Brief regering : Rapport 'Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland’
32 824 Integratiebeleid
Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2019
In mijn brief van 2 februari 2018 (Kamerstuk 32 824, nr. 202) heb ik uw Kamer gemeld dat ik een onderzoek laat doen naar de Turks-Nederlandse
gemeenschap en hun binding aan de Nederlandse samenleving. Het doel van dit onderzoek
is inzicht krijgen hoe Turkse Nederlanders binding met de Nederlandse samenleving
ervaren en welke factoren en mechanismen daarbij een rol spelen. Aanleiding hiervoor
was het gebrek aan inzicht in de beleving van de gemeenschap zelf nadat de binding
van Turkse Nederlanders onderwerp werd van debat, waaronder in uw Kamer. Dit debat
ontstond nadat de mislukte couppoging in Turkije in 2016 en het Turkse referendum
in 2017 ook tot spanningen in Nederland leidden.
Hierbij bied ik u het onderzoek «Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland»
aan1. Het onderzoek is kwalitatief van aard, met diepte-interviews en focusgroepen. Het
onderzoek geeft een veelzijdig beeld. Meervoudige bindingen, met zowel Nederland als
Turkije, zijn voor veel respondenten complementair en vanzelfsprekend.
Methode
In het onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve benadering ter verdieping van kennis
die in eerder, in met name kwantitatief onderzoek was opgedaan. Aan de hand van dertig
diepte-interviews en vier focusgroepen staan de ervaringen en beleving van een dwarsdoorsnede
van Turkse Nederlanders centraal.
In de gekozen opzet fungeerde een brede verzameling thema’s – uiteenlopend van achtergrond
en opvoeding tot religie en politiek – als leidraad voor de gesprekken en kregen respondenten
ook de mogelijkheid hun eigen verhaal te vertellen, zodat de interviewer daarop kon
doorvragen. Deze open opzet sluit aan bij het doel van het onderzoek om na te gaan
hoe Turkse Nederlanders zelf (vanuit hun eigen perspectief) tegen de binding aankijken.
Een aantal Turks-Nederlandse organisaties heeft de gelegenheid gekregen om te reflecteren
op de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek, hiervan is in een bijlage bij het
rapport verslag gedaan.
Bevindingen
Het onderzoek geeft een veelzijdig beeld; de ervaringen en percepties van respondenten
lopen uiteen. De interviews en focusgroepen laten de nuances en ambivalenties zien
in de bindingen van mensen. Geconcludeerd kan worden dat de respondenten die voor
dit onderzoek zijn gesproken zich verbonden voelen met Nederland. Deze binding komt
op allerlei manieren tot stand, bijvoorbeeld door in Nederland opgegroeid te zijn,
door hier familie en vrienden te hebben, door werken of studeren in Nederland. Net
als andere Nederlanders zijn Turkse Nederlanders meer of minder tevreden over verschillende
aspecten van het bestaan in Nederland.
Wat volgens respondenten de binding met de Nederlandse samenleving bevordert zijn
factoren als een gevoel van verbondenheid met de woonplaats, de buurt en de contacten
met collega’s en anderen in het dagelijks leven. Respondenten waarderen Nederland
als democratische rechtsstaat met goede voorzieningen. Ze wijzen op vrijheid, openheid,
gelijkheid en directheid als waarden die hen binden aan Nederland. Ze appreciëren
de mogelijkheid om in Nederland veel aspecten van het eigen leven zelf te kunnen bepalen.
Tegelijk voelen alle respondenten zich, in verschillende mate, verbonden met hun Turkse
identiteit. Deze verbondenheid komt op allerlei manieren tot stand, niet in de laatste
plaats via familieleden die in Turkije wonen. Deze verbondenheid is weliswaar gerelateerd
aan het land Turkije, maar omvat een veelheid van aspecten zoals taal, cultuur, godsdienst
en verschilt qua mate van identificatie met de staat Turkije of juist kritisch afstand
nemen daarvan. Respondenten vinden dat binding aan het één niet ten koste hoeft te
gaan van binding aan het ander. De meervoudige bindingen zijn voor velen complementair
en vanzelfsprekend. Dat wil niet zeggen dat dit als onproblematisch wordt ervaren,
zo worstelen sommige in Nederland geboren respondenten wel met de vraag wie ze zijn
en waar ze thuis horen.
De belangrijkste factor die de binding met Nederland in de ervaring van respondenten
negatief beïnvloedt, is dat zij in hun perceptie regelmatig niet als volwaardige Nederlanders
worden beschouwd en dat aan hun verbondenheid met Nederland wordt getwijfeld vanwege
hun Turkse achtergrond. Ze ervaren discriminatie, opvattingen en eigenschappen worden
toegedicht, sommige politici spreken op een negatieve manier over hen als groep en
de media zet een niet altijd genuanceerd beeld neer, zo concluderen de onderzoekers.
Ook als respondenten persoonlijk niet met vooroordelen of discriminatie worden geconfronteerd,
raakt het hen als anderen dit overkomt.
Desgevraagd zoeken respondenten de mogelijkheden voor verbetering van de binding aan
Nederland op een aantal, deels samenhangende terreinen: vermindering van discriminatie
en vooroordelen, een politiek klimaat waarin ruimte is voor meervoudige bindingen,
een evenwichtig publiek debat en evenwichtige berichtgeving en beeldvorming in de
media. Zij zijn zich ervan bewust dat er geen gemakkelijke oplossingen zijn, maar
uiteindelijk willen de respondenten, zoals de schrijvers het rapport afsluiten: «dat
ze als Nederlander worden geaccepteerd met hun achtergrond en hun normen en waarden.»
Reflectie
De kwalitatieve benadering van het onderzoek is aanvullend en verdiepend op eerder
met name kwantitatief onderzoek naar de sociaal-culturele afstand van o.a. de Turkse
gemeenschap, als het SCP-rapport Werelden van Verschil (december 2015). Het onderzoeksresultaat
geeft een beeld van de ervaringen en percepties van een diverse groep Turkse Nederlanders.
Er is geen representativiteit beoogd. Het onderzoek gaat overigens niet in op eventuele
ongewenste beïnvloeding vanuit de Turkse overheid op de oriëntatie van de respondenten,
de opzet van het onderzoek leende zich daar ook niet voor.
Het rapport laat zien dat de respondenten zich duidelijk verbonden voelen met Nederland.
Niet alleen door leven en werken in Nederland, maar ook omdat er waardering is voor
onze vrije en open samenleving. Tegelijkertijd voelen de respondenten zich verbonden
met de Turkse identiteit. Deze omvat echter veel meer dan alleen identificatie met
de staat Turkije en de politiek daarvan.
In het onderzoek geven de respondenten aan dat meervoudige bindingen elkaar niet in
de weg hoeven te zitten. Turkse Nederlanders maken onderdeel uit van onze samenleving,
en dat is ook hoe de respondenten het zelf zien. Dat er tegelijkertijd sprake is van
binding met de Turkse identiteit vind ik begrijpelijk. De opbouw van iemands identiteit
is immers gelaagd.
Turkse Nederlanders zijn meer of minder tevreden over verschillende aspecten van het
bestaan in Nederland. De respondenten uiten waardering voor onze democratische rechtstaat,
maar ervaren ook regelmatig discriminatie en voelen zich op een eenzijdige manier
belicht.
Helaas is er in Nederland nog steeds sprake van discriminatie en van negatieve beeldvorming
van groepen. Het bestrijden hiervan vergt een lange adem. De terreinen die de respondenten
noemen als mogelijkheden voor verbetering van de binding aan Nederland zie ik als
een ondersteuning van het huidige beleid, zoals dat onder meer plaatsvindt bij de
kabinetsaanpak in het Nationaal Actieprogramma tegen Discriminatie, de inzet op Verdere
Integratie op de Arbeidsmarkt en de verduidelijking van de burgerschapsopdracht van
primair en secundair onderwijs waarvoor het kabinet een wetsvoorstel in voorbereiding
heeft.
Daarnaast wil ik mij extra inzetten voor het samenleven in de diverse wijk.
Vertrouwdheid en publieke familiariteit nemen vaak af naarmate wijken en buurten diverser
van samenstelling worden, zo constateerde de WRR in «de nieuwe verscheidenheid» (2019).
Lokaal bestuur kan een positieve bijdrage leveren aan een diverse en inclusieve samenleving.
Het Programma Divers & Inclusief, een gezamenlijk initiatief van VNG en mijn ministerie, helpt daarbij.2
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid