Brief regering : Jaarplan 2020 van de Inspectie SZW
35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2019
Hierbij bied ik u het Jaarplan van de Inspectie SZW voor 2020 aan1. 2020 is het tweede uitvoeringsjaar van het Meerjarenplan 2019–2022 van de Inspectie
SZW.2
Het jaarplan beschrijft hoe de Inspectie het komende jaar, vaak in samenwerking met
anderen, resultaten wil boeken en effecten wil realiseren die ten goede komen aan
een eerlijke, veilige en gezonde arbeidsmarkt en aan bestaanszekerheid voor iedereen.
De Inspectie heeft enkele jaren geleden de ontwikkeling ingezet om maatschappelijk
effect centraal te stellen in haar planning en verantwoording. Deze brief beschrijft
de stand van zaken van die ontwikkeling door in te gaan op de zogenoemde ICF doelstellingen
en op effectbereik en -meting in de programma’s. De Inspectie organiseert haar werk
in 17 programma’s (voor meldingen, voor sectoren, voor thema’s en voor stelsels).
Komend jaar wordt een belangrijk jaar om de twee gestelde ICF-doelstellingen op het
domein van gezond en veilig werken en BRZO te realiseren: een deelname van 90% aan
gezamenlijke inspecties bij BRZO-bedrijven en het herstel van de balans tussen actief
en reactief werk op het gebied van veilig werken. Hiermee versterkt de Inspectie haar
preventieve functie gericht op het voorkomen van blootstelling, ongevallen, verzuim
en beroepsziekten. De doelstellingen zullen naar verwachting worden behaald dankzij
de verdere uitbreiding van het aantal inspecteurs, rechercheurs, analisten, onderzoekers,
specialisten en overige disciplines.3
De personele groei, mogelijk gemaakt door het regeerakkoord, verloopt volgens plan.
Het personeelsbestand zal in 2022 uiteindelijk uitkomen op structureel ruim 1.550
fte ten opzichte van de 1.250 fte in 2018 en circa 1.150 fte in 2017.4 De sterke groei van het personeelsbestand trekt gedurende deze jaren een aanzienlijke
wissel op de bestaande medewerkers en organisatie, door het selecteren, aannemen,
opleiden en inwerken van de nieuwe inspecteurs, rechercheurs, analisten, onderzoekers
en overige disciplines. Door de toegenomen personeelsomvang neemt de inspectiedekking
in de structurele situatie toe: zoals in de ICF doelstellingen ligt besloten, dient
de Inspectie meer bedrijven te bereiken met haar interventies dan voorheen.
De beweging van «streepjes naar effect» wordt volgend jaar binnen de 17 inspectieprogramma’s
voortgezet. Ook in 2020 ligt de focus op het sturen op maatschappelijk effect als
meerjarige ontwikkelopgave. De verrijking van de interventiemix – inspecteren, druk
op de keten, communiceren en (strafrechtelijk) onderzoek – versterkt die beweging.
De verantwoording over de realisatie van maatschappelijk effect verloopt voornamelijk
via het doel om tot verbetering van de naleving te komen. Hierbij hanteert de Inspectie
als uitgangspunt de beleidstheorie waarop de wetgeving is gebaseerd, te weten de aanname
dat de naleving van de arbeidswetten en de uitvoering van de sociale zekerheid bijdragen
aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Een inspectiebrede
doelstelling is een toename van tenminste 50% van de naleving onder de overtreders na een inspectie.
Gevaarlijke stoffen en beroepsziekten
Met het programma Bedrijven met gevaarlijke stoffen (BmGS) draagt de Inspectie in
2020 bij aan de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s
aan gevaarlijke stoffen bij zowel BRZO-bedrijven als overige (chemische) bedrijven.
Het aandeel van de Inspectie in de gezamenlijke BRZO-inspecties kan hiermee in 2020
groeien naar 90%. Het programma Bedrijven met gevaarlijke stoffen wordt tevens in
2020 verder uitgebreid en omgevormd tot een deskundig dedicated team voor de aanpak
van gevaarlijke stoffen.
Op dit vlak liggen er aanzienlijke uitdagingen voor een groot aantal Nederlandse bedrijven.
In 2016 is de Inspectie gestart met het programma BmGS. Dit was mede ingegeven door
het feit dat, ten opzichte van fysieke veiligheid, blootstelling aan gevaarlijke stoffen
onderbelicht bleef. In 2017 is de Inspectie gestart met onderzoek gericht op effectbereik.
In 2017 en 2018 is de effectiviteit van inspecties onderzocht bij bedrijven waarin
werknemers worden blootgesteld aan carcinogene, mutagene of reprotoxische (CMR) stoffen.
Deze stoffen kunnen kanker veroorzaken, genen beschadigen of schadelijk zijn voor
de voortplanting. Uit het effectonderzoek blijkt dat veel bezochte bedrijven een duidelijke
progressie laten zien. Daarom gaat de Inspectie ook komend jaar door met het selecteren
en inspecteren van bedrijven waar werknemers in aanraking kunnen komen met CMR-stoffen.
Effectonderzoek blootstelling aan CMR-stoffen
In 2017 en 2018 zijn 80 bedrijven waar dergelijke stoffen voorkomen geïnspecteerd
met een monitorlijst waarin inspecteurs informatie opnemen over het inspectiebezoek.
Bij de inspecties is consequent het 4-stappenmodel gehanteerd: Stap 1 – Inventariseren
en registreren van gevaarlijke stoffen, Stap 2 – Beoordelen van blootstelling van
werknemers, Stap 3 – Maatregelen ter vermindering van de blootstelling, Stap 4 – Borging
dat de eerdere stappen accuraat blijven. Op basis van deze informatie is een nulmeting
tot stand gekomen. Bij ongeveer 70% van de bedrijven bleken aspecten niet op orde
en is een handhavingstraject ingezet. Na het inspectietraject werd de monitorlijst
opnieuw ingevuld. De verschillen tussen de twee monitorlijsten vormen de effectmeting.
Uit de effectmeting blijkt dat veel bedrijven een duidelijke progressie laten zien.
De scoringspercentages op de aspecten inventariseren, registeren en beoordelen zijn
ruwweg verdubbeld. Ook is het gemiddeld aantal CMR-stoffen bij de tweemaal bezochte
bedrijven afgenomen. Vervanging van stoffen door minder schadelijke alternatieven
bleek bij de helft van de bedrijven mogelijk te zijn, maar er wordt nog niet voldoende
proactief en structureel nagedacht over alternatieven.
In 2020 brengt de Inspectie – in samenwerking met anderen – een publicatie over de
preventie van beroepsziekten uit. Hiermee wordt op diverse wijzen aandacht gevraagd
voor beroepsziekten en de oorzaken hiervan, zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
De publicatie draagt bij aan het uitvoeren van de motie om meer zicht te krijgen op
waar beroepsziekten ontstaan en hoe deze te voorkomen zijn.5
Balans actief/reactief
De afgelopen jaren is vastgesteld dat de toename van het aantal te onderzoeken bedrijfsongevallen
leidt tot een verstoorde balans in capaciteitsinzet tussen «actief» en «reactief».
Waarbij actief staat voor op preventie gerichte inspecties en reactief staat voor
het onderzoeken van bedrijfsongevallen.6 Overeenkomstig het ICF beoogt de uitbreiding van de Inspectie in het regeerakkoord
dat de balans in capaciteitsinzet wordt hersteld. Hiervoor is een ICF indicator in
de begroting en jaarplannen opgenomen waarbij in 2020 de 50/50 balans dient te worden
hersteld.
De beoogde balans actief/reactief moet worden bereikt door toevoeging van voldoende
capaciteit, van met name inspecteurs arbeidsomstandigheden. Zowel in 2018 als in 2019
zijn nieuwe medewerkers aangenomen en gestart met de opleiding. Onderdeel daarvan
is «learning on the job» en inwerken onder begeleiding van ervaren inspecteurs. Gelet
op de doorlooptijd van opleiden en inwerken (circa 1 jaar) zal naar verwachting in
de loop van 2020 een 50/50 balans ontstaan tussen capaciteitsinzet op actief/reactief.
Of de balans gemiddeld over het jaar genomen daarmee ook op 50/50 uitkomt, zal afhangen
van een aantal ontwikkelingen:
– Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 12 juli zet de Inspectie in 2020 extra
in op arbozorg en implementeert ze een gedifferentieerde aanpak van ongevalsonderzoek.7 In deze aanpak staat het leren van ongevallen door bedrijven centraal. Hierbij is
ook ruimte voor het opstellen van verbeterrapportages door bedrijven, waarmee de inspectie
invulling geeft aan de motie van de leden Pieter Heerma en Van Haga.8 De invloed hiervan op de (mogelijk lagere) inzet van capaciteit voor ongevalsonderzoek
is nog niet duidelijk. De ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen is uiteraard
nog onzeker. Dit geldt ook voor het verloop en de mobiliteit van personeel.
– In alle programma’s wordt voorlichting en handhaving ingezet op de naleving van de
kernverplichtingen van de Arbeidsomstandighedenwet. Dit ten behoeve van een betere
beheersing van arbeidsrisico’s en daarmee preventie van arbeidsongevallen. Het direct
beboeten van bedrijven die geen RI&E, plan van aanpak of basiscontract hebben, draagt
daaraan bij. Deze inzet op preventie is nieuw ten opzichte van het ICF. Dit geeft
ook aanleiding tot het onderzoeken van mogelijkheden om meer bedrijven op een minder
arbeidsintensieve manier te bereiken, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijke
uitvraag van de RI&E bij werkgevers, waarna een inspectie volgt indien er niet tijdig
en adequaat wordt gereageerd.
In de verantwoording zal worden ingegaan op de capaciteitsinzet voor de verschillende
actieve en reactieve werkzaamheden en op de effecten van de genoemde ontwikkelingen.
Arbeidsmarktdiscriminatie
Komend jaar intensiveert de Inspectie haar aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. Hiervoor
zijn extra middelen vrijgesteld.9 Met de middelen werft de Inspectie extra inspecteurs die een dedicated team arbeidsmarktdiscriminatie
vormen. Dat leidt tot een verdubbeling van het aantal inspecteurs begin 2020. Het
team voert meer (her)inspecties uit gericht op discriminatie en op ongelijke behandeling
bij werving en selectie door werkgevers. Ook worden de middelen aangewend voor andere
activiteiten zoals bewustwordingscampagnes en de onderzoeksprogrammering.
Naast aandacht voor de rol van werkgevers, zal nadrukkelijk worden gekeken naar de
rol van de, door werkgevers, ingeschakelde intermediairs, zoals uitzendbureaus, assessmentbureaus
en online platforms. Hierbij is aandacht voor de gehanteerde geautomatiseerde systemen
en daaronder liggende algoritmen. De Inspectie probeert daarop effectief toezicht
te ontwikkelen. Dit met het oog op het wetsvoorstel op basis waarvan de Inspectie
SZW op termijn bevoegd is om toe te zien op discriminatoire wervingsmethoden van werkgevers
en intermediairs.10
Eerlijk werk
Op 7 oktober jl. heeft de Inspectie de publicatie «Staat van eerlijk werk» uitgebracht.11 Deze publicatie geeft – naast inzicht in de omvang en aard van kwetsbare groepen
– een beeld van de mechanismen die ten grondslag liggen aan de malafide praktijken,
zoals illegale arbeid, oneigenlijk gebruik van legale constructies, ernstige benadeling
en arbeidsuitbuiting. Hiermee geeft de Inspectie een duidelijk signaal dat de aanpak
van oneerlijk werk in Nederland prioriteit heeft. In 2020 t/m 2022 worden nog extra
135 AMF-inspecteurs geworven. Tezamen met de circa 80 extra geworven en te werven
medewerkers verbonden aan het primair proces van de Inspectie (zoals projectleiders,
onderzoekers en analisten, boete-opleggers, communicatie etc.) kan de Inspectie haar
aanpak van oneerlijk werk verder intensiveren. Een breed front van betrokken private
en publieke partijen is nodig voor de aanpak van oneerlijk werk. In 2020 geeft de
Inspectie hier verder invulling aan.
Arbeidsuitbuiting
Arbeidsuitbuiting is ook een onderwerp waarop de Inspectie in 2020 steviger gaat inzetten.
Inspecteurs komen te vaak situaties tegen waarbij in ieder geval sprake is van (zeer)
slecht werkgeverschap en mogelijk van arbeidsuitbuiting in strafrechtelijke zin. Als
onderdeel van het programma Arbeidsuitbuiting breidt de Inspectie de capaciteit voor
meldingen van ernstige benadeling van werknemers verder uit.12 Bovendien reageert de Inspectie op elk signaal van arbeidsuitbuiting onmiddellijk.
De Inspectie staat een harde aanpak voor van de werkgevers/daders die willens en wetens
ernstig overtreden via straffen, stilleggen en ontnemen. Met het oog op betere detectie
van mogelijke gevallen van arbeidsuitbuiting versterkt de Inspectie in 2020 eveneens
haar informatiepositie.
Maatschappelijke effecten
Het zichtbaar maken van de effecten is voor de Inspectie SZW in 2020 een speerpunt.
Bij het kiezen en vormgeven van de interventie wordt op voorhand rekening gehouden
met de motieven van overtreders en inzichten uit de gedragswetenschappen, zodat verwacht
mag worden dat de interventie effectief is. De programma’s worden hierbij ondersteund
door het Inspectiebrede Behavioural Insights Team (BIT).
Het meten van maatschappelijk effect gebeurt vervolgens stapsgewijs. Een eerste stap
is het inzichtelijk maken van hoeveel bedrijven met de ingezette interventies worden
bereikt. Geen bereik, dan ook geen effect. Sturen op effect is dus ook sturen op bereik.
Een belangrijke ICF-indicator is derhalve een verdubbeling van de inspectiedekking
op het terrein van Eerlijk werk in 2023.
Een tweede stap in de metingen is plausibel maken of aantonen in hoeverre de interventies
van programma’s effect hebben gehad op het gedrag van werkgevers en werknemers. Dit
effectonderzoek behelst niet alleen kwantitatief of (quasi-) experimenteel onderzoek,
maar ook storytelling, een casestudy en raadpleging van deskundigen.
Effectonderzoek naar een interventie van starters in de horeca laat bijvoorbeeld zien
dat deze interventie effectief is. Startende ondernemers worden door inspecteurs bezocht
waarbij zij met een infoblad uitleg krijgen over arbeidswetten en zelf kunnen checken
of zaken op orde zijn. De ondernemers krijgen alle ruimte om vragen te stellen. Starters
blijken namelijk bovengemiddeld vaak onwetend, wat het risico op regelovertreding
vergroot. Het positieve effect van deze interventie blijkt uit de cijfers van afgelopen
jaar. In de horeca was het handhavingspercentage onder geïnformeerde ondernemers 10
procent, en onder niet geïnformeerde starters was dit percentage vier keer zo hoog.
Komend jaar zet de Inspectie de startersaanpak voort en wordt deze verder geoptimaliseerd,
bijvoorbeeld door te kijken in hoeverre de aanpak moet worden gedifferentieerd naar
sectoren.
Een derde stap is inzichtelijk maken of de naleving is verbeterd. Dat kan op verschillende
manieren. Bijvoorbeeld door een aselecte meting bij bedrijven in een (sub)sector uit
te voeren. Hiervoor hanteert de Inspectie onder meer de nalevingsindicator. Deze indicator
laat zien welk deel (percentage) van de bedrijven hun gedrag heeft verbeterd na een
inspectie.
Nalevingsindicator een voorbeeld
Het programma Horeca en Detailhandel heeft in 2017 bij ruim 300 ondernemingen een
initiële inspectie uitgevoerd. Bij 49 procent van de bedrijven werd een of meerdere
overtredingen geconstateerd die te maken hadden met illegale tewerkstelling, onderbetaling
en overschrijding arbeidstijden (handhavingspercentage 49%). In 2018 is er onder de
overtreders a-select opnieuw een inspectie uitgevoerd. Bij de herinspecties was bij
77 procent de overtreding weggenomen (nalevingspercentage 77%). Daarmee is de naleving
dankzij de inspecties gestegen van 51 procent naar 89 procent, een stijging van 38
procent (die stijging noemen we de nalevingsindicator: handhavingspercentage 1e inspectie X nalevingspercentage herinspectie).
In 2020 start de Inspectie met diverse nulmetingen ten behoeve van effectonderzoeken
in verschillende subsectoren om een goed beeld te krijgen van de naleving. Voorbeelden
hiervan zijn de problematiek van de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in
de glastuinbouw en die van de ondermelding van arbeidsongevallen. Hierbij wordt in
sommige gevallen ook het effect van eerdere interventies zoals intensieve inspecties
en mediacampagnes vastgesteld.
Effectonderzoek interventiemix bij animatiebedrijven
In 2019 heeft de Inspectie een interventiemix ingezet bij animatiebedrijven en campings.
Animatiebedrijven zijn bedrijven die animatieteams inzetten op bijvoorbeeld campings
en pretparken. Negen animatiebedrijven zijn geïnspecteerd wat heeft geleid tot een
opgelegd boetebedrag van meer dan € 1 miljoen bij zeven van hen. Veel van de animatiebedrijven
overtraden de Wet Minimumloon en minimumvakantietoeslag. Vooral grote campings kopen
diensten in van de animatiebedrijven. Ook bij kleinere campings doen deze problemen
zich voor. Daar worden de activiteiten vaak uitgevoerd in eigen beheer. Om jongeren
bewust te maken van hun rechten heeft de Inspectie een LinkedIn-campagne gevoerd.
Daarnaast is over de uitgevoerde inspecties gecommuniceerd met een persbericht en
een artikel in de nieuwsbrief van de brancheorganisatie van campings (Recron). 2019
wordt een telefonische enquête uitgevoerd bij een aselecte groep campings om na te
gaan in hoeverre de afspraken met de animatiebedrijven over betaling van het loon
zijn aangepast conform wet- en regelgeving. Aanvullend worden in 2020 herinspecties
bij de animatiebedrijven uitgevoerd om te controleren of de overtredingen zijn opgeheven.
Oftewel, of het effect van de initiële inspecties is bereikt.
Een laatste stap in het inzichtelijk maken van de effecten is programma-overstijgend
onderzoek naar de vraag op welke wijze een verbeterde naleving ook daadwerkelijk bijdraagt
aan beoogde maatschappelijke doelen zoals vermindering van arbeidsongevallen, minder
uitbuiting en eerlijke concurrentie, minder armoede en minder beroepsziekten. De Inspectie
kan dit niet alleen. Hiervoor zoekt zij in 2020 samenwerking met beleid, kennisinstituten
en universiteiten.
Midterm review
Zoals aangekondigd in mijn brief van 31 oktober 2018 over de uitbreiding van de inspectieketen
zal in het najaar van 2020 een midterm review worden uitgevoerd. Deze herijking omvat de actualisatie van de inspectiebrede risicoanalyse
met cijfers van 2018 en 2019, de impact van de meest relevante maatschappelijke, politieke
en beleidsontwikkelingen op haar taakopdracht voor 2021 en 2022, en de wijze waarop
de Inspectie SZW haar programma’s vormgeeft. Ook betrekt de Inspectie SZW het burgerperspectief
bij deze herijking.
De Inspectie SZW gebruikt alle bevindingen om waar nodig bij te sturen. De keuzes
op basis van deze herijking slaan neer in het Jaarplan 2021, dat met de midterm review
als bijlage in het najaar van 2020 aan Uw Kamer wordt toegezonden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid