Brief regering : Uitvoering van de moties van de leden Van Helvert en Voordewind over etikettering voor producten uit alle bezette gebieden en de stempositie van Nederland in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op een aantal resoluties die betrekking hebben op Midden-Oosten vredesproces
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 475 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2019
Hierbij informeren wij u over de wijze waarop het kabinet uitvoering wil geven aan
de motie van het lid Van Helvert (Kamerstuk 35 300 V, nr. 24) en de gewijzigde motie van het lid Voordewind (Kamerstuk 35 300 V, nr. 42). Tevens wordt in deze brief ingegaan op het verzoek van uw Kamer om een nadere toelichting
op de Nederlandse stempositie op een aantal resoluties die betrekking hebben op het
Midden-Oosten Vredesproces.
De context
Beide moties hebben betrekking op de wijze waarop de EU en Nederland omgaan met Israëlische
nederzettingen in de gebieden die Israël sinds 1967 bezet. Nederland en de EU beschouwen
Israëlische nederzettingen in deze gebieden als strijdig met het internationaal recht
en een obstakel voor vrede. Als bezettende mogendheid heeft Israël geen soevereiniteit
over deze gebieden en Nederland en de EU beschouwen deze gebieden niet als een onderdeel
van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU zullen alleen wijzigingen accepteren
van de grenzen van 1967, inclusief in Jeruzalem, als deze overeengekomen zijn door
beide partijen.
Motie Voordewind
De motie verzoekt de regering, zich in EU-verband uit te spreken tegen ongelijke behandeling
ten aanzien van Israël en er in EU-verband actief voor te pleiten dat dergelijke regelgeving
alleen gaat gelden indien zij ook van toepassing is op alle andere bezette gebieden.
Herkomstaanduiding
De EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding is
algemeen van toepassing, ongeacht het land of gebied waar het product vandaan komt.
Er is geen uitzondering voor Israël of de door Israël bezette gebieden of voor welk
ander land of gebied dan ook. Indien een consument meent dat de herkomstaanduiding
op een product verkeerd is, ongeacht uit welk land of gebied het afkomstig is, kan
hij of zij een klacht indienen bij de Voedsel- en Warenautoriteit NVWA.
Naar aanleiding van vragen van consumenten en bedrijven over hoe EU-wetgeving inzake
herkomstaanduiding moet worden toegepast ten aanzien van producten afkomstig uit de
door Israël bezette gebieden en Israëlische nederzettingen in die gebieden, hebben
16 EU-lidstaten, waaronder Nederland, de Europese Commissie in 2015 gevraagd verduidelijking
te geven over toepassing van bestaande EU-wetgeving in dit specifieke geval.
Hierop heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven in de vorm van een interpretatieve
mededeling, die op 12 november 2015 is gepubliceerd en in Nederland is gebruikt bij
de handhaving1. Zie ook het antwoord op de Kamervragen van de leden Voordewind en Van der Staaij
(Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 203). Hiermee komt het kabinet Europese afspraken na en handelt de NVWA conform het Unierecht,
waarbij gebruik gemaakt wordt van de aanwijzingen uit de interpretatieve mededeling
van de Europese Commissie, zoals dat ook van andere Europese handhavingsautoriteiten
wordt gevraagd.
De extra uitleg die de Europese Commissie heeft gegeven betekent niet dat het desbetreffende
Unierecht voortaan alleen op Israël en de door Israël bezette gebieden van toepassing
zou zijn, maar helpt de specifieke vragen van consumenten over deze gebieden te beantwoorden
en stelt bedrijven in staat te voorkomen dat zij bij producten uit deze gebieden verkeerde
informatie zouden geven en hun verplichtingen op basis van het Unierecht zouden schenden.
In Frankrijk werd de rechter gevraagd zich uit te spreken over de rechtmatigheid van
een kennisgeving die het Franse Ministerie van Economische Zaken en Financiën aan
marktdeelnemers had gestuurd over de herkomstaanduiding van goederen uit de door Israël
bezette gebieden, onder verwijzing naar verordening 1169/11 (betreffende verstrekking
van voedselinformatie aan consumenten) en de interpretatieve mededeling van de Commissie.
De Franse rechter heeft vervolgens het Europese Hof in een prejudiciële vraag gevraagd
of Verordening 1169/2011 vereist dat specifiek vermeld wordt dat een levensmiddel
afkomstig is uit een door Israël bezet gebied of nederzetting binnen dat gebied.
In zijn uitspraak van 12 november heeft het EU Hof antwoord gegeven op deze prejudiciële
vraag.
Het Hof heeft verduidelijkt dat verordening onder het Unierecht Verordening 1169/2011
vereist dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel
wordt vermeld indien het weglaten daarvan de consument kan misleiden doordat bij hem
de indruk wordt gewekt dat dit levensmiddel een andere land van oorsprong of een andere
plaats van herkomst heeft dan zijn werkelijke land van oorsprong of zijn werkelijke
plaats van herkomst. Daarnaast mag de vermelding van de oorsprong of de herkomst op
dat levensmiddel niet misleidend zijn. In antwoord op de vraag van de Franse rechter
of Verordening 1169/2011 vereist dat specifiek vermeld wordt dat een levensmiddel
afkomstig is uit een door Israël bezet gebied of nederzetting binnen dat gebied heeft
het Hof verduidelijkt dat het Unierecht vereist dat op levensmiddelen die afkomstig
zijn uit een door Israël bezet gebied, dit gebied wordt vermeld en wanneer die levensmiddelen
afkomstig zijn uit een Israëlische nederzetting binnen dat gebied, daarnaast ook deze
herkomst moet worden vermeld.
Het Hof is van oordeel dat de omstandigheid dat een levensmiddel afkomstig is uit
een Israëlische nederzetting de aankoopbeslissingen van consumenten kan beïnvloeden.
Het weglaten van een dergelijke vermelding kan de consument daarom misleiden. Dit
is een juridisch bindende uitspraak, in lijn met het Nederlandse beleid van de afgelopen
jaren.
De Nederlandse regering heeft bij de behandeling van deze vraag schriftelijk haar
zienswijze kenbaar gemaakt bij het Hof.
Daarbij heeft de Nederlandse regering het standpunt ingebracht dat een herkomstaanduiding
op grond van het Unierecht correct moet zijn en de consument niet mag misleiden. Hoewel
deze prejudiciële vraag specifiek ging over herkomstaanduiding van producten uit door
Israël bezette gebieden, wees de Nederlandse regering erop dat voormelde EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding algemeen van
toepassing is, ongeacht het land of gebied waar het product vandaan komt.
Nederland heeft tevens toegelicht dat de interpretatieve mededeling geen nieuwe wet-
of regelgeving invoert. Daarbij heeft het kabinet benadrukt dat de interpretatieve
mededeling niet verdergaat dan reeds bestaande Europese regelgeving.
De Nederlandse regering heeft het Hof daarom in haar schriftelijke opmerkingen in
overweging gegeven om als antwoord op de vragen van de Franse rechter te antwoorden
dat:
Indien een herkomstaanduiding verplicht is op basis van EU-wetgeving, dan wel deze
aanduiding vrijwillig wordt verstrekt, het Unierecht ertoe verplicht dat de herkomstaanduiding
correct moet zijn en de consument niet mag misleiden. Volgens het kabinet vereist
het Unierecht in dat geval dat:
i. op een product afkomstig uit een door Israël bezet gebied, vermeld wordt dat dit product
afkomstig is uit een dergelijk gebied; en
ii. indien er sprake is van een product afkomstig uit een Israëlische nederzetting binnen
door Israël bezet gebied, dit tevens gepreciseerd dient te worden.
De uitspraak van het Hof is in lijn met staand kabinetsbeleid en de schriftelijke
opmerkingen die namens de Nederlandse regering in deze procedure zijn ingediend. De
inbreng van de Nederlandse regering sluit aan bij wat de motie van het lid Ten Broeke
(Kamerstuk 34 300 V, nr. 22) en nu ook de Motie Voordewind van het kabinet vraagt, dat Nederland in Europees
verband zich inzet voor niet-misleidende herkomstaanduiding, ongeacht waar een product
vandaan komt.
Uitvoering van de motie
Aangezien EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding
voor alle landen en gebieden geldt, is er geen sprake van ongelijke behandeling van
Israël en de door Israël bezette gebieden. Consumenten kunnen bij vermoeden van verkeerde
herkomstaanduiding een klacht indienen bij de NVWA. Daar is geen beperking op voor
welk land of gebied dan ook. Afzien van handhaving in het specifieke geval van de
door Israël bezette gebieden en nederzettingen binnen die gebieden zou bovendien ertoe
leiden dat Nederland in strijd zou handelen met haar Europeesrechtelijke verplichtingen.
In reactie op de motie zal het kabinet nogmaals bij de andere lidstaten en de Europese
Commissie vragen of er behoefte en noodzaak bestaat voor verdere toelichting hoe specifieke
etiketten voor andere landen of gebieden geformuleerd moeten worden en indien dat
het geval is, bepleiten dat soortgelijke verdere toelichting wordt gegeven. Het kabinet
heeft zelf geen verzoeken hiertoe ontvangen van consumenten of bedrijven. Het kabinet
zal de Kamer informeren over de uitkomst van deze consultaties.
Motie Van Helvert
De motie verzoekt de regering,
1. Om met EU-lidstaten alle mogelijke druk in te zetten om het geweld te laten stoppen;
2. Zich in te zetten voor een actievere rol van de EU inzake het Midden-Oosten Vredesproces
en daarbij onder meer Israël aan te spreken op de voortdurende uitbreiding van illegale
nederzettingen en de Palestijnen op het verdeelde politiek leiderschap en het uitblijven
van democratische verkiezingen;
3. Verzoekt de regering voorts, daarbij bovendien meer aandacht vanuit de EU te geven
aan een autonome economische ontwikkeling van de Palestijnse gebieden.
Geweld
Het uitblijven van een duurzame vrede leidt ertoe dat het conflict voortdurend slachtoffers
kost en Israëliërs noch Palestijnen in vrede en veiligheid kunnen leven. De recente
geweldsuitbarsting rond Gaza toont opnieuw aan dat een escalatie in korte tijd het
openbare leven voor miljoenen mensen in Israël en in Gaza kan platleggen. Uit cijfers
van de VN (UN OCHA) blijkt dat dit jaar, in de periode tot en met 11 november al 94
Palestijnen zijn gedood door het Israëlische leger, 9 Israëliërs door Palestijnen.
Onder de Palestijnse slachtoffers bevinden zich ook personen die volgens Israël lid
zijn van terroristische organisaties of waartegen, volgens Israël, dodelijk geweld
is gebruikt in reactie op geweldgebruik of dreigend geweldgebruik door die personen.
Nederzettingen
De voortdurende uitbreiding van nederzettingen door Israël, in weerwil van de internationale
kritiek, maakt de twee-statenoplossing in toenemende mate onmogelijk. Partijen stevenen
daardoor af op een een-staat realiteit, waarbij sprake is van ongelijke rechten en
kansen voor de verschillende bevolkingsgroepen. Uit onderzoek van de Wereldbank blijkt
dat de Palestijnse economie met 33% zou kunnen groeien als de Palestijnen volledige
zeggenschap en toegang zouden hebben tot Area C, het gebied waar de meeste nederzettingen
liggen. Uit onderzoek van B’Tselem blijkt dat 60% van de Area C niet toegankelijk
is voor Palestijnen om te ontwikkelen, omdat het is aangemerkt als natuurgebied, militair
oefenterrein of «state land», of is toegewezen aan nederzettingen of omdat het achter
de afscheidingsbarrière ligt, waardoor Palestijnen maar zeer beperkt toegang hebben.
In de overige 40% hebben Palestijnen maar zeer beperkte mogelijkheden voor ontwikkeling.
Volgens B’Tselem heeft Israël in maar 1% van Area C ruimtelijke ordeningsplannen goedgekeurd
voor Palestijnen.
Nederland en de EU spreken Israël aan op het nederzettingenbeleid en geven uitvoering
aan de oproep in Resolutie 2334 van de VN Veiligheidsraad (2016) om onderscheid te
maken tussen Israël en de gebieden die Israël sinds 1967 bezet. Zoals ook gezegd in
reactie op de Kamervragen van de leden Van den Hul en Moorbach (Aanhangsel Handelingen
II 2018/19, nr. 1827) is het kabinet van mening dat dit onderscheid consequent gemaakt moet worden.
Deze resolutie bevestigde nogmaals de strijdigheid van nederzettingen onder het internationaal
recht en riep Israël op het nederzettingenbeleid te staken. Deze resolutie riep tevens
beide partijen op opruiende retoriek te staken.
Nederland en de EU spreken Israël aan op alle negatieve gevolgen van het nederzettingenbeleid
voor de Palestijnen, zoals de sloop van Palestijnse huizen en gebouwen, onteigening
van land, beperkingen op het verkeer van personen en goederen, de beperkingen op het
gebruik van de natuurlijke hulpbronnen.
Palestijnse verdeeldheid
De Palestijnse verdeeldheid wordt met de jaren dieper. Sinds 2007 bestuurt Hamas Gaza,
en de Palestijnse Autoriteit de Westoever. De democratische legitimiteit van het leiderschap
is beperkt. President Abbas won de presidentsverkiezingen in 2005, zijn termijn zou
moeten zijn afgelopen in 2009. De laatste verkiezingen voor de Palestinian Legislative Council (PLC, parlement van de PA) werden gehouden in 2006. De termijn van dat parlement
zou in 2010 verstreken moeten zijn, maar de PLC kwam al sinds 2007 niet meer bij elkaar
door de tegenstellingen tussen Fatah en Hamas. Wel zijn er gemeenteraadsverkiezingen
gehouden in de Westelijke Jordaanoever. Helaas slaagden Fatah en Hamas er niet in
hun tegenstellingen te overbruggen en konden deze niet in Gaza plaatsvinden. Bovendien
is de uitkomst maar beperkt representatief omdat Hamas niet mee deed aan deze verkiezingen.
Deze verdeeldheid ondermijnt de geloofwaardigheid van de Palestijnse leiders naar
de eigen bevolking en roept ook de vraag op in welke mate een Palestijnse onderhandelaar
in het vredesproces daadwerkelijk namens het gehele Palestijnse volk spreekt. Een
einde aan de verdeeldheid is daarom van groot belang. Nederland en de Europese Unie verwelkomen de pogingen
van Egypte om te bemiddelen tussen de Palestijnse partijen en de aankondiging van
president Abbas om opnieuw verkiezingen te houden. Vanwege het belang van verkiezingen
ondersteunen de EU en diverse lidstaten de Palestijnse Kiescommissie. In gesprekken
met de Palestijnse Autoriteit dringen Nederland en de EU aan op het houden van geloofwaardige
verkiezingen in de Palestijnse gebieden, inclusief Gaza en Oost-Jeruzalem. Nederland
heeft in reactie op de aankondiging van President Abbas in Europees verband gepleit
voor een waarnemersmissie voor de verkiezingen.
Palestijnse economie
De Palestijnse economie verkeert in een impasse. Het Palestijnse Bruto Nationaal Product
kromp met 1% in het eerste kwartaal van 2019, in vergelijking met het laatste kwartaal
van 2018. Werkeloosheid is 26% in de Palestijnse Gebieden, waarbij deze in Gaza zelfs
43% is. Nederland zet zich in voor economische ontwikkeling in de Palestijnse gebieden
via ontwikkelingssamenwerking, met bijvoorbeeld een bijdrage van EUR 12,5 mln. voor private
sectorontwikkeling, inclusief water en energie. Daarnaast wordt ook uit centrale middelen
bijgedragen, bijvoorbeeld voor ondersteuning van het bedrijfsleven. Economische ontwikkeling
en landbouw is een van de pilaren van de gezamenlijke EU-inzet voor de Palestijnse
ontwikkeling. De EU coördineert de gezamenlijke inzet van donoren voor economische
ontwikkeling en heeft voor economische ontwikkeling een indicatief budget van EUR
78 tot 95 mln. begroot voor de periode 2017–2020. In dezelfde periode heeft de EU
daarnaast nog EUR 100 tot 122 mln. begroot voor toegang tot water en energie.2
Naast de financiële bijdrage zetten Nederland en de EU zich ook in voor de ontwikkeling
van de Palestijnse economie door middel van politieke dialoog en innovatieve oplossingen
die bepaalde restricties wegnemen. Bijvoorbeeld door de trilaterale expertgroepen
die Nederland organiseert met Israël, de Palestijnse Autoriteit en Nederlandse experts
over water, energie en grensovergangen. Mede dankzij de Nederlandse scanners bij Gaza
is de uitvoer van goederen uit Gaza gestegen van 19 vrachtwagens per maand in 2014
naar 222 vrachtwagens per maand dit jaar. Bij de overgang naar Jordanië is de controletijd
voor vrachtwagens drastisch verminderd door de Nederlandse scanner en het aantal vrachtwagens
dat jaarlijks passeert dit jaar gestegen naar ruim 70.000, in vergelijking met ongeveer
30.000 in 2014.
Uitvoering motie
Nederland zal zich nationaal en EU verband krachtig blijven uitspreken tegen het nederzettingenbeleid
en doorgaan met het maken van onderscheid tussen Israël en de door Israël bezette
gebieden. Nederland zal bij de Palestijnse Autoriteit blijven aandringen op het houden
van verkiezingen en de noodzaak van het verenigen van Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
Bij Israël zal Nederland tegelijkertijd aandringen op het faciliteren van deelname
van de Palestijnen in Oost-Jeruzalem aan de Palestijnse verkiezingen.
Teneinde de Palestijnse economie te stimuleren zal Nederland doorgaan met de steun
via het ontwikkelingsprogramma en de constructieve gesprekken die in trilateraal verband
gehouden worden. Het kabinet is tevens voornemens om bij de volgende bilaterale fora
met Israël en de Palestijnse gebieden een bedrijvendelegatie mee te nemen. De planning
van de fora hangt overigens mede af van de ontwikkelingen in de Israëlische politiek.
Zolang de formatie nog duurt kan er met Israël nog geen afspraken gemaakt kunnen worden
over de wijze en het moment waarop het forum met Israël gaat plaatsvinden.
Nederlandse stempositie op een aantal resoluties in de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties
In reactie op het verzoek van uw Kamer wordt in deze brief tevens de Nederlandse stempositie
op een achttal resoluties in de Algemene Vergadering toegelicht.
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat de Nederlandse onderhandelingsinzet vooraf
door de betreffende ministers wordt vastgesteld, dat gedurende het onderhandelingsproces
de voortgang gerapporteerd wordt aan de verantwoordelijke ministers en dat de definitieve
stemposities door de verantwoordelijke ministers worden bepaald.
Ieder jaar wordt in de Algemene Vergadering een aantal resoluties ingediend die betrekking
hebben op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). De EU onderhandelt als groep, op
basis van de wensen van alle 28 EU lidstaten met de Palestijnse Autoriteit over deze
resoluties. Daarnaast worden er ook resoluties ingediend die betrekking hebben op
de door Israël bezette Syrische Golan, en Libanon. Op basis van het bereikte onderhandelingsresultaat
beslist iedere lidstaat over diens stempositie.
Nederland beoordeelt deze resoluties op basis van het regeerakkoord, waarin de inzet
op het MOVP is vastgelegd, het EU-beleid voor het MOVP zoals onder meer verwoord in
Raadsconclusies en internationaal recht. Onderdeel van het Nederlandse beleid is het
tegengaan van disproportionele aandacht voor één lidstaat van de Verenigde Naties,
conform motie van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44). De basis van het MOVP-beleid is dat Nederland zich inzet voor het behoud en verwezenlijking
van de twee-statenoplossing. Nederland werkt hierbij nauw samen met de EU. Deze Europese
samenwerking vergroot de impact van de Nederlandse inzet. Deel van de inzet is behoud
van de brede internationale consensus over hoe de oplossing eruit zou moeten zien.
Dat is des te belangrijker nu eenzijdige stappen van sommige landen deze consensus
gebaseerd op het internationaal recht negeert. Tegelijk is het kabinet van mening
dat er nu disproportionele aandacht is voor het MOVP in de VN, maar er ook ruimte
moet blijven voor gerechtvaardigde kritiek op het handelen van alle partijen.
Het kabinet beoordeelt iedere resolutie op zijn merites. In de onderhandelingen over
de resoluties die dit jaar zijn ingebracht heeft Nederland wederom ingezet op het
verminderen van het aantal resoluties. Dat heeft ertoe geleid dat er dit jaar een
MOVP resolutie minder zal zijn. Nederland heeft zich ook, zoals gebruikelijk, ingezet
voor verbeteringen van de inhoud van de overige resoluties, zodat de ontwikkelingen
van het afgelopen jaar feitelijk en correct weergegeven zijn. Mede dankzij die inzet
staat er in een van de reeds aangenomen resoluties een veroordeling van raketbeschietingen
en terrorisme opgenomen.
Nederland en gelijkgezinde EU lidstaten hebben nadrukkelijk geprobeerd de bewoordingen
over de heilige plaatsen en Jeruzalem beter te maken. Sinds 2015 wordt in sommige
van de resoluties gesproken over Haram al-Sharif, zonder ook de joodse naam Tempelberg
hieraan toe te voegen. Hoewel er nog nooit in een resolutie in de Algemene Vergadering
of de Veiligheidsraad gesproken is over Tempelberg, vinden Nederland en de EU dit
een belangrijk punt, omdat met betere bewoordingen meer recht gedaan wordt aan de
historische, religieuze en culturele connectie van alle drie de monotheïstische religies
met deze bijzondere plaats. Vanwege dit belang is in de resolutie van 15 november,
waarin gesproken werd over Haram al-Sharif, op initiatief van Nederland en de EU,
een paragraaf opgenomen die het belang van Jeruzalem en de Heilige Plaatsen voor deze
religies onderstreept. Dat was voorheen niet het geval in deze specifieke resolutie.
De EU heeft tevens een stemverklaring afgelegd waarin het belang van opname Tempelberg
nogmaals nadrukkelijk werd onderstreept.
Het kabinet heeft kennisgenomen van de kritiek op de bewoordingen in de resolutie
waarin alleen gesproken werd over de Haram al-Sharif en deelt de overtuiging dat een
andere bewoording beter zou zijn geweest. De betreffende resolutie bevat een breed
scala aan onderwerpen, zoals het belang van toestaan van handel tussen Gaza en de
Westoever waar uw Kamer ook voor pleit (zie ook verslag van het Algemeen Overleg d.d.
19 april 2018 met Kamerstuk 23 432, nr. 448 en Kamerbrief van 16 juli 2018, met Kamerstuk 23 432, nr. 470). Daarnaast roept de resolutie op tot een einde aan sloop van Palestijnse huizen
en gebouwen, wat ook door uw Kamer gevraagd wordt (zie bijvoorbeeld ook de antwoorden
op Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Van Helvert, d.d. 27 juni 2018, Aanhangsel
Handelingen II 2017/18, nr. 2560 en van het lid Karabulut, d.d. 19 augustus jl., Aanhangsel Handelingen II 2018/19,
nr. 3609). Verder herhaalt de resolutie onder meer dat Israëlische maatregelen in Oost-Jeruzalem
die in strijd met het humanitair oorlogsrecht en de relevante resoluties van de VN
Veiligheidsraad zijn genomen, onrechtmatig zijn, wat aansluit bij de positie van het
kabinet over Jeruzalem (zie Kamerstuk 23 432, nr. 444).
Omdat deze resolutie veel elementen van het MOVP-beleid bevat die overeenkomen met
de Nederlandse inzet, heeft Nederland, net als de rest van de gehele EU voor deze
resolutie gestemd.
Vier van de aangenomen resoluties hebben betrekking op UNRWA en de Palestijnse vluchtelingen.
Met de aanname van deze resoluties is het mandaat van UNRWA opnieuw verlengd met drie
jaar. De gehele EU heeft voor aanname van deze resoluties gestemd. Bij de Nederlandse
afweging is het belang dat het kabinet hecht aan de hulpverlening die UNRWA biedt
voor de humanitaire situatie op de grond en stabiliteit in de regio.
De EU heeft zeven van de acht behandelde resoluties unaniem gesteund. Op een resolutie
heeft de EU gezamenlijk onthouden. De stempositie, op de nog in stemming te brengen
resoluties, zal bepaald worden op basis van de uitkomst van de nog lopende, vertrouwelijke,
onderhandelingen binnen de EU en met de Palestijnse Autoriteit. Nederland consulteert
daarbij ook andere relevante partners zoals de Verenigde Staten en Israël.
Het verminderen van het aantal resoluties vergt een lange termijn inzet, vanwege het
politieke belang dat de Palestijnse Autoriteit hecht aan de internationale aandacht
voor het conflict, en de realiteit waarbij door ontwikkelingen op de grond of internationaal
een afbouw van een resolutie dan als een verkeerd signaal kan worden opgevat. Nederland
kan door zich kritisch maar constructief op te stellen medestanders vinden voor deze
inzet en concrete resultaten boeken.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking