Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) van 24 oktober 2019
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 538
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2019
Op 24 oktober aanstaande vindt de Raad WSB te Luxemburg plaats.
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.
Conform de vastgestelde afspraken* informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                     de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.
                  
Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers
                     op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
                  
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 24 oktober 2019
               
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.
               
Terugblik
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening
                  883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag
                  van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland,
                  Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van
                  stemming.
               
Op 11 december 2018 heeft het Europees Parlement (EP) voor de eerste maal haar standpunt
                     bepaald over de herziening van de verordening. Op die datum is het EP met een kleine
                     meerderheid akkoord gegaan met het voorstel van rapporteur Balas over de herziening.
                  
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de
                     Commissie, waarin onderhandeld werd over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart jl. lieten
                     de drie onderhandelende partijen (de Commissie, het voorzitterschap en het EP) weten
                     dat zij een voorlopig akkoord hadden bereikt. In mijn brief van 2 april jl. (Kamerstuk
                     21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven. De ambassadeurs
                     hebben op 29 maart over het voorlopig akkoord gestemd. Er bleek geen meerderheid voor
                     het akkoord.
                  
Op 18 april stond het rapport van rapporteur Balas op de agenda van het EP om als
                     rapport in 1e lezing te worden vastgesteld. Het rapport is echter niet in stemming gebracht. Mede
                     dankzij de Nederlandse EP-leden, heeft een nipte meerderheid van het EP ingestemd
                     met uitstel van de stemming.
                  
Bij brief van 24 april jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 523) heb ik u gemeld dat het voorgaande betekende dat de herziening van coördinatieverordening
                     883/2004 tijdelijk stil is komen te liggen.
                  
Stand van zaken
Het nieuwe EP zal waarschijnlijk medio oktober formeel besluiten hoe het verder gaat
                  met de onderhandelingen over de herziening. De verwachting is dat het nieuwe EP verder
                  zal willen gaan met – onderdelen van – het voorlopig akkoord, maar op basis van welk
                  mandaat is nog onbekend. Ik verwacht dat de trilogen na de besluitvorming door het
                  EP hervat zullen worden. Om het Nederlandse standpunt uit te dragen is er regelmatig
                  contact met leden van het nieuwe EP en de Commissie over de Nederlandse inzet en wordt
                  er samen gewerkt met gelijkgezinde lidstaten. De blokkerende minderheid van lidstaten
                  heeft vooralsnog stand gehouden. De Kamer zal geïnformeerd worden als er concrete
                  veranderingen in de situatie ontstaan.
               
Agendapunt: Europees Semester
Doel Raadsbehandeling
Aanname hoofdboodschappen van het Werkgelegenheidscomité over het jaarlijks verslag
                     voor de werkgelegenheid en het Sociaal Beschermingscomité over de sociale beschermings
                     prestatiemonitor/
                  
EU-extranetnummer 12589/19
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het jaarlijks verslag voor de werkgelegenheid heeft als doel de vooruitgang van de
                  EU lidstaten op het gebied van de werkgelegenheidsdoelstellingen in het kader van
                  de Europa 2020 strategie te monitoren. Voor de gehele EU is als doel gesteld een werkgelegenheidsratio
                  van 75%. Verwacht wordt dat de EU dit doel, vanwege afnemende economische groei, net
                  niet zal halen (73,8% in 2019 en 74,3% in 2020).2 De bijbehorende hoofdboodschappen schetsen een aantal uitdagingen op het gebied van
                  werkgelegenheid waar de EU momenteel mee te maken heeft, zoals langdurige werkloosheid,
                  de lagere arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers en arbeidsmarktfragmentatie,
                  waarbij de scheidslijn tussen vaste en tijdelijke/flexibele contracten wordt benoemd.
               
De sociale beschermings prestatiemonitor houdt toezicht op de sociale situatie in
                  de EU en de ontwikkeling van beleid voor sociale bescherming. In de voorliggende hoofdboodschappen
                  staat dat, ondanks de recente positieve ontwikkelingen, het onwaarschijnlijk is dat
                  de Europa 2020-doelstelling om 20 miljoen mensen uit het risico van armoede of sociale
                  uitsluiting te halen, wordt gehaald. Armoede en sociale uitsluiting blijven een uitdaging
                  voor de hele EU, vooral voor kinderen en jongvolwassenen, evenals voor personen met
                  een handicap, etnische minderheden en migranten. Wel zijn er verschillen tussen lidstaten.
               
Inzet NL
Nederland kan instemmen met de voorliggende documenten, en herkent de hierin geschetste
                  uitdagingen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende stukken. Er is
                  geen rol voor het Europees Parlement.
               
Agendapunt: Presentatie mededeling QMV in het sociaal domein
Doel Raadsbehandeling
Presentatie mededeling QMV in het sociaal domein
Inhoud/achtergrond agendapunt
De mededeling beschrijft mogelijkheden om af te stappen van unanimiteit binnen het
                  sociaal domein en op het terrein van het (brede) beginsel van non-discriminatie. In
                  de mededeling stelt de Commissie voor om af te stappen van unanimiteit voor aanbevelingen
                  op het terrein van de sociale zekerheid en sociale bescherming; en daarnaast op het
                  terrein van non-discriminatie. De Commissie stelt dat dit noodzakelijk is om lacunes
                  op het gebied van bescherming weg te werken, gelijke tred te houden met de veranderende
                  sociale uitdagingen, compromisbereidheid te bevorderen en nauwere betrokkenheid van
                  het Europees Parlement te bewerkstelligen. Tijdens de Raad zal de Commissie de mededeling
                  presenteren en kunnen lidstaten reageren.
               
Inzet Nederland
Nederland zal zich uitspreken conform het recent opgestelde BNC-fiche.3 Wat betreft het voornemen van de Commissie om af te stappen van unanimiteit op het
                     terrein van sociale zekerheid en sociale bescherming geldt voor het kabinet het volgende:
                     Er bestaan grote verschillen in economische structuur en ontwikkeling alsmede vormgeving
                     van de sociale stelsels. Voor lidstaten kunnen aanbevelingen over de nationale sociale
                     zekerheid en sociale bescherming verstrekkend zijn en gevolgen hebben voor het dagelijks
                     leven van mensen en de inrichting van het nationaal sociaaleconomisch stelsel. Dit
                     rechtvaardigt wat het kabinet betreft het behoud van besluitvorming met unanimiteit.
                  
Ten aanzien van de richtlijn gelijke behandeling buiten de arbeid geldt voor het kabinet
                     het volgende: Het kabinet vindt deze richtlijn belangrijk en betreurt het dat het,
                     ondanks alle inspanningen, niet mogelijk is daarover overeenstemming te bereiken.
                     Het ligt echter niet in de lijn der verwachting dat de lidstaten die de richtlijn
                     op dit moment blokkeren, voorstander zouden zijn van toepassing van de passerelle.
                     Daarmee lijkt het voorstel van de Commissie bij voorbaat weinig tot geen kans van
                     slagen te hebben.
                  
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Vooralsnog is niet bekend hoe andere lidstaten over dit voorstel in den brede denken.
                  Meer specifiek over het voorstel op het terrein van non-discriminatie ligt het wel
                  in de lijn der verwachting dat de lidstaten die op dit moment voortgang op het terrein
                  van non-discriminatie blokkeren geen voorstander zullen zijn van het afstappen van
                  unanimiteit. Verwacht wordt dat het Europees Parlement voorstander zal zijn van dit
                  voorstel, aangezien zij dan meer bevoegdheden krijgen om mee te beslissen over de
                  genoemde onderwerpen.
               
Agendapunt: Versterken anti-discriminatie in de EU
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat/ het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde
                  Agenda nog niet gepubliceerd.
               
Inhoud/achtergrond agendapunt
De Raad zal aan de hand van een (nog te ontvangen) document van het Finse voorzitterschap
                  spreken over het bestrijden van discriminatie in Europa. In het bijzonder zal worden
                  gesproken over mogelijkheden om de besluitvorming over het richtlijnvoorstel gelijke
                  behandeling buiten arbeid.Het richtlijnvoorstel, dat op 2 juli 2008 door de Europese
                  Commissie werd gepubliceerd, schept een kader voor het verbod van discriminatie buiten
                  arbeid. Het vormt daarmee een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire
                  rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd
                  of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Daarnaast
                  gelden voor de gronden «ras» en «geslacht» reeds sinds 2000, respectievelijk 2004
                  gelijkebehandelingsrichtlijnen voor zowel binnen als buiten arbeid. Het onderhavige
                  richtlijnvoorstel wordt daarom beschouwd als het sluitstuk van de EU-gelijkebehandelingswetgeving.
               
Inzet Nederland
Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder
                  het recht op gelijke behandeling. Het Handvest van de grondrechten van de Europese
                  Unie, het Verdrag van de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
                  Europese Unie refereren aan de verplichtingen van de lidstaten en de EU om discriminatie
                  te bestrijden en gelijke behandeling te bevorderen.
               
Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de totstandkoming van een
                  richtlijn op dit gebied en laat dat tijdens de onderhandelingen ook merken. Nederland
                  heeft sinds de ratificatie van het VN-verdrag Handicap (UNCRPD) in 2016 nagenoeg alle
                  onderwerpen van het richtlijnvoorstel al op nationaal niveau geregeld. De Nederlandse
                  inzet is de richtlijn zo veel mogelijk te laten aansluiten op de nationale beleidskeuzen
                  en, daar waar dat niet mogelijk is, het creëren van voldoende ruimte voor lidstaten
                  om eigen afwegingen te maken bij de wijze waarop de verplichtingen uit de richtlijn
                  worden nageleefd en de nakoming van die verplichtingen waar nodig in de tijd te spreiden.
                  Voorts pleit Nederland voor expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer
                  van de richtlijn met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten
                  en de EU, alsmede voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële
                  en administratieve impact.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Specifiek over het richtlijnvoorstel hebben enkele lidstaten bezwaren tegen het voorstel
                  vanwege de subsidiariteit. Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist
                  verloopt het dossier moeizaam. De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander
                  van de richtlijn en heeft de Raad al meermaals opgeroepen voortgang te boeken op dit
                  dossier.
               
Agendapunt: Afstemming van vaardigheden en behoeften van de arbeidsmarkt in de veranderende
                     wereld van werk
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat/ het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde
                  Agenda nog niet gepubliceerd.
               
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Nog niet bekend
Inzet NL
Nederland zal benadrukken dat vaardigheden en onderwijs van cruciaal belang zijn.
                  Het snelle en onvoorspelbare karakter van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vergt
                  een aanzienlijke flexibiliteit van de mensen. Voor werknemers zijn opleidingen en
                  aanpassingsvermogen in de toekomst van cruciaal belang. Als voorbeeld kan Nederland
                  het STAP-budget noemen. Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget voor scholing
                  en ontwikkeling en heeft als doel dat meer mensen zich gaan ontwikkelen tijdens hun
                  loopbaan en dat ze zo beter inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt.4 Naar schatting kunnen ongeveer 200.000 mensen per jaar een persoonlijk ontwikkelingsbudget
                  claimen.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Nog niet bekend
Agendapunt: Conclusies over economy of wellbeing
Doel Raadsbehandeling
Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer NTB
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Economy of wellbeing gaat over de samenhang tussen welzijn en economisch beleid, welke
                     elkaar kunnen versterken. Economische groei verbetert het welzijn van mensen, terwijl
                     welzijn en gezondheid van de bevolking de economische groei en stabiliteit ten goede
                     komen. Het idee van economy of wellbeing is om op een holistische manier naar het
                     fundamentele doel van welzijn van burgers te kijken. In de Raadsconclusies staat benoemd
                     dat om het concept van economy of wellbeing na te streven, geen nieuwe competenties
                     of structuren voor acties op Unie niveau vereist zijn. Wel vereist het een gecoördineerd
                     en verbeterd gebruik door de Unie en haar lidstaten van hun respectieve bevoegdheden
                     en roept het op tot hernieuwde aandacht voor de belangrijkste factoren van welzijn.
                     Omdat economy of wellbeing een zeer breed thema is, stippen de Raadsconclusies verschillende
                     onderwerpen aan.
                  
Zo worden lidstaten onder andere opgeroepen om de arbeidsmarktparticipatie te verbeteren
                     voor mensen die zijn uitgesloten, of het risico lopen te worden uitgesloten, van de
                     arbeidsmarkt door specifieke ondersteuningsmaatregelen beter toe te passen; om systemen
                     voor een levenlang leren te verbeteren; om armoede te blijven bestrijden; en om maatregelen
                     te ontwikkelen en implementeren om dakloosheid aan te pakken.
                  
Inzet NL
Het kabinet kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Op dit moment is er nog geen definitieve tekst beschikbaar. De verwachting is dat
                  de Raadsconclusies acceptabel zullen zijn voor alle lidstaten en waarschijnlijk zonder
                  uitgebreide bespreking worden aangenomen door de Raad. Er is geen rol voor het Europees
                  Parlement.
               
Agendapunt: Conclusies over de toekomst van werk: de Europese Unie bevordert de honderdjarige
                     verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie
Doel Raadsbehandeling
Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer 12614/19
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Dit jaar werd het 100-jarig bestaan van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)
                  gevierd. Dit heeft o.a. een nieuwe verklaring opgeleverd over de «toekomst van werk».
                  Daarin hebben werknemers, werkgevers en regeringen samen hun intenties vastgelegd
                  over fatsoenlijk werk in onze wereldeconomie. De Raadsconclusies draaien om deze verklaring.
                  De Raadsconclusies verwelkomen de verklaring met daarin een mensgerichte aanpak en
                  het feit dat het globale handvatten biedt voor het vormgeven van de toekomst van werk.
                  Daarnaast moedigen de Raadsconclusies lidstaten o.a. aan om hun inspanningen voort
                  te zetten voor wat betreft het ratificeren en toepassen van ILO-verdragen en -protocollen.
                  Ook worden lidstaten aangemoedigd meer inspanningen te leveren om de VN-doelstellingen
                  voor duurzame ontwikkeling met betrekking tot waardig werk te bevorderen, en daarmee
                  een eerlijke, inclusieve en veilige toekomst van werk voor iedereen vorm te geven.
                  Verder worden lidstaten o.a. opgeroepen om maatregelen te nemen om kinderarbeid en
                  dwangarbeid uit te bannen.
               
Inzet NL
Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. De Raadsconclusies stippen voor
                  Nederland belangrijke onderwerpen aan, waaronder het bestrijden van kinderarbeid,
                  en zijn in lijn met eerder overeengekomen teksten in ILO verband.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De Raadsconclusies zullen naar verwachting zonder uitgebreide bespreking worden aangenomen.
                  Er is geen rol voor het Europees Parlement.
               
Kwartaalrapportage: ESF +
Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
                  In de Raad is een gedeeltelijk mandaat bereikt. Nederland kon instemmen met dit gedeeltelijk
                  mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke zaken, zoals een sterke koppeling
                  met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven. Het betreft een gedeeltelijk
                  mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK nog een aantal belangrijke
                  punten worden besproken, zoals bijvoorbeeld de hoogte van het budget en de thematische
                  concentratie van het ESF+. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld.
                  De trilogen zijn nog niet van start gegaan.
               
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
                  In de Raad is een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt. Nederland kon niet instemmen
                  met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat
                  tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten
                  van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw
                  MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In
                  het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van
                  het EGF met het ESF+. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de verhoging
                  van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken. Het Europees Parlement heeft
                  ook haar positie vastgesteld. De trilogen zullen waarschijnlijk dit najaar van start
                  gaan.
               
Kwartaalrapportage: Aanpassing EGF 2014–2020
Voor de huidige EGF periode die loopt tot en met 2020 presenteerde de Europese Commissie
                  op 4 september jl. een voorstel voor aanpassing. De Europese Commissie stelt voor
                  om de doelstelling van het EGF te verbreden zodat ook een no deal Brexit binnen de werkingssfeer van het EGF valt. Naast deze voorgestelde aanpassing,
                  worden door de Commissie geen andere wijzigingen in de huidige EGF-verordening voorgesteld.
                  De aanvraagcriteria blijven hetzelfde en ook het budget (150 miljoen euro per jaar
                  in prijzen 2011) wordt niet aangepast.
               
Zoals vermeld in het BNC-fiche* over dit voorstel beoordeelt Nederland dit voorstel in de context van de Europese
                  voorbereidingen op een no deal Brexit. Nederland kan instemmen met de voorgestelde aanpassing van de EGF-verordening.
                  De Europese Commissie laat op deze manier blijken oog te hebben voor de mogelijk aanzienlijke
                  financiële en economische gevolgen van een no deal voor sommige lidstaten, waaronder Nederland. Het kabinet wenst te benadrukken dat
                  het voorstel niets afdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en (mede-)overheden
                  om zich voor te bereiden op een no deal Brexit. Naar verwachting is er voldoende steun voor het EGF-voorstel van de Commissie
                  in zowel de Raad als het Europees Parlement en zal de besluitvorming snel verlopen.
               
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn
                     is:
                  
• dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste
                           40% van de leden van raden van commissarissen vrouw, dan wel man is;
                        
• dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel
                           gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen; en
                        
• dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria,
                           waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat
                           van het ondervertegenwoordigde geslacht.
                        
Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties
                     opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.
                  
Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken
                  met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van
                  de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele
                  jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is
                  op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel
                  te heroverwegen. Naar verwachting houdt de blokkerende minderheid voorlopig stand.
                  De nieuwe Commissie heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.
               
Besluit verlenging ODA-netwerk
In 2014 is het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA-netwerk)
                  van start gegaan, als opvolger van een informele adviesgroep van hoofden van de ODA’s.
                  Het doel van het netwerk is om innovatie, benchmarking en wederzijds leren op Europees
                  niveau tussen ODA’s te ondersteunen. Het ODA-netwerk biedt een platform om prestaties
                  op Europees niveau te vergelijken, goede praktijken in kaart te brengen en een systeem
                  van wederzijds leren te ontwikkelen. Het moet bovendien de ODA's meer mogelijkheden
                  bieden om bij te dragen aan de ontwikkeling van innovatief, empirisch onderbouwd beleid.
               
Er ligt nu een voorstel om dit netwerk voort te zetten na 2020 en het eerdere besluit
                  uit 2014 te wijzigen, zodat het ODA-netwerk in ieder geval tot aan 2027 zal blijven
                  bestaan. Nederland ondersteunt dit voornemen en zal daarom instemmen met dit besluit.
                  De afgelopen jaren is de toegevoegde waarde van het netwerk aangetoond. Door met name
                  benchlearning, op basis van gestructureerde assessments, kan de dienstverlening van
                  de ODA’s worden verbeterd.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.