Brief regering : Voortgang Simpel Switchen in de Participatieketen
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 188 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2019
Waarom simpel switchen?
Ieder mens wil in zijn leven betekenisvol zijn. En zich ontwikkelen. We doen dat allemaal
op onze eigen manier en in onze eigen tempo. Soms in kleine stapjes, soms juist met
een enorme sprong in het diepe. Voor die ontwikkeling en zoektocht is het belangrijk
dat mensen zich veilig voelen. Dan helpt het als je zeker bent van een stabiel inkomen
of vangnet. Want als het niet lukt dan is het een geruststellende gedachte dat er
altijd een weg terug is. In deze brief schets ik de voortgang van de verbeteringen
die ik samen met vele partners wil doorvoeren om te zorgen dat mensen worden gestimuleerd
meer uit zichzelf te halen zonder angst voor verlies van zekerheden. Dat is in deze
tijd van een flexibele arbeidsmarkt waarin het werk voor iedereen, voor mensen met
en zonder beperking, kan verschillen in vorm, duur en omvang des te meer van belang.
Met het project «Simpel Switchen in de Participatieketen» wil ik samen met Divosa
en vele partners een beweging in gang zetten om overgangen in de participatieketen
te versoepelen. Dan kan het gaan om inkomstenonzekerheid bij het aanvaarden van werk,
of overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, de banenafspraak en regulier werk.
Samen brengen we kennis en inzicht bij elkaar en creëren we betrokkenheid en draagvlak
voor veranderingen om overgangen soepeler te laten verlopen en mensen naar vermogen
mee te laten doen. Dit vraagt ook om een aanpak over alle domeinen heen. Ik trek hier
dan ook samen met de Minister van VWS in op.
In mijn brief van 27 december 20181 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de invulling van Simpel Switchen. Langs vier sporen
zijn de belangrijkste knelpunten en acties benoemd die naar voren kwamen uit een brede
inventarisatie bij de mensen zelf en de professionals die hen ondersteunen. Samen
werken we gericht aan oplossingen. Ik geef hiermee ook invulling aan de motie van
het lid Van Brenk c.s.2 die verzoekt om demotiverende effecten van wet- en regelgeving voor mensen met een
arbeidsbeperking zo veel mogelijk weg te nemen.
Graag licht ik in deze voortgangsbrief per spoor de ingezette acties toe.
1. Mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan werken en weer terug kunnen
vallen als het werken toch (even) niet lukt.
2. Beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan.
3. Meedoen op de best passende plek.
4. Continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning.
Spoor 1: Mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan werken en weer
terug kunnen vallen als het toch (even) niet lukt.
Het is vaak spannend de stap vanuit de uitkering naar werk te maken. Want wanneer
het werken toch niet lukt, of wanneer het werk tijdelijk is, blijkt het terugvallen
op een uitkering niet altijd eenvoudig en snel te regelen. Dat kan ingrijpende consequenties
hebben voor de financiële situatie en het op tijd kunnen betalen van de vaste lasten,
bijvoorbeeld wanneer er veel tijd verstrijkt tussen het laatste salaris en de eerste
uitkering.
Onzekerheid over de uitkering kan leiden tot een langere uitkeringsduur. Het belemmert
mensen om stappen te zetten vanuit de Wajong naar werk. Of om de Participatiewet te
verlaten voor een tijdelijke baan. Ik pas daarom de Wajong aan om mensen meer zekerheden
te geven. En samen met Divosa kijken we in Inspiratielabs On Tour of we creatieve
oplossingen kunnen bedenken zodat mensen sneller zekerheid hebben met zo min mogelijk
administratieve last. Uit deze Inspiratielabs blijkt dat de opgehaalde knelpunten
bij de overgangen tussen uitkering en werk grotendeels in de praktijk kunnen worden
opgelost. Samen met Divosa wil ik de komende maanden daarom de praktijkoplossingen
die sommige gemeenten al hebben geïmplementeerd verspreiden en daarmee de uitvoeringspraktijk
versterken. In het vervolg van deze brief benoem ik enkele van deze praktijkoplossingen.
Hierna ga ik achtereenvolgens in op:
• Simpel en snel terug kunnen vallen op de Participatiewet als dat nodig is.
• Flexibel werk, flexibele bijstand.
• Soepele overgang WW naar bijstand.
• Afschaffen vier weken zoektermijn voor jongeren met een arbeidsbeperking.
• Herleving van het recht op Wajong bij uitval uit werk.
Stand van zaken
Simpel en snel terugvallen op de Participatiewet als dat nodig is
Een groot deel van de knelpunten heeft te maken met het snel uit- en opnieuw aanzetten
van de bijstandsuitkering, dit is ook voor gemeenten administratief bewerkelijk.
«Ik zat in totaal gewoon 11 weken zonder inkomsten. En daarvoor had ik al 2 maanden
maar weinig loon gehad. Het is niet dat ik veel reserves heb om dat op te vangen.
Nu zit ik in de schulden. Dat is dus mijn beloning voor het gaan werken»
Gemeenten hebben bij het verstrekken van een bijstandsuitkering een beslistermijn
van acht weken. Dit leidt voor de burger vaak tot een te lange periode van onzekerheid
zonder inkomen. Daarvoor hebben we samen met gemeenten de volgende oplossingsrichtingen
verkend:
– Wie tijdelijk gaat werken en aansluitend opnieuw bijstand aanvraagt, moet dat kunnen
doen via een verkorte aanvraagprocedure, waarbij de burger alleen wijzigingen hoeft
door te geven. Gemeenten kunnen een aparte aanvraagprocedure voor hernieuwde bijstandsaanvragen
inrichten. Hieraan zijn geen wettelijke termijnen verbonden, dit valt dus binnen de
beleidsvrijheid van gemeenten.
– Die zekerheid aan de burger kan ook worden geboden wanneer gemeenten bij korte tijdelijke
contracten de uitkering niet formeel afsluiten («uitkering op 0 zetten»), als het
waarschijnlijk is dat door de burger opnieuw aanspraak op de bijstand zal worden gedaan.
Dit is mogelijk binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet. Gemeenten passen
hierbij maatwerk toe, ook met betrekking tot de periode dat de uitkering niet formeel
beëindigd wordt. Gemeenten kunnen in individuele gevallen overwegen de uitkering niet
af te sluiten, bijvoorbeeld tot er WW-recht is opgebouwd.
– Helmond-de Peel en de IJsselgemeenten (Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel
en Zuidplas) laten met hun digitale aanvraagproces zien dat het aanvragen van een
bijstandsuitkering veel simpeler kan. Door gebruik te maken van gegevenskoppelingen
hoeven burgers minder gegevens en documenten aan te leveren. Dat maakt de aanvraag
voor de burger simpeler en versnelt de beslistermijn. Meerdere gemeenten onderzoeken
naar aanleiding van deze voorbeelden de mogelijkheden om (al dan niet digitaal) de
aanvraag voor burgers te versimpelen door het aantal opgevraagde documenten terug
te brengen tot het minimum.
Gemeenten ervaren bij deze oplossingsrichtingen een spanningsveld tussen rechtmatig
toekennen enerzijds en snel besluiten op een minimale bewijslast anderzijds. Samen
met Divosa wil ik een ontwikkelgroep vormen van gemeenten die hier al stappen in hebben
gezet, om gezamenlijk te onderzoeken hoe zij op een slimme manier binnen dit spanningsveld
zo goed en snel mogelijk zekerheid kunnen bieden aan de burger, en wat het effect
van deze oplossingen is op de rechtmatigheid van toekenningen. Dit zal Divosa verwerken
in een werkwijzer, waarmee ook andere gemeenten de opgedane kennis kunnen toepassen.
Flexibel werk, flexibele bijstand
Steeds meer mensen hebben flexibele contracten. Daardoor zijn inkomsten de ene maand
hoger dan de andere maand. Hoe hoog een inkomen in de maand was, is vaak pas achteraf
bekend. Mensen melden zich daardoor regelmatig pas voor een uitkering als ze al een
aantal te krappe weken of maanden achter de rug hebben en zitten daardoor langere
perioden onder bijstandsniveau. Wanneer de uitkering wordt toegekend, gaat deze namelijk
in vanaf de dag van die melding.
«Ik had een oproepcontract. Mijn baas zei steeds: eind van de maand wordt het nog
erg druk. Toen ging er een klus toch niet door en moest ik weer naar de gemeente voor
een uitkering. Maar die maand is dan wel verloren. Daar krijg je nooit meer wat van.»
De vraag is of er niet andere oplossingen mogelijk zijn die beter passen bij de realiteit
van de arbeidsmarkt. Daartoe ga ik samen met gemeenten in een Inspiratielab On Tour
nadenken welke oplossingen hiervoor mogelijk zijn zonder het vangnetkarakter van deze
regeling aan te tasten, om ook mensen met flexibele contracten die (deels) afhankelijk
zijn van aanvullende bijstand, stabiliteit in inkomen te bieden.
Soepele overgang WW naar bijstand
Als mensen na afloop van de WW-periode in de bijstand komen hebben zij regelmatig
te maken met een periode zonder inkomsten, omdat eerst het recht op bijstand moet
worden vastgesteld.
«Ik heb eerst alles doorgegeven aan het UWV voor mijn WW-uitkering. Maar toen ik bijstand
aanvroeg, moest ik weer de hele papiermolen in. Ik dacht: het meeste weten jullie
toch al?»
Dit komt vooral doordat UWV en gemeente bij die overgang stellen geen mogelijkheid
hebben tot directe gegevensuitwisseling aan het eind van de WW-periode. Gegevensuitwisseling
maakt het mogelijk sneller een aanvraag tot bijstand af te handelen. En kan voorkomen
dat de gemeente mensen die vanuit de WW de bijstand instromen een re-integratieactiviteit
aanbiedt die ook al bij UWV is ingezet. Zowel de Participatiewet als de wet SUWI geeft
veel mogelijkheden voor samenwerking tussen gemeenten en UWV. Instanties, zoals UWV,
zijn verplicht opgaven en inlichtingen te verstrekken aan het college die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van de Participatiewet. Ook op basis van Wet SUWI zijn gemeenten
en UWV gehouden samen te werken, waarbij ze elkaar alle gegevens en informatie verstrekken
die daar voor nodig is. Hier is dus nog veel winst mogelijk.
Meerdere UWV-regio’s en gemeenten spannen zich in voor een betere onderlinge samenwerking.
Zoals in Alphen aan den Rijn, waar als de burger dat wil de gesprekken gezamenlijk
worden gevoerd. Zo kan de gemeente al tijdens de WW-periode schuldhulpverlening, taalles,
welzijnswerk of andere dienstverlening aanbieden, terwijl de regie op werk bij UWV
blijft liggen. De Toolkit max-WW3, ontwikkeld door VNG en UWV, geeft gemeenten en UWV-regio’s volop handvatten om lokaal
de samenwerking in te richten. Samen met UWV en Divosa ga ik gemeenten en UWV-regio’s
aanmoedigen om hier uitvoering en invulling aan te geven.
Afschaffen vier weken zoektermijn voor jongeren met een arbeidsbeperking
In het IBO jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt4 wordt geconstateerd dat de vier weken zoektermijn voor de gemiddelde jongere een
effectieve manier kan zijn voor het vinden van werk. Voor jongeren met een (risico
op) afstand tot de arbeidsmarkt is het echter lastiger om aan het werk te komen. Dit
kan dan betekenen dat financiële problemen zich in deze periode opstapelen. Ook kunnen
jongeren uit beeld raken, omdat zij zich na die vier weken niet opnieuw melden bij
de gemeente. Dat is onwenselijk. Deze situatie knelt des te meer omdat gemeenten met
ingang van 2015 verantwoordelijk zijn geworden voor een grotere groep kwetsbare jongeren,
vanwege het afsluiten van de Wajong voor jongeren met een arbeidsbeperking die kunnen
werken. Mede naar aanleiding van de constatering uit het IBO heb ik besloten de vier
weken zoektermijn te schrappen voor een specifieke groep jongeren met evidente arbeidsbeperkingen.
Het wetsvoorstel Breed Offensief waarin dit wordt voorgesteld ligt voor advies voor
bij de Raad van State.
Herleving recht op Wajong bij uitval uit werk
In mijn brief van 27 december 2018 heb ik erop gewezen dat mensen met een Wajonguitkering
aangeven de stap naar werk niet te durven te zetten, uit vrees Wajongrechten te verliezen
mocht het in een baan toch niet lukken. Ik vind dit onwenselijk. Daarom kondigde ik
aan meer zekerheid te willen bieden door de huidige termijn waarin het recht op Wajong
kan herleven uit te breiden van vijf jaar (nu) naar de AOW-leeftijd. Die herleving
was gekoppeld aan toegenomen arbeidsongeschiktheid die voortkomt uit dezelfde oorzaak
als op grond waarvan de jonggehandicapte eerder recht op arbeidsondersteuning had.
Uw Kamer heeft er terecht op gewezen dat deze beperkte herlevingsmogelijkheid ertoe
kan leiden dat de angst om te gaan werken blijft bestaan. Daarom heb ik besloten de
regels voor het herleven van het recht op een Wajong-uitkering te verbreden. Bij nota
van wijziging heb ik geregeld dat de Wajong-gerechtigde zonder meer terug kan vallen
op zijn Wajong-status, wat de reden van uitval uit werk ook is. Het wetsvoorstel Wajong
is op 7 november door uw Kamer aangenomen (Kamerstuk 35 213; Handelingen II 2019/20,
nr. 21, Stemmingen). De beoogde inwerkingtreding is januari 2021. Vanwege het belang
voor de doelgroep streef ik ernaar om het herlevingsrecht en de maatregelen voor het
wegnemen van de financiële drempel om onderwijs te volgen zo spoedig mogelijk nadat
de Eerste Kamer uitsluitsel heeft gegeven over het wetsvoorstel inwerking te laten
treden.
Spoor 2: Beter inzicht in de financiële gevolgen van aan het werk gaan
Mensen geven aan onvoldoende inzicht te hebben in de financiële gevolgen van werken
vanuit de uitkering. Zij weten vaak van tevoren niet wat werken voor hun portemonnee
betekent en krijgen aan de achterkant te maken met verrekeningen van inkomsten met
hun uitkering en toeslagen. Door rust en zekerheid te brengen willen we niet alleen
drempels wegnemen om te gaan werken, maar ook schuldensituaties voorkomen. Ik besef
dat we hier te maken hebben met grote complexiteiten, die niet eenvoudig zijn weg
te nemen. Met de volgende acties wil ik hier, samen met gemeenten, verbetering in
aanbrengen5:
• Een stabiel en voorspelbaar inkomen
• Wegnemen drempels werken in deeltijd door verminderen administratieve last
• Armoedeval en inkomensonzekerheid
• Duidelijke informatie waardoor mensen meer inzicht krijgen in wat werken financieel
betekent (waaronder combinatie rekentool).
Stand van zaken
Een stabiel en voorspelbaar inkomen
Wanneer mensen deeltijd werken en een aanvullende uitkering ontvangen, zorgt dat voor
een extra versnippering van inkomsten. Ze ontvangen het salaris op een ander moment
dan de uitkering, en vooral in flexibele banen worden salarissen niet maandelijks,
maar wekelijks of vierwekelijks uitbetaald. Dat zorgt voor verschillende betaalmomenten,
wat het voor mensen met een laag inkomen extra moeilijk maakt overzicht te houden
en te budgetteren. Daarnaast wordt het steeds moeten aanleveren van looninformatie
ervaren als «gedoe» en een drempel richting werk.
Burgers geven aan behoefte te hebben aan rust en stabiliteit in de inkomstensituatie,
om te kunnen focussen op werk. Met dit doel wordt door de gemeenten Utrecht (het Huishoudboekje),
Drechtsteden, Stroomopwaarts, Leeuwarden en Zaanstad (Surplus) geëxperimenteerd met
het gebruik van een tussenrekening, van waaruit loon en aanvullende uitkering in één
keer op een vast moment van de maand aan de burger worden uitbetaald door de gemeente.
De eerste pilots hiermee zijn afgerond, en de resultaten zijn veelbelovend. Het bundelen
van betaalmomenten geeft mensen meer grip op de financiën, waardoor zij rekeningen
weer op tijd kunnen betalen en zich beter kunnen richten op werk. Hoewel het benutten
van een tussenrekening een grote toegevoegde waarde heeft voor burgers, is de schaalbaarheid
nog beperkt. Samenwerking met werkgevers is een belangrijke stap om deze instrumenten
breder inzetbaar te maken. Vanuit de Nederlandse Vereniging voor Sociale Innovatie
(NVSI)6 wordt een ontwerpsessie georganiseerd met partijen zoals gemeenten, banken en fondsen
om de mogelijkheden van de tussenrekening verder uit te werken en betrokkenheid te
creëren.
Wegnemen drempels werken in deeltijd door verminderen administratieve last
Burgers die in deeltijd werken en hun inkomen aangevuld krijgen met een uitkering,
moeten alle loonstroken inleveren bij de gemeente. Het inleveren en verwerken van
de loonstroken leidt tot vertragingen in het aanvullen van de uitkering. Gemeenten
zijn gehouden de werkelijke inkomsten te verrekenen. Het Inlichtingenbureau onderzoekt
in een pilot met de G4 en enkele andere gemeenten of het gebruik van de polisadministratie
ook kan worden ingezet voor een geautomatiseerde inkomstenverrekening. De eerste resultaten
zijn hoopgevend. Ik wil daarom benadrukken dat gemeenten vanaf nu gebruik kunnen maken
van de polisadministratie als basis voor de verrekening, zoals ook het UWV dat al
kan, zodat de burger geen loonstroken meer hoeft in te leveren. Daarmee kan de gemeente
dezelfde inkomstengegevens hanteren als de Belastingdienst, wat minder foutgevoelig
is. Dit verlaagt de administratieve last van de burger en gemeente en neemt drempels
weg om deeltijd te werken.
Om de polisadministratie te kunnen gebruiken als basis voor verrekeningen is het van
groot belang dat de loongegevens snel beschikbaar zijn. In september 2019 diende een
op de drie werkgevers de loonaangifte binnen het lopende tijdvak in7. Het is belangrijk dat dit aantal omhoog gaat. Het project Eerder aanleveren loonaangifte van de loonaangifteketen heeft als doel om dit aantal verder te doen toenemen. De
Belastingdienst, UWV en CBS roepen daarin werkgevers op om de loonaangifte sneller
aan te leveren. Die oproep ondersteun ik van harte.
Armoedeval en inkomensonzekerheid
In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat het afspraken wil maken met
gemeenten over het lokaal beleid om de armoedeval te verkleinen. Daartoe is allereerst
door Stimulansz in kaart gebracht of er sprake is van een armoedeval en zo ja, waardoor
deze wordt veroorzaakt. Het onderzoek (bijgevoegd)8 heeft landelijke en lokale regelingen in kaart gebracht en heeft gekeken naar de
mate waarin het samenspel tussen centrale inkomensondersteunende voorzieningen (heffingskortingen
en toeslagen) en decentrale inkomensondersteunende voorzieningen9 bijdraagt aan een eventuele armoedeval.
Uit het onderzoek blijkt dat landelijke inkomensondersteuning voor werkenden met een
lager inkomen een groot deel van de totale ontvangen inkomensondersteuning vormt.
Deze wordt afgebouwd naarmate het inkomen stijgt. Hierdoor is er sprake van een aanzienlijke
marginale druk. Het kabinet heeft opdracht gegeven tot twee interdepartementale beleidsonderzoeken
(IBO): het IBO toeslagen en het IBO deeltijd. Het IBO deeltijd doet onderzoek naar
de kenmerken en motieven van deeltijdwerkers, de effecten van instituties en sociale
normen, de gevolgen van het grote aantal deeltijdwerkers in Nederland en de belemmeringen
om meer of minder te gaan werken. Het onderzoeksrapport van het IBO deeltijd wordt
samen met een kabinetsreactie na het kerstreces aan uw Kamer verzonden.
In het IBO Toeslagen worden mogelijke verbeteringen van de toeslagensystematiek onderzocht.
Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel richt zich op verbeteringen
binnen het bestaande stelsel en is op 11 november 201910 aangeboden aan uw Kamer. Het laat zien dat het streven om toeslagen te richten op
specifieke groepen, gecombineerd met het laten aansluiten van de toeslagen op de actuele
situatie van huishoudens, zoals het inkomen, zorgt voor onzekerheid over het uiteindelijke
recht op toeslagen en de hoogte ervan. Dit leidt tot een hoog aantal terugvorderingen
en nabetalingen en kan aanleiding zijn voor niet-gebruik. Het tweede deel van het
IBO Toeslagen richt zich op mogelijkheden voor een meer fundamentele stelselwijziging.
Hierbij wordt onder meer gekeken of toeslagen (deels) kunnen worden opgevangen binnen
het instrumentarium van inkomstenbelasting en inkomensondersteuning, binnen de stelsels
rond wonen, zorg, kinderen of via (gedeeltelijke) overheveling naar medeoverheden.
De kabinetsreactie op deelrapport 1 zal uw Kamer gelijktijdig met deelrapport 2 begin
2020 ontvangen.
Het onderzoek van Stimulansz laat zien dat de afbouw van gemeentelijke regelingen
bovenop de afbouw van de landelijke inkomensondersteuning komt. De gemeentelijke regelingen
kennen soms een inkomenstoetsgrens, waardoor mensen die een inkomen krijgen dat net
hoger is dan deze inkomenstoetsgrens de gemeentelijke toeslagen in één keer volledig
kunnen verliezen. Bij sommige huishoudtypen (voornamelijk bij alleenstaande ouders
en bij kostwinners met kinderen) is er door samenloop in de afbouw van regelingen
sprake van een achteruitgang in inkomen bij het gaan werken vanuit de bijstand. In
dat geval vallen gemeentelijke regelingen op basis van dezelfde inkomenstoetsgrens
tegelijkertijd weg en worden landelijke regelingen afgebouwd, terwijl het inkomen
uit werk nog niet hoog genoeg is om dit te compenseren. Bij kostwinners met kinderen
is dit effect het sterkst omdat het wegvallen van de gemeentelijke vergoedingen plaatsvindt
op het moment dat ook de landelijke toeslagen geleidelijk afbouwen.
De door Stimulansz onderzochte casussen bevestigen mijn beeld dat mensen die (meer
uren) gaan werken vanuit de bijstand, te maken hebben met een complex geheel van landelijke
en gemeentelijke regelingen. Het is daardoor lastig om op individueel niveau vast
te stellen wat het netto-inkomen gaat zijn bij de stap naar werk. Dit brengt inkomensonzekerheid
met zich mee en angst om inkomensondersteuning kwijt te raken bij het aanvaarden van
(meer uren) betaald werk. Dat maakt dat niet alleen financiële prikkels een barrière
kunnen zijn voor arbeidsinschakeling, maar ook de onzekerheid over het inkomen na
deze stap naar werk.
Duidelijke informatie en inzicht in financiële situatie
Mensen die een stap zetten richting werk willen duidelijke informatie over wat ze
kunnen verwachten. De gemeente heeft een sleutelpositie in het bieden van overzicht
en duidelijkheid. Het voeren van een persoonlijk gesprek over inkomsten bij uitstroom
of bij aanvang van parttime werk is nu echter eerder de uitzondering dan de regel.
Met en tussen gemeenten is uitgewisseld hoe zij die duidelijkheid kunnen bieden. Meerdere
gemeenten bereiden het invoeren van deze gesprekken nu voor, o.a. door het ontwikkelen
van checklists voor de burger. Gemeenten vinden nog vaak het wiel opnieuw uit. Naar
voorbeeld van de toolkit Max-WW wil ik daarom samen met Divosa een toolkit parttime
werk ontwikkelen. Wij zullen vertegenwoordigers van cliënten hierbij betrekken.
«Ik had vooral graag gewild dat iemand mij had uitgelegd wat er zou gebeuren. Dat
ik soms moet inleveren is tot daaraantoe, maar als ik weet dat het komt kan ik er
rekening mee houden. Dat je het nu niet weet, dat is het vervelende.»
Ook de Combinatie Rekentool helpt gemeenten om voor hun bijstandsgerechtigden transparant
te maken wat werken voor het inkomen betekent. Deze tool, die het Nibud samen met
de gemeente Amsterdam en Sociaal Raadslieden Haarlem ontwikkelt, geeft mensen inzicht
in hun financiële situatie als ze aan het werk gaan, maar ook in wat dit kan betekenen
voor de landelijke toeslagen die ze ontvangen en voor de gemeentelijke regelingen
(van bij het Nibud aangesloten gemeenten) die van invloed zijn op hun inkomen. De
tool richt zich op mensen die vanuit die Wajong; WIA; WW of Participatiewet (tijdelijk
of deeltijd) werk aanvaarden. Naar verwachting is de tool in het voorjaar van 2020
beschikbaar. Deze tool kan als hulpmiddel voor de klantmanager, maar ook voor bijvoorbeeld
de onafhankelijke cliëntenondersteuning ter beschikking worden gesteld.
De opbrengsten in spoor 2 alsmede de bevindingen uit het rapport van Stimulansz bespreek
ik zowel op uitvoeringstechnisch, beleidsinhoudelijk, als op bestuurlijk niveau samen
met Divosa met diverse gemeenten, de VNG, het UWV, en het Inlichtingenbureau. Daarnaast
heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tegemoetkomend aan een unaniem
aangenomen motie in de Tweede Kamer van 29 november 2018 (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 52), de SER gevraagd te verkennen hoe we ervoor kunnen zorgen dat het aantal werkende
armen duurzaam wordt teruggedrongen. In deze verkenning wordt onderzocht tegen welke
belemmeringen in zowel het stelsel van sociale zekerheid als de instituties op de
arbeidsmarkt werkenden met een laag inkomen aanlopen. De Minister zal de SER verkenning
begin 2020 ontvangen.
Spoor 3: meedoen op de best passende plek
Ik streef een soepele keten na, waarbij iedereen zich naar vermogen kan ontwikkelen
en kan meedoen op de voor hem of haar best passende plek. Echter, voor mensen in de
dagbesteding die potentie hebben om zich te ontwikkelen richting betaald werk, is
het niet vanzelfsprekend om de stap naar werk ook te zetten. De onzekerheid of werken
loont speelt hierbij een rol, evenals de vraag of men tijdig weer een uitkering en
een indicatie voor dagbesteding kan krijgen als men het werken vanwege de beperking
niet vol kan houden. Vanwege stabiliteit en zekerheid adviseren ouders regelmatig
om te kiezen voor dagbesteding of vrijwilligerswerk. Ook bij beschut werk kan onzekerheid
een rol spelen om een baan in het kader van de banenafspraak te aanvaarden, omdat
mensen niet weten of ze terug kunnen vallen op beschut werk als het toch niet lukt.
Om doorontwikkeling naar en in betaald werk makkelijker te maken zijn verschillende
acties in gang gezet:
• Simpel switchen van dagbesteding naar werk
• Creëren passende functies en praktijkopleidingen voor het switchen van dagbesteding
naar werk
• Van beschut werk naar baan in het kader van de banenafspraak (en weer terug)
Stand van zaken
Simpel switchen van dagbesteding naar werk
Ik hoor uit de praktijk geluiden dat er knelpunten zijn in uitvoeringspraktijk en
in beleid, wet- en regelgeving en financiering die belemmeren dat mensen zich vanuit
de dagbesteding (zowel gefinancierd uit de Wmo, als uit de Wlz) ontwikkelen richting
werk. Dat is onwenselijk. Samen met de Minister van VWS heb ik Movisie en Stimulansz
gevraagd deze knelpunten en mogelijke oplossingen te onderzoeken. De ervaringen van
gemeenten, aanbieders van dagbesteding, scholen uit het praktijkonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs, en van ervaringsdeskundigen worden daarbij betrokken. Het onderzoek
zal na de zomer van 2020 worden opgeleverd. Ik verwacht dat het onderzoek een goede
basis biedt om met elkaar te bepalen welke activiteiten in gang gezet kunnen worden
om de overgang van dagbesteding naar werk te versoepelen.
In de handreiking «Simpel switchen van dagbesteding naar werk» van de Programmaraad
(een samenwerking van VNG, Divosa, UWV en Cedris) is de uitvoeringspraktijk van Almere,
Amsterdam, Arnhem, Ede, Oss en de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen opgetekend.
Deze gemeenten zetten in op doorstroom van dagbesteding naar betaald werk. Met de
handreiking willen we zo veel mogelijk gemeenten en regio’s stimuleren en inspireren.
Ook in 2020 zal de Programmaraad een actieve rol spelen bij het verder op weg helpen
van gemeenten en regio’s.
Creëren passende functies en praktijkopleidingen voor het switchen van dagbesteding
naar werk
Om de overgang van dagbesteding naar werk te versoepelen (en de instroom van mensen
uit het doelgroepenregister te vergemakkelijken) hebben VGN en ActiZ in 2016 de functie
en brancheopleiding Woonhulp gecreëerd door middel van jobcarving (taken uit bestaande
functies halen). In aanvulling hierop wordt nu ook een praktijkopleiding ontwikkeld
voor de groenvoorziening, logistiek en facilitaire dienstverlening. 500 cliënten met
een verstandelijke beperking kunnen hieraan meedoen.11 Om mensen met een beperking een betere kans te bieden om zich verder te ontwikkelen
in werk doen VGN en ActiZ ook mee aan de pilots «praktijkleren met de praktijkverklaring
in het mbo».
Ook VGN is en blijft actief om de kansen op ontwikkeling naar werk voor mensen in
de dagbesteding te vergroten. Zo zoekt VGN in praktijklabs samen met zorgorganisaties,
ervaringsdeskundigen en het kenniscentrum LVB naar oplossingen om de toegang tot de
arbeidsmarkt voor mensen met een beperking makkelijker te maken. En in het netwerk
«Versnelling naar werk» delen gehandicaptenzorgorganisaties kennis en goede voorbeelden.
Van beschut werk naar baan in het kader van de banenafspraak (en weer terug)
Voor veel mensen die op een beschut werkplek werken, is en blijft dat de meest passende
plek. Er zijn echter ook mensen, met name jongeren, die beginnen op een beschut werkplek
en zich zodanig ontwikkelen dat zij kunnen doorgroeien naar een baan in het kader
van de banenafspraak. Om deze ontwikkeling te stimuleren is het nodig dat de afstand
tussen een beschut werkplek en een baan in het kader van de banenafspraak zo klein
mogelijk is. Ik wil het mogelijk maken dat het positieve advies beschut werk herleeft
zonder nieuw onderzoek door UWV, mocht de overstap toch niet lukken. Dit kan de vrees
wegnemen om een baan in het kader van de banenafspraak te aanvaarden. Om die reden
wordt het Besluit advisering beschut werk aangepast, zodat de overgang van beschut
werk naar de banenafspraak en ook terug als dat onverhoopt nodig mocht zijn, makkelijker
wordt.
Spoor 4: Continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning
Kwetsbare mensen, in het bijzonder mensen met een verstandelijke beperking, hebben
behoefte aan continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning, in het bijzonder
bij de overgangen tussen verschillende domeinen (onderwijs, zorg, werk). Door onvoldoende
continuïteit in de begeleiding bestaat het risico dat mensen uitvallen. Hierna ga
ik achtereenvolgens in op:
• Het belang van integrale en continue ondersteuning
• Ondersteuning op maat, als onderdeel van het wetsvoorstel breed offensief.
Integrale en continue ondersteuning
Op 4 oktober 2019 zijn aan uw Kamer de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s)
Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) en Jongeren met een afstand tot
de arbeidsmarkt (JmAA) aangeboden12, elk voorzien van een Kabinetsreactie. In beide IBO’s wordt geconstateerd dat het
vroegtijdig signaleren van problemen van mensen (om erger te voorkomen) belangrijk
is en dat integrale begeleiding over de domeinen heen nog ontoereikend is. De IBO’s
bevatten aanbevelingen gericht op een langdurige lichtere vorm van ondersteuning (waakvlamondersteuning)
voor mensen met een LVB, alsmede lichte en intensieve ondersteuning (life coaching)
voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. In navolging van de Kabinetsreactie
op het IBO LVB is het Ministerie van VWS gestart met een verkenning naar wat werkt
en wat niet werkt binnen lopende initiatieven in het kader van ondersteuning voor
mensen met een LVB. Daarnaast zal worden gekeken naar werkzame elementen van waakvlamondersteuning,
zo is bijvoorbeeld de gemeente Zwijndrecht bezig een pilot op te starten rond langdurige
laag intensieve ondersteuning van mensen met een LVB. Het kabinet zal de uitkomsten
uitwerken en verspreiden onder gemeenten. In het IBO JmAA kondigt het kabinet een
verkenning aan naar bestaande goede praktijken en werkzame elementen van integrale
ondersteuning van jongeren tot 27 jaar. Ik ben voornemens deze verkenning uit te breiden
naar de brede doelgroep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, aangezien ook
mensen ouder dan 27 jaar behoefte kunnen hebben aan een ondersteunend aanspreekpunt.
Op basis van de verkregen inzichten kan de komende periode een scherper beeld worden
verkregen van wat er nodig is om de life coach en/of waakvlamfunctie zo doeltreffend
en doelmatig mogelijk te organiseren. Conform toezegging13 zal ik, samen met de andere betrokken bewindslieden, uw Kamer in het voorjaar van
2020 informeren over de voortgang van deze verkenning. Met deze verkenning geef ik
tevens invulling aan de gewijzigde motie van het lid Bruins c.s.14
Pilot Zwijndrecht. Onafhankelijke cliëntondersteuner als waakvlam
Zwijndrecht en de Sociale Dienst Drechtsteden hebben in het kader van het Programma
Sociaal Domein, het onderzoek Weet wat je kan, uitgevoerd. Het betrof een onderzoek
onder professionals en mensen met een LVB, dat zich voornamelijk heeft gefocust op
het domein Werk & Inkomen. Dit onderzoek wees onder andere uit dat professionals een
«regiefunctie» missen en mensen met een LVB een coach/buddy. De gemeente Zwijndrecht
heeft daarom de wens uitgesproken van een professional met een waakvlamfunctie, die
langdurig laag intensief contact met kwetsbare mensen onderhoudt, specifiek mensen
met een licht verstandelijke beperking. Deze professional bewaakt ook de samenhang
van mogelijke problematiek en schaalt op naar zwaardere hulp indien de omstandigheden
daarom vragen. Met financiële ondersteuning van VWS onderzoekt de gemeente Zwijndrecht
de effectiviteit van deze waakvlamfunctie in een tweejarige pilot. De gemeente experimenteert
met de waakvlamfunctie als een (nieuwe) innovatieve vorm van onafhankelijke cliëntondersteuning.
Professionals geven aan vooral kennis en ervaring te hebben in hun eigen domein (zorg,
werk, inkomen), waardoor soms niet goed (of te laat) wordt doorverwezen als andere
hulp nodig is. Veelal ontbreekt een breder overzicht van mogelijkheden in het sociaal
domein. De beroepsvereniging voor klantmanagers (BVK) en Stimulansz werken in het
kader van het programma Vakmanschap aan handvatten voor professionals gericht op een
houding van integrale ondersteuning. Zij werken concrete oplossingen uit in zogenaamde
visuals of factsheets. Die worden in een serie bijeenkomsten besproken waarin centraal
staat hoe het begeleiden van een stap in de Participatieketen kan plaatsvinden en
wat dit oplevert voor de betrokken kandidaat.
Ondersteuning op maat, wetsvoorstel breed offensief
Ik vind het van groot belang dat mensen de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben,
zodat zij in staat worden gesteld om te werken. Uit onderzoek, onder meer van de Inspectie
SZW, blijkt echter dat een deel van de gemeenten terughoudend is met bijvoorbeeld
de inzet van een jobcoach. Daardoor worden kansen gemist voor duurzame plaatsingen
van mensen met een beperking. Om die reden zal ik de Participatiewet aanpassen, zodat
werkzoekenden bij de gemeenten een aanvraag kunnen indienen voor ondersteuning op
maat, die past bij de mogelijkheden en beperkingen. Ik streef ernaar het wetsvoorstel
eind dit jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Ten slotte
Met alle bovengenoemde activiteiten hoop ik een groot aantal krachtige bijdragen te
kunnen leveren voor kwetsbare mensen, die graag een stap willen zetten in de participatieketen.
Ik ervaar veel positieve energie bij alle betrokken partners. Ik wil de beweging rondom
Simpel Switchen verder uitbouwen en samen met deze partners ervoor zorgen dat zoveel
mogelijk mensen een passende plek vinden, in een reguliere baan, een banenafspraak
baan, op een beschut werkplek, in vrijwilligerswerk of in een dagbesteding. Daar zal
ik ook zeker (vertegenwoordigers van) de mensen zelf bij blijven betrekken. Ik zal
uw Kamer eind volgend jaar nogmaals informeren over de voortgang van de acties.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid