Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Sneller over de brief van Triodos over Nederlandse inzet ten aanzien van de taxonomie
32 013 Toekomst financiële sector
Nr. 221
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2019
Op 3 juli jl. heeft het lid Sneller (D66) tijdens het Algemeen Overleg Ecofin (Kamerstuk
21 501-07, nr. 1620) mij gevraagd om in te gaan op de brief van Triodos Bank over de inzet van Nederland
ten aanzien van het voorstel voor een verordening betreffende de totstandbrenging
van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen (hierna de «taxonomie»).
Over de Nederlandse inzet ten aanzien van dit voorstel bent u via een BNC-fiche geïnformeerd.1 Het Europees Parlement (EP) heeft haar positie ten aanzien van dit voorstel op 28 maart
2019 aangenomen. Op 25 september 2019 heeft de Raad in Coreper ingestemd met een door
het Finse voorzitterschap voorgelegde compromistekst voor de gemeenschappelijke positie
van de Raad. Daarmee kunnen de trilogen tussen de Raad en het EP starten. De compromistekst
van het voorzitterschap sluit in voldoende mate aan bij de inzet van Nederland. Op
onderdelen verhoudt de meer ambitieuze positie van het EP zich nog beter met de Nederlandse
inzet dan de positie van de Raad. Nederland zal zich tijdens de triloogfase dan ook
in blijven spannen om de definitieve wetstekst waar mogelijk verder in lijn te brengen
met de Nederlandse inzet.
Achtergrond bij het voorstel
Het doel van de taxonomie is om een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen om te bepalen
wanneer een investering kwalificeert als «duurzaam». De Europese Commissie verwacht
dat hierdoor private investeringen in duurzame economische activiteiten verder worden
bevorderd. De verordening creëert het raamwerk voor de taxonomie. Onderdeel van dit
raamwerk is het voorstel tot het oprichten van een platform voor duurzame financiering.
Dit platform moet in kaart brengen aan welke criteria economische activiteiten moeten
voldoen om beschouwd te kunnen worden als duurzaam.2 De Commissie zelf legt deze criteria vervolgens vast in gedelegeerde handelingen,
die volgens de gebruikelijke procedure door de Raad en het EP moeten worden goedgekeurd.
Het raamwerk bevat zes milieudoelstellingen: 1) mitigatie van klimaatverandering;
2) adaptatie aan klimaatverandering; 3) duurzaam gebruik en bescherming van water
en mariene hulpbronnen; 4) transitie naar een circulaire economie, afvalpreventie
en recycling; 5) preventie en beheersing van verontreiniging; 6) bescherming van gezonde
ecosystemen. Het voorstel vereist dat een duurzame economische activiteit minimaal
een substantiële bijdrage dient te leveren aan één van de zes milieudoelstellingen
en geen van de andere vijf milieudoelstellingen aanzienlijk schaadt.
Een belangrijk onderdeel van het voorstel is de plicht tot het verstrekken van informatie
aan klanten. Financiële instellingen die een product als «ecologisch duurzaam» aanbieden,
moeten hun klanten informeren over hoe de onderliggende investeringen in het product
zich verhouden tot de taxonomie. Onder de reikwijdte van het voorstel vallen bepaalde
deelnemers aan de financiële markten3 die beleggingsproducten aanbieden aan met name institutionele beleggers en retailklanten.
Daarnaast geldt dat lidstaten de taxonomie moeten toepassen wanneer zij zelf eisen
stellen aan marktpartijen op dit vlak, bijvoorbeeld wanneer lidstaten een nationaal
label hebben voor duurzame investeringen.
Nederlandse inzet in de onderhandeling
Zoals ook is verwoord in het BNC-fiche en in mijn verkenning van de markt voor groene
financiering steunt het kabinet de totstandkoming van de taxonomie.4 Het kabinet deelt de mening van de Commissie dat een gemeenschappelijke taal noodzakelijk
is over wat duurzaam is, en dat het gezien het grensoverschrijdende karakter van financiële
markten van belang is dat dit op Europees vlak gebeurt. Dit past ook bij mijn inzet
om groenere financiële markten te bevorderen. In lijn met het fiche zet Nederland
er tijdens de onderhandelingen op in dat de taxonomie ambitieus wordt vormgegeven.
Nederland heeft daarbij de volgende aandachtspunten:
1. Brede definitie van duurzaamheid. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen de noodzaak benadrukt, dat een brede
definitie van duurzaamheid wordt gehanteerd. Economische activiteiten die als duurzaam
worden aangemerkt, dienen geen aanzienlijke negatieve impact te hebben op andere milieudoelstellingen.
Een deel van de Raad is juist van mening dat ook activiteiten die een substantiële
bijdrage leveren aan één milieudoelstelling, maar een aanzienlijke schade hebben op
een andere milieudoelstelling, als duurzaam mogen worden aangemerkt. Mede dankzij
de inzet van Nederland zijn deze criteria in het Raadsakkoord gehandhaafd. In die
context bepleit Nederland dat duurzame activiteiten dienen te voldoen aan de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human
Rights (UNGP’s). Ook hiervoor zijn passages opgenomen in het Raadsakkoord.
2. Objectiviteit. Nederland heeft er in de Raad op ingezet dat de taxonomie zoveel mogelijk dient te
worden gebaseerd op objectieve wetenschappelijke criteria, en technologie-neutraal5 te zijn. De taxonomie dient mee te bewegen met de meest recente wetenschappelijke
en technologische ontwikkelingen.
3. Betrokkenheid van lidstaten. Nederland heeft zich er steeds voor ingezet dat een juiste balans wordt gezocht tussen
delegatie aan de Commissie enerzijds en voldoende betrokkenheid van lidstaten anderzijds.
Nederland ziet omwille van het ambitieniveau van de taxonomie, de vereiste specifieke
kennis en de doorlooptijd van de besluitvorming voordelen van het betrekken van technische
experts om objectieve criteria te ontwikkelen en van besluitvorming middels gedelegeerde
handelingen. Daarbij is het van belang dat nationale experts op reguliere basis worden
betrokken. In het Raadsakkoord is een balans gevonden waar volgens Nederland recht
mee gedaan wordt aan de uiteenlopende standpunten in de Raad. Mogelijk wordt de definitieve
wetstekst in de triloogfase op elementen nog verder in lijn gebracht met de Nederlandse
inzet.
4. Snelle inwerkingtreding. Nederland heeft de inzet van de Commissie ondersteund dat het, gezien de urgentie
van de klimaatproblematiek, wenselijk is dat de taxonomie voor klimaatmitigatie en
-adaptatie beschikbaar komt voordat de taxonomie voor alle overige milieudoelstellingen
is uitgewerkt. In het Raadsakkoord is geregeld dat de taxonomie voor alle milieudoelstellingen
tegelijkertijd in werking zullen treden. Nederland zal tijdens de trilogen inzetten
op een zo snel mogelijke implementatie van de taxonomie, waarbij prioriteit wordt
gegeven aan de klimaatmitigatie en -adaptatie.
5. Beperken van administratieve lasten. Nederland heeft de balans tussen de administratieve lasten en de te verwachten effecten
van de taxonomie steeds voor ogen gehouden. Daarbij is van belang dat het raamwerk
voor de taxonomie lastenluw en proportioneel wordt. In het Raadsakkoord is geregeld
dat het voorstel voor de taxonomie zoveel mogelijk aansluit bij de informatieverplichtingen
die zijn opgenomen in de verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid
in de financiële dienstensector. Dit zal ook een aandachtspunt voor Nederland blijven
tijdens de trilogen.
6. Geen beperking beleidsvrijheid ten aanzien van de groenregeling. De Nederlandse inzet was er bij de behandeling in de Raad op gericht om al op voorhand
effecten op de Nederlandse beleidsvrijheid in de groenregeling uit te sluiten, door
een uitzondering te maken voor fiscale regelingen van de voornoemde verplichting voor
lidstaten in het voorstel. Het Raadsakkoord kent een dergelijke uitzondering. Nederland
zal hier tijdens de trilogen aandacht voor blijven vragen.
Positie Nederland ten aanzien van aandachtspunten van Triodos
Triodos vraagt in haar brief aandacht voor drie specifieke elementen uit het voorstel
van de Commissie. Ten eerste gaat Triodos in op de reikwijdte van de informatieverplichting.
Triodos schrijft dat er een extra informatieverplichting komt voor actoren die in
duurzame activiteiten investeren. Triodos stelt dat de informatieverplichting verbreed
dient te worden zodat ook actoren die in niet-duurzame activiteiten investeren zich
dienen te verantwoorden.
Het doel van het voorstel is om groenwassen tegen te gaan. Kopers van groene financiële
producten moeten er zeker van kunnen zijn dat de activa die met een groen financieel
product gefinancierd worden ook daadwerkelijk duurzaam zijn. Met de zekerheid die
hiermee gepaard gaat, wordt het aantrekkelijker voor klanten om duurzame producten
aan te schaffen. Ik verwacht dat het voorstel hiermee de markt voor duurzame financiering
zal bevorderen. Bij beleggingsproducten die niet als duurzaam worden aangeboden, speelt
het risico op groenwassen niet. Vanuit de proportionaliteit ten aanzien van de administratieve
lasten volgt dan logischerwijs dat bij niet-duurzame producten er niet aan deze informatieverplichting
te hoeft worden voldaan. Ik kan me daarom vinden in de door de Commissie voorgestelde
reikwijdte van de verordening. Tegelijkertijd zie ik deze verordening als een eerste
stap in een groter raamwerk. Ik vind het wenselijk dat de taxonomie in de toekomst
breder wordt toegepast. Dit is ook de intentie van de Commissie. Zo werkt de Commissie
op dit moment een standaard voor groene obligaties uit, die gebaseerd is op de taxonomie.
Zoals ik heb aangegeven in het BNC-fiche, vind ik het belangrijk dat de rapportagelasten
van dit voorstel proportioneel zijn ten opzichte van het beoogde achterliggende doel.
Ik verwacht dat het voorstel administratieve lasten met zich meebrengt voor aanbieders
van duurzame financiële producten, maar dat deze op termijn zullen afnemen. Ik heb
zelfs de hoop dat de administratieve lasten van aanbieders van duurzame producten
op termijn juist lager zullen worden als gevolg van dit voorstel, omdat één gemeenschappelijke
taal de communicatie in de financiële sector over duurzaamheid eenduidiger maakt.
Ook verwacht ik dat juist partijen die kunnen bogen op veel ervaring met het aanbieden
van duurzame financiële producten, gemakkelijker aan de vereisten kunnen voldoen.
Daarnaast wil ik er op wijzen dat dit voorstel onderdeel is van een breder Actieplan
voor duurzame financiering. Op grond van de verordening betreffende
informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector dienen financiële instellingen, of ze nu producten als «duurzaam» aanbieden of niet,
transparant te zijn over in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn geïntegreerd in hun
beleggingsbeleid en beleggingsadvies. Daarnaast dient de financiële instelling in
de precontractuele informatie over een beleggingsproduct op te nemen in hoeverre bij
beleggingsbeslissingen rekening wordt gehouden met duurzaamheidsrisico’s en de impact
van duurzaamheidsrisico’s op het rendement van het beleggingsproduct.6 Indien een beleggingsproduct wordt aangeboden als een «duurzaam financieel product»
dan dient in de precontractuele informatie te worden aangegeven hoe de impact op het
klimaat wordt verminderd. Ik zet me er voor in dat de informatieverplichting ten aanzien
van de taxonomie een invulling van (in plaats van «aanvullend op») de verordening
informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector wordt. Hiermee verwacht ik de additionele administratieve lasten van de taxonomie-verordening
te beperken.
Ten tweede pleit Triodos er voor dat er ook een definitie van «niet-duurzame» investeringen
dient te komen. Zoals ik in mijn verkenning voor de markt voor groene financiering
schrijf, staat de wereld voor een grote transitie naar een groene economie. De grootste
uitstoters zullen de grootste bijdrage aan de opgave moeten leveren. Binnen de onderhandelingen
voor het raamwerk is de Nederlandse inzet om de financiële sector zo snel mogelijk
duidelijkheid te geven in welke economische activiteiten investeringen nodig zijn.
Dat laat onverlet dat ik van mening ben dat financiële instellingen inzicht dienen
te krijgen in de klimaatimpact van hun financieringen en beleggingen. Hier worden
in Nederland stappen toe gezet met het commitment van de sector aan het klimaatakkoord.
Zoals aangegeven in de verkenning zal ik er ook in Europees en internationaal verband
op inzetten dat hier verder aan wordt gewerkt. Triodos verwijst in haar brief ook
naar de positie van het EP ten aanzien van het voorstel. Het EP neemt de positie in
dat de Commissie drie jaar na inwerkingtreding met een impactanalyse dient te komen
waarin wordt gekeken of de taxonomie kan worden verbreed naar activiteiten die een
negatieve milieu-impact hebben. In aansluiting op het Nederlandse commitment, is dit
een benadering die op steun van Nederland kan rekenen in de triloogfase.
Daarnaast wil ik benadrukken dat Nederland zich er voor inzet dat economische activiteiten
die als duurzaam worden aangemerkt geen aanzienlijke schade mogen veroorzaken aan
andere milieudoelstellingen. Dit is door de inzet van Nederland ook onderdeel gebleven
van het Raadsakkoord. Daarmee is er wat Nederland betreft ook aandacht voor eventuele
niet-duurzame aspecten van investeringen. Het feit dat sommige activiteiten geen onderdeel
zullen worden van de taxonomie impliceert juist ook dat deze activiteiten geen positieve
bijdrage leveren aan milieudoelstellingen. Spelers op de financiële markten kunnen
deze informatie gebruiken in hun beleggingsbeleid. Ik verwacht dat beleggers hier
in toenemende mate ook naar zullen gaan vragen.
Ten derde spreekt Triodos de wens uit dat de taxonomie zoveel mogelijk aansluit bij
bestaande rapportage-logica. Hierbij verwijst Triodos expliciet naar de NACE-systematiek.7 De Commissie stelt in haar voorstel dat het platform bestaande Uniesystemen voor
statistische classificatie als basis dient te gebruiken voor de indeling van economische
activiteiten.
De technische expert groep (TEG) van de Commissie, die anticiperend op wetgeving en
in afwachting van het platform reeds een eerste voorstel voor de taxonomie heeft gemaakt,
heeft daarbij de NACE-systematiek als basis gebruikt. De TEG geeft aan dit te hebben
gedaan, omdat deze systematiek reeds door financiële instellingen en Eurostat wordt
toegepast. De TEG heeft in haar eerste rapportage opgemerkt dat de NACE-systematiek
in sommige gevallen geschikt is om locatie of context specifieke aspecten mee te nemen.
Hierbij kan met name gedacht worden aan activiteiten die bijdragen aan klimaatadaptatie
(zoals de aanleg van dijken). In andere gevallen is de NACE volgens de TEG niet granulair
genoeg om de daadwerkelijke duurzaamheidsimpact vast te stellen.
Ik ben van mening dat het wenselijk is dat de taxonomie zoveel mogelijk aansluit bij
bestaande praktijken. Wel dient daarbij het achterliggende doel van de taxonomie leidend
te zijn, en niet de toegepaste (statistische) classificatiemethode. Mijn verwachting
is dat marktpartijen in de toekomst hun systemen hierop zullen aanpassen, en het voorstel
biedt de markt hier ook de tijd voor. Overigens hebben marktpartijen de gelegenheid
om op het eerste rapport van de technische expertgroep te reageren, en eventuele zorgen
over de gebruikte classificatiemethode bij bepaalde economische activiteiten aan te
kaarten.
Tot slot
Ik ben van mening dat de taxonomie een belangrijke bijdrage kan leveren aan een meer
eenduidig begrip van duurzaamheid in financiële markten en daarmee ook investeringen
kan bevorderen. Tijdens de aankomende triloogfase zal Nederland zich dan ook in blijven
spannen om de definitieve wetstekst verder in lijn te brengen met de Nederlandse inzet.
Waar dat past bij de Nederlandse inzet zal Nederland in de Raad aandringen op het
overnemen van elementen uit de EP-tekst om de transitie naar een groenere en duurzamere
economie te bevorderen.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën