Brief regering : Geannoteerde agenda EU Jeugd en Sportraad 21-22 nov 2019 - Onderdelen Jeugd en Sport
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 319 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2019
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
de Minister voor Medische Zorg en Sport, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-,
Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) aan voor het onderdeel Sport, dat op donderdag
21 november 2019 plaatsvindt en voor het onderdeel Jeugd, dat op vrijdag 22 november
plaatsvindt, onder het Finse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in Brussel.
Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling
van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.
In de bijlage worden de onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp het
doel van de Raadsbehandeling, de inhoud van het onderwerp, de inzet van Nederland
en een indicatie van het krachtenveld aan. De Minister voor Medische Zorg en Sport
en ik zijn niet in de gelegenheid om respectievelijk de Sport- en Jeugdraad in Brussel
bij te wonen. Nederland zal tijdens beide Raden worden vertegenwoordigd door de Plaatsvervangend
Permanent Vertegenwoordiger, Ambassadeur Ronald van Roeden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD – ONDERDELEN JEUGD EN SPORT
Sport – Donderdag 21 November
Voor het sportdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:
• Raadsconclusies: Veiligheid van Kinderen in de Sport
• Raadsconclusies: Bestrijding van Corruptie in de Sport
• Beleidsdebat: Goed Bestuur in de Sport
Raadsconclusies: Veiligheid van Kinderen in de Sport
Doel en Inhoud Raadsbehandeling
Doel van de raadsbehandeling is het vaststellen van raadsconclusies met maatregelen
en initiatieven die de veiligheid van kinderen in de sport vergroten. Hierbij wordt
in het bijzonder aandacht besteed aan obstakels en uitdagingen die door de lidstaten
zelf naar voren zijn gebracht. De conclusies richten zich met name op voorlichting,
monitoring, samenwerking en uitwisseling van kennis.
Lidstaten worden opgeroepen zorg te dragen voor een wettelijk beleidskader gericht
op de aanpak van (seksueel) geweld, pesten en intimidatie in de sport. Daarnaast wordt
opgeroepen om, in samenwerking met de sportsector, meer aandacht te besteden aan een
brede preventieve aanpak. Deze moet zich onder andere richten op de opleiding van
trainers en officials. Tevens wordt de uitwisseling van praktijkvoorbeelden van een
geslaagde aanpak en dataverzameling op EU-niveau gestimuleerd.
De raadsconclusies zijn niet bindend en nemen de subsidiariteit nadrukkelijk in acht,
daarom kunnen de aanbevelingen in de tekst vooral gezien worden als suggesties aan
lidstaten, de Europese Commissie en sportorganisaties.
Achtergrond
Veiligheid van kinderen in de sport is belangrijk, omdat het kinderen in staat stelt
van sport te genieten als hobby en de aanloop naar een topsportcarrière mogelijk maakt.
Met «veiligheid van kinderen» wordt bedoeld dat kinderen worden beschermd tegen leed,
misbruik, geweld, uitbuiting en verwaarlozing.
De raadsconclusies nodigen lidstaten uit tot het ontwikkelen van beleid en het vaststellen
van een wettelijk kader voor de veiligheid van kinderen. Daarnaast wordt aangeraden
om voorlichting en/of trainingen te geven die zijn gericht op kinderen, families,
organisaties en instructeurs. Dit om fysieke en emotionele mishandeling te voorkomen.
De lidstaten wordt ook gevraagd te zorgen dat communicatiekanalen (zoals een hulplijn)
bij iedereen bekend zijn. Tot slot, vragen de raadsconclusies ook dat lidstaten, sportorganisaties
aanmoedigen om maatregelen te nemen.
Zowel de lidstaten als de Europese Commissie worden uitgenodigd om data te verzamelen
over geweld, studies en publicaties over dit onderwerp te steunen, een uitwisseling
van best practices te faciliteren en samen te werken met internationale overheden
en NGO’s zoals UNICEF.
De raadsconclusies doen ook een beroep op de sportsector. Deze wordt uitgenodigd om
hulpmiddelen te ontwikkelingen die verzekeren dat kinderen worden gehoord en gerespecteerd,
procedures te implementeren om het risico dat kinderen leed ondervinden te beperken
en richtlijnen te ontwikkelen die ervoor zorgen dat sportorganisaties effectief omgaan
met de veiligheid van kinderen.
Tot slot wordt de sportsector uitgenodigd om samen te werken met overheidspartijen
die zich richten op de bescherming van kinderen en organisaties die verantwoordelijk
zijn voor kinderbescherming.
Inzet Nederland
Iedere burger en dus ook ieder kind heeft het recht om te kunnen genieten van sport
in een veilige omgeving. Inhoudelijk kan Nederland de raadsconclusies dan ook steunen.
Het is positief dat de raadsconclusies veel aandacht besteden aan methoden of «tools»
om de veiligheid van kinderen te vergroten, zoals hulplijnen en voorlichting.
Nederland zal benadrukken dat de bescherming van burgers, en kinderen in het bijzonder,
niet alleen op het terrein van sport speelt. Het is een maatschappij-breed onderwerp
en vergt daarom ook multisectorale initiatieven.
Nederland besteedt al langer aandacht aan de veiligheid van kinderen in sport. Zo
liep er van 2011 tot 2018 het Programma Veilig Sport Klimaat. In samenwerking met het NOC*NSF werd actief ingezet op het creëren van een veilige
en prettige sport omgeving voor iedereen.
De succesvolle componenten uit dit programma zijn toegepast in het Nationale Sport
Akkoord: een samenwerkingsverband tussen gemeenten, sportverenigingen en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eén van de zes onderwerpen uit het Akkoord
is «een positieve sportcultuur». Op dit moment werken gemeenten en lokale sportclubs
gezamenlijk aan de implementatie van de voorgestelde maatregelen.
Indicatie krachtenveld Raad
De problematiek rondom het creëren van een veilige omgeving in de sport speelt in
diverse lidstaten. Alle lidstaten hebben daarom ingestemd met de raadsconclusies.
Raadsconclusies: Bestrijding van Corruptie in de Sport
Doel en Inhoud Raadsbehandeling
Het doel van de raadsbehandeling is aandacht vragen voor de bestrijding van corruptie
in de sport, dit kan via wetgeving, bewustwording en sancties.
De raadsconclusies maken een onderscheid tussen managementcorruptie en competitie-corruptie.
Competitie-corruptie verwijst naar het resultaat en verloop van sportwedstrijden.
Managementcorruptie verwijst naar corruptie die niet gerelateerd is aan het resultaat
of het verloop van sportwedstrijden. De tekst refereert naar omkoping, invloed uitruilen,
misbruik maken van functies, doping manipulatie van sportwedstrijden, maar ook belangenverstrengeling
als vormen van corruptie.
In de raadsconclusies worden de lidstaten en sportsector opgeroepen om samen te werken
aan de preventie van corruptie. Hierbij wordt gedacht aan het vergroten van bewustzijn
en de mogelijkheid om subsidiering van sportorganisaties aan voorwaarden te verbinden.
Deze voorwaarden zijn gericht op goed bestuur en een gedegen aanpak van corruptie.
Daarnaast is het voorstel om sport onderdeel te maken van het Europese «Anti Corruption
Experience Sharing» programma.
Achtergrond
Een goede oplossing voor corruptiebestrijding en het vergroten van de veiligheid in
sport wordt gezien in een lange termijnstrategie, die is gericht op goed bestuur in
de sportsector. De totstandkoming en handhaving van deze strategie is de gedeelde
verantwoordelijkheid van de Europese Commissie, lidstaten en de sportsector.
De raadsconclusies nodigen de lidstaten uit om een nationaal actieplan op te stellen
en wetgeving te implementeren die corruptie in de sport tegen gaan. Lidstaten worden
daarnaast gevraagd goed bestuur in de sportsector te implementeren, te monitoren en
hiervoor een code van goed gedrag op te stellen. Deze kan dan worden toegepast door
sportorganisaties. Tot slot, suggereren de raadsconclusies dat lidstaten de bewustwording
rondom dit thema vergroten met behulp van training.
De raadsconclusies roepen de Europese Commissie ook op tot actie. Zo wordt er voorgesteld
om een Raadsaanbeveling te schrijven en een plan te maken voor een monitoring framework
om de voortgang van corruptiebestrijding in de sport te evalueren. De Commissie wordt
tevens aangemoedigd om de samenwerking tussen lidstaten, internationale organisaties
en netwerken te versterken. En de dialoog tussen overheden en de sportsector in de
strijd tegen corruptie gaande te houden. Het opnemen van corruptie in sport in het
«Anti-Corruption Experience Sharing Programme» van de Commissie wordt ook ter overweging
voorgelegd.
De raadsconclusies richten zich ook tot de sportsector. Deze wordt uitgenodigd om
hun deelname aan het bestrijden van corruptie in de sport voort te zetten door maatregelen
te opperen en te implementeren in hun organisaties. De sportsector wordt ook verzocht
om de gedragscode goed bestuur over te nemen en om de uitwisseling van best practices
op nationaal en internationaal niveau aan te bevelen. Tot slot, wordt de sector opgeroepen
om klokkenluiders te beschermen en sancties op te nemen en toe te passen tegen diegenen
die betrokken zijn bij corruptie.
Inzet Nederland
Nederland ondersteunt de aanbevelingen in de raadsconclusies. Nederland zal ook de
rol van sportorganisaties bij de bestrijding van corruptie en het belang van samenwerking
tussen overheidsorganisaties en de sportsector benadrukken.
Tevens zal Nederland onderstrepen dat binnen de Nederlandse wetgeving doping gebruik
wordt gezien als een overtreding van de wedstrijd regels en niet als een vorm van
corruptie. In de raadsconclusies wordt doping gebruik omschreven als competitie corruptie
(een overtreding van de wedstrijdregels tijdens het spel). Nederland kan daarom akkoord
gaan met deze omschrijving.
De raadsconclusies zijn niet bindend en nemen de subsidiariteit nadrukkelijk in acht.
Indicatie krachtenveld Raad
Alle lidstaten kunnen instemmen met de raadsconclusies over bestrijding van corruptie
in de sport.
Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukken dat er ook een grote verantwoordelijkheid
ligt bij de sportsector en dat de media in dat verband ook genoemd moet worden. Diverse
lidstaten en de Europese Commissie pleiten daarnaast voor het opnemen van sport in
het «Anti Corruption Experience Sharing» programma van de Commissie.
Meerdere lidstaten hebben aangegeven dat handhaving en bescherming van klokkenluiders
een prominentere rol moet krijgen in de conclusies.
In overeenstemming met de wens van het Fins Voorzitterschap, wordt de Europese Commissie
in de raadsconclusies opgeroepen tot het doen van een Raadsaanbeveling. De Commissie
heeft aangegeven zelf te bepalen of zij een aanbeveling nodig achten.
Beleidsdebat: Goed Bestuur in de Sport
Doel en Inhoud Beleidsdebat
Met het beleidsdebat wil het Fins Voorzitterschap de lidstaten aanmoedigen na te denken
over hoe lidstaten en de Europese Unie bij kunnen dragen aan de bestrijding van corruptie
in sport. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de promotie van good
governance (goed bestuur).
Lidstaten worden uitgenodigd om hun visie te delen over dit onderwerp en best practices
uit te wisselen. Daarnaast zullen zij in gesprek gaan met Minister Witold Banka, Minister
van Sport en Toerisme van Polen en toekomstig president van de World Anti-Doping Agency
(WADA).
Het debat zal gevoerd worden aan de hand van twee discussievragen:
1. Hoe kunnen de publieke en sportsector samenwerken op Europees en lidstaat niveau om
good governance in sport te versterken en te behouden?
2. Welke voordelen biedt samenwerking op Europees niveau als het gaat om het promoten
van good governance in sport?
Achtergrond
Integriteit in sport staat hoog op de agenda van het Fins voorzitterschap. De groeiende
commercialisatie in sport brengt nieuwe risico’s met zich mee. De toegenomen financiële
belangen zijn een vruchtbare grond voor corruptie. Corruptie gaat hierbij verder dan
alleen doping of matchfixing.
Good governance wordt door verschillende onderzoeken erkend als een belangrijk middel
om corruptie in sport aan te pakken. Daarvoor is het van belang dat overheden en de
sportsector samen goed beleid maken. Overheden zijn een belangrijke partner van de
sportsector en spelen een cruciale rol bij het promoten van good governance. Overheden
verlenen vaak subsidies aan de sportsector. Het voorzitterschap suggereert dat door
good governance als voorwaarde voor subsidietoekenning te stellen, goed bestuur nog
meer kan worden gestimuleerd.
Ook vanuit de Europese Unie is er belang bij good governance. Zo hebben eerdere raadsconclusies
zich gericht op het versterken van integriteit; gendergelijkheid; eerlijk spel bij
grote sport events; en een transparant en democratisch proces bij het toewijzen van
grote sportevenementen.
Inzet Nederland
Nederland zal in het beleidsdebat aangeven voorstander te zijn van het promoten van
good governance in de sport. De bijdrage van good governance is van belang bij toonaangevende
internationale events, maar ook op lokaal niveau. Deze bijdrage reikt van anti-doping
beleid en preventie van matchfixing, tot gendergelijkheid op het sportveld.
Voor de Europese lidstaten ligt de kracht van good governance in het samen bestrijden
van spelmanipulaties, het gezamenlijk opstellen van normen, en het delen van best
practices. Nederland zal hierbij het Nationale Sportakkoord toelichten.
In het Nationaal Sportakkoord werken de rijksoverheid, gemeenten en de sportsector
samen aan onder andere een positief en veilig sportklimaat. Dit vertaalt zich in lokale
akkoorden, waarbij de gemeente met sportclubs in gesprek gaat over de verschillende
prioriteiten.
Tegelijkertijd werkt de sportsector in Nederland, samen met de overheid, aan de vernieuwing
van de «Code Goed Sportbestuur». Voor de Nederlandse overheid is een goede samenwerking
met de sportsector van belang. Echter, zonder zich tot in detail te bemoeien met de
code van de sport zelf. De nauwe samenwerking en duidelijke rolverdeling tussen de
overheid en de sportsector heeft een grote meerwaarde. Nederland werd één van de eerste
landen met een good governance code voor de sportsector.
Inmiddels is duidelijk hoe deze code zich tot de praktijk verhoudt en waar er verbetering
mogelijk is. Daarom werken de overheid en sportsector aan een nieuwe code, die medio
2020 van kracht zal gaan. Deze nieuwe code van goed bestuur bouwt voort op de voorgaande
code. Daarnaast zal er vanaf de start een monitor plaatsvinden.
Nederland zal tijdens het debat aanbieden de opgedane kennis over de good governance
code met geïnteresseerde lidstaten te delen.
Jeugd – Vrijdag 22 november
Voor de Jeugdraad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:
• Raadsconclusies: Digitaal Jongerenwerk
• Raadsconclusies: Opleiding en Training Jongerenwerkers
• Beleidsdebat: Klimaatverandering, Jongeren en Jongerenwerk
Raadsconclusies: Digitaal Jongerenwerk
Doel en Inhoud Raadsbehandeling
Doel van de raadsbehandeling is het vaststellen van de Raadsconclusies over digitaal
jongerenwerk.
De Raadsconclusies benadrukken het belang van digitale vaardigheden voor jongeren
en jongerenwerkers. Alle jongeren zullen digitale vaardigheden nodig hebben in hun
toekomstige werk en dagelijkse leven. Zij zullen daar flexibel en kritisch mee om
moeten kunnen gaan. Tevens moeten alle jongeren gelijke kansen krijgen om hun digitale
competenties te verbeteren. Het jongerenwerk kan hier, door middel van hun focus op
ervaringsleren in een niet-formele setting, aan bijdragen. Ook weet het jongerenwerk
jongeren te betrekken die het risico lopen achter te blijven in een gedigitaliseerde
samenleving.
De Raadsconclusies zijn niet bindend en de aanbevelingen in de tekst kunnen vooral
gezien worden als uitnodigingen aan lidstaten, de Europese Commissie en jongerenwerk.
Achtergrond
In de Raadsconclusies worden lidstaten onder meer uitgenodigd om jeugdbeleid te ontwikkelen
waar een proactieve houding ten opzichte van digitale ontwikkelingen wordt gestimuleerd.
Heldere doelstellingen ten aanzien van het ontwikkelen en implementeren van digitaal
jongerenwerk zijn wenselijk.
De Raadsconclusies vragen de lidstaten en de Europese Commissie onder andere om de
uitwisseling van goede praktijken op het gebied van digitalisering aan te moedigen.
Daarnaast wordt hen gevraagd ervoor te zorgen dat bij Europees onderzoek naar digitale
vaardigheden ook de impact van digitalisering op jongeren en jongerenwerk wordt meegenomen.
De snelle vooruitgang in digitale media en technologie heeft de afgelopen jaren ook
het jongerenwerk beïnvloed. Niet alle jongerenwerkers beschikken echter over de benodigde
competenties. Aandacht voor digitaal jongerenwerk zou daarom in de opleiding of training
van jongerenwerkers kunnen worden opgenomen. Het is belangrijk om verschillende partijen,
zoals jongeren en experts, bijeen te brengen om innovaties te bewerkstellingen.
Inzet Nederland
Nederland vindt het belangrijk dat alle jongeren beschikken over de digitale vaardigheden
die zij nodig hebben in hun toekomstige werk en dagelijkse leven. Het jongerenwerk
kan hierbij een rol spelen.
De lokale overheid is deels verantwoordelijk voor het ondersteunen van het jongerenwerk
en de eventuele uitvoering ervan. Nederland heeft met succes gepleit dat de Raadsconclusies
rekening houden met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel.
Indicatie krachtenveld Raad
Alle lidstaten erkennen het belang van aandacht voor digitalisering en kunnen zich
vinden in dit voorstel voor de Raadsconclusies.
Raadsconclusies: Opleiding en Training Jongerenwerkers
Doel en Inhoud Raadsbehandeling
Het doel van de raadsbehandeling is het vaststellen van de Raadsconclusies over de
opleiding en training van jongerenwerkers.
De opzet van het jongerenwerk verschilt sterk per lidstaat. De Raadsconclusies benadrukken–met
in achtneming van de nationale verschillen en omstandigheden, specifieke behoeften
en bevoegdheden–het belang van een goede opleiding of training van jongerenwerkers.
Daarnaast roepen de Raadsconclusies op tot een gedeeld begrip tussen lidstaten van
de kwaliteit van jongerenwerk.
Achtergrond
De Raadsconclusies benadrukken het belang een kwalitatief goede opleiding en training
voor jongerenwerkers te ontwikkelen. Waar mogelijk worden lidstaten uitgenodigd om
op nationaal niveau opleidingen op te richten.
Rekening houdend met nationale, regionale en lokale competenties, verzoeken de Raadsconclusies
lidstaten en de Europese Commissie onder meer om inzicht te verschaffen in de verschillende
jongerenwerksystemen van de lidstaten. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van bestaande
onderzoeken. Ook wordt aandacht gevraagd voor de verbetering van de kwaliteit van
het jongerenwerk. Waar mogelijk zal de informatievoorziening worden uitgevoerd met
behulp van reeds beschikbare instrumenten, zoals het Europees Kenniscentrum voor jeugdbeleid
en Jeugdwiki. De Raadsconclusies moedigen ook aan tot een nauwere samenwerking met
onder andere de Raad van Europa op het gebied van de opleiding van jongerenwerkers.
Aan de Europese Commissie wordt onder meer gevraagd de mogelijkheden te verkennen
om eind 2021 een voorstel te presenteren over de verdere ontwikkeling van de opleiding
en training van jongerenwerkers.
Inzet Nederland
Nederland vindt het belangrijk dat het jongerenwerk van goede kwaliteit is. Hiervoor
zijn een goede opleiding (in Nederland gaat het hierbij met name om de studies maatschappelijk-
of sociaal werk), maar ook gedegen praktijkervaring en «levenslang leren» van belang.
Nederland benadrukt dat de opleiding en training van jongerenwerkers een nationale
bevoegdheid betreft. In Nederland is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de inrichting
van het opleidingsstelsel. De lokale overheid is deels verantwoordelijk voor de uitvoering
hiervan en voor het ondersteunen van het jongerenwerk. Nederland kan instemmen met
de voorgestelde Raadsconclusies. De conclusies zijn bovendien adviserend van aard
en nemen de subsidiariteit en proportionaliteit in acht. Tot slot, staat Nederland
positief tegenover het delen van informatie en goede praktijken tussen EU-lidstaten.
Indicatie krachtenveld Raad
De lidstaten kunnen zich vinden in dit voorstel voor de Raadsconclusies. In tegenstelling
tot Nederland, is in diverse lidstaten de nationale overheid verantwoordelijk voor
zowel de invulling van het jongerenwerk als de opleiding van jongerenwerkers. Vanuit
die lidstaten is sterk aangedrongen op de inhoud van deze Raadsconclusies.
Beleidsdebat – Een Visie voor Jongerenwerk in Europa: Klimaatverandering, Jongeren
en Jongerenwerk
Doel en Inhoud Beleidsdebat
Met het beleidsdebat wil het Fins Voorzitterschap de lidstaten aanmoedigen na te denken
over de wijze waarop het jongerenwerk jongeren kan ondersteunen bij activiteiten gericht
op klimaatverandering.
Het Voorzitterschap stelt dat klimaatverandering een belangrijk thema is voor jongeren.
De afgelopen jaren hebben jongeren, onder andere via klimaatdemonstraties, het politieke
debat over klimaatverandering wereldwijd aangezwengeld en het maatschappelijk bewustzijn
vergroot. Bij de voortzetting van deze activiteiten ziet het voorzitterschap een taak
voor het jongerenwerk, bijvoorbeeld als verbindende schakel tussen diverse sectoren
en organisaties.
Het debat zal worden gevoerd aan de hand van drie discussievragen:
1. Hoe kunnen we de mogelijkheden van jongerenwerk vergroten zodat deze kan reageren
op de uitdagingen die jongeren ervaren in de context van klimaatverandering?
2. Hoe kan jongerenwerk jongeren ondersteunen bij hun klimaatactiviteiten en het opbouwen
van een duurzame toekomst?
3. Klimaatverandering is een cross-sectorale uitdaging. Hoe kan de jeugdsector een actieve
partner in deze cross sectorale samenwerking vormen?
Achtergrond
De afgelopen jaren is klimaatverandering hoog op de internationale en politieke agenda
komen te staan. De Europese Unie heeft het voorkomen en terugdringen van de effecten
van klimaatverandering ook tot één van haar prioriteiten gemaakt.
In de Europese Jeugdstrategie 2019–2027 van de Europese Commissie wordt klimaatverandering
niet expliciet genoemd. De strategie roept echter wel op om jongeren in staat te stellen
mondiale uitdagingen aan te gaan. De Europese Jeugddoelen–welke onderdeel vormen van
de EU Jeugdstrategie–vragen, naast andere doelen, specifiek aandacht voor klimaatverandering.
Het Fins voorzitterschap stelt dat het jongerenwerk jongeren kan stimuleren om actieve
burgers te worden en kan inspelen op hun zorgen over klimaatverandering. Het is hierbij
verstandig om bestaande kennis te delen met behulp van jongeren en middels hun werkwijze,
zoals via social media. Zo kunnen er nieuwe activiteiten en werkmethoden worden ontwikkeld
die passen bij (nieuwe) vormen van actief burgerschap onder jongeren.
In het verlengde hiervan moet worden overwogen hoe de opleiding en training van jeugdwerkers
zo kan worden ingericht dat deze aansluit op de behoeften van jongeren.
Het Voorzitterschap pleit voor cross sectorale samenwerking op Europees, nationaal
en lokaal niveau.
Inzet Nederland
In het debat zal Nederland aangeven het positief te vinden dat jongeren zich actief
inzetten voor de maatschappij, bijvoorbeeld door hun stem te laten horen in de roep
om klimaat maatregelen. De betrokkenheid van Nederlandse jongeren bij dit onderwerp
is groot; veel jongeren nemen deel aan klimaatmarsen en discussies over klimaat.
Nederland zal benadrukken dat jongerenwerk in Nederland decentraal is georganiseerd.
Het is aan de lokale overheden om te bepalen hoe de verantwoordelijkheden van jongerenwerk
worden ingericht. In Arnhem laten jongerenwerkers jongeren bijvoorbeeld meedenken
over de energietransitie.
Tevens zal Nederland uiteenzetten dat acties op de klimaatdoelen door Nederlandse
jongeren veelal via andere wegen dan het jongerenwerk tot stand komen. Zo is er een
Jonge Klimaatbeweging die een eigen toekomstagenda heeft geschreven: de Jonge Klimaatagenda.
Op basis daarvan hebben zij deelgenomen aan de onderhandelingen voor een nationaal
Klimaatakkoord. Jongeren zijn ook actief via de Nationale Jeugdraad, bijvoorbeeld
via de aangestelde VN-jongerenvertegenwoordiger duurzame ontwikkeling. Deze vertegenwoordiger
maakt ook deel uit van de Nederlandse delegatie bij VN-onderhandelingen van de United
Nations Framework Convention on Climate Change.
Er is ook lesmateriaal over klimaat op scholen beschikbaar. Daarnaast kennen we voorbeelden
van Nederlandse jongeren, waaronder Boyan Slat en zijn Ocean Cleanup team, die al
op zeer jonge leeftijd een groot verschil proberen te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport