Brief regering : Toezegging overheadkosten gehandicaptenzorg
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 199 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Tijdens het Algemeen Overleg gehandicaptenbeleid van 13 juni 2019 (Kamerstuk 24 170, nr. 195) heb ik toegezegd te inventariseren welke gegevens beschikbaar zijn over de overhead
van zorginstellingen in de (Wlz-gefinancierde) gehandicaptenzorg en uw Kamer daarover
te informeren. Met deze brief kom ik deze toezegging na. Aanleiding van de toezegging
was de vraag van het lid Renkema (GL) hoe instellingen hun middelen besteden en of
er op instellingsniveau inzicht is welk deel van de financiële middelen besteed wordt
aan directe zorg en welk deel aan overheadkosten. Hierover heb ik contact gezocht
met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) en Berenschot. Ik heb ook toegezegd om een bestuurlijk vervolggesprek met de
VGN te organiseren als mijn inventarisatie onvoldoende houvast zou bieden. Onderstaande
inventarisatie geeft daar geen aanleiding toe.
De belangrijkste conclusies zijn:
• Er bestaat binnen de langdurige zorg geen eenduidige definitie van overhead. De definitie
die men hanteert bepaalt wel welk deel van hun middelen de instellingen, in cijfers,
besteden aan directe zorg en welk deel aan overhead.
• We zien in de langdurige (gehandicapten)zorg dat directe zorgtaken en overheadtaken
steeds meer verweven zijn, bijvoorbeeld door automatisering in de administratieve
processen en zelforganiserende zorgteams.
• Jaarverantwoordingscijfers van zorginstellingen geven op instellingsniveau enig inzicht
in overheadkosten. Een valide vergelijking tussen instelling is op basis van deze
cijfers is echter niet mogelijk.
• Onderzoeksbureau Berenschot doet al geruime tijd onderzoek naar overhead van zorginstellingen
in de langdurige zorg. De meest recente «Benchmark care» laat een daling van de overheadformatie
in de gehandicaptenzorg zien sinds 2011. De vergelijking met andere sectoren laat
zien dat de overhead in de gehandicaptenzorg relatief laag is.
1 Definitie van overhead
Mijn inventarisatie maakt duidelijk dat er binnen de langdurige zorg geen eenduidige
definitie van «overhead» bestaat. Afhankelijk van de gehanteerde definitie worden
bepaalde kosten namelijk wel of juist niet toegerekend aan overhead of primair proces.
Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met huisvestingskosten, domotica, zorgbemiddeling
en een restaurant waar ook het personeel kan eten? En wie wordt gezien als leidinggevende
en wie niet? De hoogte van gerapporteerde overheadpercentages is daardoor mede afhankelijk
van de gehanteerde definitie. Dit maakt goed inzicht in overhead moeilijk en voor
een zuivere discussie over overhead is het van belang dat iedereen er hetzelfde onder
verstaat.
Uit meerjarig onderzoek van Berenschot blijkt bovendien dat de aard en omvang van
de overhead aan verandering onderhevig zijn. Toenemende automatisering leidt er bijvoorbeeld
toe dat administratieve processen sneller, minder foutgevoelig en minder arbeidsintensief
worden. Registraties (bijvoorbeeld van benodigde én geleverde zorg) vinden steeds
vaker plaats aan de bron, door de zorgteams zelf, direct in het juiste doelsysteem.
Overhead en primair proces lopen hierdoor steeds meer in elkaar over. Dit wordt versterkt
door de toenemende trend van zorgorganisaties die zelforganisatie hebben ingevoerd.
Daarbij zijn zorgteams zelf verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het maken van de roosters
of het beheren van hun eigen begroting.
Deze ontwikkelingen verlagen de overhead van een instelling als overhead bijvoorbeeld
wordt gedefinieerd als «percentage niet-cliëntgebonden personeel». De vraag is echter
of deze ontwikkelingen niet ook leiden tot een verlaging van de cliëntgebonden uren
in het primaire zorgproces (het «wel-cliëntgebonden personeel»). En daarmee wat per
saldo het effect is op de kwaliteit van zorg en het werk van de zorgprofessional.
Het is daarom lastig om een oordeel te vellen over de verhouding tussen overhead en
primair proces, als deze niet in de context worden geplaats van de specifieke zorginstelling
en de daar gevoerde bedrijfsvoering. Dit maakt het bovendien lastig om zorginstellingen
met elkaar te vergelijken alleen op basis van cijfers (zoals een overheadpercentage).
Ondanks het bovenstaande heb ik uw Kamer toegezegd om een inventarisatie te doen naar
beschikbare (openbare) gegevens over overhead. Hieronder geef ik het resultaat weer.
2 Jaarverantwoording van zorginstellingen
Elke instelling die is toegelaten tot de WTZi is verplicht om via de database «DigiMV»
bij het CIBG de jaarverantwoordingsdocumenten openbaar beschikbaar te stellen. Deze
database is beschikbaar via www.jaarverantwoordingzorg.nl. In de bijlage «personeel» bij de jaarrekening geeft elke zorginstelling1 inzicht in de verdeling van fte’s naar type contract (loondienst, inhuur etc.), naar
type werkzaamheden (cliëntgebonden personeel en niet-cliëntgebonden personeel) en
naar financieringsstroom (Zvw, Wmo, Wlz, Jeugdwet, Forensische zorg, overig). Bij
de indeling van fte’s naar type werkzaamheid, een onderscheid dat de zorgorganisatie
zelf aanbrengt, bepaalt de door henzelf gehanteerde definitie van cliëntgebonden werkzaamheden
de hoogte van het percentage overhead. Dit maakt het in de praktijk lastig om vanuit
de jaarverantwoording een betekenisvolle conclusie over overhead te trekken.
3 Benchmark Care
In de «Benchmark Care» doet Berenschot al 16 jaar onderzoek naar onder andere overhead
van zorginstellingen in de langdurige zorg, met een onderscheid naar de Verpleging,
Verzorging en Thuiszorg (VVT), de Gehandicaptenzorg (GHZ) en de Geestelijke Gezondheidszorg
(GGZ; integraal, care en cure). In deze benchmark worden individuele deelnemende zorginstellingen
met het gemiddelde in de sector vergeleken. De gegevens per instelling zijn niet openbaar
beschikbaar. Over het overkoepelde beeld per sector publiceren de onderzoekers doorgaans
wel.
In deze benchmark wordt overhead gedefinieerd als het geheel van functies dat sturend
en ondersteunend is aan het primaire proces.
Dit onderzoek naar de omvang van de overhead binnen de deelsectoren in de langdurige
zorg wordt sinds 2003 uitgevoerd. De resultaten van de benchmark van 2019 (gebaseerd
op jaarrekeningen over 2018) laten zien hoe de overheadpercentages (zowel in formatie
als in kosten) van de metingen per deelsector zich hebben ontwikkeld in de afgelopen
negen jaar.
Figuur 1. Trend overhead. Bron: Berenschot Benchmark care, 2019
Figuur 1 laat zien dat het aandeel overheadformatie in alle deelsectoren vanaf 2011
is gedaald. Deze daling is het sterkst in de GHZ (van 15,1% naar 12,4%). In de GGZ
is dit van 22,3% naar 20,7% en de VVT is dit van 13,9% naar 12,7%. Wel is in 2019
voor het eerst beperkte stijging te zien in de overheadformatie en overheadkosten
in de GHZ. Berenschot geeft aan dat uit de achterliggende cijfers blijkt dat dit komt
door meer formatie voor staf algemene en administratieve functies en meer materiële
overheadkosten.
De benchmark geeft ook een vergelijking van sectoren. Figuur 2 laat zien dat de overheadpercentages
in de langdurige zorg in vergelijking met andere sectoren niet buitengewoon hoog zijn.
Ze zijn voor de GHZ en de VVT zelfs relatief laag. De VVT en GHZ bevinden zich meer
aan de onderkant van het spectrum, tussen sectoren die vaak werken met krappere marges,
vaak extern gefinancierd worden en doorgaans een uitvoerend karakter hebben.
Figuur 2. Omvang generieke overheadformatie per sector (als percentage van de totale
formatieomvang), 2011–2019. Bron: Berenschot Benchmark care, 2019
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport