn verstreken na verzending van deze brief.
               
Aanleiding
Bij brief aan beide Kamers der Staten-Generaal van 29 april 2019 heb ik bericht over
                  mijn voornemen de NZa een aanwijzing te geven met betrekking tot hervorming van de
                  beschikbaarheidbijdrage voor academische zorg vanaf 2020. Die zorg betreft het uitvoeren
                  van topreferente zorg en innovatieve zorg, onderzoek en onderwijs. Topreferente zorg
                  is zeer specialistische patiëntenzorg die gepaard gaat met bijzondere diagnostiek
                  en behandeling waarvoor geen doorverwijzing meer mogelijk is. Topreferente zorg vereist
                  een infrastructuur waarbinnen vele disciplines op het hoogste deskundigheidsniveau
                  samenwerken ten behoeve van de patiëntenzorg en die gekoppeld is aan fundamenteel
                  patiëntgericht onderzoek. Innovatie en ontwikkeling hebben betrekking op het bedenken,
                  uitproberen, systematisch uittesten en verspreiden van nieuwe behandelingen en vormen
                  van diagnostiek. Het betreft uitsluitend die vormen van innovatie en ontwikkeling
                  die steunen op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Academische zorg wordt van
                  oudsher uitgevoerd door de universitair medische centra (umc’s).
               
Voor de kapitaallasten (afschrijvingskosten en rentekosten) van zorgaanbieders die
                  zijn belast met publieke taken kan een compensatie nodig zijn in aanvulling op de
                  opbrengsten uit in rekening gebrachte tarieven voor die zorg. De publieke taken bestaan
                  uit topreferente en innovatieve zorg, wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en de
                  opleiding van medisch specialisten. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door
                  de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Volksgezondheid, Welzijn
                  en Sport (VWS), heeft in 2003 met de Nederlandse Federatie van Universitair medische
                  centra (NFU) een convenant gesloten, het convenant Decentrale Huisvesting Academische
                  Ziekenhuizen (DHAZ). De NFU vertegenwoordigt de acht umc’s in Nederland. Hieronder
                  licht ik toe waarom een aanpassing van de kapitaallastenbekostiging voor umc’s per
                  1 januari 2020 noodzakelijk is.
               
Achtergrond beleid umc’s
De umc’s komen voort uit een samenvoeging van de door de universiteiten bekostigde
                  medische faculteiten en de door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
                  rechtstreeks bekostigde academische ziekenhuizen. Sinds de overgang van de bekostiging
                  van umc’s naar het Ministerie van VWS worden de bekostigingsmethodieken die voor algemene
                  ziekenhuizen gebruikelijk zijn, toegepast op de bekostiging van de umc’s. De umc’s
                  leveren enerzijds zorgproductie en anderzijds voeren zij publieke taken uit. De vergoeding
                  voor kapitaallasten van de normale zorgproductie verloopt via zowel de gereguleerde
                  als de vrij onderhandelbare tarieven die voor geleverde zorg bij zorgverzekeraars
                  en of patiënten in rekening worden gebracht. De kapitaallasten voor publieke taken
                  worden aanvullend bekostigd met een beschikbaarheidbijdrage en niet volledig uit de
                  tarieven voor de zorgproductie. Zou dat laatste wel het geval zijn dan zou een zorgaanbieder
                  van academische zorg zich vanwege hoge(re) tarieven voor dezelfde zorg ten opzichte
                  van andere zorgaanbieders uit de markt prijzen.
               
Bekostiging kapitaallasten umc’s tot en met 2012
In het convenant DHAZ uit 2003 zijn afspraken gemaakt over de maximale hoogte van
                  de vergoeding van investeringen voor kapitaallasten van umc’s per jaar. Op grond van
                  dit convenant, konden de umc’s beschikken over een jaarlijks investeringskader (voor
                  instandhoudinginvesteringen en vervangende nieuwbouw). Jaarlijks stuurde de NFU een
                  voorstel voor de verdeling van de beschikbare middelen aan de Ministers van VWS en
                  OCW. De Ministers namen op basis daarvan een beslissing over de voorgestelde verdeling.
                  De Minister van OCW stelde op basis van het DHAZ-kader jaarlijks een investeringsbedrag
                  vast ter hoogte van 25% van het DHAZ-kader, dat als voorschot aan de umc’s werd uitgekeerd.
                  Dat bedrag kwam ten laste van de begroting van OCW. Het aandeel van de Minister van
                  VWS kwam ten laste van de Zorgverzekeringswet. De Minister van VWS gaf tot 2012 de
                  NZa opdracht de exploitatiegevolgen (rente en afschrijving) van geactiveerde investeringen
                  tot een maximum van 75% van het per umc vastgelegde deel van het DHAZ-kader aan de
                  budgetten toe te voegen. De umc’s verantwoorden de besteding van het DHAZ-kader in
                  hun jaarrekening. De verhouding 75% VWS versus 25% OCW ligt vast in het convenant
                  DHAZ.
               
Bekostiging kapitaallasten umc’s vanaf 2013 tot heden
Ziekenhuizen bekostigen hun kapitaallasten die samenhangen met reguliere zorgproductie
                  sinds de invoering van prestatiebekostiging volledig uit de tarieven. Door de afschaffing
                  van de budgetsystematiek was er geen mogelijkheid meer om het VWS-deel van het DHAZ-kader
                  dat samenhangt met de publieke taken toe te voegen aan de budgetten van umc’s. Dit
                  is ondervangen door vanaf 2013 via een uitkering van een kapitaallastenvergoeding
                  voor het publieke taken deel via het instrument beschikbaarheidbijdrage. Dat instrument
                  is in de Wet marktordening gezondheidszorg opgenomen.3 De huidige situatie is er één waarin voor algemene ziekenhuizen en umc’s een level
                  playing field geldt voor kapitaallasten die samenhangen met zorgproductie, maar waarin
                  umc’s ook voldoende worden gecompenseerd voor kapitaallasten die samenhangen met hun
                  publieke taken.4
De beschikbaarheidbijdrage voor kapitaallasten academische zorg (BBKAZ) wordt momenteel
                  ambtshalve aan de umc’s toegekend door de NZa. Het beschikbare bedrag wordt naar rato
                  van de verhouding van de BBAZ verdeeld. De umc’s brengen de bijdrage in rekening bij
                  Zorginstituut Nederland. Het Zorginstituut betaalt de umc’s uit het Zorgverzekeringsfonds,
                  zonder tussenkomst van de zorgverzekeraars.
               
Bekostiging kapitaallasten per 1 januari 2020
De acht umc’s geven er met elkaar de voorkeur aan om de oorspronkelijke verhouding
                  van de kapitaallasten zoals ooit ten tijde van de opstelling van het convenant DHAZ
                  als basis is vastgesteld te gebruiken voor de verdeling per 1 januari 2020 tot en
                  met 31 december 2023. Hierbij zijn destijds de geprognosticeerde investeringen als
                  basis gebruikt voor de vergoeding van een deel van de kapitaallasten. Deze voorgestelde
                  verdeling wijkt af van de huidige verdeling van de kapitaallasten BBAZ. De huidige
                  verdeling van de kapitaallasten is afhankelijk van de hoogte van de BBAZ. Dat zal
                  in de toekomst, vanaf 1 januari 2020, niet meer zo zijn. De reden om aan te sluiten
                  bij het convenant DHAZ is om de vergoedingen die zien op kapitaallasten meer in relatie
                  te brengen met de te verwachten kosten als gevolg van de geprognosticeerde instandhoudinginvesteringen en vervangende nieuwbouw bij de umc’s. Jaarlijks zal daarom de beschikbaarheidbijdrage
                  voor kapitaallastenacademischezorg voor de umc’s in gelijke stappen worden verhoogd
                  tot aan het verwachte structurele eindniveau in 2023. Voor 2020 wordt verwacht dat
                  de NZa een bedrag van € 40.252.972 verdeeld over de umc’s. De jaarlijkse stap die
                  erbij komt, prijspeil 2020, bedraagt € 45.804. De BBKAZ inclusief de jaarlijkse stap
                  wordt elk jaar geïndexeerd met de materiële index. Deze verdeling geldt voor de jaren
                  2020, 2021, 2022 en 2023. In deze vier jaren zal door de gezamenlijke umc’s en de
                  NFU een evaluatie van de verdeling worden uitgevoerd. Deze evaluatie zal tijdig worden
                  gestart, zodat, op basis van die evaluatie, voor de periode na 2023 mogelijk een nieuw
                  voorstel aan het Ministerie van VWS en de NZa kan worden gedaan.
               
Het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis (AvL) is niet betrokken bij het convenant DHAZ.
                  Het ontvangt in navolging van het verkrijgen van zijn BBAZ ook een vergoeding voor
                  kapitaallasten op basis van de beschikbaarheidsbijdrage BBKAZ. Dit zal niet wijzigen.
                  Het Prinses Maxima Centrum (PMC) is ook niet betrokken bij het convenant DHAZ. Het
                  ontvangt een vergoeding voor de kapitaallasten voor zover het research betreft via
                  de BBAZ, de overige kapitaallasten worden voor deze instelling vergoed via de tarieven.
               
Aanwijzing aan de NZa
Ik ben voornemens de NZa een (vervolg) aanwijzing te geven waarbij de berekening van
                  de kapitaallasten voor academische zorg voor umc’s en de verlening en vaststelling
                  van een beschikbaarheidbijdrage daarvoor gebeurt op basis van de geprognosticeerde
                  investeringen voor kapitaallasten als bedoeld in mijn hiervoor genoemde aanwijzing.
                  Omdat de basis en berekeningswijze van de geprognosticeerde beschikbaarheidbijdrage
                  kapitaallasten voor iedere umc nagenoeg bekend zijn stelt de NZa de BBKAZ voor umc’s
                  ambtshalve vast. Dit geldt ook voor het AvL.
               
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Indieners
- 
              
                  Indiener
 B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
