Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het rapport 'Opnieuw beginnen - Achtergronden van positieverschillen tussen Syrische statushouders’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2534 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2019
Uw Kamer heeft de Minister van VWS per brief op 5 juni 2019 verzocht om een reactie
op het rapport «Opnieuw beginnen – Achtergronden van positieverschillen tussen Syrische
statushouders» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)1 en daarbij mede in te gaan op het belang van tolken in de zorg.
Met deze brief reageer ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS, op de bevindingen
uit het rapport aangaande het beleidsterrein van VWS. Dit betreft de psychische gezondheid
van Syriërs, de toegang tot zorg en tolkenvoorzieningen in de zorg. Het SCP-rapport
gaat over meer onderwerpen, maar deze liggen op het beleidsterrein van andere departementen.
Achtergrond SCP-rapport
Het onderhavige SCP-rapport is een vervolg op het eerdere SCP-rapport Syriërs in Nederland2 en heeft als doel inzicht te krijgen in de verschillen binnen de Syrische groep en
in de achtergronden van deze verschillen. Deze studie maakt deel uit van de longitudinale
cohortstudie asielzoekers en statushouders, die op verzoek van vier ministeries (SZW,
J&V, OCW en VWS) wordt uitgevoerd. Het betreft een samenwerking tussen het SCP, het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Ook dit onderzoek baseert zich hoofdzakelijk op een grootschalige survey onder Syriërs
dat in 2017 is gehouden en bevat in principe geen recentere cijfers dan die al in
2018 zijn gepubliceerd in het rapport Syriërs in Nederland. De huidige studie bevat wel nieuwe analytische inzichten. Er is onderzoek gedaan
naar gezinshereniging en verhuisgedrag, intenties om in Nederland te blijven, psychische
gezondheid, zorggebruik, diversiteit in participatie en sociaal-culturele posities
van Syriërs in Nederland. In het rapport wordt tevens een aantal aandachtspunten voor
het beleid meegegeven.
Bevindingen
De bevindingen uit het rapport op het beleidsterrein van het Ministerie van VWS hebben
voornamelijk betrekking op de psychische gezondheid van Syrische statushouders. Uit
het rapport blijkt dat 41% van deze groep psychisch ongezond is. Dit wil zeggen dat
er sprake is van een laag emotioneel welbevinden. Er hoeft dus geen sprake te zijn
van een psychiatrische ziekte of stoornis. Van de groep die psychisch ongezond is,
is 13% in contact geweest met een psycholoog of psychiater. De onderzoekers concluderen
hieruit dat Syrische statushouders de weg naar de geestelijke gezondheidszorg niet
goed weet te vinden. In het rapport worden hiervoor verschillende mogelijke verklaringen
gegeven, zoals stigma rond psychische ziekten, onbekendheid met het Nederlandse zorgsysteem,
kosten door het eigen risico, taalproblemen aan de kant van Syrische statushouders,
wachtlijsten in de ggz en onvoldoende expertise in het werken met deze doelgroep bij
zorgverleners. De onderzoekers concluderen dat hiermee het belang van psychische hulp
in de eerste lijn extra belangrijk is, ook omdat een meerderheid van de statushouders
een of meerdere keren per jaar de huisarts bezoekt. De auteurs leggen hier ook het
verband met het belang van een tolkenvoorziening.
Beleidsreactie
Psychische gezondheid
De geestelijke gezondheidszorg (ggz) is in Nederland alleen toegankelijk met een verwijzing
van de huisarts, die een poortwachtersfunctie bekleedt. Dit geldt voor iedere Nederlander
en dus ook voor statushouders. De huisarts, eventueel gesteund door de POH-GGZ, moet
inschatten of er sprake is van psychische problematiek en welke psychische hulp het
beste kan worden gegeven: vanuit de eerste lijn, of dat het nodig is iemand naar de
basis- of zelfs specialistische ggz door te verwijzen. Het feit dat Syrische statushouders
de huisarts goed weten te vinden, zoals blijkt uit het SCP-rapport, is daarom positief.
Ook gemeenten kunnen aan vroegsignalering van psychische problemen doen. De Stichting
Pharos heeft hiervoor bijvoorbeeld verschillende handreikingen geschreven die ook
specifiek ingaan op deze doelgroep.
Tolkenvoorziening in de zorg
De auteurs schrijven dat voor psychische hulp in de eerste lijn voor Syrische statushouders
een tolkenvoorziening belangrijk is.
Binnen de zorg bestaat er alleen een vergoeding voor een tolkenvoorziening voor mensen
waarvan je niet kunt verwachten dat zij Nederlands spreken. Dit zijn asielzoekers,
slachtoffers van mensenhandel en vrouwen in de vrouwenopvang. Statushouders vallen
hier dus niet onder. Als mensen geen of onvoldoende Nederlands spreken, dan zullen
zij – samen met hun zorgverlener – voorzieningen moeten treffen om met hun zorgverlener
te kunnen communiceren. Bijvoorbeeld door het inschakelen van een informele tolk of,
indien nodig, een professionele tolk. Dit is ook conform de kwaliteitsnorm tolkgebruik
bij anderstaligen in de zorg.
Tussen 1 mei 2017 en 1 mei 2019 bestond er een tijdelijke subsidieregeling waarmee
huisartsen voor statushouders in hun eerste zes maanden na inschrijving bij de huisarts
een beroep konden doen op tolkenvoorziening. Deze subsidieregeling is gestart omdat
er in 2015 en 2016 sprake was van een verhoogde instroom van asielzoekers. Van deze
subsidieregeling werd zeer beperkt gebruik gemaakt. Omdat de instroom van asielzoekers
weer is gedaald, is deze subsidieregeling niet verlengd.
Enkele GGZ-instellingen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van (oorlogs)trauma’s
hebben mijn aandacht gevraagd voor de hoge kosten die zij maken voor het inhuren van
tolken. Vluchtelingen en statushouders met ernstige trauma’s zijn de Nederlandse taal
soms nog onvoldoende machtig om een GGZ-traject, waarbij communicatie essentieel onderdeel
van de behandeling is, te kunnen doorlopen. Gezien de problematiek is in deze situaties
de inzet van informele tolken vaak geen optie. Enkele gespecialiseerde GGZ-instellingen
zien relatief veel van deze groepen patiënten en maken daarom onevenredig veel tolkenkosten.
Er bestaat onduidelijkheid of dit soort tolkenkosten mogen worden vergoed vanuit het
basispakket. Omdat ik het van belang acht dat deze gespecialiseerde traumabehandelingen
geboden kunnen blijven worden aan statushouders, heb ik aan het Zorginstituut Nederland
(ZIN) gevraagd om een standpunt uit te brengen over in welke gevallen de tolkenvoorziening
deel uitmaakt van de verzekerde zorg en mij daarover te informeren.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg