Brief regering : Reactie op moties en toezeggingen, ingediend en gedaan tijdens het debat van 12 september 2019, over het tekort aan arbeidskrachten
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 962 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2019
De krapte op de arbeidsmarkt houdt aan. Voor een goed draaiende economie is het van
belang dat de arbeidsmarkt goed functioneert. Bedrijven geven aan moeite te hebben
met het vervullen van hun vacatures, terwijl er tegelijk nog mensen aan de kant staan.
Het kabinet is dan ook hard aan de slag om de arbeidsmarkt te versterken, om zo de
krapte aan te pakken en zoveel mogelijk mensen bij de arbeidsmarkt te betrekken.
Op 21 juni jl. heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van de krapte
op de arbeidsmarkt met een tweede voortgangsbrief1. Op 12 september jl. vond een debat met Uw Kamer plaats over het tekort aan arbeidskrachten
waarin deze voortgangsbrief werd behandeld (Handelingen II 2018/19, nr. 108, item 5). Hierin heb ik toegezegd uw Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over
de gesprekken binnen het kabinet en met sociale partners over het bevorderen van de
uitbreiding van gewerkte uren. Daarnaast zijn onder andere moties aangenomen over
het bespreken van open hiring met sociale partners en over aandacht voor het mkb in
de aanpak van krapte. Ook heb ik toegezegd binnen het kabinet gesprekken te voeren
over de aanpak van krapte en een tweetal overige onderwerpen. Met deze brief voldoe
ik, mede namens de Staatssecretaris van SZW, aan een aantal van deze toezeggingen
en moties. Daarnaast ga ik in op relevante ontwikkelingen op overige moties en toezeggingen
uit dit debat zodat u op de hoogte bent van de meest actuele stand van zaken daarvan.
Moties over gesprekken met sociale partners over deeltijd en open hiring
In de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt stimuleert het kabinet zo veel mogelijk
mensen om zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Een groot deel van de potentiële
beroepsbevolking heeft of zoekt werk: in september bereikte de bruto arbeidsparticipatie
een recordhoogte van 71,3%2. Nederland is echter wereldkampioen deeltijdarbeid3, waardoor niet het volledige arbeidspotentieel wordt benut. Bijna de helft van de
werkzame beroepsbevolking werkt in deeltijd. Volgens het CBS waren er in het derde
kwartaal van 2019 323.000 deeltijdwerkers die meer uren willen werken en daar ook
beschikbaar voor zijn4. In het IBO deeltijd wordt onderzocht wat de motieven van vrouwen en mannen zijn
om in deeltijd te werken, of instituties en sociale normen de hoge mate van deeltijdwerkers
in Nederland kunnen verklaren en welke belemmeringen er zijn om meer te gaan werken.
Ook worden er beleidsopties ontwikkeld die impact hebben op de beslissing om meer
of minder uren te gaan werken.
De leden Van Weyenberg en Tielen hebben mij gevraagd in gesprek te gaan met sociale
partners om de uitbreiding van gewerkte uren te bevorderen en met hen in kaart te
brengen hoe deeltijdwerkenden meer kunnen werken5. Sociale partners hebben mij geïnformeerd dat zij hiertoe graag bereid zijn. Zij
willen daarbij een breder perspectief hanteren door ook enkele SER-adviezen te betrekken
bij dit gesprek, alsmede de uitkomsten van het nog te verschijnen IBO deeltijd. Op
basis van de kabinetsreactie op het IBO deeltijd wordt opnieuw gesproken met sociale
partners. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten.
In het debat van 12 september jl. werd met een motie van de leden Van Weyenberg en
Smeulders ook gevraagd onderzoek te doen naar de wijze van afhandeling van verzoeken
voor uitbreiding van de arbeidsduur6. De vragen uit de motie worden meegenomen in de evaluatie van de Wet flexibel werken
die in 2020 plaatsvindt. Daarin wordt de doeltreffendheid en de werking in de praktijk
van deze wet getoetst7.
Niet voor iedereen is het even makkelijk om betaald werk te vinden. Het kabinet heeft
daarom bijzondere aandacht voor groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt en kijkt
met interesse naar maatschappelijke initiatieven die deze afstand kunnen verkleinen,
zoals open hiring. De leden Van Brenk en Van Weyenberg hebben gevraagd in overleg
te gaan met sociale partners en VNG over de vraag of en hoe open hiring de kans op
werk kan vergroten8. Momenteel loopt er een pilot van de maatschappelijke organisatie Startfoundation.
Over de vorderingen onderhoud ik contact met de Startfoundation. Ook is er vanuit
mijn ministerie een informatiebijeenkomst over open hiring georganiseerd voor geïnteresseerde
arbeidsmarktregio’s. In augustus 2020 wordt de eindevaluatie van de pilot verwacht
van de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze zal met onder meer de Startfoundation, VNG
en sociale partners besproken worden. Vervolgens zal ik uw Kamer hierover informeren.
Moties over de aandacht voor het mkb in de aanpak van krapte
Het kabinet vindt het midden- en kleinbedrijf belangrijk en maakt zich er hard voor
om het mkb te helpen bij de huidige uitdagingen op de arbeidsmarkt. De moties van
de leden Tielen en Palland9 en de leden Tielen, Bruins en Van Weyenberg10 laten zien dat uw Kamer deze urgentie van het onderwerp deelt met het kabinet.
Het kabinet helpt het mkb op verschillende manieren bij de huidige uitdagingen op
de arbeidsmarkt.
De Staatssecretaris van SZW heeft samen met VNG, gemeenten, UWV en de sociale partners
in het Breed Offensief onder meer ingezet op een structurele verbetering van de werkgeversdienstverlening
van gemeenten en UWV en het matchen in de 35 arbeidsmarktregio’s. Ondertussen zitten
we niet stil. Om de kansen van de huidige arbeidsmarkt te benutten zijn werkgevers,
gemeenten, UWV, onderwijsveld, het Ministerie van OCW en SZW en de vakbonden gestart
met de uitvoering van de gezamenlijke korte termijn doe agenda Perspectief op Werk.
De regionale samenwerkingspartners zetten daarbij ook in op het ondersteunen van MKB
ondernemingen bij het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Ook wordt in veel provinciale akkoorden aandacht en geld gereserveerd voor het mkb
en menselijk kapitaal. Op 15 november bent u geïnformeerd door de Staatssecretaris
over de laatste stand van zaken van o.a. het structureel versterken van de werkgeversdienstverlening
en de voortgang van de doe agenda van Perspectief op Werk11.
De Staatssecretaris van EZK heeft in 2018 het MKB-Actieplan naar uw Kamer gestuurd.
Mkb-ondernemers geven aan dat personeelstekort één van hun grootste uitdagingen is.
Een veel gehoorde vraag is: hoe kom ik aan de goede mensen? Daarom is menselijk kapitaal
een centraal thema in het MKB-Actieplan12. Bij- en omscholing spelen hierin een belangrijke rol. Dit komt ook tot uiting in
het techniekpact. Zo wordt gezocht naar innovatieve oplossingen binnen het Mkb!dee
om mkb-ondernemers te stimuleren meer te investeringen in scholing en ontwikkeling
van huidig en toekomstig werkenden. Voor verdere acties verwijs ik u naar de voortgangsrapportage
techniekpact13.
De leden Tielen, Bruins en Van Weyenberg vragen tevens specifieke aandacht voor omscholing
in het mkb. Op 11 november is uw Kamer geïnformeerd over de SLIM-regeling14. Met deze regeling komt onder andere structureel 48 miljoen beschikbaar om leren
en ontwikkelen in het mkb te stimuleren15. Vanaf 2020 kunnen mkb-ondernemers, individueel of in samenwerkingsverband, subsidie
aanvragen voor initiatieven die zich richten op het versterken van een leerrijke werkomgeving,
zoals het in kaart brengen van de scholings-en opleidingsbehoefte of het verkrijgen
van loopbaanadviezen voor werkenden in het bedrijf. Ook is in deze regeling aandacht
voor omscholing in het mkb via de derde leerweg.
Het kabinet beschouwt de moties van de leden Tielen en Palland en van de leden Tielen,
Bruins en Van Weyenberg als een aansporing om op deze ingeslagen weg verder te gaan.
Toezeggingen over het delen van ervaringen in de aanpak van krapte binnen het kabinet
Het kabinet monitort voortdurend, samen met sectorale partners, of de inspanningen
in de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt voldoende zijn in sectoren waar de overheid
zelf werkgever is of de randvoorwaarden voor werkgevers sterk beïnvloedt. Eind 2017
en begin 2018 is dat overleg geïntensiveerd toen duidelijk werd dat de krapte in veel
sectoren opliep, waarbij we toen gezamenlijk de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt16 vorm hebben gegeven.
De voornaamste conclusie uit de interdepartementale gesprekken die toen zijn gevoerd
was dat de publieke sector omvangrijk is en zeer verschillende sectoren bevat. De
uitdagingen waar deze sectoren mee te maken hebben blijken divers en regioafhankelijk
te zijn. Daarom is er voor gekozen om binnen de overkoepelende aanpak van krapte op
de arbeidsmarkt sectorspecifiek beleid te voeren in de aanpak van arbeidsmarktkrapte.
Sectoren hebben namelijk zelf het meeste zicht op de aard, omvang, oorzaken en de
beste aanpak bij de uitdagingen die in hun sector spelen.
In die aanpak is er ook voor gekozen om op die plekken waar dat toegevoegde waarde
heeft gericht samen te werken. Zo wordt de samenwerking in het veiligheidsdomein versterkt,
onder andere door de mogelijkheden te verkennen om gezamenlijk de arbeidsmarkt aan
te spreken en om personeel (makkelijker) uit te wisselen.
Er wordt regelmatig bezien waar de aanpakken in de publieke sectoren elkaar kunnen
versterken, waaronder door het delen van ervaringen. Zoals toegezegd in het debat
van 12 september jl. heb ik het belang hiervan opnieuw onder de aandacht gebracht
van mijn collega’s. In dat kader zal binnenkort een interdepartementaal gesprek worden
gevoerd over de verschillende sectorale aanpakken van arbeidsmarktkrapte in de publieke
sector, met als doel om ervaringen te delen en van elkaars aanpak te leren.
Zoals toegezegd heb ik ook bijzondere aandacht gevraagd voor wat er gedaan kan worden
om mensen meer uren te laten werken. Binnen zorg en welzijn schommelt de deeltijdfactor
al jaren rond de 0,7 oftewel 25 uur per week. In het eerste kwartaal van 2019 bedroeg
de deeltijdfactor 0,67 en ligt daarmee wat onder het landelijk gemiddelde van ongeveer
0,7517. In de praktijk is uitbreiding van gewerkte uren in de zorg vaak niet eenvoudig te
realiseren, vanwege de piekmomenten in de ochtend en de avond. Dit vraagt om creatieve
oplossingen, zoals het creëren van een combinatiefunctie bij één werkgever of het
combineren van twee functies bij verschillende werkgevers. Werkgevers kunnen op dit
gebied nog veel van elkaar leren. Dat bevordert het Ministerie van VWS door deze goede
voorbeelden te inventariseren en te delen via het ActieLeerNetwerk. Ook wordt via
een pilot vervolg gegeven aan het «power of parity»-rapport dat vorig jaar september
aan uw Kamer is aangeboden. Er wordt specifiek gekeken naar de zorg als deeltijdsector.
Op initiatief van McKinsey wordt met een breed scala aan relevante partijen zoals
sociale partners, het bedrijfsleven en ook de rijksoverheid (OCW, SZW en VWS) concreet
gekeken naar de knelpunten in de organisaties zelf. In «living labs» van de stichting
«het Potentieel pakken» worden in nauwe samenwerking met werkgevers en werknemers
oplossingen rondom deeltijd ontwikkeld en getest. Er wordt onderzocht welke knelpunten
er spelen bij het vergroten van de contracten. Denk hierbij aan roostering, de combinatie
werk-privé of de piekurenbelasting in de zorg.
In het primair onderwijs is de gemiddelde deeltijdfactor over de jaren heen vrij stabiel
op gemiddeld circa 0,72%. Positief is dat het aantal startende leraren dat een jaar
na afstuderen een 0,8 fte of meer werkt is opgelopen tot ruim 70 procent. In het kader
van de regionale aanpak van de tekorten in het onderwijs wordt op veel plekken regelmatig
het gesprek gevoerd over het aantal uren dat iemand werkt en of uitbreiding mogelijk
is. Voor tijdelijke situaties zijn leraren daar vaak toe bereid, bijvoorbeeld bij
tijdelijke vervanging van een zieke collega. Het rapport van het IBO Deeltijd zal
verder inzicht geven in mogelijkheden om het uitbreiden van de deeltijdfactor verder
te stimuleren.
Op uw verzoek is aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van
VWS gevraagd te kijken naar potentieel arbeidsaanbod in de stille reserves in de WW.
De politie heeft vastgesteld dat het een zeer kleine doelgroep betreft. Gelet op de
geldende aanstellings- en opleidingseisen, constateert de politie dat er weinig tot
geen terugkeerpotentieel zit binnen deze doelgroep. Als onderdeel van het Actieprogramma
Werken in de Zorg worden veel acties ingezet om mensen – zij-instromers, herintreders,
maar ook mensen met een (WW-)uitkering – te interesseren voor een opleiding of baan
in de zorg. In de verschillende regio’s zijn samen met het UWV afspraken gemaakt in
het kader van de Regionale Actieplannen Aanpak Tekort (RAAT) over het toeleiden van
mensen met een WW-uitkering naar een baan in de zorg. In december ontvangt uw Kamer
een voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in de Zorg.
Overige toezeggingen
In het debat heb ik tevens toegezegd in te gaan op de motie van de leden Smeulders
en Van Weyenberg over het bevorderen van het gebruik van zorgverlof18. De reactie op deze motie is reeds opgenomen in de beantwoording op de schriftelijke
Kamervragen van lid Smeulders over «zorgverlof voor ouders van kinderen met kanker»19. Deze beantwoording is op 10 juli jl. aan uw Kamer verzonden. Hierin staat dat volgens
het SCP een groot deel van het niet-gebruik van zorgverlof te verklaren is door een
gebrek aan behoefte. Slechts 9% van de werkende mantelzorgers beschouwt betaald verlof
als de beste manier om werk en zorgtaken beter te combineren. Zorgverlof is dus een
belangrijke regelmogelijkheid, maar voor een beperkte groep werkende mantelzorgers.
Veel vaker wordt er voor de combinatie van mantelzorg met werk belang gehecht aan
begrip op de werkvloer (35%) en flexibele werktijden (23%). Er wordt dus meer waarde
gehecht aan andere vormen van ondersteuning. Daarom heeft stichting Werk&Mantelzorg
het programma «Mantelzorg werkt» gelanceerd met subsidie vanuit de Ministeries van
VWS en SZW. Extra aandacht gaat hierbij uit naar bewustwording, beste practices, instrumenten
en kennisdeling voor werkgevers, leidinggevenden en collega’s om werk en mantelzorg
bespreekbaar te maken op het werk en tot maatwerk oplossingen te komen. Er wordt ook
aandacht besteed aan het vergroten van de bekendheid van de wettelijke voorzieningen
zoals flexibel werken en verlofregelingen.
Op 11 november heeft de Stichting van de Arbeid samen met het Ministerie van SZW een
hoorzitting georganiseerd met werkgevers, werkende mantelzorgers, wetenschappers en
belangenorganisaties. De input van deze bijeenkomst wordt benut bij het gezamenlijk
ontwikkelen van de handreiking voor werkgevers en werkenden, voor het goed kunnen
omgaan met intensieve mantelzorgtaken op het werk20.
Tot slot heb ik overeenkomstig mijn toezegging het signaal van het lid Van Kent met
UWV gedeeld dat mensen tegen onnodige belemmeringen aanlopen bij omscholing vanuit
de WW. Ook heb ik hem toegezegd uw Kamer te informeren over recente cijfers van deelname
aan scholing in de WW ondersteund met het tijdelijk Scholingsbudget. In de brief Dienstverlening
naar Werk, die nog voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt verzonden, informeer
ik u hier verder over.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid