Brief regering : Invulling van een aantal moties en toezeggingen en stand van zaken over o.a. waterveiligheid en klimaatadaptatie
27 625 Waterbeleid
Nr. 487
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2019
In aanloop naar het Wetgevingsoverleg Water van 11 november 2019 informeer ik u over
de invulling van een aantal moties en toezeggingen. Daarnaast geef ik u de stand van
zaken van de volgende onderwerpen:
1. Waterveiligheid
2. Klimaatadaptatie en droogte
3. Waterkwaliteit en drinkwater
4. Noordzee en Waddengebied
5. Internationaal
1. Waterveiligheid
In Nederland werken we hard aan de bescherming tegen overstromingen. Onze uitgangspositie
is goed: Nederland behoort tot één van de veiligste delta’s van de wereld. Het periodiek
beoordelen van de waterkeringen op basis van de nieuwste inzichten en/of ontwikkelingen
en het uitvoeren van versterkingen is erop gericht om in 2050 een systeem van primaire
waterkeringen te hebben dat voldoet aan de gestelde eisen vanuit het oogpunt van waterveiligheid.
Maatregelen om primaire keringen aan de norm te laten voldoen worden uitgevoerd via
suppletieprogramma’s voor de kust, dijkversterkingen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(HWBP) en integrale maatregelen in het rivierengebied via het programma Integraal
Riviermanagement (IRM).
Zeespiegelstijging
Naast de uitvoering van maatregelen tot 2050 wordt via onderzoek ook geanticipeerd
op de lange termijn. De ontwikkelingen in het wereldwijde klimaat en de zeespiegel
zijn voor de Nederlandse delta van cruciaal belang. In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging
wordt onder andere onderzocht tot wanneer de huidige strategie van keringen en zandsuppleties
houdbaar is en wat aanvullend nodig en mogelijk is.1 Er zijn nog veel onzekerheden rondom de stijging van de zeespiegel. Een eventuele
versnelling van de zeespiegelstijging, die mondiaal al wel gemeten wordt, wordt op
zijn vroegst vanaf 2050 langs de Nederlandse kust merkbaar. In het kennisprogramma
wordt ook onderzoek gedaan om die onzekerheden zoveel mogelijk te verkleinen. De uitkomsten
van de onderzoeken worden gebruikt bij de tweede herijking van het Deltaprogramma
in 2026. Ik neem signalen dat meer extreme scenario’s (kleine kans, grote impact)
zouden kunnen optreden serieus.
In het Wetgevingsoverleg Water van 26 november 2018 en mijn brieven van 5 maart 2019
en 13 juni 2019 heb ik aangegeven u dit najaar te informeren over het Special Report
on the Oceans and Cryosphere in a Changing Climate (SROCC) van het IPPC.2 Inmiddels is duidelijk geworden dat dit rapport dit najaar door de Ministers van
EZK en BZ, mede namens de Staatssecretaris en mijzelf, aan uw Kamer wordt aangeboden,
inclusief de daarbij behorende kabinetsreactie. Dit wordt gecombineerd met het in
augustus 2019 verschenen special report van het IPCC over klimaatverandering en land
(Special Report on Climate Change and Land – SRCCL).
In het dertigledendebat van 17 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 74, item 25) is door uw Kamer gevraagd naar de betekenis van de zeespiegelstijging, als die er
is, voor onze eilanden overzee, Bonaire, Eustatius en Saba. Ik heb in dit debat aangegeven
dat er wel effecten te verwachten zijn, maar die moeten nog onderzocht worden. Inmiddels
kan ik aangeven dat het KNMI diverse onderzoeken en activiteiten uitvoert in Caribisch
Nederland, waaronder ook op de BES-eilanden. Bij het opstellen van het zogeheten Klimaatsignaal
2021 wordt Caribisch Nederland, met name de BES-eilanden, meegenomen in de analyses.
Zodra het Klimaatsignaal 2021 gereed is, zal ik u daarover informeren.
Hoogwaterbeschermingsprogramma
Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is als voortrollend programma in 2015 van
start gegaan en wordt in de komende 30 jaar uitgevoerd. Het programma zal de komende
jaren verder groeien bij het gereedkomen van nieuwe beoordelingen van primaire keringen.
Naar aanleiding van de motie van het lid De Groot is voor het HWBP een analyse gedaan
van de lessen uit de evaluatie en deelevaluaties van Ruimte voor de Rivier (RvR).3 Zie voor een uitgebreidere toelichting bijlage 1.
Aanvullend op de lessen die al in het HWBP worden toegepast, zullen voor de versterking
van de programmabeheersing van het HWBP de lessen van RvR verder benut worden. Dit
sluit ook aan bij de maatregelen die in navolging van de Feitenanalyse veranderende
kostenramingen HWBP worden genomen.4 Zie voor een uitgebreidere toelichting bijlage 1.
Integraal Riviermanagement
Om aanvullend op het huidige dijkversterkingsprogramma binnen het HWBP met een bredere
blik naar de functies van en in het riviersysteem te kunnen gaan kijken, heb ik afgelopen
juli samen met de bestuurlijke vertegenwoordigers van Deltaprogramma Rijn en Maas
een gezamenlijke opdracht gegeven voor de opzet van een programma IRM.
De insteek van IRM is om de rivier als één systeem te zien en om de opgaven integraal
te benaderen. Het gaat hierbij om Rijks- en regionale opgaven voor waterveiligheid,
bevaarbaarheid, waterkwaliteit en natuur, waterbeschikbaarheid, ruimtelijke en economische
ontwikkeling. Ook is er een opgave voor ruimtelijke adaptatie. Het programma IRM zal
qua locatie (rivierengebied) en maatregelen waarschijnlijk nauw gaan aansluiten bij
RvR. Daarom zal ik met de regionale partners de komende tijd bezien hoe de lessen
van RvR meegenomen kunnen worden bij de ontwikkeling van IRM.
KNMI klimaatscenario’s
De oplevering van de nieuwe KNMI klimaatscenario’s is vertraagd. De klimaatscenario’s
waren voorzien in 2021, maar zullen pas in zijn geheel worden opgeleverd in 2023.
In 2021 zal een eerste duiding komen. De harde getallen volgen twee jaar later. De
vertraging is een gevolg van de aangepaste planning van het internationale project
voor mondiale klimaatmodellen (CMIP6). Omdat het belangrijk is om de klimaatscenario’s
met de nieuwste getallen en inzichten vorm te geven, ondersteun ik de keuze van het
KNMI om hun planning aan te passen. De impact op planningen voor beleid en projecten
lijkt beperkt. Tot het uitbrengen van de nieuwe klimaatscenario’s wordt bij beleidvorming
en bij uitvoering van projecten gebruik gemaakt van de huidige KNMI-klimaatscenario’s.
Onderzoek geborgde zetels waterschappen
Zoals toegezegd in het notaoverleg op 1 juli 2019 over de initiatief-nota’s «Droge
Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland» en «Veen red je niet alleen» van de leden
Bromet en De Groot, informeer ik u over de opzet van de commissie die onderzoek gaat
doen naar de geborgde zetels van de waterschappen.5 Hiermee geef ik tevens invulling aan de motie van het lid Van Brenk van 4 juli 2019,
die de regering verzoekt het advies van de Adviescommissie Water niet bij voorbaat
over te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing van het stelsel
van de geborgde zetels.6
Met de volgende (hoofd)onderzoeksvragen verwacht ik voldoende tegemoet te komen aan
de wensen van uw Kamer:
– Zijn er ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld klimaatverandering, die maken dat je anders
moet kijken naar de wijze waarop belangen in het waterschapsbestuur zijn geborgd?
– De huidige systematiek van bestuurssamenstelling is gebaseerd op het principe «belang-betaling-zeggenschap».
Wat betekenen uw eventuele wijzigingsvoorstellen voor dit principe en de functionele
democratie?
Voor een evenwichtige samenstelling van de commissie wil ik als criteria aanhouden:
de aanwezige kennis van openbaar bestuur, waterschappen en staatsrecht, de breedte
van het politieke speelveld en de wetenschap. De planning is om de commissie dit jaar
te benoemen op basis van de Kaderwet adviescolleges. Nadat de commissie haar advies
heeft uitgebracht, streef ik ernaar u voor het zomerreces van 2020 te informeren over
het kabinetsstandpunt inzake het stelsel van de geborgde zetels zodat de inhoudelijke
discussie met u voor 2021 kan worden gevoerd.
Stand van zaken waterschapsbelastingen
In mijn brief van november 2018 heb ik u voor het laatst geïnformeerd over de stand
van zaken rond de eventuele aanpassingsvoorstellen voor de waterschapsbelastingen.7 Door de Unie van Waterschappen was toen voorzien in een tweetal verdiepende studies
in opdracht van het bestuur, aanvullend op het in 2018 door de Unie van Waterschappen
afgeronde onderzoeksrapport. In december 2018 hebben de waterschappen besloten om
het onderwerp te laten rusten tot na de waterschapsverkiezingen van maart 2019. Zodoende
zouden de nieuwe besturen kunnen besluiten tot het vervolg. In december 2019 wordt
bepaald in welke richting de waterschappen verder gaan met de beschikbare onderzoeksresultaten
en voorstellen en welk proces hiervoor wordt ingericht.
Voortgang aanvullende afspraken Bestuursakkoord Water
In 2018 hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen,
de Drinkwaterbedrijven, het Interprovinciaal Overleg en het Ministerie van IenW aanvullende
afspraken gemaakt op het Bestuursakkoord Water (BAW) om ervoor te zorgen dat Nederland
ook in de toekomst de beschikking houdt over een veilig en duurzaam watersysteem.
Een jaar later constateren de bestuurlijke vertegenwoordigers dat er goed wordt samengewerkt
aan de uitwerking van de vier thema’s waar aanvullende afspraken over zijn gemaakt.
Zo worden op het gebied van informatievoorziening stappen gezet om de onderlinge uitwisseling
eenvoudiger te maken. Hiermee kan de samenwerking en integraliteit tussen partijen
in de waterketen worden verbeterd.
Op het gebied van cybersecurity wordt onder andere gewerkt aan een kwetsbaarheidsanalyse
voor de waterketen. Ook werken partijen aan het verbeteren van de informatiebeveiliging
tot het voor de overheid geldende basisniveau. Wat betreft de regionale samenwerking
tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven worden de aanvullende afspraken
van het BAW verder uitgewerkt in voor de verschillende regio’s passende maatwerkafspraken.
Tot slot wordt wat betreft de implementatie van de omgevingswet door de verschillende
overheden gewerkt aan hun visie, programma’s en regels ter voorbereiding op inwerkingtreding
van de Omgevingswet per 1 januari 2021 en werken zij in het kader van de aanvullende
afspraken samen om dit voor het waterdomein en in het bijzonder (stedelijk) waterbeheer
integraal uit te werken.
Waterprojecten en stikstof
Voor projecten van het Ministerie van IenW met betrekking tot waterveiligheid en waterkwaliteit,
zoals dijkversterkingen, Kaderrichtlijn Water maatregelen en kustsuppleties, geldt
dat de realisatie van deze projecten gepaard kan gaan met tijdelijke emissies van
stikstof. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden per gebied, zoals de afstand
tot Natura 2000-gebieden, kan voor een project toestemming worden verleend via een
ecologische onderbouwing. Uit deze toets moet blijken of de betreffende emissies niet
leiden tot aantasting van Natura 2000-gebieden. Daarbij kan het gebruik van elektrisch
materieel bij de uitvoering bijdragen aan vermindering van de stikstofuitstoot.
2. Klimaatadaptatie en droogte
De droogte van 2018 was een krachtige wake-up call voor de waterbeheerders en -gebruikers
in heel Nederland. De waterbeheerders hebben in 2018 met grote inspanning de economische
schade zoveel mogelijk kunnen beperken. Herstel van de grondwaterstanden in winter
2018–2019 bleef ver achter. In Oost- en Zuid-Nederland was het in 2019 net zo droog
als in 2018. Verwacht wordt dat deze droge zomers in de toekomst vaker zullen optreden
en daar willen we voor gesteld staan.
Beleidstafel Droogte
Een jaar Beleidstafel Droogte heeft veel opgeleverd als het gaat om kennis over onze
watersystemen, maar ook voor de samenwerking tussen organisaties. De eindrapportage
van de Beleidstafel Droogte stuur ik eind dit jaar aan uw Kamer. Hierin zal de nadruk
liggen op structurele maatregelen die nodig zijn voor een klimaatbestendige zoetwatervoorziening.
Debietsafhankelijke industriële lozingen
Naar aanleiding van mijn toezegging inzake de aangehouden de motie van het lid Van
Brenk om te kijken naar de mogelijkheden om industriële lozingen debietsafhankelijk
te maken, heb ik een extern bureau gevraagd de mogelijkheid en noodzakelijkheid hiervan
te onderzoeken.8 Daarbij wordt gekeken naar inpassingsmogelijkheden in het staande beleid, de gevolgen
voor het beoordelingsproces van vergunningverlening en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Ook wordt bekeken welke extra bescherming een debietsafhankelijke lozingseis kan bieden.
Een eerste beoordeling van het huidige stelsel heeft laten zien dat er nu al mogelijkheden
zijn om in te grijpen bij extreem lage waterstanden. Ik zal uw Kamer na afronding
snel over de uitkomsten informeren.
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de aanpassing van het Immissiehandboek.
Hierin wordt een aanscherping opgenomen in de berekening van het maatgevend laag waterniveau,
waarbij rekening wordt gehouden met het vaker voorkomen van extreem lage waterstanden.
Het aangepaste Immissiehandboek treedt naar verwachting 1 juli 2020 in werking en
wordt vooruitlopend daarop in december 2019 al meegenomen in het opleidingstraject
voor vergunningverlening.
Follow up bestuursakkoord klimaatadaptatie
Graag informeer ik u over de voortgang van de acties uit het bestuursakkoord klimaatadaptatie
van 20 november 2018. Ik heb een wijziging van de Waterwet in procedure gebracht om
een bijdrage vanuit het Deltafonds aan maatregelen en voorzieningen voor het tegengaan
van wateroverlast van decentrale overheden mogelijk te maken. Hiermee geef ik invulling
aan de motie van het lid Geurts.9 c.s. Het wetsvoorstel is eind mei 2019 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 35 211). Mijn inzet is dat deze wetswijziging in ieder geval op 1 januari 2021 in werking
treedt.
In 2019 en 2020 zet ik € 20 miljoen in om decentrale overheden te ondersteunen bij
de uitvoering van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. Deze middelen zijn bedoeld
voor een bijdrage aan pilotprojecten, voor procesondersteuning van decentrale overheden
en voor kennisontwikkeling en kennisdeling. In mijn brief van 25 april jl. heb ik
uw Kamer reeds geïnformeerd over de inzet van de middelen voor procesondersteuning
(€ 5,6 miljoen) en de selectie van drie pilotprojecten in de gemeente Meerssen, vijf
gemeenten in de provincie Utrecht en de gemeente Groningen.10 In Groningen heb ik op 16 september jl. bestuursovereenkomsten getekend met bestuurders
van de betrokken pilots met nadere afspraken over de inhoud van deze uitvoeringspilots
en de financiering ervan. De uitvoering van deze pilots is daarmee van start gegaan.
Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Remco Dijkstra die vraagt om oog
te hebben voor de waterproblematiek in en rondom Meerssen.11 Voor de eerste drie pilots heb ik in totaal € 5,2 miljoen gereserveerd. Eind september
jl. heb ik een uitvraag gedaan voor een tweede tranche pilotprojecten waarvoor € 4,8
miljoen beschikbaar is. Die tweede tranche zal naar verwachting begin 2020 van start
gaan.
In het bestuursakkoord klimaatadaptatie zijn ook afspraken gemaakt over een op te
stellen tijdelijke impulsregeling Klimaatadaptatie met als doel om de versnelling
van de aanpak van ruimtelijke adaptatie door decentrale overheden financieel te ondersteunen.
Ik heb de intentie uitgesproken om in totaal circa € 150 tot € 250 miljoen te reserveren
voor deze regeling. In overleg met de medeoverheden werk ik aan de voorbereiding van
deze tijdelijke impulsregeling. Criteria zijn onder meer cofinanciering door de regio,
urgentie en doelmatigheid van de maatregelen. Bij die uitwerking onderzoek ik ook
hoe ik vergroening als één van de criteria mee kan nemen, gegeven de scope van het
Deltafonds. Daarmee geef ik invulling aan de motie van het lid Teunissen c.s.12
In het kader van de Nationale klimaatadaptatiestrategie zijn ook andere departementen
bezig met het formuleren van beleid en acties voor klimaatadaptatie. De Minister van
LNV heeft u in juli 2019 geïnformeerd over de hoofdlijnen van het Actieprogramma Klimaatadaptatie
Landbouw.13 Daarnaast werkt de Minister van LNV in overleg met mijn ministerie en andere partners
aan een Actieprogramma Klimaatadaptatie Natuur. In beide actieprogramma’s wordt de
relatie met het Deltaprogramma gelegd. Onderzocht wordt onder andere hoe decentrale
overheden de landbouw betrekken bij de acties die in het Deltaplan worden uitgevoerd
met betrekking tot stresstesten en risicodialogen voor droogte en wateroverlast en
waterbeschikbaarheid. Op veel plaatsen gebeurt dat overigens al, onder andere in de
eerdergenoemde pilot rond Meerssen.
3. Waterkwaliteit en drinkwater
Goede waterkwaliteit is belangrijk voor de ecologie en gezondheid, goed en veilig
drinkwater is een eerste levensbehoefte. Onze natuur leeft van water, onze economie
draait erop en ons eten is ervan afhankelijk. In een klein en drukbevolkt land als
het onze staat de kwaliteit van grondwater, rivieren, sloten en plassen voortdurend
onder druk.
De Delta-aanpak Waterkwaliteit heeft als doel verbetering van de waterkwaliteit en
het geven van een extra impuls aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn
Water (KRW). Met als grondgedachte: alle partijen nemen hun verantwoordelijkheid,
bij knelpunten wordt bestuurlijk opgeschaald, zorgen dat alle partijen die nodig zijn
aan tafel zitten.
Nationale analyse waterkwaliteit
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voert de nationale analyse waterkwaliteit
uit, die in concept gereed is. Deze analyse beschrijft in hoeverre op de verschillende
plekken in Nederland de doelen van de KRW gehaald worden met de beoogde maatregelen
van Rijk, waterschappen en provincies. Het is een proces van joint fact finding en
ik heb waardering voor de inzet en samenwerking van alle partijen hierin.
Het proces en de tussentijdse resultaten zijn in bijlage 214 door het PBL samengevat. Het betreft voorlopige resultaten. Veel waterbeheerders
zijn nog bezig om de doelen te actualiseren op basis van nieuwe wetenschappelijke
gegevens. Het PBL zal het definitieve rapport begin 2020 afronden en ik zal uw Kamer
daarover informeren. Dan kan ik aangeven welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
Ik benadruk mijn ambitie om uiterlijk in 2027 de nu bekende opgave met maatregelen
aangepakt te hebben.
De analyse van het PBL maakt duidelijk dat de opgave en het type maatregelen per regio
verschilt. Met de voorgenomen maatregelen wordt een significante stap vooruitgezet.
Voor stikstof en fosfor wordt berekend dat de doelen in bijna twee-derde van de waterlichamen
volledig gehaald gaan worden in 2027. De verbetering van de biologie, de planten en
de vissen, is zichtbaar, maar het effect is wat minder groot dan bij nutriënten. De
oorzaak is nog niet helemaal duidelijk; veel waterbeheerders schatten het doelbereik
zelf hoger in. Het is mogelijk dat toxische stoffen de verbetering van de biologie
afremmen. Ook kan er sprake van zijn dat effecten pas enige tijd na het nemen van
de maatregelen zichtbaar worden.
Het uitvoeren van de voorgenomen maatregelen vraagt een behoorlijke inspanning van
de betrokken partijen. Om de effecten daadwerkelijk te bereiken is het nodig dat de
gebieds- en risicogerichte handhaving van het mestbeleid, zoals ingezet door het Ministerie
van LNV, effectief is. Vanuit de Delta-aanpak wordt ook aandacht besteed aan de effectiviteit
van toezicht en handhaving in relatie tot de chemische waterkwaliteit. Eind dit jaar
start een brede inventarisatie van de huidige situatie en mogelijkheden om deze te
optimaliseren. Verder is inspanning nodig om de concentraties in grensoverschrijdende
buitenlandse beken aan de doelen gaan voldoen. Daarnaast noemt het PBL mogelijke aanvullende
maatregelen. Zo is er verdere verbetering mogelijk door maatregelen aan rioolwaterzuiveringsinstallaties.
De grootste winst valt te behalen door verdere vermindering van de belasting vanuit
de landbouw, zoals het toepassen van bufferzones en door de goede landbouwpraktijk
verder uit te bouwen in het kader van Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
In november 2020 ontvangt uw Kamer weer het rapport waarmee Nederland de Europese
Commissie eens per vier jaar informeert over de implementatie van de Nitraatrichtlijn.
Deze Nitraatrapportage beschrijft de toestand en trend tot en met 2019 op basis van
monitoringsresultaten van grond- en oppervlaktewater. Deze informatie kan gebruikt
worden in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en in de KRW stroomgebiedsbeheerplannen.
Hiermee voldoet het kabinet aan mijn toezegging in het AO Water van 20 juni 2019 om
nitraatmeetpunten beter te benutten voor de KRW.
Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
In de nationale analyse waterkwaliteit zijn ook mogelijke maatregelen in het kader
van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) meegenomen. Het DAW heeft al veel geïnitieerd.
Sinds 2014 zijn meer dan 15.000 agrariërs actief in ruim 350 projecten verspreid over
het hele land en bij alle belangrijke sectoren. Vanuit de Delta-aanpak zetten we daarom
in op de DAW-impuls. De eerste stap is daarbij uitwerking van de wateropgave (waterkwaliteit,
-kwantiteit en zoetwater) voor de landbouw per gebied en sector door de Land- en Tuinbouworganisatie
Nederland (LTO) en de waterschappen gezamenlijk. Vervolgens wordt de vertaalslag gemaakt
van de wateropgave naar de agrarische praktijk in de vorm van gebieds- en sectorgerichte
maatregelpakketten. De DAW-maatregelpakketten landen vervolgens weer in de lopende
beleidstrajecten.
Mijn inzet is in samenwerking met de georganiseerde land- en tuinbouw, de waterbeheerders,
de provincies en het Ministerie van LNV te komen tot een groter deelnamepercentage,
een betere waterkwaliteit en minder schade door droogte of wateroverlast. In het Deltafonds
heb ik voor de periode 2020–2027 middelen gereserveerd om deze ambities waar te maken.
Het stroomlijnen van verschillende trajecten en financieringsstromen, waaronder ook
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, heeft hierbij mijn aandacht.
Opkomende stoffen in water
In november vorig jaar heeft u het Uitvoeringsprogramma voor opkomende stoffen in
water ontvangen.15 Partijen werken hard aan de hierin opgenomen acties. In november start het opleidingsprogramma
voor alle betrokken vergunningverleners water op het gebied van stoffen. In de Stuurgroep
Water van 9 oktober 2019 hebben partijen hun commitment hiervoor uitgesproken.
In juli 2019 heb ik u geïnformeerd over de concept resultaten van de pilot «Bezien
Watervergunningen» die door Rijkswaterstaat is uitgevoerd.16 Tijdens deze pilot is onderzocht in welke mate de afgegeven vergunningen voor het
lozen van industrieel afvalwater nog voldoen aan de actuele vereisten. Het eindrapport
is als bijlage 317 bij deze brief gevoegd. Uit de pilot blijkt dat ongeveer driekwart van de vergunningen
aangepast moet worden, waarvan een kwart bij voorkeur op korte termijn. Hierbij is
echter geen sprake van direct gevaar voor gezondheid en milieu.
Rijkswaterstaat werkt momenteel een vervolgaanpak uit die zal bestaan uit een inhaalslag
voeren op de meest urgente vergunningen, in combinatie met een structurele aanpak
voor de lange termijn. De structurele aanpak omvat het cyclisch bezien en daarmee
op orde brengen en houden van de vergunningen. Belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking
is de schaarse kennis en expertise voor dit werk. Ik ben ervan overtuigd dat de vervolgaanpak
gaat helpen om meer grip te krijgen op bekende en opkomende chemische stoffen.
Medicijnresten uit water
Sinds juni 2018 werken partijen in de hele keten aan de acties van het Uitvoeringsprogramma
Ketenaanpak Medicijnresten.18 Ik wil u hierover graag de volgende ontwikkelingen melden (zie ook bijlage 419 Voortgangsbericht ketenaanpak medicijnresten): aan de voorkant van de keten organiseren
farmaceutische bedrijven interne kennisateliers en doen zij studies naar milieueffecten.
Bij artsen en apothekers wordt ingezet op voorlichting om onder andere de hoeveelheid
weggespoelde medicijnen te verminderen. Ook is een project gestart om de hoeveelheid
geloosde röntgencontrastmiddelen te verminderen. Aan het einde van de keten wordt
gewerkt aan de verbetering van de rioolwaterzuivering. Onderzoek in het buitenland
– waar verregaande rioolwaterzuivering wordt toegepast – laat zien dat dit positieve
effecten heeft op de ecologie van het ontvangende water, daar waar de rioolwaterzuivering
een belangrijk aandeel heeft. In uitvoering van de motie van de leden Dik-Faber en
De Groot die vraagt om in beeld te brengen wat het effect van de maatregelen op het
water zijn, is een scenariostudie uitgevoerd naar effect en kosten van verregaande
zuivering, aan de hand van de hotspotanalyse die eerder is opgeleverd.20 Momenteel onderzoeken de waterschappen op welke zuiveringen ze de verregaande zuivering
als eerste willen toepassen. Als dat in beeld is, kan antwoord gegeven worden op de
vragen uit de motie. Ik verwacht u daarover bij het volgende AO Water nader te kunnen
informeren.
Het gebruik van diergeneesmiddelen is onlangs geïnventariseerd door WUR en RIVM.21 Het gaat in hoeveelheid vooral om antibiotica, waarop de Ministeries van LNV en VWS
stevig beleid voeren. De studie laat zien dat bij diergeneesmiddelen de risico’s vooral
liggen bij middelen tegen parasieten, zoals anti-vlooienmiddelen. Vooralsnog concludeer
ik op basis van deze studie dat de problematiek van diergeneesmiddelen minder urgent
is dan die van humane middelen.
Drinkwater
Als het gaat om de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening speelt
de Beleidsnota Drinkwater een belangrijke rol. De huidige Beleidsnota Drinkwater is
geschreven in 2014. De ontwikkelingen van de afgelopen jaren en de ervaringen die
sinds die tijd zijn opgedaan met opkomende stoffen, de droge zomers en met de invulling
van de Sustainable Development Goals, maakten hiervan geen onderdeel uit. Juist om
deze reden schrijft de Drinkwaterwet voor dat ik elke zes jaar de Beleidsnota Drinkwater
actualiseer.
Deze zomer is een evaluatie uitgevoerd om te analyseren of er beleidstekorten zijn
in de huidige Beleidsnota en wat de ontwikkelingen zijn die mogelijk een aanpassing
van het beleid vragen. Daarbij is ingegaan op zowel de ontwikkelingen die in de Beleidsnota
Drinkwater 2014 zelf zijn geïdentificeerd, als op de nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij
die van invloed zijn op de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.
De Beleidsnota wordt geactualiseerd in nauwe afstemming met de drinkwatersector en
andere belanghebbenden waaronder de bevoegde gezagen en de water gebruikende industrie.
Zoals toegezegd tijdens het AO Water op 20 juni jl. (Kamerstuk 27 625, nr. 475) zal ik u naar verwachting in april 2020 de concept Beleidsnota Drinkwater 2020 en
de Evaluatie Beleidsnota Drinkwater 2014 toezenden.
Legionella
Met de motie van de leden Van Brenk en Remco Dijkstra is de regering verzocht om bij
maatregelen tegen legionellabesmetting de bronaanpak als uitgangspunt te nemen.22 Beleidsmatig heeft het voorkómen van legionellagroei in het water, de voorkeur boven
bestrijding van legionella met biociden. Ik zie uw motie daarom als ondersteuning
van het beleid. Het kan echter in bepaalde situaties nodig zijn om biociden in te
zetten tegen legionellabacteriën, omdat andere methoden niet (kosten)effectief zijn.
Vanwege de bescherming van het milieu worden daar op basis van de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden wel restricties aan verbonden.
4. Noordzee en Waddengebied
Noordzee Strategie 2030
In mijn brief van 13 juni 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de totstandkoming
van de Strategische Agenda Noordzee 2030 als opmaat naar de besluitvorming van het
kabinet in 2020–2021 over het Programma Noordzee 2022–2027.23 Het Programma Noordzee 2022–2027 is de opvolger van de Beleidsnota Noordzee 2016–2021
(bijlage bij het Nationaal Waterplan 2016–2021; Kamerstukken 31 710 en 27 625, nr. 45) en zal onderdeel zijn van het Nationaal Water Programma 2022–2027.24 In het Programma Noordzee zullen de hoofdlijnen van de Nationale Omgevingsvisie nader
worden uitgewerkt en juridisch vastgelegd voor de Noordzee.
Daarnaast heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van het Noordzeeoverleg onder
onafhankelijk voorzitterschap van de heer Wallage. Dit overleg heeft als doel om in
gezamenlijkheid met de betrokken ministeries en belanghebbende organisaties tot een
Noordzeeakkoord te komen.
Een Noordzeeakkoord met stevig eigenaarschap bij de meest betrokken maatschappelijke
partijen kan een krachtige basis leggen onder bovengenoemde processen. Met dit traject
wordt invulling gegeven aan de motie van het lid De Groot c.s. die vraagt de versterking
van de Rijksregie te onderzoeken.25
Tijdens het VAO Water van 4 september 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 104, item 3) heb ik toegezegd uw Kamer voor het Wetgevingsoverleg Water van 11 november 2019
te informeren over de uitkomsten van het Noordzeeakkoord. Intussen is besloten om
tot december de tijd te nemen om de gesprekken rondom het Akkoord af te ronden. Na
afronding van deze gesprekken wordt u hierover separaat geïnformeerd.
Waddengebied
In de verzamelbrief Wadden van 20 juni 2019 is de nieuwe overlegstructuur voor het
beleid en het beheer in het Waddengebied geschetst.26 Deze bestaat uit drie pijlers: het Bestuurlijk Overleg Waddengebied, het Omgevingsberaad
Waddengebied en de Beheerautoriteit Waddenzee. Samen met regionale overheden, terreinbeheerders
en stakeholders worden momenteel de overleggremia uitgewerkt, zodanig dat vanaf 1 januari
2020 in de nieuwe beheer- en overlegstructuur kan worden gewerkt. Specifiek voor de
Beheerautoriteit Waddenzee wordt nog dit jaar een bestuursovereenkomst gesloten tussen
IenW, LNV en de Waddenprovincies langs de lijn zoals die in de verzamelbrief Wadden
is geschetst. In deze overeenkomst tussen de opdracht gevende partijen worden de taken,
samenstelling en organisatie van de Beheerautoriteit Waddenzee vastgelegd. De werving
en selectie van de directeuren Beheerautoriteit Waddenzee start op zeer korte termijn.
In de verzamelbrief zijn ook de hoofdlijnen van de Agenda voor het Waddengebied 2050
beschreven. Zoals toegezegd worden de inwoners van het Waddengebied over de concept
gebiedsagenda geconsulteerd. Het streven is de Agenda voor het Waddengebied komend
jaar aan uw Kamer aan te bieden.
5. Internationaal
Nederlandse Internationale Waterambitie
Op 4 juli 2019 is de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA) aan de Kamer aangeboden.27 De NIWA draagt bij aan het vergroten van de waterzekerheid en waterveiligheid van
ruim honderd miljoen mensen wereldwijd per 2030. Klimaatadaptatie en integraal waterbeheer
staan centraal met Partners voor Water als centraal financieringsinstrument. Eén van
de uitvoeringsprogramma’s is de Blue Deal, een samenwerking tussen het Ministerie
van Buitenlandse Zaken, IenW en de Unie van Waterschappen. Conform mijn toezegging
tijdens het debat van 20 juni 2019 kan ik meedelen dat recent zes nieuwe partnerschapsvoorstellen
van diverse waterschappen zijn goedgekeurd waarmee het totaal op 17 uitkomt en met
een totaalbudget van € 16 miljoen. Het programma is goed op stoom.
Op 24 september 2019 heb ik deelgenomen aan de VN Klimaat Top in New York. Samen met
de Minister-President en de voorzitters van de Global Commission on Adaptation, Ban
Ki-Moon en Bill Gates, heb ik daar het «Jaar van Actie» ingeluid van de Global Commission
on Adaptation. Deze Commissie roept de wereld op om in het jaar van actie, dat loopt
tot 2020, concrete adaptatie acties te versnellen, op te schalen en te financieren.
Het komende jaar staat in het teken van het vormgeven van nieuwe coalities, partnerschappen,
innovaties en financiering om een concrete actiegerichte agenda voor klimaatadaptieve
maatregelen aan te jagen. Daarbij zet de Commissie in op acht actiesporen: klimaatbestendige
infrastructuur, steden, financiering, lokale actie, voedselveiligheid en landbouw,
water, nature based solutions en het voorkomen dat extreem weer uitmondt in rampen.
Alle actiesporen komen tijdens de Climate Adaptation Summit op 22 oktober 2020 in
Nederland bij elkaar.
Als Commissioner zet ik me, samen met het Global Center on Adaptation (GCA), vooral
in voor de actiesporen water en infrastructuur. Zo zetten we ons voor water met name
in op het versnellen van concrete maatregelen in de wereld ten aanzien van het stimuleren
van een preventieve aanpak, integrale stroomgebiedsbenaderingen (inclusief grondwater)
en klimaatbestendige steden. Hiervoor werken we samen met de Wereldbank en het World
Resources Institute. Voor het actiespoor infrastructuur werk ik samen met de private
sector, waarbij we bekijken hoe Nederlandse leerervaringen met publiek-private financiering
breed gedeeld kunnen worden. In samenspraak met andere landen wordt onderzocht wat
mogelijke indicatoren zijn voor klimaatadaptieve infrastructuur. Daarbij wordt nauw
aangesloten bij de Nederlandse ervaring met ruimtelijke adaptatie en met de stresstesten.
Gemeenschappelijke verklaring hoogwater
Nederland en Nordrhein-Westfalen hebben besloten de bestaande samenwerking voort te
zetten en het grensgebied ook in de toekomst veilig te houden door samen te werken
aan verdere risicobeperking op de lange termijn. Daarbij zijn onder andere afspraken
gemaakt over het bijdragen aan een gezamenlijke grensoverschrijdende hoogwaterstrategie
gericht op de Duits-Nederlandse grensregio, het onderling afstemmen van de op korte,
middellange en lange termijn door te voeren hoogwaterbeschermingsmaatregelen, het
uitvoeren van gezamenlijke onderzoeksprojecten en gezamenlijke communicatieactiviteiten
ten aanzien van voorlichting om het bewustzijn over het risico van overstromingen
te vergroten. De gemaakte afspraken zijn op 5 juli 2019 vastgelegd in een hernieuwde
samenwerkingsovereenkomst.
Rijnministersconferentie
Nederland is 13 februari 2020 gastland van de 16e Rijnministersconferentie van de
Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR). Het nieuwe ICBR-programma
Rijn 2040 zal dan worden vastgesteld. Met dit werkprogramma wil de ICBR werken aan
een klimaatbestendig en duurzaam beheerd Rijnstroomgebied. Naast vaststelling van
dit programma zal ik met mijn collega’s over een aantal onderwerpen aparte afspraken
maken. De droogte van 2018 had in de Rijn zeer lage waterstanden tot gevolg met allerlei
negatieve gevolgen. Er wordt binnen de ICBR al aan het onderwerp laagwater gewerkt.
Ik vind het zeer belangrijk dat we ons als Rijnlanden beter voorbereiden op dit soort
perioden van laagwater en dat er gezamenlijk en grensoverschrijdend oplossingsrichtingen
worden ontwikkeld. Daarnaast wordt ook het belang van duurzaam grondwaterbeheer in
het programma Rijn 2040 opgenomen. Ook de overstromingsrisico’s moeten verder worden
verminderd.
Een ander belangrijk onderwerp is afspraken maken over de aanpak van de resterende
knelpunten voor vismigratie in de Duits-Franse Bovenrijn. De afspraak om de zalm in
2020 terug in Bazel, Zwitserland te krijgen is niet gelukt. Nederland heeft met de
uitvoering van het Kierbesluit een belangrijke maatregel genomen. Met het deels op
een kier zetten van de Haringvlietsluizen is vismigratie mogelijk naar de rest van
het Rijnstroomgebied. Ook de andere landen hebben maatregelen genomen. Voor de resterende
knelpunten moet nog tot een oplossing worden gekomen.
Als laatste punt is het mijn intentie afspraken te maken om in de Rijn microverontreinigingen
(zoals gewasbeschermingsmiddelen, resten van geneesmiddelen, industriële stoffen)
verder terug te dringen. Als benedenstrooms gelegen land is Nederland gebaat bij maatregelen
die bovenstrooms genomen worden om microverontreiniging in water te voorkomen. Hoe
schoner het ons land binnenkomt, hoe beter het is.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
BIJLAGE 1. BEANTWOORDING MOTIE DE GROOT
Naar aanleiding van de motie van het lid De Groot is voor het Hoogwaterbeschermings-programma
(HWBP) een analyse gedaan van de lessen uit de evaluatie en deelevaluaties van Ruimte
voor de Rivier (RvR).28 Uit deze analyse blijkt dat diverse lessen uit RvR al toegepast zijn bij de opzet
en uitvoering van het HWBP, zoals de gebiedsgerichte aanpak van projecten en inzet
en ontwikkeling van expertise.
Wel is de context waarin het HWBP wordt uitgevoerd wezenlijk anders dan de context
waarin RvR werd uitgevoerd. Sinds RvR is het natuurbeleid gedecentraliseerd naar provincies
en is de Omgevingswet met een regierol van provincies voor de fysieke leefomgeving
geïntroduceerd. De wet wil integrale planvorming voor de fysieke leefomgeving (water,
ruimtelijke ordening, natuur, milieu, etc.) bevorderen en gemeenten, provincies en
waterschappen meer ruimte geven in de decentrale afweging van omgevingsdoelen en -waarden.
De toekomstige projecten van het HWBP worden uitgevoerd onder de Omgevingswet. Dat
betekent dat ruimtelijke kwaliteit, natuur en andere waarden als onderdeel van de
fysieke leefomgeving, een belangrijke factor vormen bij de planvorming door de verantwoordelijke
decentrale overheden.
Ook de inhoud is wezenlijk anders: RvR bestond uit met name ruimtelijke maatregelen
in het rivierengebied. Het HWBP is een landelijk programma en bestaat uit dijkversterkingen.
Tot slot is de financiering van het HWBP anders. Het HWBP kent een gezamenlijke bekostiging
vanuit de waterschappen en het Rijk. Ruimtelijke inpassing wordt binnen het HWBP betaald en is een verantwoordelijkheid van de waterbeheerder.
Andere aanvullende wensen vanuit de omgeving dienen door andere partijen gefinancierd
te worden.
Binnen de huidige kaders van het HWBP is het mogelijk om ruimtelijke kwaliteit en
andere doelstellingen te combineren met de doelstelling waterveiligheid. Dit vergt
een proactieve en open houding van de waterbeheerders en alle andere decentrale overheden
in een gebied. Zo kunnen zij hun aanvullende belangen vroegtijdig koppelen aan de
diverse dijkverbeteringsprojecten. Regionaal wordt daarbij inhoud gegeven aan het
combineren van meerdere doelstellingen, inclusief het bij elkaar brengen van meerdere
financieringsbronnen. Uit RvR ervaring blijkt, dat investering in een integrale benadering
in de beginfase van een project, waardoor draagvlak ontstaat bij bewoners en bestuurders,
ook bijdraagt aan de beheersing van budget en planning in de planuitwerking en realisatiefase
van het project.
Mede geïnspireerd op de ervaringen met RvR beschikt de HWBP-programmadirectie over
eigen expertise op de belangrijkste aandachtsvelden voor een succesvolle projectaanpak,
waaronder bouwen met de natuur. Het HWBP werkt binnen een netwerk van marktpartijen,
kennisinstellingen en de verschillende betrokken overheden. Zo werkt het HWBP bijvoorbeeld
samen met EcoShape, de stichting die het publiek-private innovatieprogramma Building
with Nature uitvoert. Binnen EcoShape werken aannemers, ingenieursbureaus, kennisinstellingen,
overheden en NGO’s aan kennisontwikkeling over Building with Nature. Deze expertise
is en wordt gebruikt bij verschillende HWBP-projecten. Daarnaast wordt binnen het
HWBP actief kennis over bouwen met natuur ontwikkeld in project overstijgende verkenningen
naar dijkversterking met gebiedseigen grond en voor Waddenzeedijken.
Aanvullend op de lessen uit RvR die al in het HWBP worden toegepast, zullen voor de
versterking van de programmabeheersing van het HWBP de lessen van RvR o.a. op het
gebied van risico gestuurd werken verder benut worden. Dit sluit ook aan bij de maatregelen
die in navolging van de Feitenanalyse veranderende kostenramingen HWBP worden genomen, zoals een ingangstoets voor nieuwe projecten op het HWBP, intensievere
begeleiding voor projecten vanuit de programmadirectie en het herijken van ramingen
van projecten die op basis van de oude waterveiligheidsnormering of op basis van een
zeer globale raming op het programma zijn gekomen.*
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat