Brief regering : Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2019
Inleiding en leeswijzer
Het kabinet stimuleert mensen zelf regie te nemen op hun loopbaan, zodat zij zich
blijven ontwikkelen, en wendbaar en weerbaar kunnen blijven op de snel veranderende
arbeidsmarkt. Ter ondersteuning daarvan is vorig jaar een meerjarig actieprogramma
gestart.1 In deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de fiscale behandeling
van de private leer- en ontwikkelbudgetten, zoals gevraagd in de aangenomen motie
van het lid Van Weyenberg c.s.2. Verder bevat deze brief de stand van zaken van de vormgeving van het publieke leer-
en ontwikkelbudget STAP3 en de uitvoeringstoets hierover van het UWV. De brief bevat daarnaast de hoofdlijnen
van de nieuwe Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek
voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector (SLIM). Deze regeling
wordt naar verwachting vanaf volgend jaar opengesteld voor mkb-bedrijven, seizoen
sectoren en samenwerkingsverbanden, zoals gevraagd in de aangenomen moties van het
lid Wiersma c.s.4 en van het lid Pieter Heerma c.s.5. Ten slotte wordt kort ingegaan op een aantal ondersteunende maatregelen uit het
meerjarige actieprogramma.
Deze brief verzenden wij mede namens de Staatssecretaris van EZK en de Staatssecretaris
van Financiën. Ten behoeve van de verschillende onderwerpen in deze brief heeft overleg
plaatsgevonden met een grote kring van betrokkenen, waaronder sociale partners, sectoren,
ondernemers en uitvoeringsorganisaties.
Individuele leerbudgetten
Mensen komen makkelijker in beweging als zij kunnen beschikken over middelen die zij
naar eigen inzicht kunnen besteden aan opleiding en ontwikkeling. Sociale partners
zien dat ook en maken daarom afspraken in cao’s over individuele leer- en ontwikkelbudgetten.
Om die ontwikkeling aan te moedigen, werkt het kabinet met betrokkenen aan het bieden
van duidelijkheid over de fiscale behandeling van deze private budgetten.
Naar aanleiding van de genoemde motie van het lid Van Weyenberg c.s., bevat deze brief
een korte weergave van het verslag dat is opgesteld en als bijlage is meegestuurd6.
Daarnaast werkt het kabinet, aanvullend op de inspanningen van sociale partners, aan
een regeling voor een publiek individueel leer- en ontwikkelbudget STAP.7 Dit budget geeft mensen de financiële mogelijkheid zelf een cursus of opleiding te
kiezen. De conceptregeling is per brief van 20 september jl. aan de Kamer toegestuurd.
Naar aanleiding van de uitvoeringstoets van het UWV, de internetconsultatie en de
regeldruktoets is de conceptregeling bijgesteld. In deze brief gaan we kort in op
de aanpassingen. De bijgestelde conceptregeling plus de uitvoeringstoets van het UWV
zijn als bijlagen8 meegestuurd.
Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
Zelf regie pakken op de eigen loopbaan is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Het
beschikbaar hebben van een individueel budget alleen is daarvoor ook geen voldoende
voorwaarde.
Het is voor werkgevers van belang te weten welke kennis en vaardigheden nodig zijn
voor de continuïteit en groei van het bedrijf, en wat dat nu en in de toekomst vraagt
van medewerkers. Daartoe kunnen werkgevers investeren in het creëren van een positieve
leercultuur en een leerrijke werkomgeving. Dit zorgt ervoor dat zij hun onderneming
of instelling toekomstbestendig houden, dat medewerkers inzetbaar en productief blijven
en dat zij aantrekkelijk zijn voor nieuw personeel. Alleen op deze manier kan worden
meegegaan op de dynamische arbeidsmarkt.
In het mkb ontbreekt het regelmatig aan tijd, geld, kennis of capaciteit om zich te
richten op de toekomstbestendigheid van de onderneming en het op peil houden van de
kennis en vaardigheden van de werkenden in de onderneming. Leven Lang Ontwikkelen
is in het mkb dan ook minder sterk ontwikkeld dan bij grotere bedrijven.9
Daarom komt het kabinet met een stimuleringsregeling om leren en ontwikkelen in mkb-bedrijven
en in drie seizoensectoren tot de normaalste zaak te maken.10 De hoofdlijnen van de conceptregeling treft u aan in deze brief. De conceptregeling
is op donderdag 7 november jl. gepubliceerd voor internetconsultatie.11
Verbeterpunten in de fiscale behandeling van leer- en ontwikkelbudgetten
Het kabinet ziet het initiatief van cao-partijen om afspraken te maken over private
individuele leer- en ontwikkelbudgetten als een krachtige en positieve ontwikkeling.
Tegelijkertijd bestaan bij betrokken partijen onduidelijkheden over de fiscale behandeling
van deze individuele leer- en ontwikkelbudgetten.12
Tegen deze achtergrond is de motie van het lid Van Weyenberg c.s.13 aangenomen. De motie verzoekt de regering te onderzoeken:
• of er verbeterpunten zijn bij het toepassen van de bestaande fiscale vrijstelling
voor scholing bij de private individuele leerrekeningen;
• wat de aansluiting is tussen de fiscale vrijstelling en de vermindering van de transitievergoeding;
• of en hoe het mogelijk is om kosten in mindering te brengen op de transitievergoeding
door middel van door de werknemer gewenste stortingen op de individuele leerrekening.
Het verslag van het onderzoek dat is gedaan naar aanleiding van de motie van het lid
Van Weyenberg c.s. is toegevoegd als bijlage bij deze brief. Hieronder staan de belangrijkste
uitkomsten.
Verbeterpunten
Een eerste conclusie is dat het gezamenlijke overleg van de werkgroep van de Ministeries
van Financiën en SZW, enkele sectoren en uitvoerders zijn vruchten afwerpt en leidt
tot meer duidelijkheid:
• Het sparen over jaargrenzen heen is fiscaal mogelijk.
• Met het door de Belastingdienst ontwikkelde voorlichtingsdocument is het mogelijk
voorafgaand aan de scholingsuitgave een duidelijke indicatie te krijgen over de vraag
of de gerichte vrijstelling voor scholing volgens de Wet op de loonbelasting 1964
van toepassing is.
• Indien de scholing bijdraagt aan het functioneren in de huidige functie of in een
toekomstige functie voor de specifieke persoon die de scholing gaat volgen, dan is
deze vrijstelling mogelijk.
De komende periode worden ervaringen met het voorlichtingsinstrument van de Belastingdienst14 gemonitord door de betrokken sectoren en hun uitvoerders. Daarnaast onderzoekt de
werkgroep nog mogelijkheden voor verdere verduidelijking binnen het bestaande fiscale
kader.15
Een tweede conclusie is dat het meenemen van een individueel leer- en ontwikkelbudget
naar een andere werkgever nog niet goed is geregeld. Dit is echter niet zozeer een
verbeterpunt dat via fiscale weg kan worden opgelost. Cao-partijen en werkgevers onderling
zijn hier zelf aan zet. Zij geven aan dat het met name lastig is om dit goed te regelen
als een werknemer in een andere sector gaat werken.
Een derde conclusie is dat het verder verduidelijken van de bestaande fiscale vrijstellingen
voor scholing uiteindelijk mogelijk niet toereikend is om de ontwikkeling van private
individuele leer- en ontwikkelbudgetten de gewenste stimulans te geven. Dat geldt
in het bijzonder voor de volgende punten. Binnen het huidige fiscale kader is het
niet mogelijk om in aanmerking te komen voor de gerichte fiscale vrijstelling voor
scholing indien iemand werkloos is en een eerder opgebouwd budget ten tijde van de
werkloosheid wil aanwenden. Op dat moment is immers geen sprake van het genieten van
loon uit tegenwoordige arbeid. Een ander punt dat zich lastig laat oplossen binnen
het huidige fiscale kader is het spanningsveld tussen de vormgeving van de bestaande
fiscale vrijstellingen en de wens tot het stimuleren van eigen regie van werknemers.
Verder zal de toepassing van het voorlichtingsinstrument door de hiervoor genoemde
monitoring moeten laten zien of het wenselijk is om te komen tot een ruimere invulling
van activiteiten die voor de gerichte fiscale vrijstelling in aanmerking komen. Nagegaan
moet worden welke opties er zijn voor deze punten, inclusief een zorgvuldige afweging
van consequenties van die opties ten aanzien van de fiscale wetgeving en het budgettaire
beslag.
Samenvattend, de verbeterpunten zijn deels binnen het huidige fiscale kader te realiseren
en betrokken partijen spannen zich daarvoor ook in. Er zijn echter ook verbeterpunten
die aanpassing van de (fiscale) wetgeving of inspanningen van andere partijen vragen.
Een traject van wetswijziging is complex en tijdrovend. Daarom is het goed voor ogen
te houden dat er meer wegen – dan de route van wijziging van de fiscale wetgeving
– zijn om te komen tot een versterking van eigen regie in leven lang ontwikkelen.
Denk aan invoering van het STAP-budget en aan beleidsopties die mogelijk geschetst
zullen worden in de commissie Borstlap en/of in het kader van de Brede Maatschappelijke
Heroverweging naar aanleiding van de motie van het lid Sneller c.s.16 Ook uit het veld komen voorstellen om leven lang ontwikkelen te versterken, zoals
een voorstel voor een systeem van leerrechten van de Stichting van de Arbeid, MBO
Raad en NRTO, waarop in de Kamerbrief over de voortgang van LLO van 10 oktober 2019
een eerste reactie is gegeven.17 Voor de langere termijn is een integrale afweging nodig van mogelijke beleidsrichtingen,
inclusief de voor- en nadelen, de rollen en verantwoordelijkheden van betrokkenen
en de financiële consequenties. Het kabinet zal daarom deze brief met het bijbehorende
verslag naar aanleiding van de motie Van Weyenberg onder de aandacht brengen van de
betrokkenen bij de verschillende initiatieven.
Transitievergoeding en fiscale vrijstellingen
De transitievergoeding is de vergoeding die de werkgever moet betalen als hij de arbeidsovereenkomst
van de werknemer beëindigt of niet verlengd. Het is onder voorwaarden mogelijk om
kosten in mindering te brengen op de wettelijke transitievergoeding.18 Op grond van de gemaakte analyse in het meegestuurde verslag concluderen wij dat
de wettelijke kaders voor de transitievergoeding en voor de fiscale vrijstelling op
grond van de Wet op de loonbelasting 1964 ieder een eigen systematiek kennen. De regelingen
zijn verschillend in reikwijdte, in voorwaarden en in degenen tot wie de regelingen
zijn gericht. Het type kosten dat fiscaal vrijgesteld kan worden vergoed door de werkgever
is veel breder geformuleerd dan het type kosten dat in mindering kan worden gebracht
op de transitievergoeding. Voor fiscale vrijstelling komen in aanmerking: scholingskosten
die betrekking hebben op zowel de huidige dienstbetrekking als op toekomstige arbeid,
zowel binnen als buiten de organisatie van de werkgever. Voor het in mindering brengen
van kosten op de transitievergoeding komen uitsluitend kosten in aanmerking die gericht
zijn op het vergroten van de inzetbaarheid van de werknemer bij een andere werkgever
(en, na verruiming van het besluit, kosten die gericht zijn op het uitoefenen van
een andere functie bij dezelfde werkgever); kosten voor scholing voor de huidige functie
kunnen niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding. Wordt een individueel
leerbudget dus ingezet voor scholing ten behoeve van vervulling van de huidige dienstbetrekking,
dan kunnen deze kosten niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding,
maar geldt wel de fiscale vrijstelling. Dit zal per geval moeten worden bezien.
Verder kunnen stortingen ten behoeve van een individueel leer- en ontwikkelbudget
pas in mindering worden gebracht op de transitievergoeding op het moment dat de werknemer
het budget daadwerkelijk inzet voor scholing die voldoet aan de wettelijke voorwaarden
die in de regeling staan, zoals de instemming van de werknemer.
Uitvoeringstoets UWV en aanpassingen in de conceptregeling STAP
Het kabinet is voornemens om de huidige fiscale aftrek voor scholingsuitgaven af te
schaffen en te vervangen door het STAP-budget. Het wetsvoorstel tot afschaffing van
de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven is afgelopen Prinsjesdag aan uw Kamer aangeboden.
Afgelopen juni en september heb ik uw Kamer per brief achtereenvolgens geïnformeerd
over de contouren en vervolgens de verdere invulling van het STAP-budget. Inmiddels
is er door het UWV, als beoogd uitvoerder, een uitvoeringstoets en door de ATR een
regeldruktoets uitgebracht. Daarnaast stond de conceptregeling in juli en augustus
open voor internetconsultatie. Hieronder wordt ingegaan op de uitkomsten van deze
twee toetsen en de internetconsultatie. De uitkomsten zijn verwerkt in de aangepaste
conceptregeling die als bijlage bij deze brief is gevoegd.
Uitvoeringstoets
Het kabinet waardeert het zeer dat het UWV, gezien het inhoudelijke belang van scholing
en ontwikkeling gedurende de loopbaan, deze opdracht aangaat en inzet op een zo goed
mogelijke uitvoering. Het UWV stelt in de uitvoeringstoets dat het STAP-budget, uitsluitend
onder hierin genoemde voorwaarden, uitvoerbaar is per 1 januari 2022. De uitvoering
van het STAP-budget betreft een majeure nieuwe taak voor het UWV. Het is een omvangrijke
opgave voor het UWV om de naar verwachting grote aantallen aanvragen en toekenningen
van het STAP-budget te verwerken. De implementatie van het STAP-budget komt voor het
UWV naast de andere opgaven die het UWV heeft bij de uitvoering van het Regeerakkoord.
Gezien de ook grote digitale component die de uitvoering van deze regeling vraagt,
is eerdere implementatie niet haalbaar.
Tot de inwerkingtreding van het STAP-budget, derhalve tot 1 januari 2022, kan gebruik
worden gemaakt van de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven. Zoals aangekondigd in
de Kamerbrief van afgelopen september19, benoemt het UWV in de uitvoeringstoets verschillende risico’s ten aanzien van implementatie
en uitvoering. Het gaat onder meer om de risico’s van misbruik en oneigenlijk gebruik
(mede naar aanleiding van de toezegging aan de heer Smeulders in het algemeen overleg
van 11 juni jl.20). Met het oog op de uitvoerbaarheid en het terugdringen van mogelijke risico’s, zal
er door het Ministerie van SZW gedurende de implementatie een intensief en periodiek
overleg met het UWV worden gevoerd om de voortgang in de uitvoering, haalbaarheid
van de beoogde implementatietermijn, financiën21 en planning gezamenlijk te kunnen waarborgen en om tijdig risico’s te signaleren
en, in zoverre mogelijk, te adresseren. In gezamenlijkheid zal worden bezien of en
hoe invoering verantwoord is.
Naar aanleiding van de toezegging aan de heer Van der Molen (CDA) tijdens het vao
Leven Lang Ontwikkelen op 27 juni jl., is de uitvoeringstoets als bijlage bij deze
brief opgenomen.22
De risico’s die het UWV signaleert zijn onder te verdelen in risico’s van maatschappelijke
aard en risico’s in het uitvoeringsproces.
Als risico’s van maatschappelijke aard, voorziet het UWV een mogelijk snelle uitputting
van middelen, waardoor aanvragers teleurgesteld kunnen worden. Door het beschikbare
budget per jaar te verdelen over zes tijdvakken worden de aanvragen wel meer gespreid.
De uitputting van het STAP-budget zal nauwgezet worden gevolgd en indien nodig kunnen
de voorwaarden van de STAP-regeling aangepast worden. Daarnaast signaleert het UWV
risico’s van misbruik en oneigenlijk gebruik. Om misbruik en oneigenlijk gebruik te
beperken wordt het subsidiebedrag direct aan de opleider betaald. Verder is de subsidie
gemaximeerd tot een bedrag van € 1.000 en zijn de bestedingsdoelen beperkt tot scholingsactiviteiten
van opleider die zijn erkend of een keurmerk hebben. In de uitvoering zal het UWV
controleren of de aanvraag en de aanvrager aan de voorwaarden van de regeling voldoen.
Verder zullen door middel van steekproeven aanvullende controles worden uitgevoerd
en wordt na de einddatum van de scholingsactiviteit door het UWV gecontroleerd of
aan de inspanningsverplichtingen is voldaan. De sanctiemogelijkheden worden in overleg
met het UWV verder uitgewerkt, maar hierbij denken wij er onder andere aan om mensen
(voor een bepaalde periode) uit te sluiten van deelname in het geval van misbruik.
Wanneer opleiders zich niet aan de voorwaarden van de regeling houden, kan het betaald
voorschot worden teruggevorderd. Het UWV zal signalen verzamelen van misbruik van
grootschalige of structurele aard door opleiders en doorgeven aan de beheerder van
het scholingsregister. De opzet, realisatie en het beheer van het scholingsregister
zullen we nog verder invullen, maar er zal in ieder geval de mogelijkheid zijn om
op basis van signalen van het UWV opleiders uit het scholingsregister te weren.
De uitvoeringstechnische risico’s zijn met name gerelateerd aan de afhankelijkheid
van derden bij de uitbesteding van de bouw van het aanvraagportaal en bij de koppeling
van het STAP-budget met de BRP, DigID, (later) met SVB en DUO, en het scholingsregister
dat tijdig gevuld en beschikbaar moet zijn. Om invoering per 1 januari 2022 te kunnen
halen en het implementatieproces beheersbaar te houden zal het UWV een aantal onderdelen
van het STAP-budget pas na 1 januari 2022 verder ontwikkelen. Het gaat hierbij om
onderdelen gericht op het vergroten van het gebruiksgemak van het STAP-budget. Met
die ontwikkeling wordt het STAP-budget verder op het gewenste niveau gebracht van
klantvriendelijkheid en gebruiksgemak. Daarbij gaat het onder meer over communicatie
met opleiders via e-herkenning. Ook moet de mogelijkheid voor het verlenen van voorrang
voor vervolgaanvragen voor meerjarige opleiding nog verder worden uitgewerkt.
De komende periode wordt met het UWV, sociale partners, O&O-fondsen en andere relevante
partijen invulling gegeven aan het scholingsadvies ter ondersteuning en begeleiding
van en communicatie richting kwetsbare groepen. Hierbij worden onder meer de motie
van het lid Renkema c.s.23, de motie van de leden Sneller en Diertens24 en de motie van het lid Wiersma c.s.25 26 betrokken. Bij de uitwerking bekijken we per doelgroep welke vorm en welke uitvoerende
partij het meest geschikt is om de groep te bereiken. Voor mensen met een WW-uitkering
die in aanmerking komen voor het advies ligt het voor de hand om het scholingsadvies
door het UWV te laten uitvoeren; voor andere groepen wordt dit nog nader ingevuld.
In de loop van 2020 informeert het kabinet uw Kamer over de contouren van het scholingsadvies
in het kader van het STAP-budget. Aanvullend kunnen gebruikers van het STAP-budget
via het aanvraagportaal digitaal arbeidsmarktadvies inwinnen op basis van de arbeidsmarktinformatie
van het UWV in lijn met de eerder genoemde motie van het lid Wiersma c.s.
Internetconsultatie en afstemming met krapte sectoren
De conceptregeling is zeven weken opengesteld voor internetconsultatie. Van deze gelegenheid
hebben 53 particulieren, bedrijven en maatschappelijke organisaties gebruik gemaakt.
Naast een verscheidenheid aan suggesties, kanttekeningen en vragen voor verduidelijking
is een groot aantal positieve reacties binnengekomen. Men verwelkomt de mogelijkheid
om een subsidie aan te vragen voor het volgen van een opleiding of cursus en informeert
naar de mogelijkheden voor het aanvragen van het STAP-budget en de datum van inwerkingtreding.
Ook het merendeel van de maatschappelijke organisaties heeft positief gereageerd op
het vervangen van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven door het STAP-budget. Dit
betreft onder meer de VSNU, de MBO Raad, OVAL, twee gemeenten en verschillende hogescholen.
Veel van deze reacties bevatten aanvullende opmerkingen en aandachtspunten ten aanzien
van de gekozen invulling van de regeling, het bereik van doelgroepen en de uitvoering.
Onze reactie hierop is opgenomen in het algemeen deel van de toelichting bij de conceptregeling.
Naar aanleiding van de motie van de leden Veldman en Bruins27 is de conceptregeling van het STAP-budget via de Stichting van de Arbeid voorgelegd
aan specifiek de bedrijfssectoren waar de personeelstekorten groot zijn. Naar aanleiding
daarvan zijn reacties ontvangen van de Metaalunie, de ondernemersorganisatie voor
de technologische industrie FME, het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf
(OOM) en Transport en Logistiek Nederland (TLN). Onze reactie hierop is opgenomen
in het algemeen deel van de toelichting bij de conceptregeling.
Regeldruktoets
Het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft geleid tot enkele aanpassingen
en verduidelijkingen van de toelichting van de conceptregeling. Een nadere toelichting
is opgenomen in de conceptregeling.
Aanpassing van de conceptregeling
Naar aanleiding van de twee toetsen en de internetconsultatie is de conceptregeling
op verschillende onderdelen aangepast en verduidelijkt. Zoals reeds benoemd is op
verzoek van het UWV onder meer het aantal aanvraagtijdvakken uitgebreid van twee naar
zes om het budget en de belasting op de uitvoering te spreiden. Daarnaast is, ook
op verzoek van het UWV, een bewijs van aanmelding toegevoegd als voorwaarde voor het
indienen van een aanvraag om te voorkomen dat het STAP-budget wordt aangevraagd zonder
dat iemand zich voor de betreffende scholingsactiviteit heeft aangemeld. Verder wordt
onderzocht of proefdraaien met het STAP-budget voor de daadwerkelijke invoeringsdatum
mogelijk is.
Voor het einde van het jaar zal de aangepaste regeling met een opdrachtbrief aan het
UWV worden toegestuurd. De definitieve regeling wordt gepubliceerd in de loop van
2021 na afronding van de BIT-toets.
Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
Aanleiding
Bij de behandeling van de Wet arbeidsmarkt in balans zijn twee moties aangenomen.
De motie van het lid Wiersma c.s.28 verzoekt € 48 miljoen structureel in te zetten voor het ondersteunen van werkgevers
bij het stimuleren van een sterke leercultuur binnen het mkb. De motie van het lid
Pieter Heerma c.s.29 verzoekt om de sectoren landbouw, horeca en recreatie de komende vijf jaar tegemoet
te komen met een jaarlijkse tegemoetkoming van € 12 miljoen in de loonkosten voor
bbl-plekken. Op 21 augustus 2019 is de Kamer reeds geïnformeerd over de voorgenomen
uitwerking van de motie van het lid Pieter Heerma c.s. die grotendeels verloopt via
de subsidieregeling praktijkleren.30 Een klein deel wordt ondergebracht bij de regeling voor het mkb en is bestemd voor
het grootbedrijf in de drie sectoren.
Hierna volgen de hoofdlijnen van de subsidieregeling die is opgesteld ter uitwerking
van beide moties: de Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector (SLIM).
De conceptregeling staat vanaf 7 november open voor internetconsultatie. Vanaf maart
2020 kan subsidie worden aangevraagd. De subsidieregeling wordt uitgevoerd door het
Ministerie van SZW.
Waarom?
Een leven lang ontwikkelen is in het mkb minder sterk ontwikkeld om redenen als een
gebrek aan tijd, geld, kennis of capaciteit. Ook in de landbouw, horeca en recreatiesector
is het door de seizoensgebonden arbeid lastig om een leercultuur te ontwikkelen. Met
de SLIM-regeling wil het kabinet een bijdrage leveren aan initiatieven in het mkb
en specifiek in de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector, gericht
op het stimuleren van een leven lang ontwikkelen.
Voor wie?
Elke mkb-ondernemer31 of een grootbedrijf uit de landbouw, horeca en recreatiesector kan een subsidie aanvragen.32 Daarnaast kunnen ook samenwerkingsverbanden, via een hoofdaanvrager, een aanvraag
indienen. De inzet van samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan een beter bereik van
kleine ondernemers en aan het verder verspreiden van eerder succesvol gebleken initiatieven.
Om te waarborgen dat het effect van de aanvraag daadwerkelijk in het mkb terecht komt,
is het vereist dat er minimaal twee mkb-ondernemingen onderdeel zijn van een samenwerkingsverband
en bovendien moeten partijen onderling afspreken dat alle partijen een duidelijk gedefinieerde
rol hebben bij de uitvoering van het initiatief.
Initiatieven gericht op leren en ontwikkelen
Het is de bedoeling dat de subsidie wordt ingezet voor initiatieven die leren en ontwikkelen
binnen het mkb stimuleren. In de regeling is een lijst van initiatieven opgenomen
waarvoor subsidie aangevraagd kan worden. Deze initiatieven richten zich allemaal
op het versterken van een leerrijke werkomgeving. Bijvoorbeeld door het aantrekkelijker
te maken voor werknemers om kennis en vaardigheden up to date te houden, of door de «derde leerweg» verder te ontwikkelen.
Leerrijke werkomgeving
Om een leerrijke werkomgeving te stimuleren, kunnen werkgevers de scholings- en opleidingsbehoeften
in het bedrijf laten onderzoeken en loopbaanadviezen voor de werknemers laten ontwikkelen.
Daarnaast biedt de regeling ook ruimte voor initiatieven gericht op het ontwikkelen
of invoeren van een methode in een onderneming die werknemers in het bedrijf stimuleert
hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Denk aan het starten,
uitbreiden of opschalen van reeds succesvolle projecten, bijvoorbeeld de oprichting
van een bedrijfsschool op verschillende opleidingsniveaus.33 Of aan het ontwikkelen en toepassen van een systeem van periodieke ontwikkelgesprekken
met de medewerkers in het bedrijf.
Derde leerweg
Verder kunnen werkgevers met de SLIM-regeling ook subsidie aanvragen voor de activiteiten
van werkgevers om hun medewerkers (delen van) mbo-opleidingen in de derde leerweg
te laten volgen.34 Hierdoor kunnen mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld
omdat ze geen startkwalificatie bezitten, worden begeleid naar een hoger niveau. De
beroepsopleiding in de derde leerweg wordt niet bekostigd door OCW en komt nu nog
vaak voor de rekening van de werkgever en de werknemer. De subsidie moet het aantrekkelijker
maken om een opleiding te combineren met werk. De derde leerweg biedt ruimte voor
verkorting van de opleiding voor medewerkers die al over de nodige werkervaring beschikken.
Ook biedt de derde leerweg mogelijkheden om, gedurende een aantal maanden, medewerkers
in de praktijk van het leerbedrijf op te leiden en het traject af te ronden met een
praktijkverklaring of mbo-certificaat. Zowel bekostigde als niet-bekostigde mbo-instellingen
kunnen de opleiding aanbieden.
De derde leerweg is, vanwege deze ruime mogelijkheden, een geschikte leerweg om maatwerktrajecten
te realiseren voor volwassenen met werkervaring, werkzoekenden of werknemers die een
carrièreswitch willen maken. Dit sluit ook aan bij de motie van het lid Tielen c.s.
(Kamerstuk 29 544, nr. 940) en de motie van de leden Tielen en Palland (Kamerstuk 29 544, nr. 941) die specifiek aandacht vragen voor omscholen in het mkb.
Deze SLIM-regeling draagt, net als het STAP-budget en de subsidieregeling «flexibel
beroepsonderwijs derde leerweg mbo» bij aan de gezamenlijke ambitie om de kans op
(duurzaam) werk te vergroten voor werkzoekenden en werkenden met een kwetsbare positie
op de arbeidsmarkt via praktijkleren in het mbo. Samen met alle betrokken partners
willen we ernaar toe werken dat de samenwerking tussen mbo en Werk & Inkomen (gemeenten,
het UWV) duurzaam geborgd is in elke arbeidsmarktregio. Hiermee is er een divers scholingsaanbod
om werkzoekenden en werkenden via de verschillende mbo-leerroutes in de praktijk richting
(duurzaam) werk te begeleiden. Dat vraagt – naast een flexibel opleidingsaanbod waar
iemand op basis van de capaciteiten kan instappen en waar altijd de mogelijkheid is
tot doorontwikkeling – ook om de juiste randvoorwaarden. Het gaat hier om financiering,
goede informatievoorziening en opbouw van expertise. Maar het gaat ook om ondersteuning
bij het vormgeven van de samenwerking in de regio tussen gemeenten, het UWV, mbo-instellingen
en werkgevers en hun partners zoals sw-bedrijven en leerwerkloketten met hulp van
de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en de Programmaraad (samenwerking
VNG, Divosa, het UWV, Cedris). We werken samen met partners aan deze vier sporen.
Uw Kamer zal over de voortgang worden geïnformeerd.
Cofinanciering en subsidiehoogte
De subsidieverlening gebeurt altijd op basis van cofinanciering. In beginsel geldt
een standaard cofinancieringspercentage van 60%, waarbij de overheid 60% inlegt en
de onderneming of het samenwerkingsverband 40%.
Om de regeling juist ook aantrekkelijk te maken voor de kleine onderneming, geldt
voor hen een cofinancieringspercentage van 80%.35 Dit betekent dat van kleine ondernemingen een minder grote eigen bijdrage wordt gevraagd
dan van middelgrote bedrijven, samenwerkingsverbanden en de grootbedrijven uit de
drie seizoensectoren. De maximale subsidie voor een individuele aanvraag van een mkb-onderneming
bedraagt € 24.999,–. Voor samenwerkingsverbanden bedraagt de subsidie maximaal € 500.000,–.
Voor subsidies gericht op het bieden van praktijkleerplaatsen voor het behalen van
een mbo-diploma, mbo-certificaat of praktijkverklaring in de derde leerweg, geldt
dat de maximale subsidie € 2.700,– per gerealiseerd traject is. Dit bedrag is gelijkgetrokken
met het maximale subsidiebedrag dat werkgevers kunnen ontvangen op grond van de subsidieregeling
praktijkleren. In de derde leerweg gaat het vaak om maatwerktrajecten met een kortere
opleidingsduur. De hoogte van de subsidie die een werkgever ontvangt is afhankelijk
van de duur van het traject.
Subsidiabele kosten
Onder de kosten die gesubsidieerd kunnen worden vallen de externe kosten, directe
loonkosten en een toeslag van 15% over het totaal van de externe kosten en de directe
loonkosten. Deze kosten vertegenwoordigen overige kosten in verband met de eigen inzet
van de onderneming (zoals overhead en aan overhead gerelateerde kosten).
Evaluatie
In 2021 vindt een procesevaluatie plaats van de regeling om te bezien hoe het eerste
jaar van de regeling is verlopen en of er eventuele wijzigingen of aanpassingen van
de regeling nodig zijn om het gebruik en/of de effectiviteit te bevorderen. Sociale
partners vragen zich af of de regeling de kleine ondernemer wel voldoende bereikt.
Wij delen die zorg en daarom laten we in de evaluaties specifiek onderzoeken in hoeverre
de regeling de kleine onderneming heeft bereikt. In 2023 vindt er een tussenevaluatie
plaats en in 2025 een eindevaluatie. Beide zijn gericht op het gebruik en effectiviteit
van de regeling. De tussenevaluatie en eindevaluaties zijn openbaar en worden gedeeld
met de Kamer.
Vervolg
Eind oktober heeft de MKB-toets plaatsgevonden. Dit was een positief gesprek tussen
een aantal ondernemers en het Ministerie van SZW over de regeling en de regeldruk.
Vanaf 7 november is de conceptregeling opengesteld voor internetconsultatie. Na verwerking
van de resultaten zal de regeling medio december worden gepubliceerd, zodat de regeling
per 1 januari 2020 in werking kan treden. Het eerste tijdvak voor subsidieaanvragen
zal in maart 2020 open
gaan. Voor die tijd zal deze subsidieregeling in samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties
in de Stichting van de Arbeid ruim onder de aandacht van de doelgroepen worden gebracht.
Meerjarig actieprogramma Leven Lang Ontwikkelen
Vanuit het meerjarig actieprogramma LLO loopt nog een aantal sporen om tot betere
ondersteuning te komen van iedereen die zich verder wil ontwikkelen.
Zo draagt dit programma in de periode 2019–2021 € 4,5 mln. bij aan MKB!dee.36 Dit is een experimentele regeling van het Ministerie van EZK, die mkb-ondernemers
uitdaagt zelf te komen met innovatieve oplossingen voor belemmeringen om meer te investeren
in scholing en ontwikkeling. De SLIM-regeling en het MKB!dee vullen elkaar aan. Zo
kunnen bijvoorbeeld projecten die gestart zijn vanuit het MKB!dee verder worden gebracht
en opgeschaald met behulp van de SLIM-regeling.
Daarnaast verkent het kabinet in het kader van het meerjarig actieprogramma de haalbaarheid
van een digitaal overzicht waarin iemand scholingsmogelijkheden passend bij zijn of
haar positie kan bepalen en ook kan nagaan welke mogelijkheden er zijn voor de financiering
ervan. Zodra het definitieve advies van de verkenner beschikbaar is, zullen wij met
sociale partners en andere belanghebbende partijen in contact treden om vervolgstappen
te bespreken. Over deze vervolgstappen zal uw Kamer voorjaar 2020 worden geïnformeerd.
Verder lopen er sinds dit jaar een drietal meerjarige regionale pilots met leerwerkloketten,
die aanknopingspunten zullen opleveren om de verder benodigde ondersteuning van werkenden,
werkzoekenden en werkgevers waar nodig en mogelijk te verbeteren.
Het kabinet werkt daarnaast actief aan het flexibeler maken van het opleidingsaanbod,
zodat een opleiding ook goed te combineren is met werk en privéleven. Op 10 oktober
jl. is uw Kamer per brief reeds geïnformeerd over de voortgang van een aantal onderwerpen
die samenhangen met het opleidingsaanbod.
Tot slot
In deze brief hebben we laten zien hoe we vanuit de rijksoverheid leven lang ontwikkelen
willen ondersteunen bij individuen en in bedrijven. Wij hopen dat dit de vele betrokkenen
bij LLO in Nederland stimuleert om zich te blijven inspannen om leren en ontwikkelen
een vanzelfsprekendheid te maken. Het is enorm bemoedigend en motiverend dat dat gelukkig
al in hoge mate gebeurt. Wie daar een beter beeld van wil krijgen of zich wil laten
inspireren, raden we aan eens te kijken naar de publicatie van de SER37 die in zijn rol als aanjager van LLO in kaart heeft gebracht wat er zoal aan activiteiten
en samenwerkingen plaatsvindt in Nederland.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap