Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een reactie op de brief VNO-NCW en MKB-Nederland d.d. 31 oktober 2019 over het UBO-register
35 179 Wijziging van de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten)
Nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2019
Hierbij stuur ik uw Kamer mijn reactie op de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland van
31 oktober jl. over de Implementatiewet registratie van uiteindelijke belanghebbenden
van vennootschappen en andere juridische entiteiten, conform het verzoek van de Vaste
Commissie voor Financiën van uw Kamer van 20 november jl. Hierna ga ik puntsgewijs
in op de onderwerpen uit de brief.
Raadplegen UBO-register door derden – privacy
Transparantie over wie achter vennootschappen en andere juridische entiteiten zit,
is een belangrijk instrument in het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel
voor witwassen en terrorismefinanciering. Om die reden zijn hierover bindende afspraken
gemaakt voor alle EU-lidstaten in de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn. Het belang
van transparantie is ook benadrukt in het plan van aanpak witwassen, dat de Minister
van Justitie en Veiligheid en ik op 30 juni jl. aan uw Kamer hebben gestuurd (Kamerstuk
31 477, nr. 41). Tegelijkertijd is de privacy van betrokkenen voor mij erg belangrijk. In de nota
naar aanleiding van het verslag heb ik daarom aanvullende maatregelen aangekondigd
om de privacy van UBO’s verder te waarborgen en misbruik van het register te voorkomen
(Kamerstuk 35 179, nr. 6). Zo krijgen UBO’s inzicht in het aantal raadplegingen van hun gegevens, en wordt
de identificatie van raadplegers verbeterd. Hiermee wordt de kans op misbruik verkleind,
en wordt opsporen van kwaadwillenden effectiever. Voorts krijgen UBO’s hiermee de
mogelijkheid om het gebruik van hun data te monitoren, en als er aanleiding hiertoe
is de autoriteiten in te lichten.
In de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland wordt voorgesteld om UBO’s niet alleen inzicht
te geven in het aantal raadplegingen, maar ook in de identiteit van de raadpleger.
Hoewel ik begrip heb voor deze behoefte zou dit in de praktijk tot onwenselijke situaties
leiden. De verstrekking van de gegevens van raadplegers aan UBO’s zou immers het doel
van het register ondermijnen. Denk hierbij aan een journalist die in het kader van
een onderzoek naar malafide praktijken tracht een constructie met meerdere juridische
entiteiten te doorgronden. Bovendien staat inzicht verlenen in de identiteit van de
raadpleger op gespannen voet met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Het
verstrekken van persoonsgegevens van raadplegers aan UBO’s betekent dat persoonsgegevens
worden verwerkt. De wijze van verwerking dient weliswaar een duidelijk doel maar is
niet proportioneel. Deze zou niet in verhouding staan tot de inbreuk op de privacy
van raadplegers, onder meer omdat er al een minder privacygevoelig middel is om misbruik
van UBO-gegevens te voorkomen, en zo nodig in te grijpen, namelijk via de opsporingsautoriteiten.
Met de aanvullende privacymaatregelen die ik heb aangekondigd wordt, onder meer, de
mogelijkheid om op te sporen versterkt. Hiermee is binnen de kaders van de richtlijn
een balans gevonden tussen de bescherming van de privacy van de UBO aan de ene kant,
en de raadpleger aan de andere kant, en wordt de effectiviteit van het register gewaarborgd.
VNO-NCW en MKB-Nederland merken op dat onduidelijk is wanneer de oplevering van verbeterde
identificatiemogelijkheden van de raadpleger is gepland. Zoals is aangegeven in de
nota naar aanleiding van het verslag, wordt aangesloten bij de Wet Digitale Overheid.
Dit wetsvoorstel is momenteel aanhangig bij uw Kamer en zal naar verwachting medio
2020 in werking treden. De aanvullende maatregelen zullen niet voor 10 januari 2020
gereed zijn en daarmee later onderdeel vormen van het register. De eerste 18 maanden
na 10 januari worden echter gebruikt voor de vulling van het register. Er zal dan
ook vanaf het begin nog geen sprake zijn van een volledig gevuld register. Tot die
tijd zal daardoor ook het aantal opvragingen beperkt zijn. Streven is dat deze maatregelen
binnen de hiervoor genoemde vultermijn worden gerealiseerd.
Afscherming gegevens bij onevenredig risico
In de nota naar aanleiding van het verslag ben ik ingegaan op de voorgenomen invulling
van het afschermingsregime. Met het afschermen wordt bedoeld dat bepaalde UBO’s in
het register niet zichtbaar zijn. Het afschermingsregime is een lidstaatoptie in de
richtlijn waarvan alleen in uitzonderlijke omstandigheden, per geval en na gedetailleerde
beoordeling gebruik kan worden gemaakt. Er is zorgvuldig gekeken hoe het afschermingsregime
op een passende en uitvoerbare wijze gerealiseerd kan worden, passend binnen de richtlijn
en zonder afbreuk te doen aan het doel van het register. De voorgenomen invulling
sluit bovendien aan op het afschermingsregime bij een ander openbaar register met
natuurlijke personen, namelijk het Kadaster. In de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland
wordt verwezen naar het bestaande afschermingsregime van het handelsregister. Dit
is geen passend systeem voor het UBO-register. De drempel om gegevens af te schermen is daar weliswaar lager, maar bij deze
afscherming wordt alleen het adres van de betrokkene afgeschermd en blijft de naam
altijd zichtbaar. In het UBO-register is het adres van iedere UBO sowieso alleen in
te zien door nader bepaalde autoriteiten en niet door derden. Bij afscherming worden
de volledige persoonsgegevens van de betrokkene onzichtbaar gemaakt. De afscherming
bij het UBO-register gaat dus verder dan bij het handelsregister.
Gezien de inhoudelijke informatie die met uw Kamer is gedeeld acht ik voorhang van
het besluit waarin de afscherming wordt geregeld niet nodig. Daarbij is van belang
dat de mogelijkheid tot afscherming van gegevens is gebaseerd op een al bestaande
wettelijke grondslag, en dat verdere invulling aansluit bij het al bestaande afschermingsregime
van het Kadaster.1 Het besluit zal uiteraard nog aan de Raad van State worden voorgelegd voor advisering.
Daarnaast staan in de brief nog enkele specifieke vragen. Ten aanzien van het systeem
van politiebescherming kan ik bevestigen dat hier geen verschil bestaat tussen gemeenten.
Het betreft een generieke wettelijke regeling. In de brief wordt verzocht om, in geval
van afscherming, ook de aard en omvang van het belang van de UBO af te schermen. Aard
en omvang zijn gegevens die bij afscherming niet tot individuele personen zijn te
herleiden. In de brief wordt aangegeven dat, in combinatie met de jaarrekening, alsnog
de aard en omvang van het belang van een UBO tot een persoon kan worden herleid. De
jaarrekening bevat echter geen gegevens over individuele personen, waardoor het herleiden
tot personen niet aan de orde is.
Toegang Wwft-instellingen
In de brief wordt gevraagd om meer informatie over het tijdpad van het AP-advies over
de toegang voor Wwft-instellingen tot de aanvullende gegevens in het UBO-register.
In het kader van het plan van aanpak witwassen heb ik mede namens de Minister van
Justitie en Veiligheid over verschillende vormen van gegevensdeling advies gevraagd
aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit advies heb ik nog niet ontvangen. Aan de hand
van het advies vindt verder besluitvorming over dit onderwerp plaats. Als dit leidt
tot wetgeving dan zal dit een separaat wetsvoorstel betreffen dat het reguliere wetgevingsproces
zal doorlopen. Het exacte moment van uitbrengen van het advies staat niet vast, maar
naar huidige verwachting zal het advies begin volgend jaar beschikbaar zijn.
Beursvennootschappen
VNO-NCW en MKB-Nederland verzoeken om duidelijkheid omtrent de UBO-registratie bij
beursgenoteerde vennootschappen. Beursgenoteerde vennootschappen zijn conform het
wetsvoorstel uitgesloten van de registratieplicht in het UBO-register. Ditzelfde geldt
voor elke 100 procent dochtermaatschappij van de uiteindelijke beursgenoteerde vennootschap.
Met andere woorden, partijen die direct of indirect 100 procent dochtermaatschappij
zijn van een beursgenoteerde vennootschap zijn uitgesloten van de registratieplicht.
De uitsluiting van beursgenoteerde vennootschappen volgt uit de vierde anti-witwasrichtlijn,
en hangt ermee samen dat op beursgenoteerde vennootschappen reeds openbaarmakingsvereisten
van toepassing zijn.
Hergebruik gegevens commerciële partijen en abonnementen
In de brief worden zorgen geuit over het hergebruik van UBO-gegevens door commerciële
partijen. Van belang is dat de gegevens uit het UBO-register grotendeels persoonsgegevens
zijn, en dat deze door de Kamer van Koophandel uitsluitend worden verstrekt voor het
doel waarvoor zij zijn verkregen, namelijk het tegengaan van witwassen en het financieren
van terrorisme. Verwerking of hergebruik van de gegevens met het oog op het commercieel
verhandelen van deze gegevens is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met de handhaving hiervan en zal optreden
bij oneigenlijk gebruik. Voorts heeft de Kamer van Koophandel ook het databankenrecht
op de gegevens in het handelsregister.
Met betrekking tot de zorgen over abonnementen van UBO-gegevens geldt dat deze niet
zullen worden aangeboden. Voorts zullen bulkleveringen niet plaatsvinden. UBO-gegevens
zullen uitsluitend worden verstrekt op basis van één-op-één bevragingen.
Bureau ICT toetsing (BIT)
In de brief wordt tot slot gevraagd naar het advies van Bureau ICT-toetsing. Dit advies alsmede de beleidsreactie heb ik op 5 november jl. naar uw Kamer
gestuurd (Kamerstuk 34 808, nr. 20).
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën