Brief regering : Rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid “de Terroristenafdelingen in Nederland”
24 587 Justitiële Inrichtingen
29 754
Terrorismebestrijding
Nr. 750
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR RECHTSBESCHERMING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2019
Hierbij bieden wij uw Kamer het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid «de
Terroristenafdelingen in Nederland» aan.1
Met het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) investeert dit kabinet fors in de bestrijding van misdrijven met een terroristisch
oogmerk. Effectieve gevangenisstraffen die voorbereiden op terugkeer in de samenleving
vormen hierbij een belangrijk onderdeel. Door het concentreren van veroordeelden voor
en verdachten van misdrijven met een terroristisch oogmerk op de terroristenafdeling
(TA) in penitentiaire inrichtingen (PI) Vught en de Schie, wordt de samenleving beschermd
tegen deze gedetineerden. Hiermee wordt zicht gehouden op deze specifieke groep en
wordt voorkomen dat binnen reguliere inrichtingen wordt gerekruteerd en dat radicaal
gedachtengoed wordt verspreid.
Sinds de oprichting van de terroristenafdelingen in 2006 is het regime onderwerp geweest
van meerdere onderzoeken en veranderingen. Wij hebben ons er de afgelopen jaren op
gericht om de TA te ontwikkelen van een regime met nadruk op beveiliging naar een
regime dat eveneens aandacht besteedt aan de veilige en gecontroleerde terugkeer naar
de samenleving van deze doelgroep. Om deze reden zijn we verheugd het positieve oordeel
van de Inspectie in haar rapport «de Terroristenafdelingen in Nederland» te ontvangen
en nemen we haar aanbevelingen ter harte.
In deze brief beschrijven we kort de belangrijkste bevindingen van het rapport (onderdeel
I) en geven we een beleidsreactie (onderdeel II).
I Belangrijkste bevindingen
In haar rapport geeft de Inspectie antwoord op de vraag: Hoe is het op de Terroristen Afdeling gesteld met de kwaliteit van de taakuitvoering,
specifiek wat betreft het regime en de activiteiten gericht op re-integratie van gedetineerden? De Inspectie heeft haar onderzoek gericht op de volgende onderwerpen: de rechtspositie
van de gedetineerden, de omgang met gedetineerden, maatschappijbeveiliging en terugkeer
naar de maatschappij.
Rechtspositie en omgang van medewerkers met gedetineerden
De Inspectie oordeelt in haar rapport dat de rechtspositie van gedetineerden op de
TA gerespecteerd wordt. Er wordt op basis van het risicoprofiel van de gedetineerde
maatwerk geleverd op het gebied van beveiliging, zorg en dagprogramma. Dit voorkomt
dat beveiliging in de weg van een veilige terugkeer naar de samenleving staat. De
Inspectie concludeert echter ook dat gedurende de differentiatie en het aanbieden
van maatwerk het diagnostisch risicotaxatie-instrument, VERA-2R, onvoldoende benut
wordt. Zo wordt de VERA-2R, ten tijde van het onderzoek, te laat opgeleverd door Reclassering
Nederland (RN) en hebben de PI’s er behoefte aan om meer informatie te ontvangen van
het OM. Dit vertraagt het proces rondom het bieden van maatwerk. Om deze reden doet
de Inspectie de volgende twee aanbevelingen:
1. DJI dient samen met de Reclassering Nederland (RN) en het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie (NIFP) het gebruik van de VERA-2R te verbeteren.
2. RN wordt aangeraden de VERA-2R tijdig bij DJI aan te leveren zodat deze informatie
door PI Vught op de inkomstenafdeling kan worden gebruikt.
De Inspectie stelt aanvullend vast dat er geen competentieprofiel is voor medewerkers
op de TA. Om een professionele omgang met gedetineerden op de TA ook in de toekomst
te garanderen, zou een competentieprofiel behulpzaam (kunnen) zijn. Dit leidt tot
de volgende aanbeveling:
3. Benoem per functieprofiel welke competenties gewenst zijn voor het werken met gedetineerden
op de TA, zodat omschreven is wanneer men voldoende getraind is en over welke competenties
medewerkers moeten beschikken.
Maatschappijbeveiliging
De Inspectie oordeelt dat beveiligingsmaatregelen weloverwogen worden toegepast op
de TA. Dit zorgt ervoor dat de maatschappij voldoende wordt beveiligd zonder afbreuk
te doen aan de rechtspositie of het individuele zorg- en re-integratieaanbod van de
gedetineerden. Ondanks dat het effect van het terugdringen van radicaal gedachtegoed
lastig te meten is, concludeert de Inspectie dat de PI’s, gemeenten en RN zich maximaal
inspannen om (ex-) gedetineerden te motiveren afstand te doen van radicaal gedachtegoed.
Veilige terugkeer naar de maatschappij
De Inspectie oordeelt dat tijdens detentie voldoende aandacht wordt besteed aan de
terugkeer naar de maatschappij. De PI’s zoeken hiertoe samenwerking met RN en gemeenten.
Wel concludeert de Inspectie dat de samenwerking tussen de PI’s en gemeenten, in voorkomende
gevallen, niet is vastgelegd en berust op persoonlijke bereidheid tot samenwerking.
Dit resulteert in de laatste aanbeveling:
4. Borg de samenwerking rondom re-integratie met de gemeenten waarbij afspraken worden
gemaakt over de informatie die uitgewisseld wordt.
Deel II Beleidsreactie
Wij werken aan de aanpak van een veilige re-integratie van geradicaliseerde (ex-)
gedetineerden. Bovenstaande aanbevelingen passen binnen de doorontwikkeling van deze
aanpak en nemen wij dan ook ter harte. De komende jaren zal Nederland een toename
ervaren van TA-gedetineerden die terugkeren in de maatschappij. Met de doorontwikkeling
van de aanpak zetten we in op het vergroten van de effectiviteit van de re-integratie
inspanningen van geradicaliseerde (ex-)gedetineerden. Op basis van consultatie met
het veld en diverse onderzoeken en evaluaties (waaronder de TA2) zetten wij in op drie sporen:
1) versterking van de samenwerking tussen de betrokken instanties;
2) verbetering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe interventies;
3) verhoging van kennis en kunde over de effectiviteit van handelen bij deze doelgroep.
Hieronder lichten wij deze sporen nader toe.
Versterking samenwerking
We onderschrijven het belang van een structurele samenwerking en vastgelegde werkafspraken
over informatiedeling. Samenwerking is pas succesvol als betrokken ketenpartners elkaars
expertise kennen én benutten. Op de volgende manieren willen we daar onder meer voor
zorgen:
• Informatie-uitwisseling en afweging op het gebied van veiligheid en re-integratie
van gedetineerden gebeurt reeds tijdens detentie in het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg
Radicalisering (MAR). Het MAR bewaakt en stimuleert de inzet en continuïteit van interventies
doordat DJI, RN en gemeenten gezamenlijk op casusniveau bekijken welke interventies
passend zijn voor de betreffende (ex-)gedetineerde.3 Hier wordt dus ook de samenwerking met gemeenten geborgd.
• We streven ernaar dat iedere (ex-)gedetineerde één doorlopend re-integratieplan heeft
dat door alle partners vastgesteld en ondersteund wordt. Dit bevat een geobjectiveerde
afweging over de inzet van veiligheidsmaatregelen en re-integratieactiviteiten waarvan
de voortgang wordt gemonitord.
• DJI maakt samen met RN afspraken over hoe zij het gebruik van de VERA-2R kan verbeteren.
Over een jaar wordt onderzocht of de informatie van dit risicotaxatie-instrument beter
en tijdig onderling wordt gedeeld.
De aanbevelingen 1, 2 en 4 van de Inspectie doen wij hierbij gestand.
Ontwikkeling van nieuwe en bestaande interventies
Uit diverse evaluaties komt naar voren dat de aanpak in Nederland conform de huidige
wetenschappelijke inzichten is. De laatste jaren is door diverse partners, zoals het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, RN en het Landelijk Steunpunt Extremisme, hard
gewerkt aan de ontwikkeling van interventies op het gebied van disengagement en deradicalisering.
Daarbij is het belangrijk om met elkaar te blijven bezien welke aanpak het meest effectief
is en hoe goede voorbeelden kunnen worden gedeeld en uitgevoerd, zoals ook als ambitie
is opgenomen in het Regeerakkoord. In de doorontwikkeling van de aanpak zetten we
in op het versterken van bestaande interventies en de ontwikkeling van nieuwe interventies.
Dit doen we bijvoorbeeld door effecten van interventies en begeleiding daar waar mogelijk
meetbaar te maken en te leren van de opgedane praktijkervaring in binnen- en buitenland.
Op deze manier behouden we het overzicht over de effectiviteit van interventies die
bijdragen aan disengagement, deradicalisering en re-integratie. Daarbij blijft het
altijd van belang om te bezien hoe de doelgroep zich ontwikkelt en wat dit betekent
voor individuele interventies en onze aanpak.
Verhogen van kennis en kunde
Het succes van de eerste twee sporen hangt mede af van de kennis en kunde van de professionals
in de keten. Daarom richten we het derde spoor op het actueel houden en waar nodig
versterken van deze kennis en kunde. Dit betekent onder andere dat we ketenbreed met
èn van elkaar leren, nieuwe internationale inzichten verspreiden, kennis opdoen over
effectiviteit van interventies en blijven zorgdragen voor voldoende toegeruste professionals
en experts die werken met deze doelgroep zowel tijdens als na detentie. In aansluiting
op de aanbeveling van de Inspectie, zal het cursuspakket voor iedere Penitentiaire
Inrichting Werker (PIW’er) worden verdiept en worden competenties en kennisvereisten
vastgesteld voor professionals die met de TA doelgroep werken.
Hiermee wordt aanbeveling 3 – benoem per functieprofiel welke competenties gewenst
zijn voor het werken met gedetineerden op de TA – opgevolgd.
Tot slot
De komende jaren blijft de detentie en het vrijkomen van extremisten en de dynamiek
waar dat toe kan leiden een belangrijk deel van de dreiging in Nederland vormen.4 Het tegengaan van deze dreiging vormt een gezamenlijke opgave van onder meer het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten, Reclassering Nederland, Nationale
Politie, Openbaar Ministerie, Landelijk Steunpunt Extremisme, zorgpartijen en de omgeving
van de geradicaliseerde personen. Door het benaderen van dit vraagstuk vanuit zowel
een veiligheids- als re-integratieperspectief en de constante verbetering van het
beleid door waardevolle evaluaties zoals deze, wordt gewerkt aan een zo veilig mogelijke
re-integratie van deze doelgroep.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid