Brief regering : ACM-onderzoek naar de glasvezelmarkt
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
24 095 Frequentiebeleid
Nr. 643 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2019
Hierbij doe ik u het verkennende onderzoek van de ACM naar de glasvezelmarkt en mijn
reactie hierop toekomen1. De ACM heeft met meer dan 30 partijen gesproken die actief zijn bij de uitrol van
glasvezel. Het rapport laat zien dat er veel gebeurt in de glasvezelmarkt. Veel partijen
willen glasvezel aanleggen. Dat is in beginsel positief. Tegelijkertijd is het een
markt waarbij de eerste partij die de grond in kan, een strategisch voordeel verkrijgt.
Hierdoor ontstaat er een dynamiek die in de buitengebieden juist zorgt voor een spoedige
uitrol, maar in de kernen ook kan leiden tot tactische manoeuvres die de uitrol mogelijk
kunnen vertragen. Ik merk hierbij overigens op dat de uitrol van glasvezel voor mij
geen doel op zich is. Het gaat erom dat mensen de beschikking hebben over voldoende
snel internet dat in hun vraag naar connectiviteit – nu en in de toekomst – voorziet.
Glasvezel is daarbij een technologie die daarin op dit ogenblik kan voorzien.
Tegelijkertijd is mijn ministerie in gesprek met organisaties en gemeenten die belemmeringen
ondervinden bij de uitrol van glasvezel in het buitengebied. Daarmee geef ik uitvoering
aan de motie van de leden Moorlag en Bromet (Kamerstuk 24 095, nr. 475). Uit die gesprekken komt hetzelfde beeld naar voren zoals geschetst wordt door de
ACM in haar rapport: dat per saldo de uitrol van snel internet in het buitengebied
voortvarend verloopt. Dat neemt niet weg dat ik het betreur dat sommige lokale initiatieven
het gevoel hebben dat grote partijen het initiatief overnemen. Uit onze gesprekken
blijkt dat lokale partijen (vaak vrijwilligers) soms al jaren bezig zijn met het organiseren
van draagvlak en financiering voor de uitrol van glasvezel. Recentelijk melden zich
(grote) private partijen die de grootschalige uitrol zien als een gunstige investering
en die met elkaar in competitie zijn om percelen te ontsluiten. Zo’n burgerinitiatief
wordt dan geconfronteerd met grote partijen die in concurrentie met elkaar om klanten
dingen. Lokale initiatieven zijn goed in het creëren van lokaal draagvlak, (grote)
private netwerkbedrijven in de uitrol en beheer van de netwerken. Gelukkig ontstaat
in het buitengebied deze gunstige taakverdeling (uiteindelijk) ook in de meerderheid
van de gevallen. Dat marktpartijen elkaar beconcurreren tijdens de vraagbundeling
kan leiden tot vertraging maar leidt soms ook tot voordelen voor de lokale bevolking,
bijvoorbeeld in de vorm van een korting op de eigen bijdrage. Uiteindelijk zien we
dat naar verloop van tijd tenminste één partij aanlegt. Soms schrijven burgers zich
bij de vraagbundeling tegelijkertijd in bij meerdere partijen wat tot dubbele kosten
zou kunnen leiden. Gelukkig zien we in de praktijk dat in de regel burgers hier niet
aan worden gehouden. We houden dat met de ACM in de gaten en spreken partijen daar
zo nodig op aan.
De ACM constateert in haar marktstudie geen inbreuk op de mededingingsregels in de
glasvezelmarkt. Wel constateert de ACM dat marktgedragingen in de kernen kunnen leiden
tot een (op korte termijn) minder grootschalige uitrol van glasvezel en vertraging
in de gebieden waar wel glasvezel wordt uitgerold. Gegeven de te verwachten voortgaande
toename in de vraag naar data en gelet op het kapitaal dat door marktpartijen momenteel
beschikbaar wordt gesteld voor de uitrol van glasvezel, is het in de analyse van de
ACM van grote meerwaarde dat er in de kernen nu op volle kracht aan een tweede, toekomstbestendig,
open, vast datanetwerk wordt gebouwd (naast het bestaande kabelnetwerk van VodafoneZiggo).
Meer dan twee van dergelijke netwerken per adres – hoewel dat gunstig zou zijn vanuit
het oogpunt van infrastructuurconcurrentie – acht de toezichthouder in de meeste gebieden
niet haalbaar gegeven de relatie tussen de hoogte van de investeringen en het benodigde
aantal aansluitingen om die investeringen terug te kunnen verdienen. Gelet op de mogelijk
negatieve invloed op de uitrol van glasvezel van de manier waarop het concurrentiespel
momenteel wordt gespeeld, gaat de ACM de glasvezelmarkt nauwer monitoren. Gegeven
mijn ambitie van een digitale infrastructuur van wereldklasse waarbij Nederland voorop
moet blijven lopen en gegeven de huidige beschikbaarheid van kapitaal, vind ik het
een gemiste kans wanneer de verdere uitrol van snel vast internet nu niet voortvarend
ter hand wordt genomen. De ACM noemt daarbij met name KPN, die met haar gedrag de
uitrol van snel internet kan vertragen. Dat vind ik zorgelijk. Het is goed dat de
ACM de markt nauwlettend blijft monitoren en vanuit mijn eigen rol spreek ik KPN hier
ook op aan. Verder merk ik op dat twee toekomstbestendige, vaste netwerken onverlet
laat dat ik het wenselijk blijf vinden dat er op die netwerken tussen meerdere partijen
dienstenconcurrentie plaatsvindt. Dat moet er voor zorgen dat partijen elkaar scherp
houden, dingen naar de gunst van de eindgebruiker en zodoende kwalitatief hoogwaardige
producten tegen een goede prijs over deze netwerken aanbieden.
De ACM noemt in haar rapport drie routes via welke de uitrol van glasvezel in de kernen
kan worden bevorderd. Ik neem deze suggesties over.
1) Als eerste noemt de ACM de optie van co-investeringen door marktpartijen. In plaats
van elkaar mogelijk in de weg te zitten, kunnen marktpartijen ervoor kiezen om – onder
de voorwaarde dat het voordelen biedt voor consumenten – samen te investeren in de
aanleg van nieuwe telecommunicatienetwerken. Dat moet op vrijwillige basis gebeuren
en moeten dan open netwerken zijn. Onder de nieuwe Telecomcode komt er een bijzondere
regeling voor co-investeringen. De implementatietermijn van de telecomcode is 21 december
2020. Ik heb besloten dit niet af te wachten en ga in overleg met marktpartijen om
de wenselijkheid en haalbaarheid van co-investeringen te onderzoeken. De ACM biedt
daarbij aan om op verzoek van marktpartijen de verschillende mogelijkheden nader in
kaart te brengen. Volgend jaar zal ik uw Kamer over de voortgang hiervan op de hoogte
stellen.
2) Het tweede punt van de ACM is het vergroten van de transparantie en de harmonisatie
van lokaal beleid. Deze herken ik. Gemeenten kennen lokale beleidsvrijheid in het
stellen van de voorwaarden waaronder datanetwerken in de gemeentelijke gronden mogen
worden aangelegd. Echter, daar waar dat onnodig uit elkaar loopt leidt dat voor iedere
betrokken partij tot onnodige administratieve lasten. Conform mijn Actieplan Digitale
Connectiviteit en de moties van het lid Weverling c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 450) en Weverling en Sjoerdsma (Kamerstuk 24 095, nr. 452), ben ik in gesprek met gemeenten en andere stakeholders over transparantie, harmonisatie
en het delen van best practices over onder meer de hoogte van leges en kosten van
graaf- en herstelwerkzaamheden. Ter intensivering daarvan organiseert mijn ministerie
in de maand oktober zeven gesprekstafels met gemeenten door het hele land. Hiervoor
hebben zich inmiddels meer dan 160 gemeenteambtenaren aangemeld. In dit traject doe
ik een oproep aan elke partij om te leveren wat binnen haar vermogen ligt om de uitrol
van vaste en mobiele telecommunicatienetwerken soepeler te laten verlopen. Ik zal
daarbij een beroep op gemeenten doen om transparanter te zijn over hun connectiviteitsbeleid
en dat waar mogelijk meer te harmoniseren.
3) Derde punt van de ACM is te onderzoeken of de Telecommunicatiewet gemeenten mogelijkheden
biedt om het concurrentiespel tussen marktpartijen beter te ordenen. Als voorbeeld
verwijst de ACM in dat kader naar de bevoegdheid van gemeenten om, om zwaarwichtige
redenen van publiek belang, tijdelijk een partij te kunnen verbieden uitvoering te
geven aan graafwerkzaamheden. Ik treed graag in gesprek met de ACM en decentrale overheden
om samen te onderzoeken welke mogelijkheden de wet biedt.
Alles overziend beoordeel ik de trend nog steeds als positief. Nederland behoort tot
de internationale top als het gaat om de beschikbaarheid van snel internet.2 In het overgrote deel van ons land liggen al tenminste twee vaste datanetwerken die
tot in de huiskamer tenminste 100 Mbps (Megabit per seconde) aan internetsnelheid
kunnen bieden – de doelstelling voor 2023. Ook het overgrote deel van het buitengebied,
dat tot voor nog maar twee jaar geleden niet werd ontsloten, wordt op dit moment in
snel tempo verglaasd. Over de beschikbare snelheid op adresniveau zal ik uw Kamer
voor het eind van het jaar informeren middels de voortgangsrapportage van het Actieplan
Digitale Connectiviteit. De ACM wijst er in haar rapport op dat in de kernen de uitrol
van een extra snelle internetverbinding (in de huidige praktijk vaak glasvezel) mogelijk
trager zal verlopen dan mogelijk. Dat is zorgelijk gegeven de beschikbaarheid van
investeringsgeld op dit moment en de verwachte toenemende vraag naar digitale connectiviteit
in de toekomst. Door de in deze brief aangekondigde acties beoog ik de uitrol van
nieuwe, snelle dataverbindingen in de kernen te bevorderen.
Op deze manier doe ik het maximale wat binnen mijn mogelijkheden ligt onder het Europese
Telecomkader en zet ik mij ervoor in dat Nederland koploper blijft op het gebied van
digitale connectiviteit.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat