Brief regering : Toegankelijkheid van de acute zorg
29 247 Acute zorg
Nr. 291
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2019
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft mij recent per brief geïnformeerd over het
onderzoek dat hij de afgelopen periode heeft gedaan naar de toegankelijkheid van de
acute zorg, meer specifiek: de zorg die op ziekenhuisafdelingen voor spoedeisende
hulp (SEH’s) wordt verleend en de 15 minuten-norm voor de ambulancezorg. Hierbij stuur
ik u de brief van de NZa over dit onderzoek toe1.
Ik heb de afgelopen periode bij verschillende gelegenheden met uw Kamer gesproken
over SEH-stops. De berichtgeving over SEH-stops in de media en vragen over dit onderwerp
vanuit uw Kamer, inzake:
– de motie van het lid Van den Berg over time-outs in ziekenhuizen;2
– signalen over de toename van SEH-stops in de regio Amsterdam;3 en
– schriftelijke vragen van het lid Van den Berg4
vormen mede aanleiding voor dit onderzoek van de NZa naar de toegankelijkheid van
SEH-zorg.
In de brief concludeert de NZa dat de acute zorg voldoende toegankelijk is. De SEH’s
in de 4 regio’s die consequent stops registreren zijn gemiddeld in 97% van de tijd
beschikbaar en de responstijd van ambulances is vergelijkbaar met vorig jaar.
Omdat (zoals de NZa heeft geconstateerd in de monitor acute zorg)5 de druk in de acute zorg de komende jaren blijft toenemen, vindt de NZa het echter
noodzakelijk om de ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen en zorgverzekeraars
aan te spreken op hun zorgplicht waar dat nodig is. In dit kader zal de NZa de zorgverzekeraars
de komende periode bevragen over de manier waarop zij invulling geven aan hun zorgplicht
op het gebied van de acute zorg. Een deel van deze informatie valt uiteraard binnen
de grenzen van de zogenaamde «toezichtvertrouwelijkheid», maar ik zal in overleg met
de NZa bekijken welke informatie over dit nadere onderzoek op welk moment met uw Kamer
kan worden gedeeld; bijvoorbeeld in de nieuwe monitor acute zorg die in 2020 verschijnt.
SEH-stops
Met betrekking tot de stops op de SEH’s merk ik graag het volgende op.
Een stop is een signaal aan de ambulancedienst dat het tijdelijk erg druk is op de betreffende afdeling en dat het beter is om naar een ander ziekenhuis
te rijden dat wat verder weg ligt. In alle regio’s is afgesproken dat patiënten in
levensbedreigende situaties in geval van een stop op de SEH toch altijd terecht kunnen
bij de meest geschikte SEH.
De zorg op SEH’s kenmerkt zich door pieken en dalen in de drukte. De pieken zijn voor
een belangrijk deel voorspelbaar, maar voor een deel ook niet. Dat zal altijd zo blijven.
Met stops kan een SEH de zorgvraag op die piekmomenten reguleren, om ervoor te zorgen
dat de patiënten die op de SEH komen tijdig de juiste zorg kunnen krijgen. Dit komt
de patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg ten goede.
Voor de kwaliteit van zorg is het ook belangrijk dat het personeel op een SEH voldoende
werkervaring kan opdoen en voldoende uitdaging vindt in zijn werk. Daarnaast wil je
als ziekenhuis de zorg ook doelmatig organiseren. Ook dat zijn redenen waarom er altijd
(onverwachte) piekmomenten op een SEH zullen zijn, waarop er maatregelen moeten worden
genomen om ervoor te zorgen dat een ziekenhuis de patiënten die op de SEH zijn tijdig
de juiste zorg kan verlenen. Stops zijn daar een belangrijk instrument voor.
Het aantal stops zegt echter ook iets over de druk op de acute zorgafdelingen. Daarom
ben ik blij dat de NZa de afgelopen periode onderzoek heeft gedaan naar de stops op
de SEH’s in de periode 2018 – begin 2019, in relatie tot de toegankelijkheid van de
SEH-zorg en de zorgplicht van de zorgverzekeraars.
In zijn onderzoek heeft de NZa de data geanalyseerd van vier ROAZ-regio’s (ROAZ =
Regionaal Overleg Acute Zorgketen) die consequent stops registreren: de regio’s Noord-Holland
/ Flevoland, Noordwest-Nederland, Midden-Nederland en West-Nederland. De NZa geeft
aan dat de SEH’s in de vier onderzochte regio’s in de periode 2018 – begin 20196 in gemiddeld 97% van de tijd toegankelijk waren. Daarmee doelt de NZa overigens op
de tijd waarin er geen SEH-stop was; zoals ik heb aangegeven kunnen patiënten in levensbedreigende
situaties altijd bij de meest geschikte SEH terecht.
De NZa besteedt specifiek aandacht aan de situatie in Amsterdam. De NZa constateert
onder meer dat de SEH’s in Amsterdam in de periode 2018 – begin 2019 in gemiddeld
93,9% van de tijd geen stop hadden. Ook constateert de NZa dat het in hooguit 7% van
de tijd is voorgekomen dat er in Amsterdam 2 of meer SEH-stops tegelijkertijd waren.
Daarbij geeft de NZa aan dat er binnen de ROAZen afspraken zijn gemaakt over wanneer
er een SEH-stop mag worden afgegeven (bijvoorbeeld alleen als er op dat moment voldoende
capaciteit in de regio beschikbaar is).
De NZa heeft mij in aanvulling op de bijgevoegde brief laten weten dat het in de onderzochte
periode niet is voorgekomen dat alle SEH’s in Amsterdam op hetzelfde moment dicht
waren. In de meeste gevallen waren minimaal vier, maar meestal vijf van de SEH’s in
Amsterdam7 tegelijkertijd toegankelijk.
De NZa kan met de beschikbare data overigens niet vaststellen of er een relatie bestaat
tussen de sluiting van de SEH van het MC Slotervaart in oktober 2018, en de toename
van het aantal SEH-stops in Amsterdam. Wel heeft de NZa mij laten weten dat in de
onderzochte periode, ondanks de sluiting van de SEH van MC Slotervaart, de totale
SEH-capaciteit is toegenomen.
Tijdens het AO stand van zaken ziekenhuisfaillissementen op 25 april jl. heeft uw
Kamer tevens gevraagd naar informatie over het aantal SEH-stops in de regio rondom
Lelystad, na sluiting van de SEH van het MC Zuiderzeeziekenhuis (locatie Lelystad
van de MC IJsselmeerziekenhuizen).8 Zoals ik in mijn brief van 3 juli 20199 heb aangegeven, werd deze informatie door de Toekomstverkenner Flevoland in kaart
gebracht. Op 12 juli 2019 heb ik u het rapport «Toekomstverkenning zorg in Flevoland»
toegestuurd.10 In dit rapport geeft de toekomstverkenner aan dat, als gevolg van de sluiting van
de SEH in het voormalig MC Zuiderzee, de instroom van patiënten op de SEH’s in andere
ziekenhuizen in de regio is toegenomen, en dat deze groei op dat moment het meest
evident was Harderwijk en Almere. In Harderwijk zijn er meer SEH-stops gerapporteerd,
maar de beschikbaarheid van deze SEH is nog steeds hoog (afgaande op de diagrammen
in het rapport van de toekomstverkenner, is deze SEH nog steeds tussen de 97 en 100%
van de tijd beschikbaar).11 In de andere ziekenhuizen in de regio is de beschikbaarheid van de SEH’s – door adequate
opschaling – conform de situatie vóór het faillissement. De toekomstverkenner meldt
dat de Antonius zorggroep in Sneek en het Tjongerschans in Heerenveen géén evidente
toename van het aantal SEH-stops meldden, en dat de SEH van het Isala tot op dat moment
nog nooit een stop had gekend en ambieerde dit in de toekomst zo te houden. Omdat
de werkdruk wel is toegenomen en het belangrijk is om de acute zorg veilig en toekomstbestendig
in te richten, is besloten tot monitoring van de patiëntenstromen naar de SEH’s om
een helder beeld te krijgen van de verdeling van patiënten over de verschillende ziekenhuizen
in de regio, zodat investeringen in onder andere personeel goed onderbouwd kunnen
worden. De toekomstverkenner is van mening dat deze monitoring nog tot tenminste juli
2020 moet worden voortgezet en een onderdeel moet zijn van het reguliere gesprek tussen
de ketenpartners in de acute zorg en het lokaal bestuur. Ik heb regelmatig overleg
met betrokkenen en volg ook deze ontwikkeling.
Zoals ik reeds heb aangegeven zal de NZa de komende periode in gesprek gaan met zorgverzekeraars
over de toegankelijkheid van de acute zorg en de manier waarop zij invulling geven
aan hun zorgplicht met betrekking tot de acute zorg. Dit nadere onderzoek zal betrekking
hebben op heel Nederland, waaronder ook de regio Amsterdam.
Responstijden ambulancezorg
Met betrekking tot de responstijden van de ambulancezorg merk ik graag het volgende
op.
De NZa geeft aan dat zij de afgelopen jaren intensief toezicht heeft gehouden op de
wijze waarop de zorgverzekeraars invulling geven aan hun zorgplicht met betrekking
tot de ambulancezorg. In 2018 is de NZa gestart met een gedifferentieerde toezichtaanpak
op de wijze waarop zorgverzekeraars invulling geven aan hun zorgplicht ten aanzien
van de ambulancezorg in de regio's waarin zij verantwoordelijk zijn. Afhankelijk van
de geleverde prestaties en de kwaliteit van de verbeterplannen zijn de 21 RAV-regio’s
(RAV = Regionale Ambulance Voorziening) die de 15 minuten-norm destijds niet haalden,
ingedeeld in A-, B- en C-regio’s. De plannen van de A-regio’s boden vertrouwen en
toonden een stijgende lijn naar een responstijdpercentage van 95%; dit vertrouwen
boden de B-regio’s niet, en de situatie van de C-regio’s was ronduit zorgelijk.
De NZa constateert nu dat de zorgverzekeraars ervan zijn doordrongen dat het halen
van de responstijd onderdeel is van hun zorgplicht en dat hierover ook afspraken worden
gemaakt met de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAVen), maar dat deze inspanningen
er nog niet toe leiden dat de norm voor de responstijd in meer regio’s wordt gehaald
of de gemiddelde responstijd verbetert. In een deel van de regio’s is een verbetering
te zien, maar in andere regio’s neemt het percentage ritten dat binnen 15 minuten
ter plaatse is af. De oorzaken hiervan zijn divers, verschillen per regio en zijn
niet allemaal even eenvoudig of op korte termijn op te lossen door zorgverzekeraars
(noch bestuurders van RAVen). Goede samenwerking in de keten is van cruciaal belang,
aldus de NZa.
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 29 maart jl.12 heb aangegeven wil ik stap voor stap verbetering blijven zien van de responstijden.
Daarom vind ik het jammer om nu te constateren dat de tienden van procenten vooruitgang
niet doorzetten. De NZa geeft aan dat het komend jaar verder wordt ingezet op een
toezichtaanpak, gedifferentieerd per regio. Uit de bevindingen van de NZa blijkt dat
het halen van de 15 minutennorm wordt beïnvloed door diverse factoren die niet alleen
binnen de RAV liggen maar ook extern. Het is van groot belang dat partijen zich gezamenlijk
blijven inspannen om te komen tot blijvende verbeteringen. Daarbij vind ik het goed
om, net zoals de NZa, te benadrukken dat tijdigheid weliswaar van belang is maar nadrukkelijk
één aspect dat niet per se iets zegt over de kwaliteit van de geleverde zorg.
De C-regio’s, waar de prestaties op dit moment ver onder de norm liggen, verdienen
extra aandacht. Ik vind het belangrijk dat er aanvullend toezicht komt op deze regio’s.
De NZa en de IGJ stellen een plan op voor een gezamenlijke aanpak om te waarborgen
dat inspanningen om de normen te halen ook de patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg
dienen. Het uiteindelijke doel is te komen tot een blijvende verbetering van de ambulancezorg.
Het actieplan ambulancezorg13 streeft deze verbetering na en bevat maatregelen die moeten leiden tot het verbeteren
van de responstijden voor spoedeisende ambulancezorg, betere samenwerking in de hele
keten van de acute zorg en effectievere inzet van ambulancezorg. Samen met AZN en
ZN zet ik hier volop op in.14
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg