Brief regering : Instandhouding Rijksinfrastructuur
35 300 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2019
Met onze brief «Ontwikkelingen instandhouding Rijksinfrastructuur» van 28 mei jl.
(Kamerstuk 35 000 A, nr. 98) hebben wij u uitgebreid geïnformeerd over de ontwikkelingen in de instandhouding
van onze infrastructuur. Daarbij hebben wij aangegeven, dat als gevolg van deze ontwikkelingen
in ons beeld een steeds groter deel van de ruimte in het Infrastructuurfonds zal moeten
worden besteed aan instandhouding. Dat heeft te maken met veroudering van het areaal,
intensiever gebruik, aandacht voor duurzaamheid, toenemende eisen aan ICT, wijzigingen
in wet- en regelgeving en veranderende marktomstandigheden. Daarnaast zien we dat
de vervanging- en renovatieopgave voor alle netwerken fors groeit. In de brief kondigden
wij aan dit beeld te gaan verscherpen door externe audits te laten uitvoeren op de
Object beheerregimes en het VenR-prognoserapport van RWS en op de BOV-reeksen van
ProRail. Hiermee kunnen we u medio 2020 informeren over de langjarige instandhoudingsbehoefte.
Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 4 juni jl. (Kamerstuk 29 385, nr. 101), hebben wij in de Ontwerpbegroting 2020 reeds concrete maatregelen opgenomen die
zijn gericht op het beperken van de groei van het uitgesteld onderhoud en tevens op
het borgen van voldoende budget voor onderhoud in de komende periode. Deze brief biedt
een overzicht van deze maatregelen: een gerichte onderhoudsimpuls, extra budget voor
instandhouding en verhoogde risicoreserveringen. Daarnaast gaan we in op de personeelscapaciteit
van RWS.
Impuls uitgesteld onderhoud
In het jaarverslag van het Infrastructuurfonds (Kamerstuk 34 725 A, nr. 1) en het Deltafonds (Kamerstuk 34 725 J, nr. 1) over 2018 werd gerapporteerd dat het volume aan uitgesteld onderhoud op de RWS-netwerken
in de afgelopen jaren verder is opgelopen. Het gaat hier om onderhoud dat in een later
jaar zal worden uitgevoerd, terwijl de assets nadrukkelijk wel blijven voldoen aan
de veiligheidsnormen en prestatieafspraken. De toename van het uitgesteld onderhoud
leidt tot een vergrote kans op storingen en heeft ook negatieve gevolgen voor de doelmatigheid
van het onderhoud.
In bovengenoemde brief hebben wij uiteengezet dat uitgesteld onderhoud om diverse
redenen ontstaat. Naar schatting een kwart van het uitgesteld onderhoud bij RWS is
gepland, vanwege de mogelijkheid om dit te combineren met andere werkzaamheden. Het
grootste deel van het uitgesteld onderhoud is echter ongepland; het ontstaat als gevolg
van onvoorziene gebeurtenissen die met voorrang moeten worden opgepakt, extra maatregelen
die moeten worden ingepast, tegenvallers bij aanbestedingen en dergelijke.
De ontwikkeling van het volume aan uitgesteld onderhoud zal worden meegenomen bij
het bredere vraagstuk van de toekomstige opgave voor instandhouding van de Rijksinfrastructuur.
Daarbij gaat het om de instandhouding van zowel de RWS-netwerken als het spoornetwerk.
Van het uitgesteld onderhoud bij ProRail vindt nog een nadere duiding plaats, zodat
ook voor spoor eventueel benodigde maatregelen kunnen worden verwerkt in het onderhoudsprogramma.
Vooruitlopend hierop zorgen we voor de korte termijn voor een gerichte onderhoudsimpuls:
RWS gaat extra onderhoudsprojecten uitvoeren voor een totaalbedrag van circa € 100
miljoen. Het gaat vooral om extra onderhoud aan het hoofdvaarwegennet, aangevuld met
onderhoud aan de veerinrichtingen Waddenzee (hoofdwegennet). Zie de bijlage voor een
overzicht van de achttien concrete projecten1.
Bij de samenstelling van het impulspakket is het accent gelegd op projecten die «merkbaar
en maakbaar» zijn, dat wil zeggen dat ze een direct effect hebben op het risico van
verstoringen en tevens relatief snel zijn in te passen in de onderhoudsprogrammering
van RWS.
Het pakket bevat onderhoudswerkzaamheden die in sommige gevallen al geruime tijd waren
uitgesteld. De werkzaamheden voorkomen verstoringen, waardoor bijvoorbeeld het schutproces
bij de betreffende sluizen betrouwbaarder en sneller kan worden uitgevoerd en schippers
minder oponthoud hebben. Enkele steigers en aanlegplaatsen worden weer bereikbaar.
Bij de keuze van de projecten is nadrukkelijk ook rekening gehouden met de aandachtspunten
die door de Algemene Rekenkamer werden genoemd in haar rapportage over gebruiksbeperkingen
in het hoofdvaarwegennet.2 Daarnaast wordt tegemoetgekomen aan de prioriteit die het Centraal overleg vaarwegen
(COV) vraagt voor maatregelen op de Maascorridor.
De maakbaarheid van de impuls wordt vooral begrensd door de noodzaak om de extra projecten
op korte termijn binnen de beschikbare capaciteit van RWS en de markt te realiseren,
niet primair door het financiële kader. RWS voegt de impulsprojecten toe aan lopende
of reeds voorziene opdrachten en voert ze uit met bestaande teams. Hierdoor kunnen
alle projecten al in 2020 of 2021 van start en worden deze uiterlijk in 2022 afgerond.
De impuls vermindert uiteraard de voorraad aan uitgesteld onderhoud, maar desondanks
is de inschatting dat deze per saldo vooralsnog blijft toenemen. Om deze reden onderzoekt
RWS op ons verzoek de inpasbaarheid van nog meer extra onderhoudsprojecten op korte
termijn en dus een ruimere impuls; gelet op de urgentie willen we hier geen kansen
laten liggen. Ook wordt meegewogen of meer onderhoudswerk kan worden uitgevoerd als
andere projecten vertragen. Over een aanvulling op de impuls zal ik uw Kamer bij de
komende begrotingsbehandeling nader informeren.
Extra budget instandhouding
Naast het bedrag voor de impuls uitgesteld onderhoud, hebben wij in de Ontwerpbegroting
2020 circa € 80 miljoen toegevoegd om de druk te verminderen op de RWS-budgetten voor
beheer en onderhoud in de lopende meerjarenperiode tot 2022. Dit onder meer ter compensatie
van niet te verhalen kosten die RWS maakt bij het herstel van schade na een aanrijding
of aanvaring. Daarnaast kunnen hieruit enkele maatregelen worden gedekt gericht op
duurzaamheids- en beveiligingsaspecten van instandhouding.
Aan het budget voor instandhouding van het spoor wordt € 151 miljoen toegevoegd in
de periode tot 2022. Dit bedrag wordt ingezet voor onderhoud en vervanging van diverse
stationsobjecten, waaronder liften en roltrappen, voor het op peil brengen van het
spoor in de havengebieden en voor de kosten van beheer en vervanging van ICT.
Verhoging risicoreserveringen instandhouding
Eerder hebben wij in onze begroting al reserveringen getroffen vanwege een mogelijke
stijging van de instandhoudingskosten. Bij actualisering van deze risico’s is geconcludeerd
dat het risico op kostenstijging in de komende meerjarenperiode is toegenomen, terwijl
bijsturing op korte termijn niet haalbaar is. Daarom hebben we in de Ontwerpbegroting
2020 de risicoreserveringen voor alle netwerken op uniforme wijze verhoogd tot 100%
van het potentieel tekort in de periode 2022–2025 en tot 50% van het potentieel tekort
voor de periode 2026- 2033. In totaal gaat het bij de risicoreserveringen voor instandhouding
van de netwerken om een bedrag van ruim € 2,6 miljard tot en met 2033.
Personeelscapaciteit RWS
De groeiende instandhoudingsopgave vraagt structureel om meer personeel. Uw Kamer
heeft hiervoor aandacht gevraagd met het aannemen van de gewijzigde motie van het
lid Kröger (Kamerstuk 35 000 A, nr. 121). De motie verzoekt om een plan dat ervoor zorgdraagt dat RWS zowel op de korte als
de lange termijn over voldoende goed opgeleid personeel kan beschikken om alle noodzakelijke
taken te kunnen uitvoeren.
Bij het verscherpen van het beeld van de instandhoudingsopgave kijken wij nadrukkelijk
niet alleen naar de budgettaire aspecten. We onderzoeken ook welke capaciteit RWS
nodig heeft om de werkzaamheden uit te voeren. Vooruitlopend hierop zal RWS reeds
starten met het intensiveren van de werving van nieuw personeel.
De Human Capital Agenda van RWS vertaalt zich in het strategisch personeelsplan. Dit
plan richt zich onder meer op het binnenhalen en behouden van kennis en kunde en op
het verder ontwikkelen van de mensen in de organisatie. Hierbij houdt RWS ook rekening
met de vergrijzing van het personeel en met de veranderingen in het werkpakket, bijvoorbeeld
door technologische ontwikkelingen die ervoor zorgen dat andere kennis en kunde nodig
is. RWS heeft de werving van het personeel voor diverse functies gecentraliseerd.
Hierdoor kunnen de sollicitanten voor meerdere functies tegelijk worden beoordeeld
en lukt het beter om de kandidaat aan de meest passende functie te koppelen.
Voor kritieke kennisvelden in de organisatie, bijvoorbeeld het contractmanagement,
worden gerichte leer- en ontwikkeltrajecten doorontwikkeld. Hiermee blijft de kennis
behouden in de organisatie en wordt de kennis steviger verankerd.
Door innovaties en technologische ontwikkelingen is voor het werk meer kennis nodig
van IT. Daar richt het personeelsbeleid zich ook op. We zijn er trots op dat RWS door
IT-ers wordt beoordeeld als een van de beste werkgevers, ondanks dat RWS geen onderdeel
uitmaakt van het IT-domein. Dit geeft aan dat RWS in staat is jonge mensen te interesseren
in de technologische informatievraagstukken die spelen in ons vakgebied. De instandhouding
van de infrastructuur raakt daarnaast aan minder voor de hand liggende kennisvelden;
zo werft RWS ook ecologen en biologen. Voor dergelijke vakgebieden, maar natuurlijk
ook voor de civieltechnische vakgebieden, biedt RWS afstudeerstages en presenteert
RWS zich op carrièrebeurzen en bedrijvendagen. Daarnaast biedt RWS traineeships van
anderhalf jaar aan, die jonge afgestudeerden uit de kritieke functiegroepen de mogelijkheid
bieden om kennis te maken met het werk van RWS.
Over de vraag wat de veranderde maatschappelijke opgave zoals energietransitie, circulariteit
en klimaatadaptatie betekent voor de competenties en het profiel van de werknemer
van de toekomst voeren we binnen het verband van de Human Capital Agenda in de Bouwagenda
ook het gesprek met marktpartijen, kennisinstellingen en andere overheden. In het
convenant mbo-aanbod Klimaattechniek hebben dertien organisaties uit het mbo, het
bedrijfsleven en de overheid afspraken gemaakt om te komen tot een mbo-opleidingsaanbod
dat meebeweegt met de veranderingen in de energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie.
De afspraken uit het convenant sluiten daarmee aan op het ontwerp-Klimaatakkoord.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven – Van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat