Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de inkomenseffecten van het amendement van het lid Nijkerken-de Haan c.s. over het opheffen van de uitzonderingen bij kinderbijslag en kindgebonden budget
35 275 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2020)
Nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2019
Uw Kamer heeft verzocht om voorafgaand aan de plenaire behandeling van de verzamelwet
SZW 2020, die gepland staat voor dinsdag 19 november, geïnformeerd te worden over
de inkomenseffecten van het amendement Nijkerken – de Haan c.s. (Kamerstuk 35 275, nr. 8).
Dit amendement voorziet erin dat de eisen die in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
worden gesteld aan 16/17-jarigen met betrekking tot bijverdiensten of het recht op
studiefinanciering, komen te vervallen. Daarmee zorgt het amendement ervoor dat in
die gevallen voor de betreffende ouders recht blijft bestaan op kinderbijslag en indien
aan de voorwaarden wordt voldaan ook op kindgebonden budget. In het amendement is
dekking voor deze maatregel voorzien door de kinderbijslag in 2020 niet te indexeren.
Het amendement bestaat uit twee onderdelen. Per onderdeel wordt het financiële effect
van de maatregel toegelicht en wordt indien mogelijk het inkomenseffect inzichtelijk
gemaakt.
Het eerste onderdeel betreft het laten vervallen van de eisen in de kinderbijslag
voor kinderen die bijverdienen en/of hoger onderwijs volgen. Deze maatregel heeft
effect op de kinderbijslag en ook op het eventueel daarvan afgeleide recht op kindgebonden
budget, inclusief de alleenstaande ouderkop. Voor de betreffende groep betekent het
voorbestaan van de kinderbijslag en het kindgebonden budget een financieel effect
op jaarbasis van circa € 1.200 (alleen kinderbijslag) tot maximaal circa € 5.000 (kinderbijslag
en volledig kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouderkop). Dit laatste betreft
de situatie van een alleenstaande ouder met minimuminkomen en één kind dat valt onder
de genoemde categorieën.
De groep ouders met een kind dat studeert aan het HBO/WO of te hoge bijverdiensten
heeft, betreft een zeer specifieke groep van circa 36.000 ouders. Door het specifieke
karakter is het hierboven geschetste positieve inkomenseffect niet zichtbaar in de
koopkrachtplaatjes.
Het tweede onderdeel van het amendement betreft de dekking door de kinderbijslag in
2020 niet te indexeren. Met deze maatregel wordt de dekking uitgespreid over een grote
groep ouders. Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat het kindgebonden budget wel
wordt geïndexeerd. Door de grote spreiding is in absolute zin het effect beperkt.
Bij indexatie zou de kinderbijslag in 2020 met circa € 4 per kwartaal stijgen. Door
het amendement is dit niet het geval.
De koopkrachteffecten van dit dekkingsvoorstel zijn als volgt:
Inkomensgroep
Alleen effect
1e (<=115% WML)
– 0,1%
2e (115–184% WML)
– 0,1%
3e (184–268% WML)
– 0,1%
4e (268–392% WML)
0,0%
5e (>392% WML)
0,0%
Inkomensbron
Werkenden
0,0%
Uitkeringsgerechtigden
– 0,1%
Gepensioneerden
xxx1
Huishoudtype
Tweeverdieners
0,0%
Alleenstaanden
– 0,1%
Alleenverdieners
– 0,1%
Kinderen
Huishoudens met kinderen
0,0%
Huishoudens zonder kinderen
xxx
Alle huishoudens
0,0%
Bron: SZW-berekeningen
X Noot
1
Bij (de overgrote meerderheid van) deze huishoudens is geen sprake van minderjarige
kinderen. Derhalve worden deze groepen niet geraakt door beleidswijzigingen in de
AKW of de WKB.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid