Brief regering : Planning uitwerking pensioenakkoord ("roadmap")
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 499
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2019
Bij het debat over het pensioenakkoord op 19 juni jl. (Handelingen II 2018/19, nr.
95, item 10) heb ik toegezegd dat ik u zal informeren over de planning van de uitwerking van
dit akkoord (Kamerstuk 32 043, nr. 457). De uitwerking van alle onderdelen uit het pensioenakkoord vindt plaats onder regie
van de eerder aangekondigde stuurgroep. De stuurgroep bestaat uit het kabinet, werkgevers-
en werknemersorganisaties, en adviserende leden (DNB, de AFM, het CPB, de Pensioenfederatie
en het Verbond van Verzekeraars).
Het pensioenakkoord betreft een totaalpakket aan afspraken, de diverse maatregelen
binnen dit pakket hebben echter verschillende tijdpaden. Ik geef in deze brief een
overzicht van de planning van de volgende onderwerpen:
– de AOW-leeftijd, duurzame inzetbaarheid en «zware beroepen»;
– de uitwerking van de afspraken inzake het tweede pijlerpensioen en de overige pensioenonderwerpen;
– de onderzoeken in het kader van de uitwerking van het pensioenakkoord.
Bijgevoegd is een tabel met een schematische weergave van de planning van de uitwerking
en de informatievoorziening aan uw Kamer1.
AOW-leeftijd
In het pensioenakkoord is het kabinet met de sociale partners overeengekomen dat de
AOW-leeftijd vanaf 2020 in een vertraagd tempo zal stijgen en pas in 2024 op 67 jaar
zal komen. Het wetsvoorstel dat dit regelt is in juli 2019 door het parlement aanvaard
en gepubliceerd in het staatsblad. Na 2024 is de verhoging van de AOW-leeftijd gekoppeld
aan de levensverwachting. Het kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de
stijging van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging
van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Dit betekent dat elk jaar levenswinst
wordt vertaald in gemiddeld 8 maanden langer doorwerken en gemiddeld 4 maanden langer
AOW-pensioen. Deze aangepaste koppeling gaat na 2024 ook gelden voor de pensioenrichtleeftijd,
waardoor ook deze minder snel zal stijgen. Hiertoe moeten de AOW en fiscale wetgeving
gewijzigd worden. De voorbereidingen voor het wetsvoorstel zijn gestart, de Tweede
Kamer zal voor de zomer van 2020 geïnformeerd worden over de voortgang.
Onderzoek uittreden na een aantal dienstjaren
Sociale partners en het kabinet gaan onderzoeken of het mogelijk is om het moment
van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren, bijvoorbeeld
45. Het voornemen is om dit onderzoek in 2020 af te ronden, en uw Kamer vervolgens
over de uitkomsten te informeren.
Duurzame inzetbaarheid en zware beroepen
Het kabinet en sociale partners hebben afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat werkenden
in Nederland gezond naar hun pensioen kunnen toewerken. Dit betreft zowel overgangsmaatregelen
op de korte termijn als structurele maatregelen voor de langere termijn. Voor de overgangsmaatregelen
is als ingangsdatum 1 januari 2021 afgesproken. Wet- en regelgeving zal worden aangepast
om ervoor te zorgen dat de fiscale ruimte wordt vergroot voor verlofsparen en er tijdelijk
(5 jaar) een drempelvrijstelling komt in de RVU-heffing. Tijdens het debat over het
pensioenakkoord heb ik u toegezegd terug te komen op de fiscale behandeling van vervroegde
uittreding. De fiscale behandeling van regelingen voor vervroegde uittreding is afhankelijk
van de vormgeving van de regeling door sociale partners én de individuele omstandigheden
van de vervroegde uittreder. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de vraag of de uitkering
wordt vormgegeven als een uitkering ineens of een periodieke uitkering. Het kan ook
gaan om de vraag of iemand in dienst blijft bij de werkgever en vrijgesteld wordt
van werk, of dat de dienstbetrekking wordt beëindigd. Binnen de gegeven kaders wil
ik graag samen met sociale partners zoeken naar een optimale variant, waarbij natuurlijk
ruimte blijft voor maatwerk. Ik zal u over de hoofdlijnen van de uitwerking informeren
in de voortgangsrapportage. De regering heeft het voornemen het voorstel voor de wetswijziging
voor de zomer van 2020 bij uw Kamer in te dienen.
Daarnaast heeft het kabinet vanaf 2021 4 x 200 miljoen euro gereserveerd voor het
stimuleren van duurzame inzetbaarheid en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren
van regelingen die vrijgesteld zijn van de RVU-heffing. De komende maanden ga ik in
samenspraak met sociale partners een regeling uitwerken voor een verantwoorde inzet
van deze middelen. Ik zal uw kamer in de eerste helft van 2020 informeren over de
vormgeving en voorwaarden van deze regeling, zodat sociale partners op tijd afspraken
kunnen maken in sectoren en bedrijven.
Het uiteindelijke doel van de partijen die het pensioenakkoord hebben gesloten, is
om zo snel mogelijk te komen tot een pakket aan maatregelen dat het werken aan duurzame
inzetbaarheid structureel verankert in bedrijven en in de hoofden van werkenden. Om
dit te bevorderen is in het pensioenakkoord per 2020 structureel 10 miljoen euro beschikbaar
gesteld voor een meerjarig investeringsprogramma voor duurzame inzetbaarheid en leven
lang ontwikkelen. Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2020 informeren over de opzet
van het investeringsprogramma. Met deze inzet op het stimuleren van duurzame inzetbaarheid
beschouw ik de motie2 van het lid Gijs van Dijk (PvdA) als afgedaan.
Uitwerking afspraken inzake het tweede pijlerpensioen en de overige onderwerpen
Vernieuwing tweede pijlerpensioen
In de afgelopen maanden heeft de wijze waarop het pensioenakkoord zal worden uitgewerkt,
een concrete vorm gekregen. De uitwerking wordt aangestuurd door een stuurgroep bestaande
uit het kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze
stuurgroep streeft ernaar om de uitwerking uiterlijk in april 2020 af te ronden. Eind
2019 zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van de uitwerking. Ik streef ernaar
uw Kamer medio 2020 te informeren over de uitkomsten van de uitwerking van het pensioenakkoord.
Ik zal dit doen in de vorm van een notitie waarin de hoofdlijnen van het vernieuwde
pensioenstelsel nader uiteengezet worden. Op basis van deze hoofdlijnennotitie zal
vervolgens een wetsontwerp worden opgesteld. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel begin
2021 bij uw Kamer in te dienen.
Bij de uitwerking worden toezichthouders DNB en AFM, het CPB en pensioenuitvoerders
betrokken. De stuurgroep zal de besluiten die in de uitwerkingsfase worden genomen,
bespreken met een klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van organisaties
van jongeren en ouderen. Daarnaast zal aan een wetenschappelijk beraad worden gevraagd
om periodiek op de uitwerking te reflecteren.
Europeesrechtelijke houdbaarheid
De Europeesrechtelijke houdbaarheid van het nieuwe stelsel als geheel en de nieuwe
contracten in het bijzonder, is essentieel. Bij de Europeesrechtelijke houdbaarheid
draait het in hoofdzaak om drie thema’s:
(1) mededinging, waarop de Nederlandse verplichtstelling een uitzondering is;
(2) gelijke behandeling; en
(3) bescherming van eigendom.
De twee laatstgenoemde thema’s spelen met name een rol bij de overstap op degressieve
pensioenopbouw in combinatie met leeftijdsonafhankelijke premies en het «invaren»
van bestaande pensioenaanspraken en -rechten in een nieuw contract.
Ik zal me er maximaal voor inspannen om vooraf zo veel mogelijk zekerheid te krijgen
over de Europeesrechtelijke houdbaarheid van de verplichtstelling binnen het nieuwe
stelsel. Hiertoe onderneem ik de komende maanden de volgende acties:
– Ik zal op de drie genoemde thema’s een juridische analyse laten maken. Indien dat
nodig blijkt wordt hiervoor onafhankelijke juridische expertise ingewonnen. Deze analyses
worden naar verwachting voor eind 2019 afgerond. In dat geval kan ik u begin 2020
hierover informeren.
– In het najaar van 2019 zullen voorts (vervolg)gesprekken plaatsvinden met vertegenwoordigers
van de Europese Commissie.
– De bovenstaande acties zullen uitmonden in een integrale toets op de Europeesrechtelijke
houdbaarheid van het beoogde nieuwe stelsel en de nieuwe contracten in het bijzonder.
Ik zal uw Kamer in de hoofdlijnennotitie informeren over de uitkomst van de integrale
toets.
Ik ben voornemens om het wetsontwerp dat aan de hand van de resultaten van de uitwerking
van het pensioenakkoord zal worden opgesteld, specifiek voor het thema gelijke behandeling
te laten toetsen door het College voor de Rechten van de Mens. De Europeesrechtelijke
houdbaarheid van het wetsvoorstel wordt vanzelfsprekend ook door de Raad van State
getoetst.
Nabestaandenpensioen
De SER heeft in haar advies «Naar een nieuw pensioenstelsel» gewezen op het feit dat
in beide voorgestelde contracten ook het nabestaandenpensioen dient te worden afgedekt.
Het fiscale kader zal hiertoe ruimte bieden. De default moet zijn dat het nabestaandenpensioen
goed is geregeld. Dit sluit goed aan op de initiatiefnota van de leden Omtzigt en
Bruins inzake het nabestaandenpensioen. Conform het verzoek van de initiatiefnemers
heb ik advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid over de gewenste vormgeving
van het nabestaandenpensioen, teneinde dit mee te nemen bij de uitwerking van het
nieuwe pensioencontract. Momenteel wordt door de Stichting, samen met de Pensioenfederatie
en het Verbond van Verzekeraars constructief en intensief gewerkt aan het advies.
De Stichting verwacht dit advies eind dit jaar op te leveren. U ontvangt de kabinetsreactie
hierop begin 2020.
Aanpak witte vlek
In het pensioenakkoord is afgesproken dat ik de Stichting van de Arbeid vraag om een
aanvalsplan op te stellen met oplossingsrichtingen om de omvang van de witte vlek
te doen afnemen en recente onderzoeken van het CBS naar de witte vlek hierin mee te
nemen3. Inmiddels heb ik contact gehad met de Stichting van de Arbeid. Gezien het belang
dat het kabinet en uw Kamer hechten aan het terugdringen van de witte vlek heb ik
mijn medewerking aan de totstandkoming van het aanvalsplan toegezegd. De werkzaamheden
voor het aanvalsplan gaan binnenkort van start. Conform de wens van uw Kamer zal ik
erop aandringen om concrete doelen op te nemen en om jongerenorganisaties te betrekken
bij het opstellen van het aanvalsplan4. In lijn met de motie van het lid Van Kent (SP) heb ik de Stichting van de Arbeid
gevraagd het aanvalsplan vóór het einde van 2019 te presenteren. De Stichting verwacht
gezien de omvang van het onderzoek echter dat het aanvalsplan begin 2020 klaar zal
zijn.
Pensioenopbouw zelfstandigen
In de kamerbrief over het pensioenakkoord heeft het kabinet aangekondigd te bezien
hoe zelfstandigen, die in één sector of bij één onderneming werkzaam zijn, zich vrijwillig
kunnen aansluiten bij de pensioenregeling in de sector of de onderneming waar zij
werken, ook als zij voordien niet als werknemer hebben deelgenomen. Ook zal het kabinet
bezien hoe zelfstandigen, die in verschillende sectoren werken, zich vrijwillig bij
een pensioenregeling kunnen aansluiten.
In overleg met zelfstandigenorganisaties onderzoekt de pensioensector of en hoe bestaande
mogelijkheden voor auto enrollment, met een opt out mogelijkheid voor zelfstandigen,
kunnen worden gerealiseerd. In de komende maanden zal ik – in overleg met de betrokken
partijen – de verschillende uitvoeringsmodaliteiten bespreken. Ik streef ernaar uw
Kamer in de hoofdlijnennotitie te informeren over de uitkomsten van bovengenoemde
activiteiten.
Bedrag ineens
Elke deelnemer krijgt de keuze om op pensioeningangsdatum maximaal 10 procent van
de waarde van het opgebouwde pensioen op te nemen als een bedrag ineens. Dit sluit
aan bij de ambitie van het kabinet om in het pensioenstelsel meer keuzemogelijkheden
te introduceren. In lijn hiermee is het kabinet gestart met de voorbereiding van een
wetsvoorstel dat dit regelt. In de hoofdlijnenbrief van 27 juni jl. heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de beoogde vormgeving van deze keuzemogelijkheid, waaronder de voorwaarden
die het kabinet aan deze mogelijkheid wenst te verbinden.5 Voor oudedagsvoorzieningen opgebouwd in de derde pijler en pensioenen in eigen beheer
wordt voorgesteld dezelfde keuzemogelijkheid op ingangsdatum aan te bieden. De wetswijziging
waarmee het bedrag ineens mogelijk wordt gemaakt, zal worden gecombineerd met de bovengenoemde
wijzigingen van de fiscale wetten voor de drempelvrijstelling bij de RVU-heffing en
de verruiming van de fiscale ruimte voor verlofsparen.
Het gecombineerde wetsontwerp zal naar verwachting dit najaar voor internetconsultatie
opengesteld kunnen worden. Ik streef ernaar het wetsvoorstel voor de zomer van 2020
in te dienen bij de Tweede Kamer.
Verkenning verdergaande keuzemogelijkheden.
Aanvullend op afspraken met sociale partners om opname van een bedrag ineens op pensioendatum
mogelijk te maken, ben ik voornemens om andere keuzemogelijkheden te verkennen die
op termijn kunnen worden toegevoegd aan het tweede pijler pensioenstelsel.6 Daarbij zal ik gebruik maken van bestaande onderzoeken, bijvoorbeeld van Netspar,
AFM, CPB en de WRR. Door de overstap op leeftijdsonafhankelijke premies in combinatie
met degressieve opbouw wordt meer ruimte geboden voor keuzemogelijkheden, zoals het
inzetten van een deel van de premie voor het aflossen van een hypotheek.
De ervaringen die worden opgedaan bij de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling
kunnen worden gebruikt om te verkennen of de keuze tussen een vaste of variabele pensioenuitkering
ook bij andere pensioencontracten interessant is. Deze evaluatie zal ik binnenkort
aan uw Kamer sturen.
De uitkomst van de verkenning van de keuzemogelijkheid tussen een vaste en een variabele
uitkering wordt meegenomen in de hoofdlijnennotitie.
In een later stadium wil ik – mede aan de hand van de eerste ervaringen met het IMVB-convenant
– een verkenning doen naar mogelijkheden om te kiezen voor een «groener» pensioen.
In overleg met de pensioensector wil ik bezien of pensioenuitvoerders aan hun deelnemers
de keuze kunnen bieden tussen verschillende beleggingsprofielen, waaronder een «groenere»
optie. Daarnaast wil ik de voor- en nadelen verkennen van een verplichting om deelnemers
te raadplegen over de mate van duurzaam beleggen van het pensioenvermogen. Ik streef
ernaar om de uitkomsten hiervan mee te nemen in de hoofdlijnennotitie.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Het kabinet heeft de Stichting van de Arbeid verzocht om in overleg met vertegenwoordigers
van zelfstandigenorganisaties in het begin van 2020 een uitvoerbaar en EMU-saldo neutraal
voorstel uit te werken dat betaalbaar en voor iedereen toegankelijk is.7 Het kabinet streeft ernaar om vóór de zomer van 2020 een voorstel naar uw Kamer te
sturen.
Toegezegde onderzoeken
Onderzoek CPB naar de effecten van het nieuwe stelsel
Ten behoeve van de uitwerking van het pensioenakkoord zal het CPB vervolgonderzoek
verrichten. Hierbij wordt de schokbestendigheid bezien van de contracten die in het
pensioenakkoord zijn beschreven en wordt de hoogte en volatiliteit van de pensioenen
voor verschillende generaties inzichtelijk gemaakt. Het is van belang is dat de effecten
van deze contracten voor verschillende representatieve fondsen in beeld worden gebracht.
Het CPB zal in het vervolgonderzoek ook de vraag meenemen die het lid Omtzigt heeft
gesteld tijdens het plenair debat over het pensioenakkoord op 19 juni jl., te weten
hoe het nieuwe pensioencontract en de verbeterde premieregeling gedurende de afgelopen
40 jaar zouden hebben gepresteerd, uitgaande van een normale beleggingsmix. Hiertoe
worden de effecten van een aantal vooruitkijkende scenario’s berekend. Met deze berekeningen
worden de volatiliteit en schokbestendigheid van de nieuwe contracten in beeld gebracht.
Ik streef ernaar u de uitkomsten van dit onderzoek voor de zomer van 2020 aan te bieden
in de hoofdlijnennotitie over de vernieuwing van het pensioenstelsel.
Uitvoeringskosten
De motie van het lid Omtzigt c.s.8 verzoekt om onafhankelijk extern onderzoek te laten doen naar de uitvoeringskosten
in het oude en nieuwe stelsel en naar waarborgen voor lage kosten in het nieuwe stelsel.
Dit mede naar aanleiding van de kostenstijging bij de pensioenhervorming in Australië.
Het gevraagde onderzoek is inmiddels van start gegaan. Ik doe mijn best om te voldoen
aan het verzoek om de resultaten nog eind dit jaar aan uw Kamer te sturen, maar ik
sluit niet uit dat ik u begin 2020 pas over de resultaten kan informeren.
De consequenties van een structureel lage rente
Tijdens het debat over het pensioenakkoord heeft het lid Omtzigt ook gevraagd te bezien
wat de consequenties zijn van een langdurig lage rente voor een kapitaalgedekt pensioenstelsel.
Hij verzocht bij die beschouwing niet alleen het huidige stelsel te bezien, met de
uitkeringsovereenkomst als dominant pensioencontract, maar ook het met het pensioenakkoord
beoogde nieuwe stelsel.
In het verlengde hiervan verzoekt de motie van het lid Slootweg c.s. mij om te laten
onderzoeken of een kapitaal gedekt pensioenstelsel houdbaar is als de rentecurve (tot
tien jaar) langere tijd op 0% of daaronder ligt9. Daarnaast verzoekt de motie om experts te vragen hoe pensioenen gefinancierd moeten
worden bij een negatieve rente, of nul, en wat dat voor het toezicht betekent.
Ik merk hierbij op dat het van belang is om bij het vraagstuk van de lage rente onderscheid
te maken tussen enerzijds de consequenties van een lage rente-omgeving voor het nieuwe
pensioencontract en de verbeterde premieregeling en anderzijds een fundamentelere
vraag over consequenties van een structureel lage rente voor een kapitaalgedekt pensioenstelsel.
De eerste vraag is onderdeel van de uitwerking van het pensioenakkoord; deze wordt
meegenomen in het hierboven genoemde vervolgonderzoek van het CPB.
Met betrekking tot de tweede vraag wil ik een meer fundamentele analyse van de consequenties
van een langdurige lage rente op langere termijn en in verschillende scenario’s laten
uitvoeren. Ik ben in gesprek met het CPB over de vraag of zij dit fundamentelere onderzoek
kunnen uitvoeren. Ik streef ernaar u voor de zomer van 2020 over de uitkomsten hiervan
te informeren.
Financiële positie pensioenfondsen
Tot slot wil ik u met deze brief informeren over het voorgenomen overleg met de pensioensector
over de zorgelijke financiële situatie van pensioenfondsen. In het debat over de dreigende
kortingen op pensioenen op 5 september jl. hebben wij uitvoerig over deze problematiek
gesproken. Mijn voornemen is om de gevolgen van de zorgelijke financiële situatie
voor de pensioenuitkeringen, de nieuwe pensioenopbouw en de pensioenpremies met de
pensioensector te bespreken in een apart traject, los van de stuurgroep voor de uitwerking
van het pensioenakkoord. Naar aanleiding van de motie van het lid Gijs van Dijk c.s.
worden hierbij ook de handelingsperspectieven voor pensioenfondsen in het kader van
hun zorgelijke financiële situatie besproken10.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid