Brief regering : Reactie op de motie van de leden Van Toorenburg en Van Wijngaarden over in kaart brengen van de aanpak van dierenextremisme
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 527
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2019
Op 16 mei 2019 heeft uw Kamer een motie1 van de leden Van Toorenburg (CDA) en Van Wijngaarden (VVD) aangenomen naar aanleiding
van de actie in Boxtel op 13 mei jl. Met deze brief voldoe ik aan het verzoek de huidige
landelijke aanpak van dierenrechtenextremisme in kaart te brengen en te bezien of
versterking nodig is. Tevens informeer ik u over de stand van zaken van afspraken
benoemd in de Kamerbrief over de actie in Boxtel.2
Dreigingsbeeld dierenrechten-activisme en -extremisme
Het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN)3 van juni 2019 constateert dat de actie in Boxtel in mei anders was dan diverse acties
voor dierenrechten en -welzijn in de afgelopen periode. Deze actie werd gekenmerkt
door een combinatie van activistische en extremistische elementen, terwijl bij andere
acties voor dierenrechten en -welzijn hoofdzakelijk sprake was van activisme. De NCTV
heeft geen informatie dat het aantal acties, in vergelijking met afgelopen jaren,
recent is toegenomen. Door het intimiderende karakter van opeenvolgende acties neemt
de onrust, vooral onder de boerengemeenschap, wel toe. U wordt over de dreiging periodiek
geïnformeerd middels het DTN.
Demonstraties en protest voor dierenwelzijn zijn een vorm van activisme en legale,
democratische manieren om verdergaande rechten voor dieren te bepleiten. De overheid
beschermt de ruimte die de democratische rechtsorde hiervoor biedt. Bij incidenten
zoals in Boxtel kiest een kleine groep mensen er echter voor hun strijd voor de rechten
van dieren te voeren met ontoelaatbare, democratie-ondermijnende middelen, zoals bedreiging.
Extremistische acties worden, evenals eigenrichting, niet getolereerd en de overheid
treedt hier tegen op.
Landelijke aanpak van extremisme
De aanpak van extremisme is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende partijen
op lokaal en nationaal niveau en valt onder de Rijksbrede integrale aanpak extremisme
en terrorisme. Daarin is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd4. Alle betrokken organisaties werken nauw samen om (nieuwe) dreigingen tijdig te onderkennen
en het aanzetten tot of plegen van extremistisch geweld tegen te gaan.
Stand van zaken afspraken in navolging op kamerbrief n.a.v. Boxtel
Op 20 mei heb ik naar aanleiding van de bezetting van een varkenshouderij in Boxtel
uw Kamer per brief5 geïnformeerd over een aantal acties vanuit de rijksoverheid. De afgelopen maanden
is door verschillende partijen gewerkt aan deze acties. U wordt hieronder geïnformeerd
over de stand van zaken.
Allereerst heeft de politie een handelingskader opgesteld vanwege de impact van acties
rondom dierenrechten en dierenwelzijn die mogelijk strafbaar zijn en/of de openbare
orde verstoren. Dit handelingskader bevat (operationele) handvatten en is bedoeld
voor intern gebruik bij de politie. Het handelingskader kan, in geval incidenten zich
voordoen, gedeeld worden met lokale gezagen. Overheidsoptreden vindt immers plaats
onder het gezag van het Openbaar Ministerie (OM) of de burgemeester. Er heeft een
gesprek tussen de politie en de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) Nederland plaatsgevonden,
waarin de politie onder meer een algemene toelichting heeft gegeven op het handelingskader.
Ten tweede is de wederzijdse informatie-uitwisseling tussen overheidspartijen in het
veiligheidsdomein en de LTO en de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) geïntensiveerd.
Inmiddels is er een vast contactpunt bij de politie aangesteld, om de samenwerking
en uitwisseling met landbouworganisaties te optimaliseren. Daarnaast ondersteunt het
Rijk gemeenten, bedrijven en (kennis-) instellingen door inzicht te geven in de fenomenen
dierenrechtenactivisme en -extremisme en actuele ontwikkelingen daaromtrent, bijvoorbeeld
via het DTN.
Tot slot is door de betrokken partijen gewerkt aan een factsheet met concrete handelingsperspectieven
met het oog op het voorkomen van, de voorbereiding op en het omgaan met (de nasleep
van) acties. Deze factsheet wordt op korte termijn beschikbaar gesteld aan landbouworganisaties,
zoals LTO Nederland en POV, om te delen met (boeren)ondernemers.
Over het strafrechtelijk vervolg van de actie in Boxtel kan ik inhoudelijk geen mededelingen
doen, aangezien het om een lopend strafrechtelijk onderzoek gaat. Tijdens het AO terrorisme
en extremisme van 26 juni jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 521) heb ik toegezegd de mogelijkheden te verkennen om motieven als strafverzwarende
omstandigheid bij ordeverstoring te betrekken. Meer in zijn algemeenheid speelt al
langer de vraag of de omstandigheid dat een bepaalde gedraging met een specifiek oogmerk
is gepleegd, in de wet op enigerlei wijze nadere aandacht behoeft. Op grond van Europese
regelgeving is hierin reeds voorzien ten aanzien van terroristische misdrijven. Maar
ook voor andere delictsvormen is deze vraag aan de orde. Zo laat ik onderzoeken of
het toegevoegde waarde heeft om tot een wettelijke strafverzwaring te komen bij delicten
die met een discriminatoir motief zijn gepleegd. Nu dat onderzoek nader inzicht kan
geven in de voor- en nadelen van het opnemen van een (strafverzwarend) motief in de
wetgeving, stel ik voor de resultaten van dat onderzoek eerst af te wachten. Ik verwacht
uw Kamer hierover uiterlijk medio volgend jaar te kunnen informeren. Dat betekent
overigens niet dat in de tussentijd aan kwalijke, extremistische motieven bij de straftoemeting
geen aandacht wordt besteed. Zeker wanneer dit oogmerk een duidelijke kleuring heeft
gegeven aan de feiten en omstandigheden waaronder de strafbare gedraging heeft plaatsgevonden,
kan dat gegeven bij de strafbepaling en -oplegging in belangrijke mate gewicht in
de schaal leggen. Dat geldt overigens ook voor de eventuele (economische) schade die
het gevolg is van de gedraging (zie de richtlijn voor strafvordering vernieling, art.
350 en 352 Wetboek van Strafrecht).
Tot slot
De structuren voor de aanpak zijn passend bij het huidige dreigingsbeeld en kunnen,
daar waar nodig, worden ingezet. Indien het dreigingsbeeld daartoe aanleiding geeft
kunnen de huidige structuren en maatregelen herzien en aangescherpt worden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid