Brief regering : Kabinetsreactie op de Sociale Staat van Nederland 2019
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
29 689 Herziening Zorgstelsel
29 544 Arbeidsmarktbeleid
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 501 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2019
Inleiding
In de Sociale Staat van Nederland schetst het SCP elke twee jaar1 een uitgebreid beeld van onze samenleving, met daarin onder andere aandacht voor
maatschappelijke opvattingen, onze economie, het onderwijs en andere aspecten die
het maatschappelijk welzijn beïnvloeden. Daarnaast staat in elke editie een verdiepend
thema centraal. In de editie van 2019 gaat het SCP nader in op de objectieve leefkwaliteit
en de subjectieve levenstevredenheid van mensen – respectievelijk hoe het feitelijk
gaat met Nederlanders en hoe mensen zelf vinden dat het gaat. Met deze brief reageert
het kabinet op de bevindingen van het SCP.2
In algemene zin gaat het goed met de kwaliteit van leven. Zo concludeert het SCP dat
de Nederlandse kwaliteit van leven in vergelijking met andere Europese landen hoog
is. Volgens het World Happiness Report behoort Nederland zelfs tot de gelukkigste
vijf landen van de wereld.3 Tegelijkertijd concludeert het SCP dat er achterblijvers zijn: sommige mensen kunnen
meekomen in een veranderende wereld of profiteren daar juist van; maar andere mensen
kunnen niet aanhaken of raken hun aansluiting juist kwijt.
Dat veel mensen achterblijven – of zich zorgen maken over achterblijven – is een ontwikkeling
die het kabinet zorgen baart. De verschillen tussen groepen die het SCP beschrijft
hebben een belangrijke plek gekregen in het Regeerakkoord. Daarin is benoemd dat we
het als Nederland gemiddeld goed doen, vergeleken met andere landen, maar dat te veel
mensen dat zelf nog niet zo ervaren. Te veel mensen hebben het gevoel dat de overheid
er niet voor hen is, blijkt ook uit protesten van de laatste maanden.
In de kabinetsreactie op de vorige editie «de Sociale Staat van Nederland 2017» heeft
het kabinet daarop gereflecteerd. In die brief is uiteengezet hoe het kabinet aankijkt
tegen verschillen tussen groepen in de samenleving en hoe het kabinet die ontwikkeling
tegemoet treedt.4 Deze brief over het rapport van 2019 neemt daarom de eerdere brief over de Sociale
Staat van Nederland 2017 als uitgangspunt.
Leeswijzer
De brief vervolgt met een samenvatting van de bevindingen uit het rapport. Hierna
volgt een appreciatie. Daarna gaat de brief in op het handelingsperspectief dat het
kabinet op deze thema’s ziet, onderverdeeld in vier thema’s: de kans om je te ontwikkelen,
de kans op goed werk, de kans op invloed en – nieuw in vergelijking met de vorige
brief – de kans op een goede woning.
Het rapport
In «de Sociale Staat van Nederland» beschrijft het SCP de leefsituatie van de Nederlandse
bevolking. Het SCP gebruikt hiervoor kerncijfers die onder andere gaan over onderwijs,
arbeid, inkomen, zorg, vrijetijdsbesteding, maatschappelijke participatie, veiligheid,
huisvesting en woonomgeving.
Uit de Sociale Staat van Nederland 2019 blijkt dat de objectieve en subjectieve kwaliteit
van leven gemiddeld hoog is, maar de afgelopen tien jaren niet is toegenomen. De leefsituatie-index,
die een samenvattend inzicht geeft over de objectieve kwaliteit van leven van de bevolking5, verbeterde tussen 2008 en 2010, maar verslechterde van 2010 tot 2012. Daarna bleef
de leefsituatie-index gelijk aan het niveau van 2008. Ook de subjectieve kwaliteit
van leven is ongeveer gelijk gebleven. Nederlanders geven hun leven gemiddeld een
rapportcijfer van 7,8. In 2008 was dit 7,9. Het beeld over de laatste tien jaar verschilt
van het beeld over de laatste 25 jaar, zoals dat geschetst werd in de Sociale Staat
van Nederland 2017. Daaruit bleek dat de kwaliteit van leven in de voorgaande 25 jaren
is gestegen. Op vrijwel alle terreinen is sinds 1990 vooruitgang geboekt. Zo is de
levensverwachting, het opleidingsniveau, de arbeidsparticipatie en het besteedbaar
inkomen sterk toegenomen.
Achter de hoge gemiddelden gaan grote verschillen schuil. Wat betreft de objectieve
kwaliteit van leven zijn er verschillen naar inkomen, opleiding en leeftijd. Mensen
met een hoog inkomen of een hogere opleiding hebben een betere leefsituatie dan mensen
met een laag inkomen of een lagere opleiding. Daarnaast hebben jongeren gemiddeld
een betere leefsituatie dan ouderen. Gelukkig hebben 65-plussers een inhaalslag gemaakt.
Het beeld over deze verschillen is vergelijkbaar met het beeld dat in de Sociale Staat
van Nederland 2017 werd geschetst.
Er zijn ook verschillen voor wat betreft de subjectieve kwaliteit van leven. Hoewel
het gemiddelde rapportcijfer gelijk is gebleven, geeft een groter gedeelte van de
Nederlandse bevolking aan zeer ontevreden of juist zeer tevreden te zijn met het leven.
Het aandeel Nederlanders dat het leven een rapportcijfer van 6 of lager geeft is in
tien jaar gestegen van 9% naar 13%. Het aandeel Nederlanders dat het leven een rapportcijfer
van 9 of hoger geeft is van 26% naar 28% gestegen. Ook dit beeld is vergelijkbaar
met de Sociale Staat van Nederland 2017.
De verschillen concentreren zich in bepaalde delen van de samenleving. Het SCP heeft
in deze editie van de Sociale Staat van Nederland de relatie tussen de objectieve
en subjectieve kwaliteit van leven onderzocht. Het blijkt dat het met een ruime meerderheid
(85%) objectief en subjectief gezien niet opvallend goed of slecht gaat. Met 9% gaat
het juist zeer goed, zowel in objectieve als in subjectieve zin. Daar staat tegenover
dat het met 3% van de bevolking zeer slecht gaat. Deze groep bestaat uit mensen die
over weinig hulpbronnen beschikken (zoals inkomen, arbeid, opleiding, gezondheid,
een sociaal netwerk of vaardigheden) en deze groep is over het algemeen pessimistisch
over hun kansen en mogelijkheden.
De Sociale Staat van Nederland 2019 signaleert ten slotte drie maatschappelijke vraagstukken
die de komende jaren aandacht vragen van onderzoek en beleid. Groeiende onzekerheid en zorgen over de toekomst zijn volgens het SCP een gevolg van veranderingen van bijvoorbeeld de verzorgingsstaat,
arbeidsmarkt en woningmarkt, die oude zekerheden aantasten. Blijvende kansongelijkheid voor de kwaliteit van leven is volgens het SCP een uitdaging, omdat verschillen tussen groepen zoals lager- en
hogeropgeleiden, hoge en lage inkomensgroepen en tussen chronisch zieken en gezonde
personen de laatste jaren niet zijn afgenomen. Tot slot signaleert het SCP toenemende gepercipieerde sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede of, anders gezegd, dat mensen zich zorgen maken over de manier waarop we met elkaar
omgaan, over asociaal gedrag en groeiende onverdraagzaamheid.
Appreciatie
De Sociale Staat van Nederland 2019 sluit aan bij een breed gevoelde zorg over de
scheidslijnen binnen onze samenleving. De samenleving verandert steeds sneller, onder
meer door de invloed van globalisering, technologische vooruitgang en flexibilisering.
De voordelen van deze ontwikkelingen zijn bekend: nieuwe banen, producten en applicaties
die ons leven makkelijker maken en zelfs meer producten in de supermarkt en via internet.
Maar er bestaan ook substantiële nadelen: mensen verliezen hun baan, herkennen hun
buurt niet meer of vinden lastiger aansluiting doordat ze hun weg niet kunnen vinden
op digitale kanalen. Dit draagt bij aan de groeiende onzekerheid en zorgen over de
toekomst die het SCP in zijn rapport benoemt. Want ook mensen met wie het nu goed
gaat, maken zich zorgen over hoe deze ontwikkelingen hen in de toekomst raken.
De voor- en nadelen van al deze ontwikkelingen zijn bovendien niet gelijk verdeeld.
Want hoewel iedereen door ontwikkelingen als globalisering, technologische vooruitgang
en flexibilisering wordt geraakt, komen veel nadelen steeds terecht bij dezelfde groepen.
Mensen met een slechte gezondheid hebben bijvoorbeeld vaker slechtere contracten,
vinden moeilijker een nieuwe baan, en beschikken over minder buffer om tegenslagen
op te vangen. En aan de andere kant komen ook de voordelen vaak bij dezelfde mensen
terecht: mensen die een goede positie hebben op de arbeidsmarkt zijn bijvoorbeeld
vaker gezond, hebben meer digitale vaardigheden, en hebben een beter netwerk. Waar
in sommige delen van de samenleving sprake is van een opstapeling van kansen, ontstaat
in andere delen een opstapeling van risico’s – de blijvende kansenongelijkheid waar
het SCP voor waarschuwt. Het gevolg is dat scheidslijnen in de samenleving dieper
dreigen te worden: achterstanden stapelen zich op en voorsprongen worden groter. En
dat is niet een alleen een individueel probleem, want als veel mensen achterblijven,
verliezen we allemaal.
Deze ontwikkelingen baren het kabinet zorgen. De ambitie om te bouwen aan een samenleving
waarin mensen zich zeker voelen en vertrouwen in de toekomst kunnen hebben, was daarom
een uitgangspunt voor het Regeerakkoord en een belangrijk thema in de recente Troonrede.
Hoewel we in dit land veel hebben om dankbaar te zijn, voelen teveel mensen die zekerheid
en dat vertrouwen nu niet. Zij hebben bijvoorbeeld het gevoel stil te staan terwijl
de rest van de wereld doorgaat, voelen zich niet serieus genomen door de politiek,
of voelen zich benadeeld door een onpersoonlijke overheid.
De laatste maanden hebben we genoeg voorbeelden gezien die onderstrepen dat onderhoud
aan de randvoorwaarden van de overheid noodzakelijk is. Ophef over de aanpak van de
stikstofproblematiek hebben het kabinet niet alleen voor een enorm complex inhoudelijk
vraagstuk gesteld, maar ook benadrukt dat sommige groepen er weinig vertrouwen in
hebben dat de overheid en haar instituties ook voor hun belangen opkomt. Fouten bij
overheidsdienstverleners als het UWV en de Belastingdienst zijn schadelijk voor publiek
vertrouwen in de overheid, juist omdat dat de plekken zijn waar mensen met de overheid
in contact komen. En de laffe moord op advocaat Derk Wiersum heeft op tragische wijze
laten zien dat ondermijnende criminaliteit een acute dreiging is voor onze democratische
rechtstaat.
Het herstellen van zekerheid en vertrouwen begint met het geven van kansen aan mensen
om hun leven naar eigen inzicht in te vullen. Ook het SCP bevestigt dat het gevoel
regie te hebben over het eigen leven verband houdt met zowel de objectieve leefkwaliteit
als de subjectieve levenservaring van mensen. In de kabinetsreactie op de vorige Sociale
Staat van Nederland heeft het kabinet daartoe een driedelige agenda uiteengezet. In
deze kabinetsreactie komen de belangrijkste ontwikkelingen op diezelfde thema’s aan
bod.
1. De kans om jezelf te ontwikkelen. Dat betekent de kans op een goede start, maar ook
om ondersteuning om te blijven leren tijdens ons leven en om ook vaardigheden op te
doen die we buiten de werkvloer nodig hebben.
2. De kans op goed werk. Dat betekent het verbeteren van balans op de arbeidsmarkt, maar
ook maatregelen op het gebied van gelijke kansen naar etniciteit en gender.
3. De kans op invloed. Dat betekent het versterken van de democratische rechtstaat, het
aanpassen van onze beleidspraktijk op de leefwereld van mensen en het tegengaan van
ondermijnende krachten zoals radicalisering en extremisme.
Daarnaast is in deze brief een nieuw thema opgenomen: de woningmarkt. De laatste twee
jaar is de krapte op de woningmarkt toegenomen, met gevolgen voor de leefsituatie
van mensen. Het kabinet onderneemt actie om die krapte aan te pakken.
4. De kans op een goede woning. Dat betekent een prettige leefomgeving en een betaalbare
woning die bij je past.
Het verdient daarnaast vermelding dat maatschappelijke samenhang als thema ook betrokken
wordt bij de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd6. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de kennis en expertise van onder andere het
SCP op dit thema.
1. De kans om jezelf te ontwikkelen
Het SCP constateert dat de Nederlandse bevolking steeds beter opgeleid is. Nederland
doet het ook in vergelijking met andere Europese landen goed. In Europa is het aandeel
jongvolwassenen (30–34 jaar) met een hoog opleidingsniveau tussen 2008 en 2018 gestegen
van 31% naar bijna 41% en in Nederland van 40% naar ruim 49%. Maar in de vorige kabinetsreactie
heeft het kabinet aangegeven dat ook wij voor uitdagingen staan. Het kabinet wil dat
iedereen een eerlijke kans krijgt zich te ontwikkelen. Eigen inzet en talenten van
kinderen moeten leidend zijn voor de onderwijsloopbanen van kinderen, niet achtergrond
of opleidingsniveau van hun ouders. Dat stelt iedereen in staat wat van zijn leven
te maken, maar maakt mensen bijvoorbeeld ook weerbaarder bij tegenslag en voorkomt
criminaliteit onder kwetsbare jongeren.
Het is belangrijk dat we zover mogelijk een gelijke start krijgen, maar ook dat ontwikkeling
later in het leven mogelijk blijft om eventuele tegenslagen op te kunnen vangen. Dat
betekent niet alleen dat we onszelf blijven ontwikkelen om duurzaam inzetbaar te zijn,
maar ook mensen in staat stellen om vaardigheden te ontwikkelen die ze buiten de werkvloer
nodig hebben. Bijvoorbeeld om langer gezond te blijven of om kennis te hebben van
onze cultuur.
Een goede start
Gebleken is dat vroege interventie om achterstanden te bestrijden loont. Daarom heeft
dit kabinet fors geïnvesteerd in de versterking van voorschoolse educatie en in het
onderwijsachterstandenbeleid van basisscholen. Er is € 170 miljoen extra beschikbaar
gesteld voor de verhoging van de kwaliteit en intensiteit van voorschoolse educatie.
Overgangen in het onderwijs mogen geen onnodige belemmeringen voor leerlingen en studenten
opwerpen. Met verschillende maatregelen worden belemmeringen weggenomen, bijvoorbeeld
door de introductie van een doorstroomrechten vmbo/havo en havo/vwo. Het wetsvoorstel
Wet gelijke kans op doorstroom naar vmbo/havo is bij uw Kamer ingediend. Een wetsvoorstel
over het doorstroomrecht havo/vwo is in voorbereiding.7
Voor de kansen op de arbeidsmarkt is het belangrijk dat iedereen een startkwalificatie
haalt. Het aantal jongeren dat zonder een havo-, vwo- of ten minste een mbo-2-diploma
de school verlaat, is de afgelopen tien jaar sterk gedaald. De laatste twee jaren
stijgt dit aantal echter weer licht. In het schooljaar 2017/»18 stroomden ongeveer
25.000 jongeren voortijdig uit het onderwijs. Dat waren er ruim 1.800 meer dan het
jaar daarvoor. Met het mbo, vo en gemeenten wordt vanaf schooljaar 2020/2021 met een
nieuwe ronde regionale afspraken voor de duur van vier jaar gestart om voortijdig
schoolverlaten tegen te gaan.
Het SCP wijst op de signalen werkdruk en stress bij onderwijzend personeel. Het onderwijs
is een sector waar werknemers relatief tevreden zijn met het werk, maar de burn-out
klachten tegelijk groot zijn. Het risico op burn-out is, op de horecasector na, in
het onderwijs het hoogst.
Het kabinet deelt de zorgen over oplopende werkdruk in het onderwijs. Voor het schooljaar
2019–2020 is er 333,5 miljoen beschikbaar om de werkdruk tegen te gaan, oplopend tot
430 miljoen euro per jaar. Met dit geld kunnen scholen bijvoorbeeld onderwijsassistenten,
conciërges en vakleerkrachten aannemen. De teams op scholen hebben zelf bepaald waar
zij behoefte aan hebben in het verlagen van de werkdruk. De eerste positieve effecten
zijn inmiddels zichtbaar. Er zijn 3.000 fulltime werknemers (fte) bijgekomen in het
primair onderwijs. Het gaat daarbij vooral om onderwijsondersteunend personeel. In
het met de onderwijspartijen recent afgesloten convenant investeert het kabinet 460 miljoen
euro extra voor de aanpak van het personeelstekort in het onderwijs. Onderdeel van
dit convenant is dat er 97 miljoen euro naar voren wordt gehaald om de werkdruk voor
leraren en schoolleiders in het primair onderwijs te verminderen.
Het maken van een goede start is, ten slotte, niet alleen afhankelijk van goed onderwijs,
maar ook van een goede thuissituatie. Schulden van ouders kunnen ervoor zorgen dat
kinderen op achterstand komen. Met het Actieplan Brede Schuldenaanpak zet het kabinet
zich, in samenwerking met onder andere gemeenten, in voor een goede samenwerking bij
de aanpak van schulden, het verbeteren van gegevensuitwisseling om de schuldenaar
te ontzorgen, de zekerheid van een solide bestaansminimum voor mensen met schulden
en, in algemenere zin, verbetering van de dienstverlening8. Om kinderarmoede te bestrijden zet het kabinet onder andere in op het lonender maken
van werken voor ouders met een laag inkomen, het ondersteunen van gemeenten bij het
vormgeven van hun armoedebeleid en het in beeld brengen en verspreiden van goede voorbeelden
van armoedebestrijding9.
Ontwikkelen als weg naar beter werk
We werken langer door en kennis en vaardigheden raken op de arbeidsmarkt sneller verouderd.
Scholing tijdens het werkende leven wint daarom alleen maar aan belang. Het kabinet
helpt mensen de regie te pakken over hun ontwikkeling door duidelijkheid te bieden
aan private partijen over de fiscale behandeling van individuele leer- en ontwikkelbudgetten.
Daarnaast heeft het kabinet het STAP-budget geïntroduceerd om mensen financieel te
ondersteunen bij hun duurzame inzetbaarheid. Het kabinet investeert bovendien extra
in de aanpak van laaggeletterdheid om volwassenen die moeite hebben met taal, rekenen
of digitale vaardigheden beter te ondersteunen.10 Om het makkelijker te maken om eigen regie te pakken, wil het kabinet bovendien inzichtelijker
maken welke scholingsmogelijkheden iemand heeft, ook in financieel opzicht. Hiervoor
is een verkenner aangesteld die de haalbaarheid hiervan onderzoekt. Verder lopen er
regionale pilots die aanknopingspunten moeten opleveren om te komen tot verbeteringen
in de ondersteuning van werkenden, werkzoekenden en werkgevers. Ook is er gericht
aandacht voor het stimuleren van een leven lang ontwikkelen in het mkb en in de landbouw-,
horeca- en recreatiesector, waarvoor een subsidieregeling in de maak is. Het kabinet
werkt daarnaast ook actief aan het flexibeler en aantrekkelijker maken van het opleidingsaanbod,
zodat een opleiding ook goed te combineren is met werk en privéleven.
Aandacht voor een brede ontwikkeling
Het SCP benadrukt ook in deze publicatie11 het belang van verschillende soorten hulpbronnen, waar mensen in verschillende mate
over beschikken. Het gaat daarbij niet alleen om een opleiding of vermogen, maar ook
om bijvoorbeeld een goede gezondheid, sociale vaardigheden en mentale weerbaarheid.
Hulpbronnen die allemaal bijdragen aan de mate waarin iemand regie heeft over het
eigen leven. Omdat die hulpbronnen divers zijn, moet onze aandacht voor ontwikkeling
dat ook zijn.
Het kabinet zet daarom in op het verkleinen van gezondheidsachterstanden. In november
2018 heeft de Staatssecretaris van VWS daarom met ruim zeventig partijen het Nationaal
Preventieakkoord gesloten. Dit akkoord bevat gezamenlijke ambities en maatregelen
om roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik terug te dringen. Met name roken
en overgewicht en de daarmee samenhangende ziektelast komen vaker voor bij de groep
mensen met een praktische opleiding en laag inkomen. Maatregelen zoals de verhoging
van de tabaksaccijns zullen daarom met name tot gezondheidswinst leiden bij groepen
met het grootste gezondheidspotentieel. Om resultaten te bereiken is tevens actie
nodig op de achterliggende problematiek, zoals armoede en werkgelegenheid, en op een
gezonde fysieke leefomgeving. Gemeenten richten zich met lokale afspraken juist op
de verbinding tussen gezondheid, omgeving en achterliggende problematiek. Ook met
andere programma’s van VWS wordt specifiek ingezet op mensen die te maken hebben met
gezondheidsachterstanden, zoals Gezond in de stad, Kansrijke start of Eén tegen eenzaamheid.
Ook mentale weerbaarheid is een belangrijke hulpbron. De laatste jaren is er, gelukkig,
steeds meer aandacht voor de sociale inclusie van mensen met psychische aandoeningen.
Met het Meerjarenprogramma depressiepreventie wordt via een levensloopbenadering van
de hoogrisicogroepen per risicogroep een keten gevormd van signaleren, bespreken,
verwijzen/toeleiden en uitvoeren van interventies voor depressiepreventie. In 2018
is gestart met de campagne »Hey! Het is oké» om depressie beter bespreekbaar te maken.
In 2019 is deze campagne verbreed met de angst en -paniekstoornissen. Inmiddels is
het de inzet om breed psychische klachten beter bespreekbaar te maken, te normaliseren
en het zelfstigma te bestrijden. De Ministeries van VWS en van SZW werken samen om
de arbeidsparticipatie van mensen met psychische aandoeningen te vergroten. Daarnaast
besteedt OCW aandacht aan signalen dat er onder leerlingen en studenten sprake is
van toenemende prestatiedruk, met mogelijk gevolgen voor mentale gezondheid. Om een
landelijk beeld van de mentale gezondheid van studenten te krijgen en om inzicht te
krijgen in welke factoren hierbij een rol spelen, heeft het RIVM de opdracht van het
Ministerie van OCW gekregen een grootschalige, kwantitatieve nulmeting uit te voeren
naar de mentale gezondheid van studenten in het hoger onderwijs. De resultaten hiervan
worden eind 2020 verwacht.
Cultuur helpt ons te verhouden tot elkaar, ons verleden en onze toekomst. Cultuur
is voor iedereen in Nederland. Het raakt je, zet aan tot denken en verbindt. Cultuur
prikkelt de verbeelding en helpt je in te leven in de wereld van een ander. Samen
cultuur beleven schept een band. Negen op de tien Nederlanders van zes jaar en ouder
bezoeken jaarlijks ten minste één keer een culturele voorstelling, tentoonstelling,
evenement of instelling. Meer dan zes op de tien Nederlanders van twaalf jaar en ouder
beoefenen cultuur in de vrije tijd. Dat laat onverlet dat er doelgroepen zijn die
minder goed bereikt worden. Daarom is in de uitgangspuntenbrief cultuurbeleid 2021–2024
beschreven hoe andere vormen, nieuwe genres en nieuw publiek een plaats krijgen in
het cultuurbeleid.12 Door aandacht voor andere kunstvormen en nieuwe generaties makers bereiken we ook
groepen die zich misschien minder aangesproken voelen door wat er nu in schouwburgen,
concertzalen en musea te beleven is.
2. De kans op goed werk
De Sociale Staat van Nederland laat zien dat meer Nederlanders werken dan tien jaar geleden. In dat opzicht lijkt
de arbeidsmarkt meer dan hersteld van de crisis. Naast de arbeidsparticipatie is ook
het aandeel werkenden dat werkt met een flexibel contract of als zelfstandige gestegen.
Voor sommige mensen is dat een kans om te werken in een werkvorm die beter bij ze
past, maar anderen voelen zich gedwongen om contracten te accepteren met minder zekerheid
dan ze zouden willen. En ondanks de gestegen arbeidsdeelname blijft nog steeds een
grote groep mensen buiten de arbeidsmarkt staan. Daarnaast zijn er op de arbeidsmarkt
nog altijd verschillen zichtbaar tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen mensen
met en zonder migratieachtergrond. Vanwege het belang dat werken heeft in het leven
van mensen, werkt het kabinet toe naar gelijkere kansen op een meer inclusieve arbeidsmarkt.
Meer perspectief op een (vaste) baan
Zoals gesteld is het aandeel werkenden dat werkt in een vast contract de afgelopen
twee decennia sterk gedaald. Het aandeel zelfstandigen en werknemers met een flexibel
contract is juist gestegen. Dat heeft te maken met toenemende concurrentie op loonkosten
door globalisering en technologie, maar ook met het feit dat de verplichtingen die
gepaard gaan met een vast contract door veel werkgevers als belemmerend worden ervaren.
Het resultaat is een stijging van het aandeel flexibele contracten met relatief weinig
zekerheid. Die stijging vindt met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt plaats.
Daarnaast neemt ook het aandeel zelfstandigen toe.
Het kabinet heeft de Commissie Borstlap gevraagd om met een advies te komen over de
toekomstbestendige regulering van werk. Maar het kabinet heeft deze periode ook stappen
gezeten. Het kabinet werkt met de Wet Arbeidsmarkt in Balans aan een gezonder evenwicht
tussen verplichtingen en zekerheden op de arbeidsmarkt. Deze wet is vanaf 1 januari
2020 van kracht. Het gaat daarbij onder andere om premiedifferentiatie in de WW en
een andere opbouw van de transitievergoeding.
Het kabinet werkt ook aan een meer inclusieve arbeidsmarkt door de brede agenda van
het Breed Offensief. Doel van het Breed Offensief is om de arbeidsmarktkansen voor
mensen met een arbeidsbeperking te vergroten.13 Het project Simpel Switchen beoogt verder waar mogelijk de drempels voor mensen om
werk te aanvaarden weg te nemen en de overgangen in de participatieketen (bijv. tussen
dagbesteding, beschut werk en regulier werk) te versoepelen. Ook wordt gewerkt aan
versterking van de werkgeversdienstverlening. Voorts biedt het programma Perspectief
op Werk een extra impuls aan de arbeidstoeleiding van mensen die willen en kunnen
werken, maar niet zelfstandig de weg naar werk vinden.
Daarnaast heeft het kabinet, in samenwerking met sociale partners en verzekeraars,
een pakket maatregelen genomen dat de druk van de loondoorbetalingsverplichting voor
met name kleine werkgevers moet verminderen. Ook aan nieuwe regelgeving voor zelfstandigen
wordt gewerkt. Op het moment van verzenden van deze brief zijn wetgeving voor het
minimumtarief en de bovenkantmaatregel in internetconsultatie. Over de webmodule wordt
u voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd. Daarnaast is in het Pensioenakkoord
afgesproken dat er voor zelfstandigen een plicht komt om zich te verzekeren tegen
arbeidsongeschiktheid. Sociale partners zijn op dit moment in overleg over een advies
dat begin 2020 uit moet komen. Voor de zomer komt het kabinet met een voorstel.
Gelijke kansen voor Nederlanders met een migratieachtergrond
Inwoners van Nederland met een niet-westerse migratieachtergrond hebben, ondanks een
inhaalslag in het onderwijs, structurele en persistente achterstanden op de arbeidsmarkt.
Daarom is het kabinet gestart met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt
(VIA), dat als doel heeft om die achterstanden te verkleinen. Omdat er weinig bekend
is over de effectiviteit van aanpakken om dit te bereiken zoekt het programma naar
werkende interventies om deze achterstanden aan te pakken. Deze interventies kunnen
in een later stadium worden opgeschaald. Alle pilots zijn momenteel in uitvoering.
Hierbij wordt samengewerkt met gemeenten, onderwijspartijen en werkgevers. Medio november
2019 ontvangt de Kamer de tweede voortgangsbrief van het programma VIA.
Naast VIA maakt het kabinet met het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie werk van discriminatie
op de arbeidsmarkt14. Zo zal de Inspectie SZW na inwerkingtreding van de nieuwe wet toezicht houden op
discriminatie en ongelijke behandeling bij werving en selectie, is er een onderzoeksprogramma
ingericht om effectieve interventies te ontwikkelen en is de campagne Verderkijkers
gestart om de bewustwording over onbewuste vooroordelen en de kracht van een discriminatievrij
werving- en selectiebeleid te vergroten.
Er is ook speciale aandacht voor het tegengaan van stagediscriminatie.15 Begin 2020 zal ook een campagne worden gelanceerd waarin stagediscriminatie in het
mbo onder de aandacht wordt gebracht en wordt opgeroepen tot een gezamenlijke actie
onder leerbedrijven, scholen en studenten. Ook vanuit andere sectoren zijn er signalen
over (onbewuste) stagediscriminatie. Daarom willen OCW en SZW bijvoorbeeld hbo-instellingen
ondersteunen grip te krijgen op de oorzaken van de (onverklaarde) arbeidsmarktachterstand
van studenten met een migratieachtergrond, en de werkzame mechanismen om deze tegen
te gaan.
Gelijke kansen voor mannen en vrouwen
Vrouwen doen het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De arbeidsdeelname
onder vrouwen is hoog en vrouwen (25–64 jaar) hebben mannen nu voorbijgestreefd wat
betreft onderwijsniveau. Toch gaat dit niet gepaard met een grote financiële zelfstandigheid
bij vrouwen. Op dit moment verdient één op de twee vrouwen minder dan het wettelijk
minimum maandloon bij voltijdswerk. Dat maakt hen financieel kwetsbaar en het doet
geen recht aan hun kwaliteiten. Daarbij zijn de economie en de samenleving gebaat
bij een evenwichtige man-vrouwverhouding. Dit kabinet streeft ernaar dat meer vrouwen
economisch zelfstandig en financieel onafhankelijk zijn. Het kabinet maakt het aantrekkelijker
om meer uren te werken door het verhogen van de kinderopvangtoeslag, verlengen van
het partnerverlof naar zes weken in 2020 en verhogen van de arbeidskorting. Over de
stappen die zijn gezet in het emancipatiebeleid bent u geïnformeerd in de Voortgangsrapportage
Emancipatie.16 Daarnaast zal het kabinet rond het kerstreces het IBO Deeltijdwerk, plus de kabinetsreactie
daarop aan de Kamer sturen. Het IBO zal beleidspakketten presenteren voor verschillende
visies omtrent deeltijd. Er zal hierbij ook gekeken worden naar maatregelen die meer
uren werken aantrekkelijker maken. Ten slotte kent het eerdergenoemde Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie
ook aandacht voor discriminatie op basis van gender en in het bijzonder zwangerschapsdiscriminatie.
3. De kans op invloed
De Sociale Staat van Nederland besteedt ruim aandacht aan het vertrouwen in de politiek
en aan verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden op dit punt. Gewezen wordt op de
zorgen van de staatscommissie parlementair stelsel over verminderde politieke participatie
van sommige groepen. Het kabinet maakt zich sterk voor een democratie die van iedereen
is. Daarom zet het kabinet in op het betrekken van alle Nederlanders bij de democratie
en de keuzes die in een democratie worden gemaakt. Daarbij hoort ook de manier waarop
de leefwereld van mensen kan worden betrokken bij het maken van beleid. Ook blijft
het kabinet zich actief verzetten tegen krachten die onze democratische rechtstaat
proberen te ondermijnen, zoals radicalisering en extremisme.
Democratische invloed
Representatie is gestoeld op het vertrouwen van burgers dat hun idealen op een goede
en herkenbare manier worden gediend door de gekozen volksvertegenwoordigers.17 Een substantieel deel van de bevolking voelt zich helaas onvoldoende gehoord binnen
de parlementaire democratie. Het kabinet wil daarom het parlementair stelsel versterken
en het daarmee meer toekomstbestendig maken. Ook werkt het kabinet aan een reactie
op de motie Lintmeijer.18 Deze motie verzoekt de regering met een initiatief te komen voor een visie op nieuwe
vormen van directe democratie als aanvulling op en versterking van het huidige Nederlandse
parlementaire representatieve stelsel.
Daarnaast richt het kabinet zich in het bijzonder op het betrekken van jongeren. Scholen
spelen een belangrijke rol bij het opleiden van kinderen tot burgers die hun rechten
kennen en de rechten van een ander respecteren. Burgers die de geschiedenis van Nederland
en de spelregels van onze democratie kennen waardoor zij volwaardig aan de Nederlandse
samenleving kunnen deelnemen. Dat vraagt van scholen om hun leerlingen kennis en respect
voor de basiswaarden van onze pluriforme democratische samenleving én de bijbehorende
competenties om in de samenleving te kunnen participeren bij te brengen. Om deze opdracht
aan het funderend onderwijs steviger te verankeren heeft de Minister voor Basis- en
Voortgezet Onderwijs en Media een wetsvoorstel in voorbereiding. Het wetsvoorstel
wordt nog dit jaar aan de Kamer aangeboden. Als onderdeel van deze inzet om jongeren
bij de democratie te betrekken, richt het kabinet ook een jongerenparlement in.
Ook wil het kabinet de lokale democratie versterken. Zo streeft het kabinet naar een
verruiming van de mogelijkheden voor burgerparticipatie. Het Right to Challenge stelt
inwoners in staat om, in overleg met de gemeente, de uitvoering van collectieve voorzieningen
van de gemeente over te nemen met bijbehorend budget. Vanuit het samenwerkingsprogramma
Democratie in Actie wordt deze kabinetsperiode ingezet op een verdubbeling van het
aantal gemeenten dat hiermee werkt, onder andere door een modelverordening Right to
Challenge beschikbaar te stellen voor gemeenten.19 Daarnaast worden ook digitale kanalen benut. Het afgelopen jaar is in de «Proeftuin
Lokale Digitale Democratie» en het «Kennisnetwerk Lokale Digitale Democratie» samen
met gemeenten gewerkt aan manieren voor het beter betrekken van inwoners bij besluitvorming
via digitale participatietools, en aan het ontwikkelen van handelingsperspectieven
voor de impact van digitalisering op de lokale democratie in de praktijk. De aandacht
gaat in het bijzonder uit naar groepen die zich minder vertegenwoordigd weten. In
sommige regio’s in Nederland staat het vertrouwen in de democratie en bestuurlijke
instituties echter onder druk. De achtergrond en intensiteit hiervan verschilt per
regio en vraagt dan ook om een op maatwerk gerichte aanpak.
Een onderwerp waar burgers invloed op willen kunnen uitoefenen is de transitie naar
duurzame energie op land en aardgasvrij wonen. Deze transitie heeft een grote invloed
op het dagelijks leven van Nederlanders, zowel op fysiek, financieel als sociaal gebied.
De energietransitie kan alleen slagen als bewoners betrokken zijn en zich gehoord
en gerepresenteerd weten in de keuzes die binnen deze transitie worden gemaakt. Om
inwoners goed te kunnen vertegenwoordigen bij deze ingrijpende besluiten, vind het
kabinet de betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging bij het besluitvormingsproces
noodzakelijk. Dit geldt nadrukkelijk voor de ontwikkeling van de Regionale Energie
Strategie die de komende periode plaats zal vinden, evenals de ontwikkeling richting
aardgasvrije wijken. Daarbij is het ook van belang inwoners te betrekken bij de beslissingen
die worden genomen.
Menselijke overheid
Het kabinet vindt het belangrijk om systematisch te bezien wat de impact is van (rijks)overheidsbeleid
op gelijke kansen en andere aspecten van sociale cohesie. Hiertoe hebben de Ministeries
van JenV, SZW en BZK de «Maatschappelijke Impact Analyse» (MIA) laten ontwikkelen.
Deze vertaalt aspecten van sociale cohesie (o.a. kansengelijkheid, participatie, polarisatie,
onbehagen) in specifieke vragen, om mogelijk bedoelde en onbedoelde gevolgen van beleid
en wetgeving te verkennen. Op basis hiervan kan worden besproken hoe deze gevolgen
kunnen worden verlicht (door wijzigingen of flankerende/compenserende inzet). Momenteel
wordt de MIA ingezet bij de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen20, waarna het gebruik in de departementen wordt geborgd, aanhakend bij andere afwegingskaders
zoals die opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).
Het rapport van het SCP vestigt ook de aandacht op de noodzaak voor de overheid om
inzicht te krijgen in groepen die mogelijk minder redzaam zijn en van wie in de complexer
wordende samenleving vaardigheden en eigen regie vergt, die ze wellicht niet kunnen
opbrengen. In de reactie op het WRR-rapport «Weten is nog geen doen: Een realistisch
perspectief op redzaamheid», heeft het kabinet aangekondigd om voortaan meer (dan
voorheen) bij het maken én uitvoeren van beleid en wetgeving uit te gaan van een realistisch
burgerperspectief en daarbij gebruik te maken van de inzichten uit de gedragswetenschappen.21 Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door de WRR-ontwikkelde doenvermogentoets,
die als nieuwe kwaliteitseis is opgenomen in het IAK. Dit moet helpen om meer inzicht
te krijgen in de redzaamheid van de degenen die worden geraakt door het overheidsingrijpen.
Tegengaan radicalisering en extremisme
De inzet op preventie van radicalisering en extremisme ziet het kabinet als een gedeeld
belang, waarin de Ministeries van SZW, OCW, VWS en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid samen optrekken. In april 2019 heeft de Minister van Justitie & Veiligheid
de rapportage over de integrale aanpak terrorisme aan uw Kamer aangeboden. Deze rapportage
presenteert de inzet in het kader van de integrale aanpak van terrorisme en extremisme
sinds eind 2017 tot april 2019 en geeft een aantal van de bereikte mijlpalen weer,
met een vooruitblik op de komende periode. Preventie van radicalisering is hier onderdeel
van. Het Kabinet streeft – zoals ook aangeven in het Regeerakkoord – naar het vergroten
van de effectiviteit van preventiebeleid. Om deze reden is eind august de «Toolkit
Evidence Based Werken» gelanceerd. Deze Toolkit ondersteunt gemeenten bij het evalueren
van preventief beleid en interventies. De Toolkit maakt onderdeel uit van een breder
ondersteuningsaanbod evidence based werken dat momenteel ontwikkeld wordt.
4. De kans op een goede woning
Sinds de vorige Sociale Staat van Nederland is de krapte op de woningmarkt toegenomen.
Het SCP constateert dat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat en dat de
stedelijke druk op de ruimte toeneemt. Net als het SCP onderkent het kabinet de samenhang
tussen de sociale kant en de fysieke effecten van een goede leefomgeving. Zo kan de
inrichting van een gebied bijvoorbeeld leiden tot gezond gedrag, meer veiligheid en
uitnodigen tot bewegen. Ook de beschikbaarheid van woningen die passen bij iemands
woonbehoeften is belangrijk. Ook daar zet het kabinet de komende jaren op in.
Kwaliteit van de leefomgeving
Het kabinet adresseert deze problematiek in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Aan
de druk op steden wordt in de NOVI expliciet aandacht besteed in de prioriteit «sterke
en gezonde steden en regio’s». Hierbij wordt rekening gehouden met diversiteit van
(groepen van) mensen en van de sociaaleconomische kenmerken van gebieden. Niet iedereen
hoeft in alle woonwijken van een stad te kunnen wonen, maar iedere stedelijke regio
moet wel een divers aanbod hebben van woningen en prijzen, zodat er bijvoorbeeld ook
voor de laagste inkomens en de middeninkomens voldoende woningen beschikbaar zijn.
Mede in het licht van de vergrijzing is het van belang de directe woonomgeving van
mensen zodanig in te richten dat deze toegankelijk is voor iedereen. Het gaat dan
bijvoorbeeld om veilige en aantrekkelijk wandelroutes naar voorzieningen voor dagelijkse
behoeften, activiteiten en zorg. In de NOVI wordt hierbij bijzondere aandacht besteed
aan het versterken van de vitaliteit en leefbaarheid in gebieden met bevolkingsdaling.
Bij de opgaven in de NOVI wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de initiatieven
die al in een gebied aanwezig zijn.
Wonen
Het Kabinet herkent het beeld dat de Sociale Staat van Nederland over het wonen schetst
grotendeels. Het overgrote deel van de Nederlanders is tevreden over de woning, de
woonomgeving en/of de buurt waar de woning staat. De woonlasten kennen over het algemeen
een beperkte ontwikkeling ten opzichte van de inkomens, ook bij huurders. Veel mensen
zijn de afgelopen jaren verhuisd en steeds meer mensen geven aan misschien/eventueel
wel te willen verhuizen als een gelegenheid zich voordoet.
Het Kabinet deelt echter ook de zorgen die het SCP schetst. De toename van de woningvoorraad
(79.500 in 2018) die naast nieuwbouw ook transformatie omvat, kan onder druk komen
te staan als gevolg van stijgende bouwkosten, gebrek aan bouwlocaties, marktimperfecties,
land banking en stalled sites, en recent ook door de stikstofproblematiek. Daarom heeft het kabinet 2 miljard vrijgemaakt
voor de woningbouwimpuls en de heffingsvermindering voor betaalbare nieuwbouw door woningcorporaties.22
Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor iedereen een geschikte en betaalbare
woning beschikbaar is. Woningzoekenden gaan zowel op de huurmarkt als op de koopmarkt
profiteren van de extra nieuwbouw als gevolg van de woningbouwimpuls van € 1 miljard.
Huurders hebben baat bij voldoende aanbod van betaalbare woningen; de beperking van
het aandeel van de WOZ-waarde in het Woningwaarderingsstelsel, de verlaging van de
verhuurdersheffing voor nieuwbouw door woningcorporaties en de verruiming van lokale
maatwerkmogelijkheden voor woningcorporaties werken dit in de hand. Door de differentiatie
van de DAEB-inkomensgrens en de verruimde mogelijkheden voor inkomensafhankelijke
huurverhogingen neemt de beschikbaarheid van de sociale huurvoorraad voor de beoogde
doelgroep toe. Ook voor mensen met een middeninkomen stuurt het kabinet via verschillende
sporen aan op een verbetering van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van geschikte
huurwoningen.23
Het kabinet wil bovendien de positie van starters op de woningmarkt versterken, onder
meer door de NHG-premie te verlagen, de inzet van sociale koop te vergroten en de
mogelijkheden van een zelfbewoningsplicht in de bestaande koopsector en differentiatie
van de overdrachtsbelasting te verkennen.24 Dit verlaagt voor starters de drempel voor toetreding tot de koopsector. Gemeenten
en corporaties hebben ten slotte ruimte om specifieke doelgroepen te ondersteunen,
bijvoorbeeld via de huisvestingsverordening en de vrije toewijzingsruimte in de Woningwet.
Tot slot
Uit de Sociale Staat van Nederland 2019 blijkt dat de objectieve levenskwaliteit en
subjectieve levenstevredenheid van mensen de laatste tien jaar niet verbeterd zijn.
Daarnaast bestaan er nog altijd verschillen tussen groepen, zowel voor wat betreft
hun objectieve leefkwaliteit als hun subjectieve levenstevredenheid.
De verschillen tussen groepen die het SCP signaleert, en zorgen die mensen daarover
hebben, zijn een belangrijk thema in het Regeerakkoord. Dat wordt in het kabinet ook
zo gevoeld. Ook de ontwikkeling van leefkwaliteit en levenstevredenheid heeft de aandacht
van het kabinet. Het SCP laat zien dat een snel veranderende wereld niet alleen kansen,
maar ook risico’s met zich meebrengt. Meer dan ooit is het van belang dat we er oog
voor houden dat iedereen de kans heeft om beter af te zijn dan voorheen – en dat die
kansen gelijk zijn, wat nu nog onvoldoende zo is. In deze brief hebben we uiteengezet
hoe we dat doen. We zetten erop in dat iedereen de kans heeft om zichzelf te ontwikkelen,
om goed werk te hebben, om invloed te hebben en om een goede woning te vinden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.