Brief regering : Stand van zaken importplafond buitenlands afval
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 240 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2019
Op 7 augustus heb ik u geïnformeerd over het van kracht worden van het tijdelijke
importplafond voor buitenlands brandbaar afval vanwege verdringing van Nederlands
brandbaar afval (Kamerstuk 30 872, nr. 238). Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de monitoring van de verdringing
en het per direct niet langer van kracht zijn van het importplafond.
Instellen tijdelijk importplafond
In juli 2019 heeft AEB Holding NV in Amsterdam vier van de zes van haar verbrandingslijnen
stilgelegd. Dit heeft tot een reductie van beschikbare afvalverbrandingscapaciteit
in Nederland geleid, waarna niet al het Nederlandse brandbare afval kon worden verbrand.
Als gevolg van dit capaciteitsgebrek is afgelopen zomer op verschillende plaatsen
in Noord-Holland, maar ook daarbuiten, Nederlands brandbaar afval met een ontheffing
gestort, terwijl er buitenlands afval voor verbranding werd geïmporteerd. Om verdringing
en vermijdbare stort van Nederlands brandbaar afval te voorkomen heb ik, conform het
landelijk afvalbeheerplan, een importplafond ingesteld. Op grond van het importplafond
is sinds 9 augustus door de ILT niet ingestemd met nieuwe EVOA-kennisgevingen voor de overbrenging van buitenlands brandbaar afval naar Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties.
De bedoeling was dat hiermee ruimte voor de verbranding van Nederlands afval ontstaat
bij de afvalverbrandingsinstallaties doordat de import van buitenlands brandbaar afval
wordt afgebouwd.
Importplafond niet langer van kracht
Zoals ik bij het van kracht worden van het tijdelijke importplafond heb aangegeven,
stel ik deze maatregel pas buiten werking als er geen brandbaar afval meer wordt gestort
als gevolg van verdringing door import van buitenlands afval. Aanvullend moet conform
het Landelijk Afvalbeheerplan gekeken worden naar de ontwikkeling van beschikbare
verbrandingscapaciteit in de toekomst, om zo het risico op herinvoering van het importplafond
op korte termijn te minimaliseren.
Sinds het van kracht worden van het importplafond is dit door Rijkswaterstaat continu
gemonitord. Door Omgevingsdiensten is aangegeven of door hen, namens het bevoegd gezag,
ontheffingen zijn verleend voor het storten van brandbaar afval en in welke mate van
deze ontheffingen gebruik wordt gemaakt door daadwerkelijk te storten. Eind juli en
begin augustus zijn in totaal 5 ontheffingen verleend voor het storten van brandbaar
afval. Op basis hiervan mocht in totaal ongeveer 50 kiloton worden gestort tot eind
dit jaar. In de praktijk is met deze ontheffingen nog geen 4 kiloton daadwerkelijk
gestort.
Daarnaast is door Rijkswaterstaat informatie opgehaald over de verwachte ontwikkeling
van beschikbare verbrandingscapaciteit voor Nederlands afval. Op basis van vollastverklaringen
van afvalverbrandingsinstallaties is gebleken dat er tussen 1 oktober 2019 en 1 januari
2020 in totaal 30 kiloton aan verbrandingscapaciteit beschikbaar is. Gelet op de 4
kiloton brandbaar afval die met ontheffing is gestort, is dit voldoende om storten
te kunnen voorkomen. De verleende ontheffingen voor het storten van brandbaar afval
verliezen hun geldigheid nu er weer verbrandingscapaciteit beschikbaar is.
Aanvullend is informatie over de verbrandingscapaciteit en het storten van afval opgehaald
bij het afvalverwerkend bedrijfsleven. Zij geven aan dat bedrijven hun import van
buitenlands afval voor een bepaalde hoeveelheid hebben afgebouwd en dat Nederlandse
ontdoeners van brandbaar afval gebruik maken van de hierdoor vrijgekomen ruimte. Duidelijk
is hiermee dat het afvalverwerkend bedrijfsleven een effectieve inspanning heeft geleverd
om het storten van afval tot een minimum te beperken. Ik vind het goed dat de betrokken
partijen hiermee hun verantwoordelijkheid hebben genomen om onnodige stort te voorkomen
en de continuïteit van de afvalinzameling voor burgers en bedrijven te borgen. AEB
heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bovendien laten weten dat de
stilgelegde verbrandingslijnen vanaf week 40 stapsgewijs weer in bedrijf worden genomen.
In de brief van het college van B&W aan de Raad van 4 oktober jl. wordt aangegeven
dat er hard gewerkt wordt om de overige twee lijnen later dit jaar operationeel te
krijgen. Ook de verwerking van slib komt dan weer verder op gang.
Op basis van de monitoringsresultaten concludeer ik dat er niet langer sprake is van
verdringing. Er bestaat daarom geen juridische basis meer voor het in stand houden
van het importplafond. In de Staatscourant zal daarom mededeling worden gedaan van
het per direct niet langer van kracht zijn van het importplafond. Uiteraard blijft
Rijkswaterstaat de situatie op de Nederlandse afvalmarkt monitoren.
Vervolgstappen om het afvalbeheersysteem toekomstbestendiger te maken
De situatie bij AEB en het van kracht worden van het importplafond als gevolg van
verdringing door buitenlands brandbaar afval zijn voor mij aanleiding om de komende
tijd in gesprek te gaan met relevante partijen om te verkennen welke aanvullende maatregelen
nodig zijn om het afvalbeheersysteem toekomstbestendiger te maken. Ik zal hierin in
het bijzonder ingaan op risico’s op schaarste aan verwerkingscapaciteit en calamiteiten,
maar ook op verduurzaming van de afvalketen in zijn geheel. Hiertoe heb ik reeds een
verkenning uitgezet naar de mogelijkheden om te komen tot een verbrandingsverbod voor
recyclebaar afval per 2030. De bestendigheid van het afvalbeheersysteem zal ik tevens
aan de orde stellen in het Bestuurlijk Omgevingsberaad. Ik betrek hierbij ook de ervaringen
uit de afgelopen periode en de werking van het importplafond.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat