Brief regering : Beleidsreactie op Inspectieonderzoek naar de aanpak van de stalking door Bekir E.
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 540
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2019
Op 18 december 2018 werd het Designcollege in Rotterdam opgeschrikt door een aantal
schoten. Hierdoor kwam op gewelddadige wijze een einde aan het leven van de zestienjarige
Hümeyra Ergincanli. Dit was een grote klap voor haar familie, vrienden, klasgenoten
en naasten. Het is moeilijk het verdriet en gemis te bevatten dat zij voelen sinds
de fatale gebeurtenis op 18 december 2018. Naar hen gaat mijn medeleven uit.
De voor het toezicht op deze organisaties verantwoordelijke Inspectie van Justitie
en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft op 21 december 2018 aangekondigd onderzoek
te doen naar het handelen van de politie en Reclassering Nederland (hierna: Reclassering).1 De Inspectie heeft ook gekeken naar de rol van Slachtofferhulp Nederland (SHN) en
het Openbaar Ministerie (OM). Omdat ook Veilig Thuis (VT) betrokken was, heeft de
Inspectie samengewerkt met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Bij haar onderzoek
heeft de Inspectie ook de conclusies en aanbevelingen uit eerdere onderzoeken betrokken,
zoals het onderzoek «TweeSteden» uit 2016.2 Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, bied ik hiermee uw Kamer het rapport van de Inspectie aan3.
De conclusies van de Inspectie zijn pijnlijk en helder: de aanpak van de stalking
van Hümeyra is ernstig tekortgeschoten. De politie, het OM, VT en het betrokken Zorg-
en Veiligheidshuis (ZVH) hebben onvoldoende aandacht gehad voor de bescherming van
Hümeyra. De (strafrechtelijke) aanpak door de politie en het OM en het toezicht van
de Reclassering zijn onvoldoende gericht geweest op het stoppen van de stalking door
Bekir E. (hierna: E.).
De ketenpartners hebben – naast de eigen taken en verantwoordelijkheden – een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor de veiligheid van slachtoffers. In deze zaak is de ketensamenwerking
niet goed verlopen.
Voor de nabestaanden zal dit een indringende conclusie zijn. Alle betrokken partijen
moeten van deze gebeurtenis leren. Dat zijn wij aan Hümeyra, haar nabestaanden en
de samenleving verplicht. De conclusies en aanbevelingen die de Inspectie doet, onderschrijf
ik. Alle betrokken partijen hebben aangegeven op korte termijn aan de slag te gaan
met de aanbevelingen danwel hiermee reeds gestart te zijn.
In deze brief benoem ik de aanbevelingen en ga ik in op de maatregelen die zijn en
worden getroffen en de monitoring hiervan. Voor een weergave van de feiten verwijs
ik u naar het rapport.
Aanbevelingen
De Inspectie heeft de gebeurtenissen in samenhang geanalyseerd en heeft op basis daarvan
conclusies getrokken en – verkort weergegeven – de volgende aanbevelingen gedaan:
Voor politie, OM, Reclassering en VT:
– Zorg dat de ketensamenwerking ook in de uitvoering een gezamenlijke verantwoordelijkheid
wordt.
– Zorg dat er in alle gevallen van ex-partnerstalking toereikende aandacht is voor de
bescherming van het slachtoffer en voor het stoppen van de stalking.
– Geef bij de aanpak van ex-partnerstalking expliciet aandacht aan:
• herkenning van mogelijke stalking;
• risico-inschatting en slachtofferveiligheid;
• zaaksverantwoordelijkheid en regie;
• samenwerking en communicatie.
Voor de politie:
– Zorg dat de implementatie van de nieuwe werkinstructie stalking van de politie uiterlijk
einde van dit jaar is afgerond. Besteed hierbij expliciet aandacht aan het gebruik
van de vragenlijst stalking en het SASH-instrument.
Maatregelen
De Inspectie constateert dat de afgelopen jaren door partijen in verschillende programma’s
gewerkt is aan het intensiveren van de samenwerking bij de aanpak van huiselijk geweld,
waaronder ook ex-partnerstalking wordt verstaan. Het gaat onder meer om het programma
«Geweld hoort nergens thuis» en de ontwikkelagenda «Veiligheid Voorop!». De Inspectie
constateert ook dat in die programma’s de veiligheid van het slachtoffer centraal
staat, maar dat er ruimte is voor verbetering. De aanbevelingen die de Inspectie hiervoor
doet, zie ik als een bevestiging van de opdracht waar de betrokken organisaties zich
in deze programma’s aan verbonden hebben.
De bevindingen van de Inspectie bevestigen dat een consequente en slagvaardige toepassing
van het strafrecht, in goede samenhang met de inzet van hulpverlening, een belangrijk
onderdeel is van de aanpak van stalking. Gedrag als dat van E. vraagt dat politie,
de Reclassering en het OM een duidelijke norm stellen als er strafbare feiten worden
gepleegd. Ook moeten snel consequenties worden verbonden aan het overtreden van opgelegde
voorwaarden. Weliswaar met oog voor de rechten van de verdachte, maar met de bescherming
van slachtoffer en samenleving voorop. De tekortgeschoten aanpak van de stalking van
Hümeyra laat zien dat dit beter moet.
Hierna ga ik eerst in op de al lopende verbetermaatregelen en vervolgens op de aanvullende
maatregelen die worden getroffen.
Lopende verbetermaatregelen
Het onderzoek van de Inspectie bevestigt de noodzaak om bestaande verbeterplannen,
zowel binnen de strafrechtketen alsook in de hulpverlening, met de grootst mogelijke
spoed en urgentie te implementeren in de dagelijkse praktijk. Dit is nodig om het
risico op herhaling van een dergelijk tragisch incident te minimaliseren. Ik heb samen
met de Minister voor Rechtsbescherming op landelijk niveau de betreffende partijen
bij elkaar gebracht om te bespreken wat binnen de afzonderlijke organisaties beter
moet en hoe zij daarmee kunnen bijdragen aan de versterking van de keten als geheel.
De politie en het OM hebben de afgelopen periode stappen gezet in de aanpak van ex-partnerstalking.
Zo is er bijvoorbeeld door de politie een nieuwe werkinstructie stalking opgesteld
naar aanleiding van de aanbevelingen uit het onderzoek «TweeSteden».4 De implementatie hiervan zal uiterlijk 31 december 2019 in alle politie-eenheden
zijn afgerond.
Ook bij andere betrokken organisaties zijn de fundamenten gelegd voor een vernieuwde
aanpak van onder meer stalking. Dit is met name gebeurd in het kader van de ontwikkelagenda
«Veiligheid Voorop!» van politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering
en VT, die in nauwe afstemming met het actieprogramma «Geweld hoort nergens thuis»
is vormgegeven. De kern van deze aanpak is dat vanuit verschillende domeinen samen
en in samenhang wordt gedaan wat nodig is om de veiligheid van slachtoffers zeker
te stellen, de noodzakelijke zorg in te zetten om de stalking en/of het geweld duurzaam
te laten stoppen, daders op te sporen en te vervolgen en recidive te voorkomen. Hier
wordt dagelijks door vele toegewijde professionals in allerlei domeinen hard aan gewerkt.
Deze werkwijze vormt ook het antwoord op de aanbevelingen van de Inspectie: zorg voor
herkenning, overzicht, communicatie en oog voor het slachtoffer. De aanpak van de
stalking van Hümeyra onderstreept nogmaals de noodzaak voor alle betrokken partijen
om deze fundamenten snel uit te bouwen.
Ook in de betreffende regio Rotterdam-Rijnmond is inmiddels gestart met de implementatie
van verbeteringen die tot doel hebben om het risico op herhaling te minimaliseren
op basis van de lessen uit deze gebeurtenis. Hierbij moet de opening medio april 2020
in Rotterdam van het Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling helpen.5 Het centrum is er voor slachtoffers en plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling,
waarbij de benodigde expertise fysiek onder één dak aanwezig is. Dit moet ertoe leiden
dat acuut geweld eerder wordt gestopt, de veiligheid van slachtoffers wordt vergroot,
er een passende aanpak voor plegers volgt en dat de betrokken organisaties beter met
elkaar samenwerken.
Voor alle 26 VT-organisaties geldt dat zij sinds begin 2019 een nieuwe werkwijze hebben,
gebaseerd op een aangepast Handelingsprotocol. Deze nieuwe werkwijze is ingericht
conform de visie op ketenzorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Veiligheid
is de rode draad bij de samenwerking met en tussen (justitiële) ketenpartners en de
lokale wijkteams. Die samenwerking is dan ook verstevigd sinds de invoering van dit
nieuwe Handelingsprotocol.
De maatregelen zijn nadrukkelijk bedoeld om betere uitvoering van bestaande afspraken
te realiseren en knelpunten weg te nemen. Deze maatregelen dragen niet alleen bij
aan een effectievere aanpak van ex-partnerstalking, maar ook van andere vormen van
(huiselijk) geweld.
Aanvullende verbetermaatregelen
1. Betere herkenning en inschatting risico’s
De aanpak van ex-partnerstalking start met het herkennen ervan, ook als er nog geen
strafbare feiten zijn gepleegd. Doordat ex-partnerstalking zich kenmerkt door een
opeenstapeling van verschillende incidenten, die op zichzelf niet altijd strafbare
feiten zijn, is dit niet eenvoudig. Naast het herkennen is vervolgens nodig dat de
mate van onveiligheid goed wordt ingeschat en er daarna wordt gehandeld om het slachtoffer
te beschermen en de dader aan te pakken. Daarom hebben de betrokken partijen mij toegezegd
het volgende te doen:
– Snelle en goede veiligheidsbeoordeling: de politie vult bij een melding of aangifte
van ex-partnerstalking altijd de SASH (Screening Assessment for Stalking and Harassment)
in. Indien hieruit blijkt dat er sprake is van een situatie met een hoog risico, neemt
de politie direct contact op met het OM (bij vermoedens van strafbare feiten) en VT
om veiligheidsmaatregelen te treffen voor het slachtoffer.
– Bij situaties met een laag- of middenrisico stuurt de politie de uitkomst van SASH
mee in de melding aan VT. VT voert een veiligheidsbeoordeling uit en maakt indien
nodig veiligheidsafspraken, die worden opgenomen in een veiligheidsplan. Deze veiligheidsmaatregelen
kunnen ook uitgevoerd worden door een andere partij dan VT. Bij een verdenking van
een strafbaar feit en als daarbij (strafrechtelijke) veiligheidsmaatregelen nodig
zijn, wordt alsnog afgestemd met politie en OM.
– Training politie: alle medewerkers die de SASH invullen, zijn of worden hier uiterlijk
in 2019 op getraind. In 2020 start een traject om medewerkers te trainen in onder
meer het herkennen van ex-partnerstalking.
– Automatische zoekmachine: voor het geval dat een melding of aangifte niet als stalking
wordt geregistreerd, is een automatische zoekmachine ontwikkeld (een query). De query
is een lijst met potentiële ex-partnerstalkingzaken en bedoeld als vangnet daar waar
de stalking niet meteen is herkend. De query kan de dag nadat een nieuwe melding of
aangifte is geregistreerd, worden uitgelezen. Ex-partnerstalkingzaken die niet als
zodanig waren geregistreerd, worden dan alsnog opgepakt.
– Tools/app: de politie heeft een app huiselijk geweld ontwikkeld die per juli 2019
in gebruik is, waardoor iedere agent laagdrempelig toegang heeft tot informatie over
ex-partnerstalking.
– Gezamenlijke training: medewerkers van politie, OM, Reclassering en SHN worden op
de ZSM-locaties gezamenlijk getraind op het herkennen van stalking, het inschatten
van de mate van onveiligheid en hoe vervolgens te handelen. Waar VT al betrokken is
bij ZSM, zal VT hieraan deelnemen. Waar dit nog niet het geval is, zal per regio gekeken
worden hoe het gezamenlijk trainen het beste vormgegeven kan worden. Met deze training
wordt, naast de leerlijn bij de Politieacademie, ook uitvoering gegeven aan de motie
van de leden Den Boer en Bergkamp.6
– Versterking expertise ZVH en VT-organisaties: het ZVH Rotterdam Rijnmond en VT Rotterdam
ontwikkelen een aanpak stalking. Zij stellen deze aanpak in 2020 beschikbaar aan de
overige ZVH-en en VT-organisaties, voor zover die nog geen werkwijze hebben ontwikkeld.
2. Zaaksverantwoordelijkheid en regie
Na de herkenning en veiligheidsbeoordeling is het van belang om het slachtoffer en
de verdachte/dader in het oog te houden en snel te reageren op nieuwe informatie.
Om dit goed vorm te geven, moeten de betrokken organisaties actief nieuwe informatie
uitwisselen en nauw samenwerken bij het bepalen van de beste opvolging. Zoals uit
het rapport blijkt, moet dit beter.
Een belangrijke randvoorwaarde is dat alle partijen binnen de eigen organisatie de
regie ten aanzien van stalkingzaken op orde hebben. Dat wil zeggen dat één functionaris
verantwoordelijk is voor overzicht en regie op een casus en waar nodig opschaalt binnen
de organisatie of naar partners.
Het inrichten van casusregie binnen de politie voor stalkingzaken was al onderdeel
van de verbetermaatregelen naar aanleiding van het onderzoek «TweeSteden». De politie
gaat op basis van de lessen uit deze gebeurtenis de casusregie binnen de eigen organisatie
versterken. Concreet betekent dit dat binnen het politiebasisteam van het gebied waar
het slachtoffer woont, er een casusregisseur is die het overzicht en de regie heeft
in de zaak. De casusregisseur is aanspreekpunt voor collega’s en ketenpartners, maakt
(in samenspraak met VT en het OM) een plan van aanpak, volgt de zaak en past het plan
van aanpak zo nodig aan, zorgt voor goede informatievoorziening en overdracht zowel
in- als extern, houdt contact met verschillende politieonderdelen en partners en stuurt
bij/schaalt op waar nodig.
Binnen de eigen organisaties moet de regie op orde zijn. Daarbij moet geborgd worden
dat partijen op basis van een gedeeld informatiebeeld, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid,
gezamenlijk en snel kunnen bepalen of er wijzigingen in de situatie zijn die actie
vragen, welke actie dat moet zijn en welke partij daarvoor verantwoordelijk is. De
ZSM-tafel is hiervoor bij uitstek de plek. Aan de ZSM-tafels zitten politie, Reclassering,
SHN en OM zeven dagen in de week samen. In sommige regio’s is ook VT vertegenwoordigd.
Aan die tafel kan snel alle relevante informatie bij elkaar worden gebracht. Op basis
hiervan bepalen partijen samen wie wat gaat doen. De ZSM-tafel wordt daarmee de vaste
plek waar de organisatie-overstijgende regie op een stalkingszaak vorm wordt gegeven.
De ketenpartners bewaken aan die tafel de naleving van de gemaakte afspraken.
Tot slot krijgt SHN een escalatiemogelijkheid, hetgeen inhoudt dat er bij politie,
Reclassering en OM contactpersonen worden aangewezen waar SHN terecht kan bij ernstige
zorgen over de veiligheid van slachtoffers. Dit moet ertoe leiden dat als SHN signaleert
dat er onvoldoende wordt gehandeld op een zaak, dit beter gehoor vindt.
3. Verscherpte strafrechtelijke aanpak
Het strafrecht biedt een ruim instrumentarium om richting verdachte of dader snel
en accuraat op te treden zodat het slachtoffer van stalking beter wordt beschermd.
Dit vereist een consistente en slagvaardige toepassing door de betrokken strafrechtketenpartners
vanuit een eenduidig handelingskader. De ambitie is om sneller een zaak te beoordelen
op ernst van de misdrijfverdenking en te bepalen of de strafrechter moet worden ingeschakeld.
Daarbij is het goed om te realiseren dat het hier om een complex delict gaat met vaak
ingewikkelde relaties tussen slachtoffers en daders wat de bewijsbaarheid van het
misdrijf van belaging7 niet eenvoudig maakt.
De inzet van het strafrecht wint aan kracht door dit te koppelen aan de inspanningen
van andere partijen, waaronder hulpverleners, die betrokken zijn bij een zaak. Met
een op elkaar afgestemde aanpak kan betere bescherming voor het slachtoffer en (indien
aanwezig) de kinderen worden georganiseerd. Belangrijk is dat hierdoor ook sneller
een passende aanpak en bestraffing van de dader kan plaatsvinden die daadwerkelijk
leidt tot gedragsverandering.
Om hier in de praktijk beter uitvoering aan te geven hebben de betrokken partijen
mij toegezegd het volgende doen:
– Herbeoordeling aanwijzingen OM: het OM zal zijn aanwijzingen gaan herbeoordelen en
waar nodig binnen enkele maanden aanpassen, mede ten aanzien van de afgrenzing tussen
voorwaardelijk sepot, strafbeschikking en het (sneller) voorgeleiden en dagvaarden
van verdachten.
– Sneller optreden: het aanpakken van een dader is het meest effectief als de straf
snel op het incident volgt. Daarom zijn het OM en de drie reclasseringsorganisaties
samen met VT in 2018 op twee plekken gestart met het spreekuur huiselijk geweld voor
daders/verdachten. Door het spreekuur kan sneller bepaald worden welke strafrechtelijke
(veiligheids)maatregel aansluit op de veiligheidsvoorwaarden die onder regie van VT
ten behoeve van het veiligheidsplan worden opgesteld. Begeleiding of toezicht door
de Reclassering kunnen hierdoor snel starten. De eerste evaluatie lijkt positief.
Daarom wordt in 2020 deze werkwijze uitgebreid en vervolgens opnieuw geëvalueerd.
Daarbij is het uiteraard aan het OM om te kiezen voor een buitengerechtelijke afdoening
of, gelet op de ernst van de zaak of de gevaarzetting vanuit de verdachte, te kiezen
om de zaak bij de strafrechter aan te brengen en in het voortraject reeds toezicht
door de Reclassering in te zetten.
– Overtreding van voorwaarden worden sneller gesanctioneerd: het is voor de veiligheid
van het slachtoffer belangrijk dat bij overtreding van contact-, locatie- en gebiedsverboden
snel en normerend richting verdachte of dader wordt opgetreden. Plegers moeten zo
spoedig mogelijk de consequentie van een overtreding ondervinden. Bij overtreding
van gedragsvoorwaarden, bij een sepot, strafbeschikking, schorsing van de voorlopige
hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke invrijheidsstelling moet
de politie snel acteren en goed onderzoek doen om de overtreding te stoppen. Als de
Reclassering constateert dat dergelijke verboden worden overtreden, zal zij, als daar
voldoende reden voor is, het OM zo snel mogelijk vragen om de zaak bij de strafrechter
aan te brengen. De rechtspraak en het OM zullen overeenkomstig het strafprocesreglement8 afspraken over termijnen waarbinnen zogeheten tenuitvoerleggingszittingen plaatsvinden
in een convenant opnemen.
– Aanpassing afwegingskader Reclassering: de Reclassering heeft haar handelingskader
voor gegevensverstrekking verder verruimd. Slachtofferbewust werken is onderdeel van
de taken van de Reclassering. Zo worden onder andere bij het advies aan het OM en
de Dienst Justitiële Inrichtingen de belangen van slachtoffers en nabestaanden meegewogen.
Als uit relevante signalen (van ketenpartners) blijkt dat de veiligheid van het slachtoffer
in het geding is, meldt de Reclassering de overtreding aan het OM en/of de politie.
Van belang is nog dat naar verwachting per 1 januari 2020 de Wet Uitvoering strafrechtelijke
beslissingen (USB) in werking zal treden. Dit brengt een andere verhouding tussen
betrokken organisaties met zich mee. Het OM is dan niet langer eindverantwoordelijk
voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De politie, Reclassering
en het CJIB worden in een meer zelfstandige rol geplaatst onder de verantwoordelijkheid
van de Minister voor Rechtsbescherming. Binnen het kader van de Wet USB zijn beleidsregels
ontwikkeld die invulling geven aan deze nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling. In
het komende tijdvak worden deze beproefd en met de betrokken organisaties verder doorontwikkeld,
onder meer ten aanzien van de rol van de Reclassering en de politie.
4. Versterken slachtofferveiligheid
Om meer inzicht te krijgen in de werking van strafrechtelijke gedragsinterventies
in de praktijk, waaronder de zogeheten beschermingsbevelen, heeft het Ministerie van
Justitie en Veiligheid het WODC gevraagd onderzoek te verrichten naar de handhaving
en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden die zijn
ingezet bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, de gedragsaanwijzing van de
officier van justitie, de vrijheidsbeperkende maatregel, en de voorwaardelijke veroordeling.
Op 18 juni jl. heb ik uw Kamer het onderzoek aangeboden en hierbij toegezegd een aanvullende
reactie te sturen met een toelichting op de maatregelen die worden genomen naar aanleiding
van de inzichten van het onderzoek. 9 Hierbij wordt deze toezegging gestand gedaan.
Het onderzoek biedt belangrijke inzichten in de succesfactoren die kunnen bijdragen
aan het verhogen van de effectiviteit van een beschermingsbevel. Het onderzoek laat
ook zien dat er nog ruimte is voor verbetering van de uitvoering in de praktijk. Zo
is het slachtoffers niet altijd duidelijk waar zij terecht kunnen om een schending
te melden of welke handhavingsreactie volgt. Handhavingsinstanties reageren volgens
slachtoffers daarbij niet altijd met voldoende urgentie als door hen een schending
van een verbod wordt geconstateerd. Dat blijkt ook uit de aanpak van de stalking van
Hümeyra. SHN heeft als enige partij nadrukkelijk oog gehad voor de aanhoudende inbreuk
door E. op de persoonlijke levenssfeer van Hümeyra.
Partijen hebben mij toegezegd om het volgende te doen om de veiligheid van het slachtoffer
te versterken:
– Vaker inzet enkelband overwegen: de Reclassering zal bij situaties met een hoog risico
van ex-partnerstalking altijd de inzet van een enkelband overwegen en motiveert de
keuze voor het al dan niet toepassen van elektronische controlemiddelen in haar advisering.
Uiteraard kan stalking zelf niet met een enkelband worden voorkomen. Veel stalking
– zo ook door E. – heeft vaak een digitaal karakter (telefonie, WhatsApp, etc.). Een
elektronisch gecontroleerd locatieverbod kan echter wel een extra controle op de pleger
vormen en daarmee ook een preventieve werking hebben.
– Duidelijke communicatie met slachtoffers: voor signalering van schendingen – zeker
als het gaat om een contactverbod – is de keten in grote mate afhankelijk van het
slachtoffer. Daarom is het van belang dat slachtoffers 1) als een beschermingsbevel
wordt opgelegd goed uitgelegd krijgen wat een beschermingsbevel betekent; 2) duidelijke
en eenduidige informatie van de politie krijgen over waar een schending moet worden
gemeld; 3) door de politie worden begeleid in de wijze waarop schendingen moeten worden
gemeld (bewijsmateriaal) en wat zij na hun melding kunnen verwachten en 4) na hun
melding te horen krijgen wat er met hun melding is gebeurd. In de eerste helft van
2020 leveren ketenpartners een voorstel op over hoe de communicatie met slachtoffers
op de bovengenoemde momenten wordt verbeterd.
– De politieagenten die moeten handelen zijn snel op de hoogte van beschermingsbevelen:
het is voor de politie niet altijd duidelijk voor wie er beschermingsbevelen gelden.
De politie zal er daarom voor zorgdragen dat alle correct en volledig door het CJIB
aangeleverde beschermingsbevelen zorgvuldig, tijdig en eenduidig in de politiesystemen
verwerkt worden. Dit betekent dat de bevelen zichtbaar zijn voor de meldkamers bij
een acute melding, zodat dit mee wordt gegeven aan de collega’s op straat. Daarnaast
start ik samen met politie, het CJIB, Reclassering en het OM een traject om het proces
rondom de (handhaving van) beschermings-bevelen verder te verbeteren.
Monitoring
De Inspectie heeft in haar aanbevelingen opgenomen dat partijen de opvolging van de
aanbevelingen medio 2020 aan de Inspectie moeten melden. Gezien de urgentie van de
problematiek hecht ik er aan de voortgang van de genomen maatregelen nauw te volgen.
In dat kader wordt uw Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd over de stand van zaken
van de in deze brief genoemde maatregelen door middel van de voortgangsrapportages
van het programma «Geweld hoort nergens thuis». Daarnaast voert de politie zelf een
periodieke audit uit op het (verbeterde) werkproces stalking bij de politie. Daarmee
wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Dam c.s.10
Tot slot
Wat er is gebeurd op 18 december 2018 kan op geen enkele manier ongedaan worden gemaakt.
Helaas kunnen we nooit garanderen dat in de toekomst stalkers geen nieuwe slachtoffers
zullen maken. Ik wil met de in deze brief uitgewerkte maatregelen slachtoffers van
stalking de bescherming bieden die zij mogen verwachten. Dat doe ik samen met de vele
duizenden professionals die met een groot gevoel van verantwoordelijkheid werken binnen
de strafrechtketen, Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland en de Zorg- en Veiligheidshuizen.
Het is nu zaak om te laten zien dat we van deze afschuwelijke gebeurtenis hebben geleerd
en dit aangrijpen om het beter te doen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid