Brief regering : Persoonsgebonden budget in de Wet langdurige zorg (pgb-Wlz) en kwaliteitsmiddelen bij pgb-verpleeghuiszorg
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 326
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2019
Met deze brief bied ik uw Kamer twee onderzoeken aan die recent zijn afgerond. Het
betreft een rapport van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de door zorgkantoren
in 2018 uitgevoerde huisbezoeken persoonsgebonden budget in de Wet langdurige zorg
(pgb-Wlz)1. Het andere rapport betreft het door KPMG uitgevoerde onderzoek naar sturing en verantwoording
van de kwaliteitsmiddelen bij pgb-verpleeghuiszorg2.
In deze brief ga ik bij het rapport Huisbezoeken in op de vier aandachtspunten die
zorgkantoren signaleren en de hoofdconclusies daarbij:
1. Regie over het budget: Zorgkantoren concluderen dat als de gewaarborgde hulp/ouder/wettelijk
vertegenwoordiger het eerste aanspreekpunt is voor de administratie en zorgverlening,
er veelal sprake is van voldoende regie.
2. Cliënttevredenheid: Budgethouders zijn tevreden over de zorgverlening.
3. Passende zorg: In 2018 hebben meer budgethouders passende zorg en een passend budget.
4. Fraude en oneigenlijk gebruik: Het vermoeden van fraude en oneigenlijk gebruik is
ten opzichte van 2017 afgenomen.
Omdat het rapport «Sturing en verantwoording kwaliteitsmiddelen pgb-verpleeghuiszorg»
gaat over het toekennen van de middelen die volgen uit het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
aan pgb-initiatieven, geef ik mijn inhoudelijke reactie in de Voortgangsrapportage
Thuis in het verpleeghuis. Deze rapportage wordt op een later moment aan uw Kamer
aangeboden.
Rapport huisbezoeken pgb-Wlz 2018
Het rapport van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bevat cijfers en analyses over de
huisbezoeken aan budgethouders die zorgkantoren in 2018 hebben afgelegd.
Op verzoek van de voormalige Staatssecretaris van VWS hebben de zorgkantoren de oorspronkelijke
scope van huisbezoeken (fraude) steeds meer uitgebreid met voorlichting, advisering
en evaluatie. Er is nu een goede balans gevonden tussen een service- en controlegericht
huisbezoek. Zo ontstaat er een vertrouwensband waardoor het zorgkantoor gemakkelijker
gevonden wordt bij het bespreken van wijzigingen en knelpunten. Ook worden budgethouders
ter plekke geadviseerd. Zorgkantoren verkrijgen met de huisbezoeken een goed beeld
van de zorg die budgethouders nodig hebben en de behoefte om voor meer eigen regie
te kiezen. Deze inzichten gebruiken zorgkantoren voor het optimaliseren van het zorginkoopbeleid
en de informatievoorziening.
Van de bezochte Wlz-budgethouders is 21,1% aselect gekozen. De overige 78,9% werd
voornamelijk bezocht op basis van risicoselectie. Zorgkantoren optimaliseren en actualiseren
hun regionale risicoanalyse jaarlijks, zodat budgethouders waarbij daar aanleiding
toe is, tijdig worden bezocht.
Aandachtspunten
Regie over het budget
De rapportage laat zien dat in 83% van de gevallen de gewaarborgde hulp/ouder/ wettelijk
vertegenwoordiger het eerste aanspreekpunt voor de pgb-administratie is en in 78%
van de gevallen voor de zorg. Dit aandeel is toegenomen en sorteert een gewenst effect:
indien de gewaarborgde hulp/ouder/wettelijk vertegenwoordiger eerste aanspreekpunt
is voor de administratie, dan is in 90% van de gevallen sprake van voldoende regie.
Voor de zorgverlening is dat zelfs 92%. Indien de budgethouder zelf eerste aanspreekpunt
is, dan is dit respectievelijk slechts 75% en 64%. De verschillende percentages voor
eerste aanspreekpunt voor de pgb-administratie en voor de zorg laten volgens ZN zien
dat een integraal aanspreekpunt voor de gehele pgb-uitvoering in sommige gevallen
nog ontbreekt.
Zorgkantoren herkennen hun inspanningen om de gewaarborgde hulp ook verplicht te stellen
voor budgethouders met niet-verplichte zorgprofielen indien het zorgkantoor van mening
is dat de budgethouder zelf niet in staat is om zelfstandig regie te voeren. Daarmee
komt de verantwoordelijkheid voor de pgb-uitvoering te liggen bij iemand uit de vertrouwde
omgeving van de budgethouder die bekwaam is.
Deze uitvoering sluit aan op wat ik beoog te bereiken met het kader voor pgb-vaardigheid
dat voortkomt uit mijn Agenda pgb3. Dat kader biedt verstrekkers een instrument om te beoordelen of iemand in staat
is goed met een pgb om te gaan. Zorgkantoren zetten hun beleid door en zien het toetsingskader
als ondersteuning van de huidige praktijk.
ZN vindt het belangrijk dat de verantwoordelijkheden, taken en eisen van de gewaarborgde
hulp, zoals opgenomen in de door zorgkantoren vastgestelde landelijke afspraken gewaarborgde
hulp, wettelijk worden verankerd.
In de Voortgangsrapportage Agenda pgb4 heb ik gemeld aan de slag te zijn met een traject rondom aansprakelijkheid. Daarin
komt het vertegenwoordigingsvraagstuk in de verschillende pgb-domeinen aan bod, waaronder
de positie van de gewaarborgde hulp in de Wet langdurige zorg (Wlz). In de Voortgangsrapportage
heb ik gemeld dat voor dat traject extra gesprekken met het veld noodzakelijk zijn,
ook over de gewaarborgde hulp. Uw Kamer wordt hierover op een later moment geïnformeerd.
Cliënttevredenheid
Budgethouders zijn in 96% van de gevallen tevreden over de zorgverlening. Dat percentage
is ten opzichte van vorig jaar gelijk gebleven. Indien de budgethouder niet tevreden
is, slagen zorgkantoren er in 53% van de gevallen in om een succesvolle verbeteractie
te initiëren. Om een verbeteractie te kunnen initiëren merken zorgkantoren dat het
belangrijk is dat de zorg voldoende tussen de budgethouder en zorgverlener wordt geëvalueerd.
Zorgkantoren geven daarom aan regelmatig op huisbezoek te willen blijven gaan zodat
het evaluatiemoment gestimuleerd kan worden. Ook het verplicht stellen van een bekwame
gewaarborgde hulp biedt volgens ZN uitkomst.
Passende zorg
Bij 95% van de budgethouders is sprake van passende zorg en bij 90% van de budgethouders
is er sprake van een passend budget. Deze aandelen zijn ten opzichte van vorig jaar
toegenomen. Indien geen sprake is van passende zorg, kan in 77% van de gevallen direct
actie door het zorgkantoor worden ondernomen. Bij 6% van de budgethouders is er sprake
van een onverantwoorde situatie. Dit aandeel is ten opzichte van vorig jaar afgenomen.
Met de zorgkantoren ben ik in gesprek om vorm te geven aan een grotere rol voor hen
bij het toezien op de kwaliteit van pgb-zorg in het algemeen en bij wooninitiatieven
in het bijzonder.
Fraude en oneigenlijk gebruik
Het aandeel vermoeden van fraude en het aandeel vermoeden van oneigenlijk gebruik
is afgenomen. Bij 1% van de bezochte budgethouders is sprake van een vermoeden van
fraude en bij 3% bestaat een vermoeden van oneigenlijk gebruik.
Zorgkantoren geven aan dat ze juridische belemmeringen ervaren bij het mogen gebruiken
van een onderzoeksrapport van de gemeente. Het gaat dan bijvoorbeeld om een vermoeden
van oneigenlijk gebruik of onverantwoorde zorg bij een wooninitiatief met ook Wmo-pgb
cliënten. Een werkgroep van gemeenten, zorgkantoren en VWS is in kaart aan het brengen
welke gegevensuitwisseling noodzakelijk is bij het verrichten van een fraudeonderzoek
in het kader van het pgb-Wmo of pgb-Wlz. Dit advies zal eind 2019 gereed zijn.
Het rapport van ZN geeft een beeld van punten in het pgb-Wlz die aandacht behoeven.
Daar ga ik, zoals vermeld, mee aan de slag.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport