Brief regering : Geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 2-3 december 2019 te Brussel
32 317 JBZ-Raad
Nr. 580 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN MINISTER
               VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2019
Hierbij bieden wij u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  de geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken op 2 en 3 december 2019 te Brussel.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en Staatssecretaris
                  van Justitie en Veiligheid zijn voornemens deel te nemen aan deze JBZ-Raad.
               
Daarnaast benut de Minister van Justitie en Veiligheid deze gelegenheid graag om uw
                  Kamer te informeren over de herziening van het EU Civiele Beschermingsmechanisme.
                  De Minister voor Rechtsbescherming biedt u een reactie aan, conform uw verzoek dd.
                  7 november 2019, op het rapport van de Commissie aan het Europees Parlement en de
                  Raad over de derde jaarlijkse evaluatie van het functioneren van het EU-U.S. Privacy
                  Shield. Tevens biedt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid u graag een appreciatie
                  aan van de Commissiemededeling over de voortgang van de Europese Migratieagenda. Conform
                  uw verzoek dd. 7 november 2019, geeft de Staatssecretaris u een reactie op de Commissiemededeling
                  over de verificatie van de volledige implementatie van het Schengenacquis door Kroatië.
               
EU Civiele Beschermingsmechanisme
In december 2018 is een akkoord bereikt tussen de Raad en het Europese Parlement inzake
                  herziening van het EU Civiele Beschermingsmechanisme (UCPM). Nederland heeft tegen
                  het akkoord gestemd conform de motie van Nispen1 die de regering verzocht niet in te stemmen met het oprichten van rescEU en meer
                  in te zetten op verbetering van samenwerking op vrijwillige basis tussen lidstaten.
                  Het herziene EU Civiele Beschermingsmechanisme – (met invoering van rescEU: gemeenschappelijke
                  EU capaciteiten voor rampenbestrijding binnen de EU) – is in werking getreden op 13 maart
                  2019. Op 7 maart 2019 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een technische aanpassing2 van het EU Civiele Beschermingsmechanisme. De aanpassing voorziet in een flexibilisering
                  van het budget van het civiele beschermingsmechanisme ter vermindering van de administratieve
                  lasten en ter vergemakkelijking van de inzet van het EU civiele beschermingsmechanisme.
                  In plaats van dat er vaste percentages gereserveerd zijn voor preventie, paraatheid
                  en respons, zullen uitgaven jaarlijks overeengekomen worden in werkprogramma’s. Daarnaast
                  wordt cofinanciering voor inzet van de vrijwillige pool van noodhulpcapaciteiten (civil
                  protection pool) buiten de EU uitgebreid. Nederland heeft ingestemd met de op 14 november
                  jl. bereikte algemene oriëntatie door de Raad over het wijzigingsvoorstel omdat rescEU
                  capaciteiten nog steeds primair beschikbaar blijven binnen de EU en niet daarbuiten,
                  in lijn met het oorspronkelijke besluit uit december 2018. Inzet van rescEU capaciteiten
                  buiten de EU vindt, conform politiek akkoord van eind 2018, alleen plaats in geval
                  onderdanen of belangen van de EU-lidstaten in gevaar zijn. Nederland blijft in de
                  implementatie van het EU Civiele Beschermingsmechanisme onverminderd inzetten op een
                  goede balans tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. De triloog zal starten onder
                  het Kroatische voorzitterschap in 2020.
               
EU-VS Privacy Shield
In het algemeen overleg van 6 februari 2019 over de geannoteerde agenda voor de informele
                  JBZ-Raad van 7 en 8 februari 2019 te Boekarest (Kamerstuk 32 317, nr. 541) en het verslag van de JBZ-Raad van 6 en 7 december te Brussel (Kamerstuk 32 317, nr. 532) heb ik in reactie op vragen van het lid Den Boer (D66) over het EU-U.S. Privacy
                  Shield (hierna: het Privacy Shield)geantwoord dat de Commissie wat de Nederlandse
                  regering betreft scherp toezicht moet blijven houden op de ontwikkelingen in de Verenigde
                  Staten en op het goed functioneren van het Privacy Shield.3 Ik constateer dat de Commissie dit blijkens het onderhavige evaluatierapport inderdaad
                  ook doet.4 Net als bij de eerdere evaluaties in 2017 en 2018 heeft de Commissie een brede evaluatie
                  uitgevoerd, waarbij zowel is gekeken naar de commerciële aspecten van het Privacy
                  Shield (de naleving door de deelnemende bedrijven van de vereisten van het Privacy
                  Shield en het toezicht daarop door de bevoegde Amerikaanse autoriteiten), als naar
                  vraagstukken rondom de toegang van Amerikaanse opsporings- en inlichtingendiensten
                  tot de persoonsgegevens die worden doorgegeven. Aan de evaluatie is ook deelgenomen
                  door het Europees Comité voor gegevensbescherming. Dit Comité heeft op 14 november
                  jl. een eigen rapport uitgebracht over het functioneren van het Privacy Shield.5
De Commissie constateert in zijn rapport dat de werking van het Privacy Shield op
                  een aantal punten is verbeterd. Zo zijn toezicht op en handhaving van de vereisten
                  van het Privacy Shield geïntensiveerd. Ook is een permanente «Privacy Shield Ombudsperson»
                  benoemd (een onafhankelijke instantie waarbij geklaagd kan worden over onrechtmatige
                  verwerking van persoonsgegevens door de Amerikaanse autoriteiten) en kent de «Privacy
                  and Civil Liberties Oversight Board» (PCLOB; een onafhankelijk instantie, belast met
                  de analyse en beoordeling van programma's en beleid in het kader van contra-terrorisme,
                  om te waarborgen dat deze de privacy en burgerlijke vrijheden toereikend beschermen)
                  voor het eerst sinds 2016 een volledige bezetting van vijf leden. Van belang is verder
                  dat de Commissie heeft vastgesteld dat de in de Amerikaanse wetgeving opgenomen beperkingen
                  en waarborgen met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van in het kader van
                  het Privacy Shield doorgegeven persoonsgegevens door Amerikaanse overheidsdiensten
                  ten behoeve van de nationale veiligheid, de rechtshandhaving en andere doeleinden
                  van openbaar belang nog onverminderd van kracht zijn.6 Vermeldenswaardig is ook dat voor het eerst een klacht is ingediend bij de Ombudsperson
                  en dat door het Europees Comité voor gegevensbescherming is bevestigd dat deze eerste
                  klacht correct is afgehandeld (de klacht werd niet-ontvankelijk verklaard). Tot slot
                  is van belang dat de Amerikaanse autoriteiten hebben verduidelijkt dat via het Ombudsperson-mechanisme
                  het belangrijke recht op vernietiging van onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens
                  kan worden uitgeoefend.
               
Tegelijkertijd concludeert de Commissie dat de Amerikaanse autoriteiten een aantal
                  concrete maatregelen moeten nemen om het effectieve functioneren van het Privacy Shield
                  verder te verzekeren. Deze maatregelen zijn vooral gericht op verdere verbetering
                  van het toezicht en de handhaving. Daarnaast kondigt de Commissie met het oog op de
                  volgende evaluatie in 2020 een aantal relevante ontwikkelingen in de Verenigde Staten
                  nauwgezet te zullen blijven volgen. Het gaat hierbij onder meer om het functioneren
                  van het Ombudsperson-mechanisme en de uitkomst van enkele voor het Privacy Shield
                  relevante onderzoeken die zijn gestart door de PCLOB. Ook zal de Commissie in de gaten
                  blijven houden of de in de Amerikaanse wetgeving opgenomen beperkingen en waarborgen
                  met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van in het kader van het Privacy
                  Shield doorgegeven persoonsgegevens door Amerikaanse overheidsdiensten, in stand blijven.
                  Deze ontwikkelingen zijn ook van belang met het oog op een bij het Hof van Justitie
                  van de Europese Unie (HvJEU) aanhangige zaak over het Privacy Shield.7
Al met al laat het rapport zien dat de Commissie zich grondig van zijn belangrijke
                  taak kwijt om de effectieve werking van het Privacy Shield kritisch te monitoren.
                  Ook van de zijde van de Amerikaanse autoriteiten wordt duidelijk belang gesteld in
                  de effectieve werking van dit instrument, zoals onder meer blijkt uit de ingezette
                  intensivering van het toezicht en de handhaving. Het blijft echter onverminderd van
                  belang om – zoals de Commissie ook doet – de ontwikkelingen in de Amerikaanse wetgeving,
                  het beleid en de praktijk kritisch te blijven volgen.
               
Appreciatie Commissiemededeling over voortgang Europese Migratieagenda
De Commissie schetst in haar mededeling van 16 oktober 2019 de voortgang in het kader
                  van de alomvattende migratieaanpak aan de hand van vijf hoofdstukken: een omschrijving
                  van de situatie langs de belangrijkste migratieroutes, EU-steun aan lidstaten en werkzaamheden
                  langs de voornaamste migratieroutes, bestrijding van mensensmokkel en stimulering
                  van terugkeer en overname, het versterkt beheer van de buitengrenzen en het rechtskader
                  voor hervestiging, visa en legale migratiemogelijkheden.
               
In haar inleiding beschrijft de Commissie de afname van het aantal irreguliere overschrijdingen
                  van de EU buitengrenzen na de migratiecrisis van 2015 en noemt daarbij het optreden
                  van de EU om levens te helpen redden op zee en in de Nigerese woestijn. Ook gaat de
                  Commissie in op de steun die de EU heeft verleend aan lidstaten die onder druk staan
                  en noemt het optuigen van het nieuwe Europese Grens en Kustwacht Agentschap. Voorts
                  verwijst de Commissie naar hervestiging als legale migratiemogelijkheid en de inspanningen
                  van de EU om vluchtelingen in derde landen te beschermen en ondersteunen. Tot slot
                  noemt de Commissie de getroffen maatregelen ter ontwrichting van smokkelnetwerken
                  en de formele overnameovereenkomsten of praktische regelingen die overeengekomen zijn
                  met landen van herkomst en doorreis inzake terugkeer en overname.
               
De Commissie stelt dat de vooruitgang van de afgelopen jaren niet moet worden onderschat,
                  maar stelt ook dat er nog meer werk nodig is.
               
Allereerst onderstreept de Commissie de noodzaak dat er voldoende EU-financiering
                  beschikbaar moet zijn om de onmiddellijke humanitaire noden te lenigen alsook om op
                  de langere termijn een duurzaam en krachtigere migratie-infrastructuur op te bouwen.
                  De Commissie erkent het risico dat de migratiedruk in de EU oploopt blijft bestaan
                  en stelt dat het daarom des te meer van belang is dat er een duurzaam EU-systeem voor
                  de lange termijn komt ten behoeve van beter migratiebeheer in al haar aspecten. Specifiek
                  gaat de Commissie in op de volgende bouwstenen:
               
– Het voortzetten van de verrichte werkzaamheden tot dusver, zowel voor wat betreft
                        operationele als financiële ondersteuning,
                     
– Implementeren van het huidige acquis,
– Verdiepen van de partnerschappen met derde landen.
Daarnaast stelt de Commissie dat er vaart moet worden gezet achter de werkzaamheden
                  om tot een volledig en duurzaam EU-rechtskader voor migratie en asiel te komen. Tot
                  slot noemt de Commissie Schengen als een essentieel onderdeel voor de EU en roept
                  op tot het versterken van Schengen en opbouwen van vertrouwen met het oog op het herstel
                  van het Schengengebied zonder binnengrenzen.
               
De Commissie toont zich ambitieus in haar conclusies. Het kabinet ziet veel overeenkomsten
                  met haar eigen integrale migratieagenda. Voortgang is geboekt, maar extra stappen
                  moeten nog steeds worden gezet. Met name de hervorming van het Gemeenschappelijk Europees
                  Asielsysteem (GEAS) blijft prioritair. Daarnaast verwelkomt het Kabinet de ambitie
                  om tevens de nadruk te leggen op de implementatie van het huidige acquis. De situatie
                  in een aantal landen van eerste aankomst, w.o. Griekenland, toont aan dat ook op dat
                  gebied nog winst is te boeken. Het kabinet deelt de stelling van de Commissie dat
                  er voldoende financiële middelen voor het prioritaire thema migratie beschikbaar moeten
                  worden gesteld in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader, ten behoeve van zowel programma’s
                  gericht op de interne als de externe dimensie. Echter, het kabinet wil nog niet vooruitlopen
                  op besluitvorming over individuele fondsen of instrumenten. Het kabinet steunt de
                  Commissie in haar ambitie om samenwerking met derde landen verder te versterken. Ten
                  slotte onderschrijft het kabinet het belang van een goed functionerend Schengen voor
                  de EU en de Europese economie. Onderling vertrouwen is hiervoor essentieel. Het kabinet
                  is van mening dat een stevig gemeenschappelijk en uniform asielsysteem hieraan zal
                  bijdragen.
               
Implementatie Schengen acquis door Kroatië
De vaste Kamercommissie voor Justitie heeft om een reactie gevraagd op de mededeling
                  van de Commissie over de verificatie van de volledige implementatie van het Schengenacquis
                  door Kroatië. De mededeling zelf staat niet op de agenda van de JBZ Raad.
               
De Commissie concludeert in haar mededeling dat Kroatië de nodige maatregelen heeft
                  genomen om ervoor te zorgen dat aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing
                  van alle relevante delen van het Schengenacquis is voldaan, waaronder de voorwaarden
                  voor het beheer van de buitengrenzen. Volgens de Commissie zal Kroatië consequent
                  moeten blijven werken aan de uitvoering van alle lopende maatregelen op dit gebied,
                  om ervoor te zorgen dat het ook in de toekomst aan de voorwaarden blijft voldoen.
                  Daarnaast bevestigt de Commissie dat Kroatië nog steeds de toezeggingen met betrekking
                  tot Schengenacquis naleeft, mede op gebied van functioneren van autoriteiten en justitiële
                  hervormingen, die het land tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft gedaan.
               
De Commissie baseert haar positieve oordeel over het grensbeheer van Kroatië op het
                  resultaat van de evaluaties in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme. De meest
                  recente Schengenevaluatie van de Kroatische buitengrenzen was in mei 2019. De conclusie
                  van deze evaluatie was dat hoewel Kroatië voortgang had geboekt met het verbeteren
                  van zijn grensbeheer er nog tekortkomingen waren die niet volledig waren verbeterd.
                  Na de evaluatie in mei heeft Kroatië aanvullende informatie aan de Commissie verstrekt
                  over de maatregelen die het land na de evaluatie heeft genomen. Op basis van deze
                  informatie oordeelt de Commissie dat Kroatische vordering heeft gemaakt en vereiste
                  maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat aan de noodzakelijke voorwaarden
                  voor de toepassing van het Schengenacquis op het gebied van het beheer van de buitengrenzen
                  wordt voldaan.
               
Hoewel de mededeling van de Commissie een positief totaaloordeel geeft, wordt in dezelfde
                  mededeling ook gewezen op een aantal tekortkomingen die onder andere betrekking hebben
                  op verschillende aspecten van buitengrensbeheer. Daarnaast worden er in de mededeling
                  een aantal kritische kanttekeningen geplaatst ten aanzien van het justitiële stelsel
                  en de grondrechten.
               
Voor het kabinet is het van belang dat Kroatië aan alle voorwaarden en vereisten voor
                  Schengentoetreding voldoet en dat het volledige proces van het Schengenevaluatiemechanisme
                  wordt gevolgd. Conform het Schengenevaluatieproces stelt de Raad na een evaluatie(rapport)
                  aanbevelingen vast, aan de hand waarvan de geëvalueerde lidstaat zijn grensbeheer
                  dient te verbeteren. Dit gebeurt op basis van aanbevelingen die de Commissie voorlegt
                  aan de Raad. Na vaststelling van de aanbevelingen gaat het Schengenevaluatieproces
                  verder waarbij ook de opvolging van de aanbevelingen gemonitord moet worden. De Commissie
                  heeft tot d.d. 19 november geen aanbevelingen voorgelegd.
               
Wanneer het proces van het Schengenevaluatiemechanisme volledig is afgerond, zal de
                  Raad besluiten of Kroatië aan alle eisen tot toelating tot het Schengengebied heeft
                  voldaan. Deze besluitvorming vindt plaats via een Raadsbesluit dat met unanimiteit
                  moet worden genomen. Op het moment dat besluitvorming aan de orde is, zal Nederland
                  alle omstandigheden en de met Kroatië gemaakte afspraken meenemen, waaronder de specifieke
                  toezeggingen die gedaan zijn ten aanzien van het justitiële stelsel en de grondrechten
                  in Kroatië.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
                  2 en 3 december 2019 te Brussel
               
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
1. De toekomst van EU migratie en asielbeleid
               
= oriënterend debat
Bij het opstellen van deze geannoteerde agenda was nog geen document beschikbaar.
                  Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, is de ambitie van het Fins voorzitterschap om via
                  discussies over het gewenste asiel- en migratiebeleid van de EU stap voor stap richting
                  geven aan de uitwerking van de strategische agenda van de Europese Raad voor de periode
                  2019–2024. De discussie die voor de JBZ-raad van 2 december geagendeerd is, zal de
                  laatste discussie op Raadsniveau zijn voordat het Kroatische voorzitterschap in januari
                  aanvangt. Naar verwachting zal in de discussie zowel teruggeblikt worden op de uitkomsten
                  van de thematische sessies die het Finse voorzitterschap heeft georganiseerd, als
                  vooruitgeblikt worden op het nieuwe voorzitterschap en het aantreden van de nieuwe
                  Europese Commissie. Zowel de interne als externe dimensie van het asiel- en migratiebeleid
                  zullen aan bod komen. Uw Kamer is bekend met de Nederlandse inzet en prioriteiten
                  zoals verwoord in de Staat van de Unie en het met uw Kamer gedeelde paper «A Renewed
                  European Agenda on Migration».8
2. De toekomst van EU interne veiligheid
               
= oriënterend debat
Het voorzitterschap beoogt een laatste discussie over de toekomst van de EU interne
                  Veiligheid onder haar voorzitterschap op basis van de thema’s die de afgelopen vijf
                  maanden door het voorzitterschap geagendeerd zijn. Op dit moment is er nog geen document
                  beschikbaar. Het uitgangspunt voor het voorzitterschap is een integrale benadering
                  van de EU interne veiligheid. Zij heeft tijdens de laatste drie JBZ-raden aandacht
                  gevraagd voor het effect van technologische ontwikkelingen op de rechtshandhaving,
                  informatie-uitwisseling en informatie-management en voor een optimaal gebruik van
                  de (centrale) EU-informatiesystemen en de effectieve implementatie van de bijbehorende
                  wetgeving, zoals de interoperabiliteitsverordeningen. Verder is ten aanzien van criminaliteitsbestrijding
                  de noodzaak van een «follow-the-money» aanpak op zowel beleidsmatig en operationeel
                  niveau benadrukt. Tot slot heeft het voorzitterschap aandacht gevraagd voor de wisselwerking
                  tussen EU interne en EU externe veiligheidsinitiatieven, en voor de manier waarop
                  de lidstaten zouden kunnen samenwerken aan het omgaan met hybride dreigingen. De Raad
                  Algemene Zaken van 10 december is voornemens om Raadsconclusies aan te nemen over
                  de volgende stappen die de EU wil zetten om hybride dreigingen tegen te gaan.
               
Voor Nederland is het versterken van de EU interne veiligheid één van haar vijf thematische
                  prioriteiten zoals ook neergelegd in de kabinetsinzet voor de strategische agenda
                  van de EU. Uw Kamer is over deze strategische inzet geïnformeerd op 3 mei 2019 door
                  de Minister van Buitenlandse Zaken9. Ten behoeve van de discussie die is voorzien tijdens deze JBZ-raad zal Nederland
                  uitdragen dat het zich grotendeels kan vinden in de accenten die het voorzitterschap
                  heeft gelegd met het oog op de toekomstige focus van de EU samenwerking aan interne
                  veiligheid. Nederland is voorstander van een geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak
                  van het EU interne en externe veiligheidsbeleid, waarbij de nationale competenties
                  zoals deze gelden voor nationale veiligheid worden gerespecteerd. Daarbij is o.a.
                  publiek-private samenwerking belangrijk, net als voldoende steun voor de EU-JBZ-agentschappen
                  zoals Europol en Eurojust. Voor wat betreft informatiedeling is Nederland van mening
                  dat de aandacht vooral gericht moet worden op de volledige implementatie van bestaande
                  EU-wetgeving, zoals de interoperabiliteitsverordeningen. Daarnaast is EU ondersteuning
                  op specifieke technische en financiële uitdagingen welkom maar blijft het noodzakelijk
                  dat lidstaten hun capaciteiten op orde brengen en houden.
               
Ten aanzien van de aanpak van georganiseerde criminaliteit deelt het kabinet de opvatting
                  van het voorzitterschap dat er niet alleen ingezet moet worden op de bestrijding van
                  de reeds geprioriteerde fenomenen zoals terrorisme, mensenhandel, cybercrime, drugsproductie
                  en -smokkel en de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen10, maar ook op de aanpak van de ondermijning en de financiële aanpak van veiligheidsproblemen
                  (follow-the-money, ontneming, witwasbestrijding). In het kader van de financiering van de prioriteiten
                  moet rekening worden gehouden met de lopende onderhandelingen inzake het Meerjarig
                  Financieel Kader 2021–2027. Op het gebied van hybride dreigingen zet Nederland zich
                  in voor goede samenwerking in EU-verband op het gebied van situationeel bewustzijn,
                  weerbaarheid en respons. Binnen de EU richt Nederland zich op verbeterde samenwerking
                  tussen de verschillende EU-instellingen om onderwerpen met de noodzakelijke samenhang
                  te adresseren. Daarom ziet Nederland toegevoegde waarde in het gerichter en meer gecoördineerd
                  inzetten van bestaande agentschappen en mechanismes voor detectie, identificatie en
                  aanpak van hybride dreigingen.
               
3. Implementatie van Interoperabiliteit
               
= Informatie van de Commissie en gedachtewisseling
Tijdens deze JBZ-Raad zal de Commissie kort de stand van zaken geven over de implementatie
                  van de twee verordeningen tot vaststelling van een kader voor de interoperabiliteit
                  van EU-informatiesystemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken die zijn
                  aangenomen op 14 mei 2019.11
Het kabinet ziet de meerwaarde van interoperabiliteit van centrale EU-informatiesystemen
                  en onderkent het belang van tijdige implementatie. Daartoe is een programma Grenzen
                  en Veiligheid opgericht dat zich richt op de implementatie van de twee Interoperabiliteitsverordeningen,
                  de Verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES), Verordening tot
                  instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS), het
                  Schengen Informatie Systeem (SIS), het Visa Informatiesysteem (VIS) en de EURODAC
                  verordening.
               
Nederland zal in de Raad uitdragen bij de implementatie van de twee verordeningen
                  inzake interoperabiliteit van centrale EU-informatiesystemen te hechten aan coördinatie
                  op EU-niveau. Dit is van groot belang gezien de onderlinge afhankelijkheden tussen
                  alle verordeningen op het gebied van Grenzen en Veiligheid en de impact die de zo
                  goed als gelijktijdige implementatie hiervan heeft op lidstaten en EU-agentschappen.
               
4. Implementatie van Verordening inzake Europese Grens- en Kustwacht
               
a) Meerjaarlijks strategisch beleid voor het Europees Geïntegreerde Grensbeheer
b) Stand van zaken van implementatie
= Gedachtewisseling
Bij het opstellen van deze geannoteerde agenda was nog geen document beschikbaar.
                  Naar verwachting wordt de Raad wederom geïnformeerd over de stappen die het Europese
                  Grens en Kustwacht Agentschap en de Europese Commissie nemen om de Verordening te
                  implementeren. Er wordt met name gewerkt aan de inrichting van het permanente korps.
                  Het kabinet zal het belang onderschrijven van een spoedige implementatie van het permanente
                  korps alsmede het versterkte mandaat voor terugkeer, conform de taken en verantwoordelijkheden
                  van de verschillende organisaties en de lidstaten. Daarbij zal het kabinet benadrukken
                  dat de opbouw van de operationele capaciteit proportioneel plaatsvindt.
               
Het Fins voorzitterschap vraagt daarnaast aandacht voor het proces van de meerderjarige
                  beleidscyclus voor het Europees geïntegreerd grensbeheer. Deze beleidscyclus zal voor
                  een periode van vijf jaar de uitdagingen, prioriteiten en strategische richtlijnen
                  bepalen ten aanzien Europees geïntegreerd grensbeheer en terugkeer. Het beleidsdocument
                  wordt in de Raad en het Europees Parlement besproken, waarna het zo nodig wordt aangepast
                  en aangenomen.
               
6. Stand van zaken door de Groep voor terrorismebestrijding (CTG) over verdere samenwerking
                  tussen de bevoegde autoriteiten die zich met terrorismebestrijding bezighouden
               
= Gedachtewisseling
Het voorzitterschap van de Counter Terrorism Group (CTG), het Europees samenwerkingsverband
                  van de veiligheidsdiensten uit de EU-lidstaten, Noorwegen en Zwitserland, zal tijdens
                  de JBZ-Raad een toelichting geven op de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
                  op het gebied van terrorismebestrijding. Nederland zal de toelichting aanhoren.
               
7. Overige onderwerpen
               
a) EU samenwerkingsmechanisme voor preventie van radicalisering
= Informatie van de Commissie
In het rapport van de EU High Level Expert Group on Radicalisation (HLCEG-R) van mei
                  2018 zijn prioritaire aandachtsgebieden genoemd en is afgesproken de coördinatiestructuur
                  op het gebied van preventie te versterken. Deze versterkte coördinatiestructuur heeft
                  o.a. vorm gekregen door de inrichting van een Task Force bij de Europese Commissie. Afgesproken is dat de structuur aan het einde van het
                  eerste jaar (2019) zal worden geëvalueerd om te beoordelen of verdere stappen ter
                  versterking van de coördinatie wenselijk zijn. De verwachting is dat er tijdens de
                  JBZ-Raad een rapportage wordt gegeven over de evaluatie die de Commissie heeft opgesteld
                  op basis van input van de lidstaten.
               
Nederland heeft steeds gepleit voor deze evaluatie en ook de huidige structuur van
                  de HLCEG-R lijkt tegemoet te komen aan de Nederlandse positie. Daarbij blijft Nederland
                  ook het standpunt uitdragen dat er geen snelle grote veranderingen in de opzet en
                  structuren rond dit thema moeten worden nagestreefd.
               
De rapportage is nog niet door de Commissie gepubliceerd. Nederland zal de inhoud
                  na publicatie aan de hand van eergenoemde standpunten bestuderen.
               
b) Salzburg ministeriële conferentie (Wenen, 6–7 november 2019)
= Informatie van Oostenrijkse delegatie
Naar verwachting zal de Oostenrijkse delegatie de Raad informeren over de Salzburg
                  ministeriële conferentie. Er is door de aanwezigen onder andere gesproken over toekomstige
                  uitdagingen op het terrein van migratie, Schengen, grenzen en mensensmokkel. Het betreft
                  een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
               
c) Voorzitterschapsrapport over de gemaakte voortgang op het gebied van justitie en
                     veiligheid
= Informatie van het voorzitterschap
Het doel van het voorzitterschapsrapport is een verzameling van de uitkomsten van
                  verschillende discussies onder het Fins voorzitterschap over de toekomstige prioriteiten
                  op enkele deelterreinen van het JBZ domein. Nederland kan zich inhoudelijk vinden
                  in het voorzitterschapsrapport. Dit voorzitterschapsrapport kan worden benut ter voorbereiding
                  van de strategische richtsnoeren van de wetgevende en operationele programmering op
                  het JBZ-terrein voor 2019–2024, die de Europese Raad naar verwachting tijdens het
                  Kroatische voorzitterschap zal vaststellen. Dit moet bijdragen aan de totstandkoming
                  van een gedeelde visie van de Raad, de nieuwe Europese Commissie en het Europees Parlement
                  op de prioriteiten op JBZ-terrein. Op grond van artikel 68 Verdrag betreffende de
                  Werking van de Europese Unie (VWEU) is de Europese Raad bevoegd strategische richtsnoeren
                  van de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid
                  en recht vast te stellen. Dit gebeurt doorgaans in de vorm van Raadsconclusies die
                  eerst door de JBZ-raad en daarna door de Europese Raad aangenomen worden12. In juni 2019 heeft de Europese Raad wel al haar Strategische Agenda13 voor de periode 2019–2024 aangenomen, die de basis voor de prioriteitstelling van
                  de Raad vormt. De leidraad voor de algemene Nederlandse inzet is verwoord in de Staat
                  van de Unie14 en in de met uw Kamer gedeelde non-papers15 over o.a. migratie, interne veiligheid en het functioneren van de EU.
               
d) EU-VS ministeriële ontmoeting over Justitie en Binnenlandse Zaken (Washington DC,
                     11 december 2019)
= Informatie van het voorzitterschap
Eén keer per jaar komen de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van het land
                  van het voorzitterschap, de twee Commissarissen en de Amerikaanse Minister van Homeland
                  Security en de Minister van Justitie bijeen. De bijeenkomst eindigt met een gemeenschappelijke
                  verklaring. Tijdens dit agendapunt zal de Raad naar verwachting worden geïnformeerd
                  over de agenda en inzet van de EU-VS ministeriële ontmoeting inzake Justitie en Binnenlandse
                  Zaken die op 11 december 2019 zal plaatsvinden. Het betreft een informatiepunt. Er
                  wordt geen discussie voorzien.
               
e) EU-Westelijke Balkan ministerieel forum over Justitie en Binnenlandse Zaken (Skopje
                     18–19 november 2019)
= Informatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het voorzitterschap de Raad informeren over de het EU-Westelijke
                  Balkan ministerieel forum inzake Justitie en Binnenlandse Zaken dat op 18–19 november
                  2019 heeft plaatsgevonden. Het forum is een jaarlijkse bijeenkomst van het voorzitterschap
                  (en van haar voorganger en opvolger), de Europese Commissie en de vertegenwoordigers
                  (Ministers van Justitie en/of Binnenlandse Zaken) van de kandidaat-lidstaten en potentiële
                  kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan waarin zij inzicht geven in hervormingen
                  op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in het kader van het EU-toetredingsproces.
                  Het betreft een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
               
f) Werkprogramma van inkomend voorzitterschap
= Presentatie van de Kroatische delegatie
Nederland zal de presentatie door het Kroatisch voorzitterschap aanhoren.
II. Gemengd comité
               
8. Implementatie van Interoperabiliteit
               
= Informatie van de Commissie en gedachtewisseling
Zie boven.
9. Implementatie van Verordening Europese Grens- en Kustwacht
               
a. Meerjaarlijks strategisch beleid voor het Europees Geïntegreerd Grensbeheer
b. Stand van zaken van implementatie
= Gedachtewisseling
Zie boven.
III. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
1. Verordeningen bewijsverkrijging en betekening
               
= Algemene oriëntatie
Het voorzitterschap heeft voor deze JBZ-Raad een algemene oriëntatie geagendeerd ten
                  aanzien van de verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 betreffende
                  de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging
                  in burgerlijke en handelszaken en de verordening tot wijziging van Verordening (EG)
                  Nr. 1393/2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke
                  en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening van stukken).
                  Bij het opstellen van deze Geannoteerde agenda was nog geen document beschikbaar dat
                  zal voorliggen ter besluitvorming tijdens de JBZ-Raad. Een BNC fiche over deze voorstellen
                  is op 10 juli 2018 aan uw Kamer aangeboden.16 Over de voortgang van de onderhandelingen bent u geïnformeerd via de geannoteerde
                  agenda voor de JBZ-raad van juni jl. van 28 mei 2019.17
Verordening Bewijsverkrijging
Sinds 1 januari 2004 geldt tussen de lidstaten van de EU de EG-Bewijsverordening.
                  Doel van deze verordening is om de verkrijging van bewijs dat nodig is in een civiele
                  procedure, maar dat zich in een andere lidstaat bevindt, te vergemakkelijken. Het
                  voorstel voor aanpassing van de Bewijsverordening heeft de Europese Commissie op 31 mei
                  2018 uitgebracht.
               
De wijzigingen in de verordening op het gebied van bewijsverkrijging zijn voornamelijk
                  gericht op aanpassingen aan het digitale tijdperk. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen
                  de doelstelling van het voorstel ondersteund. Het voorstel voorziet in de behoefte
                  aan modernisering en het meer gebruik maken van moderne technologie bij bewijsverkrijging
                  in andere lidstaten. De onderhandelingen bevinden zich in een vergevorderd stadium.
                  Er bestaat nog enige discussie over de vraag welke andere autoriteiten dan de gerechten
                  bevoegd worden om bewijsverrichtingen uit te voeren. Inhoudelijk zijn er voor Nederland
                  geen punten in het voorstel die een akkoord in de weg zouden moeten staan.
               
De verordening voorziet erin dat de overdracht van bewijsmateriaal in civiele zaken
                  tussen rechtbanken of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in beginsel digitaal
                  verloopt. Daartoe wordt conform de Nederlandse inzet gebruik gemaakt van een decentraal
                  IT-systeem. Dit systeem wordt in opdracht door de Commissie ontwikkeld en bekostigd.
                  De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de rechtbanken of andere bevoegde autoriteiten
                  kunnen worden aangesloten op dit systeem. Die kosten worden door de lidstaten gedragen,
                  eventueel met een bijdrage vanuit Europese gelden. Het karakter van een decentraal
                  systeem betekent dat de verantwoordelijkheid voor de uitwisseling van gegevens geheel
                  bij de gerechtelijke en andere aangewezen autoriteiten van de lidstaten ligt en dat
                  instituties van de Europese Unie daar op geen enkele manier bij betrokken zijn. Voor
                  het direct horen van een personen die zich in een andere lidstaat bevinden, bepaalt
                  de verordening dat verhoor via video-conference kan plaatsvinden als die mogelijkheid
                  beschikbaar is en gepast is gelet op de aard van de zaak.
               
De verwachting is dat met de ruimte die er in de uitvoering aan lidstaten is gelaten,
                  implementatie van de verordening voor de rechtspraak inpasbaar is. Om deze redenen
                  kan Nederland het bereiken van een algemene oriëntatie steunen.
               
Verordening betekening
Sinds 13 november 2008 geldt tussen de lidstaten van de EU de EG-Betekeningsverordening.
                  Deze verordening is een herziening van de eerdere verordening uit 2000. Doel van deze
                  verordening is om de betekening en kennisgeving van stukken verder te verbeteren en
                  te vereenvoudigingen. Op 31 mei 2018 heeft de Europese Commissie een voorstel uitgebracht
                  voor een aanpassing van de EG-Betekeningsverordening.
               
De wijzigingen van de verordening inzake de betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke
                  documenten ziet evenals de verordening op het gebied van bewijsverkrijging op aanpassingen
                  om deze gereed te maken voor het digitale tijdperk. Ook op het terrein van de betekening
                  wordt gebruik gemaakt van een decentraal IT-systeem voor de uitwisseling van documenten
                  tussen verzendende en ontvangende instanties. Daarnaast bevat het voorstel een regeling
                  voor het de grensoverschrijdende elektronisch betekening van stukken.
               
De onderhandelingen bevinden zich in een vergevorderd stadium. Er wordt gestreefd
                  naar een algemene oriëntatie op de aankomende JBZ-Raad. Er is momenteel nog enig verschil
                  van mening tussen de lidstaten over met name de grensoverschrijdende betekening per
                  e-mail. Het voorzitterschap zet zich op dit moment in om tot een compromis te komen
                  waarbij enerzijds digitalisering nagestreefd wordt en waar anderzijds ruimte is voor
                  afwijking door lidstaten die problemen voorzien met de implementatie binnen het nationale
                  stelsel. Nederland wil daarna de consequenties van deze voorstellen bezien. Nederland
                  blijft in algemene zin voorstander van de voorgenomen digitalisering, maar heeft daarbij
                  aandacht voor de geuite zorgpunten over de wijze waarop dit zich verhoudt tot de bestaande
                  praktijk in de lidstaten. Wanneer het voorstel van het voorzitterschap, volgens verwachting,
                  bovenstaande uitgangspunten in acht neemt, kan Nederland de algemene oriëntatie steunen.
               
2. Conclusies over rechten van slachtoffers
               
= Aanname
Tijdens de JBZ-Raad legt het voorzitterschap raadsconclusies ter aanname voor over
                  de rechtspositie van slachtoffers mede gericht op het programma van de nieuwe Commissie.
                  De Commissie wordt hierin uitgenodigd een strategie te ontwikkelen voor de periode
                  2020–2024. Daarbij wordt de Commissie uitgenodigd het bestaande wettelijke kader met
                  betrekking tot slachtofferrechten te evalueren, met bijzondere aandacht voor EU-regelgeving
                  ter zake van schadevergoeding aan slachtoffers zoals de Richtlijn schadevergoeding18, waarbij ook de toepassing van het Kaderbesluit wederzijdse erkenning financiële
                  sancties op de inning van schadevergoedingen ten behoeve van slachtoffers19 moet worden onderzocht. Verder wordt de suggestie gedaan om het (slapende) netwerk
                  van Contact Points uit de Richtlijn inzake Schadevergoeding te laten samengaan met
                  het door Nederland geïnitieerde European Network on Victims» Rights. Ook worden de
                  lidstaten opgeroepen om de toegankelijkheid van de nationale schadefondsen en -regelingen
                  voor slachtoffers te verbeteren.
               
Nederland steunt de ontwerp-Raadsconclusies. Het is positief dat de positie van slachtoffers
                  van strafbare feiten hoog op de agenda van de EU blijft staan. In de afgelopen jaren
                  is al veel bereikt, met name door de EU-richtlijn uit 2012 ten aanzien van minimumnormen
                  voor rechten van slachtoffers. Maar er is ook ruimte voor verbetering met name op
                  het terrein van schadevergoeding aan slachtoffers, zoals ook het rapport van speciaal
                  adviseur mevrouw Joëlle Milquet heeft laten zien. Zij heeft in maart van 2019 een
                  rapport uitgebracht, getiteld: «Strengthening victim’s rights: from compensation to
                  reparation»20, dat tijdens een werklunch tijdens een vorige JBZ-raad is besproken. De richtlijn
                  schadevergoeding uit 2004 biedt ruimte voor grote verschillen tussen de lidstaten
                  en stelt amper eisen aan de toegankelijkheid. Dit speelt nog eens extra wanneer iemand
                  uit een andere lidstaat slachtoffer wordt. In grensoverschrijdende zaken is het in
                  de praktijk vaak moeilijk om schadevergoeding te krijgen die aan het slachtoffer ten
                  goede komt. Nederland benadrukt daarbij dat in het werkprogramma voor de komende jaren
                  moet de nadruk liggen op maatregelen die daadwerkelijk steun geven aan slachtoffers.
               
3. Conclusies over alternatieven voor detentie
               
= Aanname
Tijdens de JBZ-Raad legt het voorzitterschap raadsconclusies ter aanname voor over
                  alternatieven voor detentie.
               
Hiermee bouwt het voorzitterschap voort op een gedachtewisseling tijdens de informele
                  JBZ-Raad op 18–19 juli over de toekomst van strafrechtelijke samenwerking, en dan
                  in het bijzonder alternatieven voor detentie en op het voorzitterschapsrapport inzake
                  de toekomst van wederzijdse erkenning in strafzaken dat is besproken tijdens de JBZ-raad
                  van 6 en 7 juni 2019.21
Alternatieve maatregelen als voorwaardelijke sancties met toezicht door de reclassering
                  en voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bijdragen aan de re-integratie en het
                  voorkomen van recidive. Daarnaast kunnen ze bijdragen aan een effectieve toepassing
                  van EU-instrumenten met betrekking tot de wederzijdse erkenning.
               
Deze raadsconclusies beogen de toepassing van alternatieve maatregelen te bevorderen
                  door het uitwisselen van ervaringen en beste praktijken. Ook worden de Commissie en
                  de lidstaten opgeroepen om de samenwerking met andere organisaties die op dit terrein
                  actief zijn, zoals de Raad van Europa, te bevorderen. Nederland onderkent deze voordelen
                  en alternatieven voor detentie worden in Nederland ruim toegepast. De belangrijkste
                  reden daarvoor is dat alternatieve sancties waarbij bijzondere voorwaarden kunnen
                  worden opgelegd, «op maat» kunnen worden gemaakt voor de situatie van de veroordeelde
                  en vaak meer ruimte bieden voor resocialisatie, re-integratie en bijdragen aan het
                  voorkomen van recidive.
               
Nederland onderschrijft dat een gezamenlijke inzet van lidstaten, de Europese Commissie
                  en de Raad van Europa de justitiële samenwerking in het strafrecht ten goede kan komen.
                  Nederland kan instemmen met deze Raadsconclusies, die naar verwachting kunnen rekenen
                  op unanieme steun. Nederland zal daarbij steun uitspreken voor het voorstel om toepassing
                  van alternatieve sancties te stimuleren en beste praktijken te delen.
               
4. Conclusies over de toekomst van de civielrechtelijke samenwerking
               
= Aanname
Tijdens deze JBZ-raad zullen Raadsconclusies aangenomen worden over de toekomst van
                  de civielrechtelijke samenwerking. Deze Raadsconclusies zijn, net als het voorzitterschapsrapport
                  over de gemaakte voortgang op het terrein van justitie en veiligheid (zie boven),
                  van belang voor de voorbereiding van de strategische richtsnoeren van de wetgevende
                  en operationele programmering op het JBZ-terrein voor 2019–2024, die de Europese Raad
                  tijdens het Kroatische voorzitterschap zal vaststellen. Nederland hecht veel waarde
                  aan de aanname van deze Raadsconclusies omdat het civiele recht bij uitstek het recht
                  is dat doorwerkt in het dagelijkse leven van Europese burgers en bedrijven en ziet
                  deze Raadsconclusies over het civiele recht daarom ook graag nader uitgewerkt worden
                  in de toekomstige strategische richtsnoeren. Nederland steunt de Raadsconclusies omdat
                  daarin is opgenomen dat effectieve implementatie, handhaving en evaluatie met betrekking
                  tot bestaande instrumenten wenselijk is. Nieuwe wetgeving moet toegevoegde waarde
                  hebben voor burgers en bedrijven en mag goed werkende nationale systemen – die Nederland
                  doorgaans heeft – niet in de weg staan. Tot slot deelt Nederland het uitganspunt dat
                  in het geval van nieuwe voorstellen een goede coördinatie van de onderhandelingen
                  en van het daaropvolgende implementatie proces noodzakelijk is om fragmentatie van
                  wetgeving te voorkomen. Nederland kan zich ook vinden in de geschetste multilaterale
                  benadering van het civiele recht en de daarbij uitgesproken steun voor multilaterale
                  organisaties, zoals de Haagse conferentie voor het internationaal privaatrecht, om
                  internationale samenwerking te bevorderen.
               
5. EOM: de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie
               
= Voortgangsrapportage
De Europese Commissie zal naar verwachting een toelichting geven op de stand van zaken
                  ten aanzien van de voorbereidingen van de feitelijke start van het EOM, dat zoals
                  bekend in november 2020 operationeel zou moeten zijn. Inmiddels hebben alle lidstaten
                  kandidaten voorgedragen voor de post van Europese aanklagers. De laatsten zullen begin
                  december worden geïnterviewd. Daarna kunnen de Europese aanklagers worden benoemd
                  en kan het College worden opgericht. Een aantal lidstaten heeft aangedrongen op een
                  realistische planning ten behoeve van de feitelijke start van het EOM. Nederland is
                  het eens met deze lidstaten dat de Commissie hierbij een duidelijk tijdpad zou moeten
                  schetsen. En zal hier zo nodig op aandringen tijdens de JBZ-Raad.
               
6. Werklunch: nieuwe EU toetsingsscyclus voor de rechtsstaat en de JBZ-Raad
               
Tijdens de werklunch over rechtsstatelijkheid op de Justitie-dag van de JBZ-Raad is
                  een discussie voorzien over hoe de rol van de JBZ-Raad op het gebied van rechtsstatelijkheid
                  inhoud kan worden gegeven. Deze lunchbespreking vindt plaats in vervolg op de informele
                  JBZ-Raad in Helsinki op 18–19 juli jl. en met de Voorzitterschapsconclusies van de
                  Conferentie over democratie, rechtsstaat en grondrechten op 10–11 september jl. Het
                  kabinet beschikt op het moment van schrijven nog niet over een document van het Voorzitterschap
                  op basis waarvan deze gedachtewisseling zal worden gevoerd wordt.
               
De insteek van de werklunch is een gedachtewisseling over de wijze waarop de raadsformatie
                  Justitie en Binnenlandse Zaken mogelijk een bijdrage kan leveren aan de versterking
                  van de Rule of Law in de Europese Unie. Dit kan gepaard gaan met een oproep aan toekomstige
                  Voorzitterschappen om geregelde discussies over rechtsstatelijkheid in de Raad Justitie
                  en Binnenlandse Zaken te houden.
               
De rechtsstaat is een van de fundamentele waarden van de EU (vastgelegd in artikel
                  2 VEU). De naleving van de beginselen van de rechtsstaat is van bijzonder belang voor
                  het goede functioneren van de Unie, bijvoorbeeld op het terrein van de ruimte van
                  vrijheid, veiligheid en recht. In het kader van evaluatie van de jaarlijkse Rechtsstatelijkheid
                  Dialoog in de Raad Algemene Zaken (RAZ) is aan de orde gekomen dat verschillende samenstellingen
                  van de Raad zouden moeten worden opgeroepen om meer diepgaande discussies te voeren
                  over de rechtsstatelijkheid binnen hun competentie, een en ander in het kader van
                  de dialoog, met inachtneming van de horizontale rol en verantwoordelijkheden van de
                  RAZ.
               
Nederland zet er op in dat de versterking van de rechtsstatelijkheid naast bespreking
                  in de Raad Algemene Zaken (bijvoorbeeld de artikel 7-procedure en de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog)
                  ook in de JBZ-Raad ter hand zal worden genomen. Van Nederlandse zijde wordt de inspanning
                  van het Voorzitterschap om het onderwerp rechtsstatelijkheid tot een vast onderwerp
                  van de besprekingen in de JBZ-Raad te maken ten volle ondersteund, nadat het in eerdere
                  contacten deze inzet had aangemoedigd. Het zijn immers de JBZ-Ministers die door wetgeving,
                  kaders voor rechterlijke benoemingen en judiciële hervormingen en de bespreking van
                  de naleving en bevordering van de fundamentele rechten binnen de EU de voorwaarden
                  voor versterking, behoud of aantasting van de rechtsstaat scheppen en in de gaten
                  houden. Dit kan de inspanningen van de Raad ter versterking van de rechtsstatelijkheid
                  een stimulans geven.
               
7. Milieucriminaliteit – eindverslag van 8e ronde van wederzijdse evaluaties
               
= Presentatie en gedachtewisseling
Het voorzitterschap zal bij dit agendapunt het finale rapport van de 8e ronde van wederzijdse evaluaties inzake milieucriminaliteit presenteren. Hierbij
                  is een uitwisseling van standpunten voorzien, op basis van de steun voor het rapport
                  dat ook op Raadswerkgroep niveau is besproken. Dit eindrapport betreft het EU-beleid
                  inzake preventie en bestrijding van milieucriminaliteit en geeft inzicht in de praktische
                  uitvoering en toepassing van dit beleid in de EU-lidstaten.
               
De evaluatie van Nederland is in juni 2018 vastgesteld. Het eindverslag was op 11 september
                  2018 beschikbaar en is met een aanbiedingsbrief op 29 oktober 2018 naar uw Kamer gestuurd22.
               
De aanbevelingen voor de hele EU hebben betrekking op een nationale strategie voor
                  preventie, toezicht en handhaving, het zorgen voor specialisatie binnen toezicht,
                  handhaving, opsporing en vervolging en op samenwerking tussen de verschillende toezichthoudende
                  en handhavende instanties. De lidstaten worden ook opgeroepen een systeem te ontwikkelen
                  voor het verzamelen en het delen van statistische data over milieucriminaliteit. Ook
                  wordt gesteld dat bij de meeste lidstaten bestuurlijke prioriteit ontbreekt. Een groot
                  deel van deze aanbevelingen zijn in Nederland al staande praktijk, maar ook in Nederland
                  is er ruimte voor verbetering.
               
Het evaluatieverslag bevat 9 aanbevelingen aan Nederland. De aanbevelingen betreffen
                  onder meer het betrekken van douaneautoriteiten, het aanmoedigen van nationale autoriteiten
                  om te voorzien in statistieken over milieucriminaliteit voor de doeltreffendheid van
                  het gehele systeem en een betere samenwerking tussen de regionale handhavingsautoriteiten.
               
De aanbevelingen worden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid besproken met
                  betrokken partners, zoals Openbaar Ministerie, Nationale Politie, Inspectie Leefomgeving
                  en Transport en Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, op haalbaarheid en wijze
                  waarop aan de aanbevelingen tegemoet kan worden gekomen.
               
De inhoud van het rapport dient mede als input voor een evaluatie van Richtlijn 2008/99/EG
                  van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van
                  het milieu door middel van het strafrecht. Hiervoor is deze maand een consultatie
                  door de Commissie gestart. De Commissie laat onderzoeken of de EU-regels met betrekking
                  tot milieucriminaliteit relevant, effectief, efficiënt en in lijn met andere EU-regelgeving
                  zijn. Tevens moet het onderzoek uitwijzen of de Richtlijn heeft bijgedragen aan een
                  betere naleving van EU milieu regelgeving door het creëren van een level playing field als het gaat om het strafbaar stellen van milieuovertredingen. Ook zal worden bezien
                  of er behoefte is aan actualisering.
               
In de Raad zal Nederland uitdragen dat het zich kan vinden in de bevindingen en aanbevelingen.
                  Nederland heeft, samen met een aantal andere lidstaten, zorgen geuit over de benodigde
                  capaciteiten die nodig zijn om de aanbeveling over het verplicht maken van verzamelen
                  en delen van statistieken te implementeren. Dit zal, zo nodig, in de Raad worden herhaald.
               
8. Digitale justitie: elektronisch bewijsmateriaal
               
a) Onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang
                        tot elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken
b) Onderhandelingen voor het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest
                        inzake cybercriminaliteit
= Stand van zaken
De Commissie zal, conform de afspraken uit beide mandaten, aan de Raad rapporteren
                  over de voortgang van de onderhandelingen die het voor de EU voert met de VS over
                  een overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal
                  voor justitiële samenwerking in strafzaken en in de Raad van Europa met de andere
                  partijen bij het cybercrime verdrag over het tweede aanvullend protocol bij dat Verdrag.
               
EU-VS overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal
                     voor justitiële samenwerking in strafzaken
Op 25 september en op 6 november is er overleg geweest tussen de delegaties van de
                  EU en de VS. Uit eerdere terugkoppeling blijkt dat er nog geen inhoudelijke onderhandelingen
                  hebben plaatsgevonden. Zowel de EU als de VS delegatie hebben tot nu toe hun eigen
                  systemen en voorgenomen regelgeving voor het vorderen van gegevens én hun onderhandelingsmandaten
                  nader toegelicht aan elkaar.
               
Tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit.
Het secretariaat van de Raad van Europa heeft middels een conferentie op 20–22 november
                  consultaties met private partijen, academici en maatschappelijke organisaties gefaciliteerd.
                  Belanghebbenden hebben zich kunnen uitspreken op basis van de tot nu toe opgestelde
                  conceptteksten, waaronder een regeling voor directe bevragingen van internetdienstverleners.
                  Op het moment van schrijven van deze annotatie zijn de uitkomsten hiervan nog niet
                  bekend.
               
9. Overige onderwerpen
               
a) Dataretentie ten behoeve van criminaliteitsbestrijding: opvolging van raadsconclusies
                     JBZ-Raad juni 2019
= Informatie van de Commissie
In de Raadsconclusies van juni 2019 over dataretentie werd de Commissie uitgenodigd
                  een studie te doen naar mogelijke oplossingen voor dataretentie waaronder de mogelijkheid
                  van een toekomstig wetgevend voorstel, als gevolg van de Tele 2 uitspraak van het
                  Europees Hof van Justitie.23 De Commissie zal tijdens de JBZ- rapporteren over de stand van zaken van deze studie.
               
Voor het schetsen van mogelijke oplossingen zijn de nog bij het Hof van Justitie van
                  de EU lopende zaken betreffende nationale regelingen in verschillende EU-lidstaten
                  over de bewaarplicht van gegevens relevant. De uitkomst van deze Hofzaken is van groot
                  belang voor de wijze waarop een bewaarplicht in de wet kan worden verankerd. Dit betekent
                  dat een eventueel toekomstig wetgevend voorstel ook zal moeten wachten op duidelijkheid
                  over de verenigbaarheid van een nationale bewaarplicht met het Europees recht. Naar
                  verwachting zal het Hof van Justitie in de loop van volgend jaar uitspraak doen.
               
b) EU-VS ministeriële ontmoeting over Justitie en Binnenlandse Zaken (Washington DC,
                     11 december 2019)
= Informatie van het voorzitterschap
Eén keer per jaar komen de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van het land
                  van het voorzitterschap, de twee Commissarissen en de Amerikaanse Minister van Homeland
                  Security en de Minister van Justitie bijeen. De bijeenkomst eindigt met een gemeenschappelijke
                  verklaring. Tijdens dit agendapunt zal de Raad naar verwachting worden geïnformeerd
                  over de agenda en inzet van de EU-VS ministeriële ontmoeting inzake Justitie en Binnenlandse
                  Zaken die op 11 december 2019 zal plaatsvinden. Het betreft een informatiepunt. Er
                  wordt geen discussie voorzien.
               
c) EU-Westelijke Balkan ministerieel forum over Justitie en Binnenlandse Zaken (Skopje
                     18–19 november 2019)
= Informatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het voorzitterschap de Raad informeren over de het EU-Westelijke
                  Balkan ministerieel forum inzake Justitie en Binnenlandse Zaken dat op 18–19 november
                  2019 heeft plaatsgevonden. Het forum is een jaarlijkse bijeenkomst van het voorzitterschap
                  (en van haar voorganger en opvolger), de Europese Commissie en de vertegenwoordigers
                  (Ministers van Justitie en/of Binnenlandse Zaken) van de kandidaat-lidstaten en potentiële
                  kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan waarin zij inzicht geven in hervormingen
                  op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in het kader van het EU-toetredingsproces.
                  Het betreft een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
               
d) Conferentie over 10 jaar EU Verdrag van de Rechten van de Mens (Brussel, 12 November
                     2019)
= Informatie van de Commissie
Op 12 november 2019 vond in Brussel de viering plaats van 10 jaar Handvest van de
                  Grondrechten van de EU. Europees Commissaris Jourova kondigde tijdens de conferentie
                  een herziening aan van de Commissie Strategie over het Handvest uit 2010 en een Actieplan
                  ter bevordering van het bewustzijn en de toepassing. Speciale thematische aandacht
                  zou daarbij o.a. uitgaan naar Artificial Intelligence. Daarnaast vroeg de directeur
                  van het EU-Grondrechtenagentschap, O’Flaherty, aandacht voor digitale instrumenten
                  ter bevordering van het bewustzijn en het gebruik van het Handvest op nationaal niveau.
                  Verder waren er thematische discussies over de bevordering van een grondrechtencultuur
                  op nationaal niveau, de rol van maatschappelijke organisaties, nationale mensenrechteninstituten
                  en gelijke behandelingsinstellingen en een terugblik en vooruitzicht met betrekking
                  tot het EU-Handvest.
               
e) Werkprogramma van inkomend voorzitterschap
= Presentatie van de Kroatische delegatie
Nederland zal de presentatie van het Kroatisch voorzitterschap aanhoren.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.