Brief regering : Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019
35 312 (R2134) Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
11 oktober 2019
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigd
Minister van Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 november 2019.
Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2019
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 13 mei 2019 te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag inzake
luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten,
en de Dominicaanse Republiek (Trb. 2019, nr. 116).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Sint Maarten gevraagd.
Aan de Gouverneur van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 11 oktober
2019 over te leggen aan de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Het Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve
van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun
onderscheiden grondgebieden (hierna: het verdrag) is het resultaat van onderhandelingen
tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek. Deze
onderhandelingen vonden plaats tijdens de ICAO Air Services Negotiation Event (ICAN)
op 13 december 2013 in Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die onderhandelingen was
de wens van de partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en de Dominicaanse
Republiek in een verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te
bevorderen. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Sint Maarten
en de Dominicaanse Republiek te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie
«Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële
vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van
de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93
en 94 van de Grondwet, die aan de door de Dominicaanse Republiek aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef en onder
b (verlening exploitatievergunning), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie na
ontvangst vergunning) en de te exploiteren routes als vervat in bijlage I bij het
verdrag. Verder worden aan de door respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen met
betrekking tot toepassing van wetten (artikel 5), commerciële mogelijkheden (artikel
8), douanerechten en heffingen (artikel 9), lokale belastingen (artikel 10), gebruikersheffingen
(artikel 11), eerlijke concurrentie (artikel 12), capaciteit (artikel 13) en tarieven
(artikel 14).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen
gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de rechten opgesomd die de luchtvaartmaatschappijen onder het
verdrag mogen uitvoeren waaronder het recht van overvlucht en technische landing en
rechten elders omschreven in het verdrag. Het zesde lid bepaalt dat er geen commerciële
verkeersrechten mogen worden uitgeoefend door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van de Dominicaanse Republiek tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint
Eustatius en Bonaire), tussen Sint Maarten en Curaçao, en tussen Sint Maarten en Aruba.
Het zevende lid bepaalt dat de door Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek aangewezen
luchtvaartmaatschappijen, op de overeengekomen routes, gebruik kunnen maken van het
vijfde vrijheid verkeersrecht nadat de luchtvaartautoriteiten van beide partijen daarmee
wederzijds hebben ingestemd. Deze kunnen in uitvoerende regelingen worden vastgelegd.
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 4 (Intrekking van
vergunningen)
Voor het uitvoeren van de overeengekomen diensten wordt in artikel 3 de aanwijzing
van een of meer luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden
de benodigde vergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten
van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen
de vergunningen in te trekken, te schorsen, te beperken of hieraan voorwaarden te
verbinden.
Artikel 5 (Toepassing van wetten)
In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen
van de ene partij dienen te voldoen aan de wetten en voorschriften van de andere partij
met betrekking tot toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit het grondgebied
van de andere partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning of vracht.
Artikel 6 (Veiligheid) en artikel 7 (Beveiliging van de luchtvaart)
De bepalingen inzake de veiligheid en de beveiliging van de luchtvaart zijn neergelegd
in artikel 6 en artikel 7. In het eerste lid van artikel 6 wordt bepaald dat bewijzen
van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de
ene partij en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend door de andere partij,
mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot
stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165 en
Trb. 1959, 45) (Verdrag van Chicago). In deze artikelen zijn verder een procedure en een aanpak
(inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien Sint Maarten of de Dominicaanse
Republiek twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard
door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen
consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het derde lid van
artikel 6 en het vijfde en zesde lid van artikel 7 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering
door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren, in te
trekken, te schorsen, te beperken of hieraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt
verwezen naar de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden,
die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint
Maarten en de Dominicaanse Republiek, in acht moeten worden genomen.
Artikel 8 (Commerciële mogelijkheden)
Artikel 8 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om commerciële
activiteiten uit te voeren zoals het vestigen van kantoren bestemd voor verkoop van
luchtvervoer op het grondgebied van de andere partij en om gespecialiseerd personeel
te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere partij in overeenstemming
met de wetten en voorschriften van de andere partij inzake binnenkomst, verblijf en
werk. Op grond van het derde lid heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het
recht om op het grondgebied van de andere partij zelf haar gronddiensten te verrichten
(«self-handling»), of, naar haar keuze, de gronddiensten volledig of gedeeltelijk
te laten verrichten door een agent van een concurrent. Het vijfde lid geeft het recht
om inkomsten om te wisselen en over te maken. Verder staat het zesde lid de partijen
toe commerciële samenwerkingsovereenkomsten, zoals code-sharing of lease-regelingen,
aan te gaan. Ingevolge het zevende lid is het verrichten van intermodale diensten/vervoer
door de lucht en over land en/of water toegestaan.
Artikel 9 (Douanerechten en heffingen)
Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
die op de internationale routes onder het verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken,
voorraden, brandstof en smeermiddelen en proviand, op basis van wederkerigheid, vrijgesteld
zijn van alle douanerechten en andere rechten of belastingen die elk van de partijen
kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op voorwaarde
dat de normale uitrustingsstukken, voorraden, brandstof en smeermiddelen en proviand
aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig
de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
Artikel 10 (Lokale belastingen)
Artikel 10 bepaalt dat bij kwesties op het gebied van belastingheffing de partijen
gehouden zijn aan hun nationale wetgeving, tenzij een verdrag inzake het vermijden
van dubbele belasting met betrekking tot het inkomen en het vermogen tussen partijen
anders bepaalt.
Artikel 11 (Gebruikersheffingen)
In artikel 11 is overeengekomen dat de partijen geen gebruikersheffingen opleggen
die hoger zijn dan gebruikersheffingen die aan de eigen luchtvaartmaatschappijen worden
opgelegd voor vergelijkbaar internationaal vervoer en dat de gebruikersheffingen rechtvaardig,
redelijk en niet discriminatoir moeten zijn.
Artikel 12 (Eerlijke concurrentie)
Artikel 12 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een gezonde, eerlijke
en niet discriminatoire wijze concurreren bij de exploitatie van de routes.
Artikel 13 (Capaciteit)
Verder bepaalt artikel 13 dat de luchtvaartmaatschappijen op basis van commerciële
marktoverwegingen hun capaciteit en frequentie mogen vaststellen en dat de partijen
in beginsel geen eenzijdige beperkingen opleggen ten aanzien van capaciteit, frequentie
of type luchtvaartuig van het internationale luchtvervoer. Het vierde lid bepaalt
dat het indienen ter goedkeuring of het verstrekken van informatie met betrekking
tot dienstregelingen, programma’s voor chartervluchten of exploitatieplannen, op de
in dit lid beschreven uitzonderingen na, in beginsel geen voorwaarde is voor het exploiteren
van het luchtvervoer. Indien een partij het verstrekken van informatie vereist, wordt
ervoor gezorgd dat de administratieve belasting voor de luchtvaartmaatschappijen tot
een minimum beperkt blijven.
Artikel 14 (Tarieven)
Artikel 14 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden zij kunnen interveniëren.
Artikelen 15–22 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 15 tot en met 22 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met
betrekking tot onder meer overleg (artikel 15), regeling van geschillen (artikel 16),
wijzigingen (artikel 17), multilateraal verdrag (artikel 18), beëindiging (artikel
19), registratie bij de ICAO (artikel 20), toepasselijkheid (artikel 21) en inwerkingtreding
(artikel 22).
Bijlagen
De bijlagen bij het verdrag maken integrerend onderdeel uit van het verdrag. Bijlage
I bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen van beide partijen. Bijlage II bevat bepalingen over chartervluchten.
De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling van
deze bijlagen alleen binnen de door het verdrag gestelde kaders opereren.
Bijlage I bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken
als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van Bijlage I behoeven
op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen
geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot
goedkeuring terzake voorbehouden.
III. Koninkrijkpositie
Het verdrag zal ingevolge artikel 21 voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden
alleen voor Sint Maarten gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.